Hoofdstuk
I Inleidende regels
Artikel
1 Begripsbepalingen
1. het plan
het wijzigingsplan "Voorweg 118" van de
gemeente Bergen met identificatienummer NL.IMRO.0373.WZP4001voorweg118-C001
2. de verbeelding
de verbeelding van het wijzigingsplan Voorweg 118
bestaande uit de kaart met nummer NL.IMRO.0373.WZP4001voorweg118-C001
3. aan- en
uitbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd (deel van het) gebouw
dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm
onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
4. aan-huis-gebonden
beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een
daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde thuisprostitutie, welke
door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende
bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden
en herkenbaar blijft en de activiteiten door de bewoner van de woning worden
uitgeoefend.
5. achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, niet zijnde
gronden met de bestemming Tuin, en gelegen zijn achter de achtergevellijn van
het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan.
6. agrarisch
bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten
door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te
onderscheiden in:
a.
akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond,
daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
b.
grondgebonden
veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
c.
glastuinbouw: de
teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
d.
sierteelt: de
teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd
met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
e.
boomkwekerij: een
bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling
daarvan.
7. ambachtelijk
bedrijf
een bedrijf in hoofdzaak gericht op het in handwerk
vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede
het verkopen en leveren van goederen, die ter plaatse worden vervaardigd als
niet-zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming.
8. archeologisch
deskundige
een deskundige met opgravingbevoegdheid of met
gekwalificeerde kennis op het gebied van de archeologie.
9. archeologisch
onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of
instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
10. archeologische
waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in
dat gebied voorkomende overblijfselen in de bodem en uit het verleden.
11. bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
12. bebouwingsoppervlak
het totale oppervlak aan gebouwen op een bouwperceel.
13. bedrijf
een onderneming in hoofdzaak gericht op het vervaardigen,
bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel
detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel (minder dan
40% van de totale bedrijfsomzet) van de onderneming in de vorm van verkoop c.q.
levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel
goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
14. bedrijfsmatige
exploitatie
het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren
van recreatieverblijven, verblijfsrecreatieve appartementen, kavels grond en/of
standplaatsen, waarbij voor verblijfsrecreatieve appartementen en
recreatieverblijven geldt dat daar regelmatig wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden
worden aangeboden.
15. bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die
slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens
huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het
terrein.
16. bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel,
bedrijf of voorziening met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en
overige dienstruimten.
17. bestaande
bouwwerken
bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding
van dit plan zijn, zullen of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde
bij of krachtens de Woningwet.
18. bestaande
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en
aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met
inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet tot stand zijn
gekomen of zullen komen.
19. bestemmingsgrens
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt
van een bestemmingsvlak.
20. bestemmingsvlak
een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde
bestemming.
21. bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw
dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding
staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
22. bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
standplaats.
23. bouwgrens
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt
van een bouwvlak.
24. bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond met inbegrip van gronden
met de bestemming Tuin (T), waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten dan wel een op de plankaart als
zodanig aangegeven stuk grond.
25. bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
26. bouwvlak
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden
zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.
27. bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal
of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is
verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
28. bouwwerk,
geen gebouw zijnde
ieder bouwwerk dat niet kan worden aangemerkt als gebouw.
29. café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of
bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor
consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine
etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
30. consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
31. cultuurhistorisch
deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen
deskundige of commissie van deskundigen inzake cultuurhistorie.
32. cultuurhistorische
waarde
de waarde van een object of terrein, die is ontstaan door
menselijke activiteit in het verleden en die daardoor kenmerkend of typerend is
voor een bepaald tijdvak.
33. dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich
tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie
onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak
is geplaatst.
34. dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich
boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke
nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken)
van het dak is (zijn) geplaatst.
35. dakoverstek
de breedte van de dakrand (inclusief de goot) welke zich
buiten de verticale projectie van de gevel bevindt.
36. detailhandel
het ter plaatse bedrijfsmatig te koop aanbieden
(waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen, geen
motorbrandstoffen zijnde, aan personen die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit.
37. erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat
direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten
dienste van dat gebouw en voor zover de regels deze inrichting niet verbieden.
38. dienstverlening
het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van
diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons en wasserettes.
39. gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
40. geluidshinderlijke
inrichtingen
bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet
geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer.
