Planregels
bestemmingsplan Vogelenzang 2010 1e herziening
Inhoudsopgave
Artikel 5 Waarde – Archeologie 3
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
het
bestemmingsplan Vogelenzang 2010 eerste herziening van de gemeente Bloemendaal.
de
geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0377.LG2013-ow01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
een
dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de
woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij de
ruimtelijke uitstraling of uitwerking
met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat;
evenwel met uitzondering van prostitutie.
Een
bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel een
naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid,
die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon;
evenwel met uitzondering van een seksinrichting.
een
gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het
in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van
deze gronden.
de grens
van een aanduiding indien het een vlak betreft.
de lijn
waarin de achtergevel is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
de
achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg
waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, dan wel indien er geen sprake is van
een bouwvlak, de denkbeeldige lijn die wordt
getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw, zonder aan- en uitbouwen en
bijgebouwen.
de aan
een gebied toegekende waarde gebaseerd op de kennis en studie van de in dat
gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit
oude tijden.
op een
verdieping gelegen buitenruimte, bevestigd aan of uitstekend uit de buitenmuur
van een gebouw en voorzien van een balustrade of borstwering;
één of
meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
kleinschalige
overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een
toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed
& breakfast is een aan het wonen ondergeschikte
functie, gevestigd in een woning of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren/bewoners
van het betreffende huis.
een
inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen,
vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan
wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen
daaronder niet begrepen.
bij
bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens
een voor dat tijdstip verleende vergunning;
bij
gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft
verkregen;
de grens
van een bestemmingsvlak.
de
geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0377VO2010hz001-ow01 met de bijbehorende
regels.
een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
een met
het hoofdgebouw verbonden (al dan niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of
daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en
in functioneel opzicht ten dienste staat van het
hoofdgebouw.
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens
van een bouwvlak.
een
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met
inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder.
een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een
grens van een bouwperceel.
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond.
een bouwwerk dat, voorzien van een dak en ten hoogste twee wanden, door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor het stallen van motorvoertuigen
Een
constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok
van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen
en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
Een
buitenruimte op het platte dak van een gebouw of gebouwdeel, voorzien van een
balustrade of een borstwering.
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop),
verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of
huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van
een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
de
bouwlaag op de begane grond van een hoofdgebouw, niet zijnde een souterrain of
kelder.
de
tweede bouwlaag van een hoofdgebouw.
gebied
ten behoeve van erfbebouwing.
een
ondergeschikte uitbouw aan de voor- of zijkant van de woning die strekt ter
vergroting van het woongenot. Een erker is aan drie zijden geheel of
gedeeltelijk voorzien van glas.
het
bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie
aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere
plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en
bemiddelingsbureaus.
een
één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, of
een betoging, samenkomst of vergadering als bedoeld in de Wet openbare
manifestaties.
doeleinden
ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen
daarvan, is toegestaan.
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt.
een
gebouw dat op een bouwperceel door zijn architectonische verschijningsvorm en
functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
het
bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, al
dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het
exploiteren van een zaalaccommodatie.
een
ruimte in een gebouw die geheel ondergronds is gelegen (hieronder wordt geen
souterrain verstaan).
de aan
een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het
aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van
niet levende en levende natuur.
de
gemiddelde hoogte van het terrein, grenzende aan de gevels, op het tijdstip van
de in werking treding van het bestemmingsplan.
De
aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen,
zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
een
(gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen
beneden peil.
een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien
van een gesloten dak.
elke,
al dan niet overdekte, stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd
verkeer;
a.
voor
alle hoofdgebouwen wordt gemeten vanaf de hoogte van de kruin van de weg ter
plaatse van de naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte grens van het bouwvlak.
b.
in
andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld,
ter plaatse van de naar het openbaar toegankelijke gebied gerichte grens van
het bouwvlak;
c.
voor
een woonwagen, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de
gemiddelde hoogte van de bestaande verharding van de standplaats;
d.
voor
een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de bovenkant van de
spoorstaaf.
een
grenslijn tussen (bouw)percelen onderling.
bedrijfsmatige verkoop van goederen aan particulieren
die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het
productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de
productiefunctie;
het
zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een
ander persoon tegen vergoeding.
een
voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een
omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of
vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt
tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub,
(raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in
combinatie met elkaar.
een
ruimte in een gebouw die gedeeltelijk ondergronds is gelegen (hieronder wordt
geen kelder verstaan).
een
gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.
de
verbeelding van het bestemmingsplan Vogelenzang 2010 eerste herziening.
