Inhoudsopgave

Hoofdstuk  1 ... Inleidende  regels. 2

Artikel 1........... Begrippen. 2

Artikel 2........... Wijze van meten. 11

Hoofdstuk 2 .... Bestemmingsregels. 12

Artikel 3........... Verkeer-Verblijfsgebied. 12

Artikel 4........... Wonen. 13

Hoofdstuk 3 .... Algemene regels. 17

Artikel 5........... Anti-dubbeltelregel 17

Artikel 6........... Algemene afwijkingsregels. 17

Artikel 7........... Algemene wijzigingsregel 18

Artikel 8........... Algemene procedureregel 18

Hoofdstuk 4 .... Overgangs- en slotregels. 20

Artikel 9........... Overgangsrecht. 20

Artikel 10......... Slotregel 21

 


 

Hoofdstuk  1          Inleidende  regels

Artikel 1             Begrippen

1.1               Plan

Het bestemmingsplan Aggelenstraat 10a De Rijp, gemeente Graft-De Rijp

1.2              Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL. NL.IMRO. 0365.BPAGGELENSTRAAT10a-ON01  met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3              Aan-huis-verbonden beroep/bedrijf

a.     een praktijkruimte, kantoor, atelier, kapsalon, de uitoefening van een postorderbedrijf/ webwinkel zonder opslag van goederen, schoonheidssalon, hondentrimsalon en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies welke in een woning worden uitgeoefend;

b.    een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten en/ of het leveren van diensten door de gebruiker van de woning en dat niet onder de Wet milieubeheer valt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking/ uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

c.     bij de onder 'a' en 'b' genoemde functies behorende detailhandel, mits deze naar aard en uitstraling ondergeschikt is aan het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf en dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering.

1.4              Aanbouw

een gebouw dat zich als afzonderlijk bouwvolume vertoont aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dat onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5               Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6              Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7              Achtererf

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.8              Achtergevel

een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een hoeksituatie, voor zover gelegen in het achtererfgebied.

1.9              Afhankelijke woonruimte

een woonruimte die niet beschikt over een:

1.10          Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11          Bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouw- dan wel bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12          Bed & breakfast

een onderkomen dat is gevestigd in bestaande en/ of nieuw op te richten bebouwing, ingericht voor recreatief verblijf met een kortstondig karakter en ondergeschikt aan de woonfunctie.

 

1.13          Beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.14          Beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.15          Bestaand

de vergunde situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt.

1.16          Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17          Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18          Bijgebouw

een vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19          Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20          Bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21          Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, vliering en zolder.

1.22          Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23          Bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.24          Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25          Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26          Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27          Dienstverlening

het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen.

1.28          Drie bouwlagen plat

onder het maatvoeringvereiste 'drie bouwlagen plat' voor hoofdgebouwen wordt verstaan:

1.29          Druiplijn

onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft.

1.30          Eén bouwlaag met kap

onder het maatvoeringvereiste 'één bouwlaag met kap' voor hoofdgebouwen wordt verstaan:

a.     hoofdgebouwen met een goothoogte van niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;

b.    hoofdgebouwen met een bouwhoogte van niet meer dan 8 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

1.31          Eén bouwlaag plat

onder het maatvoeringvereiste 'één bouwlaag plat' voor hoofdgebouwen wordt verstaan:

1.32          Erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.33          Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34          Geluidsgevoelig object

gebouw dat dient ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.

1.35          Hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.36          Hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.37          Kampeermiddel

een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.38          Kap

een bijzondere bouwlaag die geheel of gedeeltelijk door een dakconstructie is omgeven welke uit ten minste twee hellende vlakken bestaat, die elkaar al dan niet snijden.

1.39          Kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.40          Maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.41          Mantelzorg

langdurige zorg die op vrijwillige basis buiten organisatorisch verband wordt aangeboden aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.42          Ondergeschikte dienstverlening

dienstverlening die qua oppervlakte en qua functie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een niet-dienstverlenend bedrijf en/of instelling.