41. gevelopbouw
elke verhoging van de gevel boven de maximaal toelaatbare
goothoogte.
42. hobbyboer
een agrarische activiteit die niet de omvang heeft van
een volledige arbeidskracht, maar waarbij wel sprake is van ten minste 1,5 ha
grond direct aansluitend aan het woonperceel en van 4 Nederlandse grootte
eenheid (nge).
43. hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard,
functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als
belangrijkste gebouw valt aan te merken.
44. hoofdverblijf
de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en
maatschappelijke activiteiten van betrokken(en) en welke een voor permanente
bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken,
woon-, was- en slaapgelegenheid.
45. horecabedrijf
een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende
activiteiten:
-
het verstrekken van al dan niet ter plaatse te
nuttigen voedsel en dranken;
-
het exploiteren van zaalaccommodatie;
-
het verstrekken van nachtverblijf.
46. hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het
verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van
maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
47. kampeermiddelen
a. tenten,
tentwagens, kampeerauto's of caravans;
b. enige
andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of
gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk en geen stacaravan zijnde, waarvoor
ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen
geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen
worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun
hoofdverblijf elders hebben.
48. kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten, al
dan niet met ondergeschikte baliefunctie, op administratief, architectonisch,
kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
49. kap
een constructie van dakvlakken met een helling van meer
dan 30° en minder dan 65°.
50. kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze
uitoefenen van activiteiten, niet zijnde thuisprostitutie, waarvoor geen
melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate
haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is.
51. kleinschalige
dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals
wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van
bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden
en banken.
52. landschapswaarde
de in een gebied aanwezige waarde, wat betreft het
waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de
herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van
niet-levende natuur, levende natuur en cultuur.
53. maatschappelijke
voorzieningen
(overheids)voorzieningen inzake
welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, openbare orde en
veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
54. manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden
aan derden en daarvoor paarden en pony's houdt, in combinatie met een of meer
van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in
pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke),
verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
55. monument
een rijksmonument zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988
of een monument zoals bedoeld in de provinciale of gemeentelijke
monumentenverordening.
56. natuur-
en landschapsdeskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen
deskundige of commissie van deskundigen inzake natuur en landschap.
57. natuurwaarde
de in een gebied aanwezige waarde in verband met de
aanwezige flora en fauna.
58. nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals
transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes,
duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,
telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
59. 59.
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een
gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
60. paardenbak
een door middel van een afscheiding van een perceel
afgezonderd stuk grond kennelijk ingericht en bedoeld voor het africhten en/of
trainen van paarden, het uitoefenen van de paardensport dan wel het vrij laten
loslopen van paarden, meestal als uitloop van een stal.
61. paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het
fokken en opfokken van paarden, de verkoop van eigen gefokte paarden en het
houden van paarden ten behoeve van de eigen fokkerij.
62. paardenhouderij
een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden,
stallen of africhten van paarden, alsmede het fokken van paarden en de handel
in paarden.
63. pension
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het
verstrekken van logies (per nacht) waarbij tijdens het verblijf bijbehorende
dienstverlening plaatsvindt.
64. permanente
bewoning
het verblijven in een kampeermiddel, een
recreatieverblijf, een verblijfsrecreatief appartement of in een gebouw, geen
woning zijnde, met het kennelijke doel om dat kampeermiddel, recreatieverblijf,
verblijfsrecreatief appartement dan wel het gebouw als hoofdverblijf te
gebruiken.
65. platte
afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw.
66. pleziervaartuig
elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt
gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport met
uitzondering van een zeilplank.
67. professioneel
vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
68. recreatieverblijf
een recreatiewoning of stacaravan.
69. recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw of een gedeelte
van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of andere constructie op
wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee
gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, te
gebruiken.
70. restaurant
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het
verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit
het verstrekken van dranken.
71. risicovolle
inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het
Besluit externe veiligheid inrichtingen.
72. Staat van
Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels
deel uitmaakt.
73. Staat van
Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel
uitmaakt.
74. stacaravan
een gebouw dat dient als recreatief woonverblijf, waarvan
de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben, dat geplaatst is op een
standplaats en in zijn geheel kan worden verplaatst.
75. standplaats
een gedeelte van een recreatieterrein dat bestemd is voor
het plaatsen van een kampeermiddel of een stacaravan.
