gemeente: Castricum   status: Vastgesteld
plannaam: Schulpstet 7, 9, 13   datum: 09-09-2010
 

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Tuin

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van uitbouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, mits:

      1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;

      2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 2,5 m bedraagt;

      3. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;

3.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;

      2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m;

      3. pergola’s 2,5 m;

      4. vlaggenmasten 6,5 m.

Artikel 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. twee-onder-een-kapwoningen ter plaatse van de aanduiding “twee-aaneen”;

      2. vrijstaand woningen ter plaatse van de aanduiding “vrijstaand”

      3. aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.1 en artikel 7.2;

      4. Mantelzorg in een afhankelijke woonruimte.

Met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. Gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. Ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” is ten hoogste het aangegeven aantal woningen toegestaan;

      3. Ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte” is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

      4. Ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” is ten hoogste de maximale bouwhoogte toegestaan.

4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. Gebouwd, op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:

        1. De horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;

        2. De diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 2,5 m bedraagt;

        3. De goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;

      2. Gezamenlijke oppervlakte voor zover bebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal 75 m2;

      3. Het bouwperceel mag niet meer dan voor 50% worden bebouwd;

      4. Goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;

      5. Bouwhoogte van de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;

      6. Bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 4,5 m;

      7. In afwijking van 4.2.2.f geldt voor bestaande vrijstaande bijgebouwen de bestaande bouwhoogte als maximaal toegestane bouwhoogte;

      8. Hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 m ten opzichte van de hoogte van de eerste bouwlaag van aan-, uitbouw of overkappingen.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

      1. Erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;

      2. Erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m;

      3. Pergola’s 2,5 m;

      4. Vlaggenmasten 6,5 m;

4.3 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.2a voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

      1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig mag worden geschaad;

      3. verkeersveiligheid mag niet worden geschaad.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde – Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Eisen bij reguliere bouwvergunning

In geval van een aanvraag van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 van de Woningwet, betreffende de gronden als bedoeld in artikel 5.1 kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de verplichting worden verbonden dat alvorens de bouwvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

 

5.2.2 Voorwaarden bouwvergunning

Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 5.2.1, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

      1. het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

      2. het doen van opgravingen; of;

      3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming Waarde – Archeologie, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is;