één
of meerdere naar de weg gekeerde gevels van een (hoofd)gebouw.
de
lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde
daarvan.
de
naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak
betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk
als zodanig moet worden aangemerkt.
een
woning zonder gemeenschappelijke wand(en) met een andere woning.
bedrijfsmatige)
verkoop van goederen aan particulieren, waarbij de klant goederen via het
internet bestelt en deze goederen bij de klant wordt bezorgd. De webwinkel
kenmerkt zich door de afwezigheid van een winkelruimte waar uitstalling,
verkoop en levering van goederen ter plaatse plaatsvindt.
indien
en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q.
verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden
op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders
bepaald.
een
complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
huishouden.
de
bovenste verdieping onder het schuine dak van een gebouw, welke meestal wordt
gebruikt als berging.
een
afdekking van het zwembad ter voorkoming van warmteverlies, bevriezing, het
invallen van bladeren en dergelijke, in de vorm van een zeil of een beweegbare
constructie.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de
dakhelling
langs
het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het
peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel. De goothoogte wordt gemeten daar
waar de goot het hoogst is.
2.3 de
inhoud van een bouwwerk
tussen
de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf
het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, trappenhuizen, liftkokers, installaties t.b.v. het
reinigen van het gebouw (glazen wassen) en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
2.5 de
oppervlakte van een bouwwerk
tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de
verticale diepte van een bouwwerk
de
diepte van een bouwwerk, gemeten vanaf het peil tot aan het diepste punt van
het gebouw.
2.7 de
afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen
de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk,
waar die afstand het kortst is.
2.8 bruto
vloeroppervlak (BVO)
de bruto
vloeroppervlakte van de ruimte(n) van een gebouw wordt gemeten op vloerniveau
langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie en/of
het hart van de gemeenschappelijke scheidingsconstructie, die de desbetreffende
ruimte(n) omhullen over alle bouwlagen van het gebouw, met uitzondering van
parkeergarages en/of bergingen bij gestapelde woningen.
2.9 bebouwd
grondoppervlak (BGO)
het
bebouwd grondoppervlak wordt gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het
hart van de scheidsmuren die de betreffende ruimte(n) omhullen.
2.10 de horizontale diepte van een gebouw
de
diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
2.11 de breedte van een gebouw
gemeten tussen
de buitenkanten van twee tegenover elkaar gelegen zijgevels van hetzelfde
gebouw.
2.12 de oppervlakte van een overkapping
tussen
de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de
overkapping.
2.13 meten
bij
toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op
de (digitale) verbeelding.
3.1.1 De op de verbeelding voor tuin aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a tuinen behorende bij de op de
aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b erkers bij woningen;
met
daarbij behorende:
c (toegangs)paden;
d per perceel ten hoogste twee
parkeerplaatsen ten behoeve van het hoofdgebouw;
e per perceel één ontsluiting voor
autoverkeer.
f water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1
Op of in deze gronden mogen geen
gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van erkers
aan de voor- en zijgevels van een woning, waarbij:
a.
de
erker maximaal 1 meter voor de gevel uitsteekt;
b.
de
bebouwd grondoppervlakte van de erker niet meer dan
c.
de
bouwhoogte niet meer dan
3.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht, mag niet meer dan
b vanaf
c de bouwhoogte van toegangshekken die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn
gericht mag ten hoogste
d de bouwhoogte van vlaggenmasten mag
niet meer dan
e de bouwhoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde mag niet meer dan
f de bouw van zwembaden en carports is
niet toegestaan;
g de bouw en aanleg van tennisbanen is
niet toegestaan.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen
aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a een samenhangende straat- en
bebouwingsbeeld;
b een goede woonsituatie;
c de verkeersveiligheid;
d de
instandhouding van bomen;
e de
instandhouding de geaccidenteerdheid van het terrein;
f de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder lid 3.2.2 onder f voor het bouwen van een
open zwembad, waarbij:
a het
zwembad dient te worden gesitueerd achter de voorgevelrooilijn en minimaal
b tussen
het bouwwerk en de perceelsgrens een groenbuffer
aanwezig dient te zijn met een minimale breedte van
c het
grondoppervlak van het bouwwerk maximaal 4% van de oppervlakte van het perceel
mag bedragen tot een maximum van 80 m²:
d de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
e de
bouwhoogte van de afdekking niet meer mag bedragen dan
f bij de toepassing van deze
afwijkingsbevoegdheid geldt dat geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en
landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het
terrein toegebracht mag worden;
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 De voor wonen aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a wonen;
b aan huis verbonden beroepen;
met daarbij behorende:
a tuinen, terreinen en erven;
b (toegangs)paden;
c per woonperceel één ontsluiting voor
autoverkeer.
d parkeervoorzieningen;
e water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen
een bouwvlak worden gebouwd;
b ter plaatse van de aanduiding
“maximale goothoogte” is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
c ter plaatse van de aanduiding “maximale
bouwhoogte” is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
d ter plaatse van de aanduiding
‘vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
e ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwd
oppervlak (hoofgebouw)’ is ten hoogste het aangegeven bebouwd grondoppervlak
toegestaan.