76. thuisprostitutie
het in de eigen woning bedrijfsmatig – of in een omvang
of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het verrichten
van seksuele handelingen met een ander.
77. verblijfsrecreatie
het met recreatief oogmerk verblijven met overnachting in
een kampeermiddel, stacaravan, recreatiewoning of -appartement, door personen
die hun hoofdverblijf elders hebben.
78. verblijfsrecreatieve
appartementen
gestapelde recreatiewoningen.
79. volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatieve
wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.
80. volwaardig
agrarisch bedrijf
een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten
minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische
bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang.
81. voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie,
constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan
worden aangemerkt.
82. voorgevelrooilijn
de (denkbeeldige) lijn in het verlengde van de voorgevel
van het hoofdgebouw alsmede de (denkbeeldige) lijn in het verlengde van de
andere naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, niet zijnde de
achtergevel.
83. zijerf
de gronden, niet zijnde gronden met de bestemming Tuin,
die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat
hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en
achtergevel.
Artikel
2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt
gemeten:
1. de
breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de
gevels en het hart van de scheidsmuren.
2. de
oppervlakte van een gebouw
tussen (de buitenste verticale projecties van) de
buitenzijde van de gevels of indien het een scheidsmuur betreft het hart van de
scheidsmuren. Indien de maat van de verticale projectie van de dakoverstekken
meer bedraagt dan 1 m, dient het meerdere te worden meegerekend in de oppervlakte.
Vergunningsvrije bouwwerken worden niet meegerekend.
3. de inhoud
van een gebouw
tussen het afgewerkte maaiveld of, indien het gebouw
direct aan de weg grenst, de hoogte van de kruin van de weg, de buitenzijde van
de gevels en/of indien het een scheidsmuur betreft het hart van de scheidsmuren
en de buitenzijde van de daken en dakkapellen, exclusief van het betrokken
gebouw deel uitmakende kelders en andere ondergrondse ruimten en exclusief
vergunningsvrije bouwwerken.
4. de goot(-
of boeibord)hoogte van een gebouw
tussen de horizontale snijlijn van elk dakvlak met de
daaronder gelegen buitenzijden van de gevels en/of het hart van
gemeenschappelijke scheidsmuren en:
a. voor
gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van
die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
b. in andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het direct aan de gevels grenzende
aansluitende afgewerkte maaiveld;
indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer
dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 1/3 van
de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 2/3), wordt de goot
of boeibord van de dakkapel als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
5. de
bouwhoogte van een gebouw
tussen het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftkokers,
trappenhuizen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, niet
zijnde dakterrasafscheidingen, en:
a. voor
gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van
die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
b. in andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het direct aan de gevels grenzende
aansluitende afgewerkte maaiveld.
6. de
bouwhoogte van een ander bouwwerk/bouwwerk, geen gebouw zijnde
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en de gemiddelde
hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld dan wel het waterniveau ingeval
het bouwwerk boven water wordt gebouwd; bij constructies worden de onderdelen
in verticale stand meegerekend.
7. afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden
van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het
kleinst zijn.
8. de
dakhelling
langs (ieder punt van) het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak.
9. dakoverstek
tussen de verticale projectie van de buitenzijde van de
gevel en de buitenzijde van de dakoverstek.
10. bedrijfsvloeroppervlakte
de oppervlakte gemeten op vloerniveau tussen de
binnenzijde van de scheidsmuren die de betreffende ruimte of groep van ruimten
omhullen, met uitzondering van ruimten voor verticaal verkeer, ruimten voor
gebouwinstallaties, dragende binnenmuren, vrijstaande draagconstructies en
delen van vloeren waarboven de vrije hoogte lager is dan 1,5 m.
Hoofdstuk
II bestemmingen
Artikel
3: Tuin (T)
Bestemmingsomschrijving
1. De op de
plankaart voor Tuin (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen
behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
alsmede voor:
b. ter plaatse van de aanduiding (nlw): natuur en landschapswaarden;
c. archeologisch
waardevol gebied zoals bedoeld in artikel 23 van het bestemmingsplan Schoorl-
Kernen en Buurtschappen.
Bouwregels
2. Op de
gronden zijn ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, toegestaan alsmede bestaande gebouwen, met uitzondering van
paardenbakken, bouwwerken voor mestopslag, tredmolens en onoverdekte zwembaden.
