1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan “Doorgaande Fietsverbinding Castricum – Akersloot fase II” van de gemeente Castricum;
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPCFietsverbCA2-VS01 met bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het eenvlak betreft;
1.5 ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak
een geometrich bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.10 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of andere materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.11 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.12 gebruik(-en)
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.13 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
1.14 natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
1.15 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
1.16 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.17 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.18 omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.19 uitbouw
eengebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheidden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.20 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.5 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
2.2 ondergeschikte bouwonderdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.3 meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 bestemmingsomschrijving
3.1.1 algemeen
De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
3.1.2 mede bestemd voor
Tevens zijn de gronden bestemd voor:
een doorgaande fietsverbinding tussen Castricum en Akersloot;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, bruggen, tunnels, ontsluitings- en parkeervoorzieningen.
3.2 bouwregels
3.2.1 gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
3.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:
-
lichtmasten 6 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
Artikel 4 Water
4.1 bestemmingsomschrijving
4.1.1 algemeen
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
4.1.2 mede bestemd voor
Tevens zijn de gronden mede bestemd voor een doorgaande fietsverbinding tussen Castricum en Akersloot;
4.2 bouwregels
4.2.1 gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
4.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:
-
bruggen en viaducten 8 m;
-
lichtmasten 6 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m.
Artikel 5 Leiding - Gas 1
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding - Gas 1” aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor:
-
een ondergrondse gasleiding;
-
het beheer en onderhoud van de leiding;
-
de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
Met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met 4) mag binnen een afstand van 5 m aan weerszijden van de gasleiding geen nieuw bouwwerk worden gebouwd;
5.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
5.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.2 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem, uitgevoerd binnen een zone van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding, behoudens vrijstelling niet zijn toegestaan.
5.3.2 weigering
Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het andere-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
5.3.3 verlening
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
5.3.4 uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
-
andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
Artikel 6 Leiding - Gas 2
6.1 bestemmingsomschrijving
6.1.1 algemeen
De voor “Leiding - Gas 2” aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (artikelen 3 tot en met 4), ook bestemd voor:
-
de Nationale Leidingenstrook;
-
het beheer en onderhoud van de Nationale Leidingstrook;
Met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 4) mag op de binnen de zone gelegen gronden geen nieuwe gebouwen worden gerealiseerd.
6.3 afwijking van de bouwregels
Er kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het toestaan van de in artikel 6.2 bedoelde gebouwen, mits alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder(s).
Artikel 7 Leiding - Water
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding – Water” aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor:
-
een ondergronde waterleiding;
-
het beheer en onderhoud van de leiding;
-
de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 bouwregels
7.2.1 algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 4) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;
7.2.2 gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
7.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m.
7.3 afwijking van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
7.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
7.4.2 weigering
Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of voldoende kan worden tegemoet gekomen.
7.4.3 advies leidingbeheerder
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
7.4.4 uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
-
andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
3 Algemene regels
Artikel 8 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 verboden gebruik
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
-
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
-
het opslaan of opgeslagen houden van gerede en ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voor zover dit het gevolg is van of direct samenhangt met ht gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
-
het plaatsen of houden van onderkomens;
-
het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie.
9.1.1 afwijking van de bouwregels
Er kan worden afgeweken van het in dit artikel bepaalde, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouw kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
Na het teniet gaan als gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10.1.1 met maximaal 10%;
10.1.3 uitzondering
Artikel 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.2 overgangsrecht gebruik
10.2.1 algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.2.2 strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.2.3 onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.2.4 uitzondering
Artikel 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Doorgaande fietsverbinding Castricum – Akersloot fase II”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 19 april 2012
|