4.2.2 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a de gezamenlijke oppervlakte van de
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per woning niet meer bedragen dan het
oppervlak dat ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwd oppervlak (bijgebouw)’ is
aangegeven;
b aan-
en uitbouwen en bijgebouwen dienen achter de middellijn van het hoofdgebouw
gebouwd te worden
c de goothoogte van aan- en uitbouwen
mag niet meer bedragen dan
d de bouwhoogte van aan- en uitbouwen
mag maximaal
e de goothoogte van bijgebouwen mag niet
meer bedragen dan 3 meter;
f de bouwhoogte van bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan 6 meter;
g de bouw van overdekte zwembaden is
niet toegestaan.
4.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen:
a de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar het openbaar toegankelijk
gebied zijn gericht mag niet meer dan
b vanaf
c de bouwhoogte van toegangshekken die naar
het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht mag ten hoogste
d de bouwhoogte van vlaggenmasten ten
hoogste
e de bouwhoogte van overige bouwwerken
geen gebouwen zijnde ten hoogste
f de bouw van open zwembaden is niet
toegestaan;
g de bouw en aanleg van tennisbanen is
niet toegestaan.
4.3
Nadere eisen
4.3.1 Het
bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en de
afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a een samenhangende straat- en
bebouwingsbeeld;
b een goede woonsituatie;
c de verkeersveiligheid;
d de instandhouding van bomen;
e de instandhouding de geaccidenteerdheid van het terrein;
f de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden.
4.4
Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Het bevoegd gezag kan afwijken van:
a lid 4.2.1 onder b van de op de
verbeelding aangegeven goothoogte voor het toestaan van een terugliggende
extra bouwlaag, met inachtneming van het volgende:
1.
de
goothoogte van de terugliggende extra bouwlaag is
maximaal
2. de terugliggende extra bouwlaag moet ten minste onder een hoek
van 65° terug liggen ten opzichte van de bestaande naar het openbaar
toegankelijk gebied georiënteerde gevel(s);
3.
de
terugliggende extra bouwlaag moet ten minste onder
een hoek van 65° terugliggen ten opzichte van de
achtergevel, indien de achtergevel minder dan
4. de extra
bouwlaag moet plat worden afgedekt;
5. afwijking
kan alleen worden verleend indien dit vanuit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit
passend wordt geacht;
6. het bevoegd
gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning
als bedoeld in artikel 4.4.1 sub a advies in bij een ter zake deskundige;
b lid 4.2.2 onder f voor het bouwen van
een overdekt zwembad, waarbij:
1. de
grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan:
2. de bouwhoogte
niet meer mag bedragen dan
3. de afstand
tot de perceelsgrenzen minimaal
4. de afstand
tot de grens van het openbaar toegankelijk gebied waarop de voorgevel van de woning
georiënteerd is dient minimaal
5. het
overdekte zwembad in bestaande bijgebouwen is toegestaan;
6.
bij
de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid geld dat geen onevenredige schade
aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid
van het terrein toegebracht mag worden;
7.
het
bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een
vergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 sub b
advies in bij een ter zake deskundige.
c lid 4.2.3 onder f voor het bouwen van
een open zwembad, waarbij:
1. het zwembad
dient te worden gesitueerd achter de voorgevelrooilijn en minimaal
2. tussen het
bouwwerk en de perceelsgrens een groenbuffer aanwezig
dient te zijn met een minimale breedte van
3. het
grondoppervlak van het bouwwerk maximaal 4% van de oppervlakte van het perceel
mag bedragen tot een maximum van 80 m²:
4. de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
5. de
bouwhoogte van de afdekking niet meer mag bedragen dan
6.
bij
de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid geldt dat geen onevenredige schade
aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid
van het terrein toegebracht mag worden;
7.
het
bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een
vergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 sub c
advies in bij een ter zake deskundige.
4.5
Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Algemeen
Ten aanzien van het
gebruik geldt het bepaalde in lid 4.1.