3. Voor het
bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:
a. de hoogte
van erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1 m
bedragen en elders ten hoogste 2 m;
b. in
afwijking van het bepaalde in sub a mag de hoogte van erf- en
perceelafscheidingen op zijerven grenzend aan wegen ten hoogste 2 m bedragen,
met dien verstande dat:
-
de hoogte van 2 m uitsluitend is toegestaan achter
(het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw;
-
indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn, die
is gelegen in het verlengde van de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens,
minder dan 5 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1 m moet
bedragen;
-
indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is
gelegen in het verlengde van de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens tussen
de 5 en 10 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens minimaal 2 m moet
bedragen;
-
indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is
gelegen in het verlengde van de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens ten
minste 10 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens minimaal 3 m moet
bedragen;
c. de hoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 1 m bedragen.
Afwijking van de bouwregels:
1. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 2 ten behoeve
van aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw met dien verstande dat:
a. de diepte
van aan- en uitbouwen bij vrijstaande woningen ten hoogste 1,5 m mag bedragen
gemeten vanuit de voor- en/of zijgevel van het hoofdgebouw;
b. de diepte
van aan- en uitbouwen bij niet vrijstaande woningen ten hoogste 1 m mag
bedragen gemeten vanuit de voor- en/of zijgevel van het hoofdgebouw;
c. de
breedte van aan- en uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw bij
vrijstaande woningen ten hoogste 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw mag
bedragen;
d. de
breedte van aan- en uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw bij
niet-vrijstaande woningen ten hoogste 60% van de voorgevel van het hoofdgebouw
mag bedragen;
e. de lengte
van aan- en uitbouwen aan de zijgevel bij vrijstaande woningen ten hoogste 50%
mag bedragen van de lengte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
f.
de lengte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel bij
niet-vrijstaande woningen ten hoogste 60% mag bedragen van de lengte van de
zijgevel van het hoofdgebouw;
g. de
bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de
begane grondlaag van het hoofdgebouw;
h. het
straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig mag worden aangetast door de
afwijking van het bestemmingsplan.
2. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 2 ten behoeve
van het maken van een verbinding tussen een bestaand gebouw in de voortuin en
het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
a. het
straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast door de afwijking
van het bestemmingsplan;
b. de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de begane grondlaag van het
hoofdgebouw.
Specifieke gebruiksregel
1. Het is
verboden om gronden in gebruik te nemen/hebben of te laten gebruiken voor
paardenbakken en mestopslag.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
1. Het is
verboden om ter plaatse van de aanduiding "natuur- en landschapswaarden (nlw)"zonder schriftelijke vergunning
(aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren:
a. het
rooien en/of vellen van houtgewassen met een grotere hoogte dan 3 m;
b. het
aanbrengen van verhardingen met een grotere oppervlakte dan 50 m²;
c. het
ophogen en/of afgraven van gronden.
2. Het
gestelde in lid 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. normaal
onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van
het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een
verleende vergunning.
3. Een
vergunning zoals bedoeld in lid 1 wordt uitsluitend verleend indien uit een advies
van de deskundige op het gebied van natuur en landschap blijkt dat de natuur-
en landschapswaarden ter plaatse niet onevenredig worden aangetast.
Wijzigingsbevoegdheid
1. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6. van de Wet
ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming
"Wonen-2" ten behoeve van het projecteren van nieuwe bouwvlakken met
de bestemming "Wonen-2" en het verplaatsen, aanpassen of vergroten
van bestaande bouwvlakken binnen de bestemming "Wonen-2" met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a. nieuwe
bouwvlakken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van gronden die zijn
aangegeven op figuur 1 vs;
b. bouwvlakken
mogen een maximale breedte en diepte hebben van 15 m;
c. de
afstand van bouwvlakken tot de zijdelingse perceelgrenzen dient ten minste 3 m
te bedragen;
d. de
afstand tussen bouwvlakken en de aangrenzende wegen wordt afgestemd op de afstandvan omliggende bouwvlakken tot aangrenzende wegen;
e. een nieuw te projecteren bouwvlak dient te
passen binnen het bebouwingspatroon en het straatbeeld;
f.
toepassing
van de wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van gronden met de aanduiding (nlw) mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de
aanwezige natuur- en landschapswaarden hetgeen dient te blijken uit een advies
van de deskundige op het gebied van natuur en landschap;
g. toepassing
van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de
gebruikswaarde van naburige percelen.
Artikel
4: Wonen-1 (W-1)
Bestemmingsomschrijving
1. De op de
plankaart voor Wonen-1 (W-1) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen
en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
alsmede voor:
b. ter
plaatse van de aanduiding "recreatiewoning (rw)":
recreatiewoningen;
c. archeologisch
waardevol gebied zoals bedoeld in artikel 23;
met dien verstande dat:
d. ter
plaatse van de aanduiding "garages en bergplaatsen (gb)"
uitsluitend garages en bergplaatsen zijn toegestaan
e. ter
plaatse van de aanduiding "recreatiewoning (rw)"
ten hoogste 1 recreatiewoning is toegestaan, tenzij anders op de plankaart is
aangeduid;
2. Onder de
uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten, in samenhang met het wonen, wordt verstaan het gebruik door de
bewoner van gedeelten van woningen en de daarbij behorende bebouwing ten
behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten, voor zover:
a. het
vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van
de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
b. ten
behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
c. de
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de
normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel,
uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is en gelieerd aan de
uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Bouwregels
3. Op deze
gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen
en aan- en uitbouwen;
b. recreatiewoningen
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (rw);
c. bijgebouwen;
d. garages
en bergplaatsen;
e. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, met uitzondering van paardenbakken, bouwwerken voor
mestopslag, tredmolens en lichtmasten.
4. De gronden
ter plaatse van de aanduiding "garages en bergplaatsen (gb)" mogen volledig worden bebouwd met dien verstande
dat de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m
5. Voor het
overige gelden voor het bouwen de aanduidingen op de verbeelding, de bepalingen
in hoofdstuk III van het bestemmingsplan Schoorl – kernen en buurtschappen en
de volgende regels
algemeen
a. Het
bouwperceel mag ten hoogste voor :
-
45%
worden bebouwd met gebouwen en overkappingen bij meer dan twee-aaneengebouwde
woningen;
-
40% worden
bebouwd met gebouwen en overkappingen bij twee-aaneengebouwde
woningen en hoekwoningen;
-
- 35%
worden bebouwd met gebouwen en overkappingen bij vrijstaande woningen;
b. ter
plaatse van de aanduiding "stolp" is vergroting en verandering van de
bestaande stolp niet toegestaan;
hoofdgebouwen
c. hoofdgebouwen
zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
d. ter
plaatse van de aanduiding "vrijstaand (v)" is ten hoogste 1
vrijstaande woning toegestaan;
e. ter
plaatse van de aanduiding "twee-aaneen (t)" zijn ten hoogste twee
woningen toegestaan;
f.
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
"gestapeld (g)" mogen de woningen worden gestapeld;
g. ter
plaatse van andere gronden dan bedoeld onder sub d tot en met f dienen de
woningen aaneen te worden gebouwd
aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en
recreatiewoningen
h. de
afstand van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, overkappingen en
aangebouwde recreatiewoningen tot de zijdelingse perceelsgrens dient bij
vrijstaande woningen ten minste 2 m te
bedragen;
i.
vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande
recreatiewoningen mogen in of op een afstand van ten minste 1 m van de
zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd
j.
in afwijking van het bepaalde onder sub h mogen bij
percelen met een breedte van minder dan 15 m, aan- en uitbouwen, bijgebouwen,
overkappingen en recreatiewoningen in of op een afstand van ten minste 1 m tot
de zijdelingse perceelgrenzen worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand
tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw ten minste 5 m dient
te bedragen;
k. bij
niet-vrijstaande woningen dienen aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen
en recreatiewoningen in of op een afstand van ten minste 1 m tot de zijdelingse
perceelsgrens worden gebouwd;
l.