4.5.2 Beroep aan huis
Binnen de bestemming
is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, als
ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende
regels:
a de voor beroepsuitoefening te
gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een maximum van
b er mag geen onevenredige afbreuk aan
de woonfunctie worden gedaan;
c detailhandel en horeca zijn niet
toegestaan;
d er mag geen milieu- of verkeershinder
ontstaan;
e het beroep moet worden uitgeoefend
door de bewoner van het betreffende perceel;
f de activiteiten mogen niet
vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de
Wet milieubeheer.
4.6
Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.5.2
voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte
activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:
a de voor bedrijfsuitoefening te
gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen, tot een
maximum van
b er mag geen onevenredige afbreuk aan
de woonfunctie worden gedaan;
c detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel of een webwinkel, is niet toegestaan;
d horeca, anders dan bed & breakfast is niet toegestaan;
e een bed & breakfast
mag in maximaal twee slaapkamers voor maximaal vier personen worden aangeboden;
f parkeren dient plaats te vinden op
eigen terrein, indien parkeren op openbaar terrein nodig is, kan alleen
medewerking worden verleend als er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
g er mag geen milieu- of verkeershinder
ontstaan;
h het beroep moet worden uitgeoefend
door de bewoner van het betreffende perceel;
i de activiteiten mogen niet
vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de
Wet milieubeheer.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
'Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor behoud en de bescherming van te verwachten
archeologische waarden van de gronden.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor het bouwen
overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken
met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 30 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de
gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
5.2.2
Voorwaarden
Indien uit
het in 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden
door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord,
kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan
de omgevingsvergunning:
a de verplichting tot het treffen van
technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen
worden behouden;
b de verplichting tot het doen van
opgravingen, of
c de verplichting de uitvoering van de
werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein
van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij
de vergunning te stellen kwalificaties.
5.2.3
Bouwverbod
Indien uit
het in lid 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord
zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 5.2.2 genoemde voorwaarden
veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
5.3
Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1
Omgevingsvergunningsplicht
Het is
verboden op de in lid 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over
een oppervlakte van meer dan 250 m2 en een diepte van meer dan 30 cm:
a.
het ophogen, egaliseren en ontginnen van
gronden;
b.
het bodemverlagen
of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
c.
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper
dan 30 cm, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren,
aanleggen van drainage en ontginnen;
d.
het omzetten van grasland in bouwland;
e.
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de
stobben worden verwijderd;
f.
het aanleggen van bos of boomgaard;
g.
verlagen van het waterpeil;
h.
het aanleggen, verbreden of verharden van
wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
i.
het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
j.
het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende
constructies, waarbij de breedte van deze werken tenminste
k.
het aanbrengen van constructies, die
verband houden met bovengrondse leidingen;
l.
het aanbrengen van diepwortelende
beplanting;
m.
het graven, verbreden en dempen van sloten,
vijvers en andere wateren;
n.
alle overige werkzaamheden die de archeologische
waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het
normale gebruik van het terrein.
5.3.2
Uitzonderingen
omgevingsvergunningplicht
Het bepaalde onder 5.3.1 is niet van toepassing:
a.
op normale onderhoudswerkzaamheden gericht
op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
b.
op andere werken en/of werkzaamheden die
uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet
ingrijpende betekenis zijn;
c.
indien uit archeologisch onderzoek is komen
vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
5.3.3
Randvoorwaarde omgevingsvergunning
a.
Het bepaalde onder 5.3.1 is slechts
toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of
werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en
werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch
materiaal.
b.
Voor zover de onder 5.3.1 genoemde werken
of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden
tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden
verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1.
de verplichting tot het treffen van
technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen
worden behouden;
2.
de verplichting tot het doen van
opgravingen, of
3.
de verplichting de uitvoering van de werken
of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
c.
In het belang van de bescherming van de
archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een
omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde
van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het
oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
d.
Het bevoegd gezag verleent uitsluitend de
vergunning zoals bedoeld onder 5.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige
inzake archeologie.
5.4
Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door:
a.
de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3
op de verbeelding te doen vervallen, indien uit nader onderzoek is gebleken,
dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij
handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht;
b.
aan de gronden zonder of met een andere
archeologische waarde de bestemming Waarde - Archeologie Archeologie
3 toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming
van de gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden,
aanpassing behoeft.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het
toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden
gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
7.1 Gebouwen
7.1.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a.
De
gezamenlijke breedte van één of meerdere dakkapellen op een dakvlak dat naar
het openbaar toegankelijk gebied is gericht, mag per bouwlaag ten hoogste 50 %
van de breedte van het betreffende dakvlak bedragen;
b.
Indien
de gezamenlijke breedte van één of meerdere dakkapellen op een dakvlak dat naar
het openbaar toegankelijk gebied is gericht per bouwlaag breder dan 50 % van de
breedte van het betreffende dakvlak is, wordt de goothoogte van de dakkapel(len) als goothoogte van het betreffende gebouw aangemerkt.
7.2
Ondergronds bouwen
7.2.1 Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken
gelden de volgende bepalingen:
a. ondergrondse bouwwerken mogen worden
gerealiseerd binnen de aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende
erven waar de bijgebouwen mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die
daar zijn of worden opgericht;
b. Ondergrondse bouwwerken die meer dan
7.3
Overschrijding bouwgrenzen
7.3.1 De in deze regels opgenomen bepalingen ten
aanzien van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen zijn niet van toepassing voor wat
betreft overschrijdingen met betrekking tot:
a.
stoepen,
stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
b.
plinten,
pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden
van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de
gevelrooilijn niet meer dan
c.
gevel-
en kroonlijsten, overstekende daken en overbouwingen,
mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan
d.
galerijen,
luifels en balkons mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan
e.
ondergrondse
funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet
meer dan
f.
hijsinrichtingen
aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen
enkele stand de voorgevelrooilijn met meer dan
g.
vlaggenmasten,
antennemasten en schoorstenen;
h.
dakopbouwen
ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
7.3.2 Vlaggenmasten, antennemasten en
schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht en mogen de voor dat gebouw
toegestane maximale hoogte met niet meer dan
7.3.3 Dakopbouwen ten
behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet
hoger zijn dan
7.3.4 Overige ondergeschikte dakopbouwen,
die deel uitmaken van een gebouw, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht, mogen geen grotere oppervlakte
hebben dan 20% van het bouwvlak en mogen de voor dat
gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan
7.4 Afwijken overschrijding bouwgrenzen
7.4.1 Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve
van het overschrijden van de bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met
maximaal 1.5 m, indien het betreft:
a.
toegangen
van bouwwerken;
b.
plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en
schoorstenen;
c.
gevel-
en kroonlijsten, overstekende daken;
d.
balkons,
galerijen;
e.
luifels,
reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
f.
hijsinrichtingen,
laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
g.
kelderingangen
en kelderkoekoeken.
7.5 Voorwaarden aan het verlenen van afwijking
a.
de in lid 7.4.1
genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden en bouwwerken;
b.
de in lid 7.4.1
genoemde afwijkingen mogen voorts slechts worden verleend indien zulks in het
belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bouwwerken
dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand
van het terrein, en hierdoor:
1.
de belangen van
derden niet onevenredig worden geschaad;
2.
de structurele
opzet van het plan hierdoor niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
3.
het karakter van
de bebouwing niet aanmerkelijk wordt aangetast;
4.
de
cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig
worden aangetast.
8.1
Gebruiksverbod
8.1.1 Verboden gebruik onbebouwde gronden
Onder gebruik van onbebouwde gronden
in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt
in ieder geval verstaan:
a.
het
storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
b.
het
opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen,
voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
c.
het
plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
8.1.2 Verboden gebruik
Onder gebruik in strijd met de
bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wet Algemene
bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve
van een seksinrichting, een escortbedrijf en voor detailhandelsdoeleinden, voor
zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsomschrijving.
8.2
Uitzonderingen gebruiksverbod
8.2.1
Het
bepaalde in lid 8.1.1 van dit artikel is niet van toepassing op:
a.
het
(tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de
bestemmingen of het normale onderhoud van
de gronden.
b.
het
tijdelijk gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een
maximum van 3 evenementen per
jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten
behoeve van het evenement hieronder inbegrepen.
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot:
a gedeeltelijk worden vernieuwd of
veranderd;
b na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet
gegaan.
9.1.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het eenmalig afwijken van lid 9.1.1 voor het
vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in 9.1.1 met maximaal 10%.
9.1.3 Uitzondering
Lid 9.1.1 is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daardoor begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Het gebruik van gronden en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
9.2.2 Voor het gebruik van overgangsrecht gelden
de volgende voorwaarden:
a het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld in lid 9.2.1, te veranderen of
te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door
deze verandering de afwijking naar aard en omvang word verkleind;
b indien gebruik, bedoeld in lid 9.2.1,
na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan
een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of
te laten hervatten.
9.2.3 Voor het gebruik van overgangsrecht geldt de
volgende uitzondering:
Lid 9.2.1 is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Deze
regels worden aangehaald als: ‘regels van het bestemmingsplan Vogelenzang 2010,
eerste herziening’.