de gezamenlijke oppervlakte aan aan-
en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en recreatiewoningen mag niet meer
bedragen dan 50 m² met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van
ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt
dient te blijven;
m. in afwijking
van het bepaalde onder sub l mag de maximale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en
recreatiewoningen bij bouwpercelen met een oppervlakte:
-
tussen
de 500 m² en 600 m² : ten hoogste 55 m² bedragen;
-
tussen
de 600 m² en 700 m² : ten hoogste 60 m² bedragen;
-
tussen
de 700 m² en 800 m² : ten hoogste 65 m² bedragen;
-
tussen
de 800 m² en 900 m² : ten hoogste 70 m² bedragen;
-
vanaf
900 m² : ten hoogste 75 m² bedragen;
n. de
oppervlakte per vrijstaand bijgebouw en per recreatiewoning mag niet meer
bedragen dan 50 m²;
o. de diepte
van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw, aangebouwde recreatiewoning en
aangebouwde overkapping aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag ten hoogste
3 m bedragen gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw;
p. de
breedte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw, aangebouwde recreatiewoning en aangebouwde overkapping
mag ten hoogste 3,5 m bedragen gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw;
q. de
bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, aangebouwde
recreatiewoningen en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de
hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van
4m;
r.
bij vrijstaande woningen mag de goothoogte van
vrijstaande bijgebouwen, vrijstaande recreatiewoningen en vrijstaande
overkappingen ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedragen;
s.
bij niet-vrijstaande woningen mag de bouwhoogte van
vrijstaande bijgebouwen, vrijstaande recreatiewoningen en vrijstaande
overkappingen ten hoogste 3 m bedragen;
t.
vrijstaande bijgebouwen dienen indien
niet gekozen wordt voor een platte afdekking te worden voorzien van
een kap zoals bedoeld in artikel 1 lid 49 van het bestemmingsplan Schoorl –
kernen en buurtschappen;
u. bijgebouwen
en recreatiewoningen mogen niet voorzien worden van dakkapellen, dakopbouwen of gevelopbouwen;
v. bij een
platte afdekking mogen de maximale hoogten, zoals bepaald in sub r en s worden
overschreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste
van de oppervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m;
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
a. de hoogte
van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1 m bedragen en
elders ten hoogste 2 m;
b. in afwijking
van het bepaalde in sub b mag de hoogte van erf- en perceelafscheidingen op
zijerven grenzend aan wegen ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat:
-
de
hoogte van 2 m uitsluitend is toegestaan achter (het verlengde van) de
achtergevel van het hoofdgebouw;
-
indien
de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de
zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens minder dan 5 m bedraagt, de afstand
tot de perceelsgrens minimaal 1 m moet bedragen;
-
indien
de afstand tussen de voorgevelrooilijn, die is gelegen in het verlengde van de
zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens, tussen de 5 en 10 m bedraagt, de
afstand tot de perceelsgrens minimaal 2 m moet bedragen;
-
indien
de afstand tussen de voorgevelrooilijn, die is gelegen in het verlengde van de
zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens, ten minste 10 m bedraagt, de afstand
tot de perceelgrens minimaal 3 m moet bedragen
c. zwembaden
zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding (v);
d. zwembaden
zijn niet toegestaan binnen bouwpercelen kleiner dan 700 m²;
e. zwembaden
dienen op een afstand van ten minste 5 m tot de perceelgrenzen te worden
gesitueerd, met dien verstande dat de afstand tot de bestemming
"Natuur" ten minste 10 m moet bedragen;
f.
zwembaden dienen op een afstand van ten minste 3 m
achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden
geplaatst;
g. de
oppervlakte van een zwembad mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 50 m²;
h. de
bouwhoogte van zwembaden mag niet meer bedragen dan 50 cm;
i.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en
overkappingen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
Afwijken van de bouwregels
6. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 5 teneinde de
bestaande stolp te vergroten en/of te veranderen mits geen onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan het beeldbepalende karakter van de stolp en voorts de overige
bepalingen in dit artikel in acht worden
genomen.
7. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 5 sub q en s
ten behoeve van een kap op aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met
dien verstande dat:
a. afwijking
uitsluitend is toegestaan indien een kap in verband met afstemming op de
karakteristiek van de woning, wenselijk is;
b. de
goothoogte van de aan- of uitbouw en het bijgebouw mag niet meer bedragen dan
de in lid 5 sub q en s genoemde bouwhoogte;
c. afwijking
niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruikswaarde van naburige
erven.
Specifieke gebruiksregels
8. Het is
verboden om:
a. gronden
in gebruik te nemen/hebben of te laten gebruiken voor paardenbakken en
mestopslag;
b. gebouwen
te gebruiken of te laten gebruiken voor het stallen van paarden;
c. bijgebouwen
te gebruiken of te laten gebruiken als
slaapgelegenheid;
d. recreatiewoningen
te gebruiken of te laten gebruiken voor permanente bewoning.
Hoofdstuk
III algemene bepalingen
Artikel
5 Antidubbeltelbepaling
1. Gronden
die in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan
uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere
bouwplannen, waarvoor bouwvergunning is vereist, buiten beschouwing.
Artikel
6 Bestaande afstanden en andere maten
1. De op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-,
breedte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die meer bedragen dan in
het plan is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de overschrijding als ten
hoogste toelaatbaar worden aangehouden, met uitzondering van de
oppervlaktematen voor aan- en uitbouwen, recreatiewoningen, bijgebouwen en
overkappingen.
2. De op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-,
breedte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die minder bedragen dan in
het plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden
aangehouden.
3. Ingeval
van herbouw is het bepaalde in de leden 1 en 2 uitsluitend van toepassing,
indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel
7 Hoogteaanduidingen
1. Voor de
ten hoogst toelaatbare hoogte van gebouwen dienen – onverminderd hetgeen in hoofdstuk
II van de regels is bepaald – de op de verbeelding aangegeven hoogten in acht
genomen te worden.
2. Voor
zover een goothoogte op de verbeelding is aangegeven dienen de hoofdgebouwen
met een kap te worden afgedekt. Voor zover op de verbeelding uitsluitend een
bouwhoogte is aangegeven mogen de hoofdgebouwen worden voorzien van een platte
afdekking.
Afwijkingsbevoegdheden
3. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 2 juncto
artikel 1 lid 49 ten behoeve van het realiseren van andere kapvormen met dien
verstande dat:
a.
de
aangegeven maximale goot- en bouwhoogte niet mag worden overschreden;
b.
ontheffing
niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de ruimtelijke
karakteristiek van de omgeving;
c.
ontheffing
niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruikswaarde van naburige percelen.
4. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 1 juncto
artikel 2 lid 4 ten behoeve van het realiseren van een gevelopbouw met dien
verstande dat:
a.
de
breedte van de gevelopbouw maximaal 20% van de gevelbreedte mag bedragen;
b.
de
aangegeven maximale bouwhoogte niet mag worden overschreden;
c.
afwijking
niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de ruimtelijke
karakteristiek van de omgeving;
d.
afwijking
niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruikswaarde van naburige percelen.
Artikel
8 Percentages
Een op de verbeelding of in de regels aangegeven
percentage, geeft aan, tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald, hoeveel van
het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd
met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het
bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald.
Artikel
9 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in
afwijking van de verbeelding en hoofdstuk II worden overschreden door:
a.
tot
gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen,
hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de
overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
b.
tot
gebouwen behorende erkers, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt
en de oppervlakte niet meer dan 6 m²;
c.
andere
ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5
m bedraagt.
Artikel
10 Algemene afwijkingsregels
Afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen
1.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk II ter
zake reeds ontheffing kan worden verleend – af te wijken van de bepalingen in
het plan voor:
a.
afwijkingen
van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
b.
overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere
realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband
met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter
niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden
vergroot.
2.
De afwijking wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel
11 Algemene wijzigingsbepalingen
Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding
bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan
opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van
bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere
realisering van bestemmingen of bouwwerken, waaronder begrepen de mogelijkheid
tot isoleren van gebouwen, dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met
de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet
meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden
vergroot.
Artikel
12 Algemene procedurebepalingen
1.
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme
openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht Awb van toepassing.
2.
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van
dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:
a.
het
ontwerpbesluit tot afwijking ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken
ter inzage;
b.
de burgemeester
maakt deze terinzagelegging tevoren op de gebruikelijke wijze bekend;
c.
de
bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van
zienswijzen;
d.
gedurende
de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders
zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.
Artikel
13 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit
plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling
van het plan.
Hoofdstuk
IV Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
14 Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
1.
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
a. een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning,
en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet
wordt vergroot,
1.
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2.
na het
tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
b. eenmalig kan worden afgeweken van het bepaalde
in dit lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals
bedoeld in dit lid onder a, met maximaal 10%;
c. dit lid onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
2.
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a. het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en
hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b. het is
verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder
a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind;
c. indien
het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
d. dit lid
onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Artikel
15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als Regels van wijzingsplan Voorweg 118”.
"aldus vastgesteld door het college van Burgemeester
en Wethouders van de gemeente Bergen
op 15 september 2015"