1.43          Onderkomens

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken – voertuigen, vaartuigen, arken, toercaravans, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.

1.44          Ondergronds bouwen

al het constructiewerk dat in de ondergrond plaatsvindt, waaronder ook ondergronds wonen wordt verstaan.

1.45          Openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.46          Peil

a.     voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.    voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c.     indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het waterniveau ter plaatse van het geldende peilgebied dat door middel van een Peilbesluit voor het betreffende peilgebied is vastgesteld;

d.    in alle andere gevallen en voor andere bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.47          Permanente bewoning

bewoning die plaatsvindt in het kader van het houden van hoofdverblijf, dat inhoud dat ter plaatse van het hoofdverblijf gedurende het jaar of het grootste gedeelte ervan feitelijk wordt gewoond.

1.48          Webwinkel (postorderbedrijf)

de uitoefening van detailhandel, zonder de uitstalling ten verkoop, waarbij de goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die slechts bij uitzondering ter plaatse aan de koper ter hand wordt gesteld.

1.49          Recreatie-eenheid

een afzonderlijke woning in een groter bestaand gebouw, bestemd voor recreatieve bewoning.

1.50          Recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.51          Recreatieve bewoning

bewoning die plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie, waarbij het hoofdverblijf elders wordt gehouden en waarbij permanente bewoning niet is toegestaan.

1.52          Recreatiewoning

een (zelfstandig) gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning.

1.53          Seizoenhuisvesting

de tijdelijke woonbehoefte die plaatsvindt in het kader van seizoengebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, waarbij het hoofdverblijf elders wordt gehouden.

1.54          Seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.55          Standplaats

een afgebakend terrein van beperkte omvang waarop ten hoogste één kampeermiddel en twee bijzettentjes voor een familie of een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst.

1.56          Twee bouwlagen met kap

onder het maatvoeringvereiste 'twee bouwlagen met kap' voor hoofdgebouwen wordt verstaan:

a.     hoofdgebouwen met een goothoogte van niet meer dan 6 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;

b.    hoofdgebouwen met een bouwhoogte van niet meer dan 10 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

1.57          Twee bouwlagen plat

onder het maatvoeringvereiste 'twee bouwlagen plat' voor hoofdgebouwen wordt verstaan:

1.58          Uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.59          Vast kampeermiddel

een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken.

1.60          Verkeers- en verblijfsvoorzieningen

verhardingen, wegen, woonstraten, paden, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.61          Vliering

bergruimte in de nok van een kap (boven de zolder) en niet voor bewoning geschikt.

1.62          Voorerf

erf dat geen onderdeel is van het achtererf.

1.63          Voorgevel

(het verlengde van) de naar een weg gekeerde gevel van een gebouw. Van een

hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het

hoofdgebouw, gelegen aan weg, gezien worden als voorgevel)

1.64          Voorgevelrooilijn

de lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan.

(Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels

van het hoofdgebouw, gelegen aan de weg, gezien worden als voorgevel)

1.65          Voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidshinder.

1.66          Webwinkel (postorderbedrijf)

de uitoefening van detailhandel, zonder de uitstalling ten verkoop, waarbij de goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die slechts bij uitzondering ter plaatse aan de koper ter hand wordt gesteld.

1.67          Weg

weg als bedoeld in artikel 1 , k eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

1.68          Woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.69          Zelfstandige woonruimte

een woonruimte die beschikt over een:

a.     eigen (afsluitbare) toegangsdeur;

b.    eigen badkamer (minimaal voorzien van een toilet en douche); en/of

c.     eigen kookgelegenheid (aanrecht, aan- en afvoer van water en ten minste één aansluitpunt voor koken op (openbaar) gas of elektriciteit).

1.70          Zolder

de bovenste begaanbare ruimte onder de kap in een gebouw.

 

 

Artikel 2             Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1         de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2         de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3         de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4         de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5         de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, overkragende gevelschotten, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 2 m wordt overschreden.


 

Hoofdstuk 2           Bestemmingsregels

Artikel 3             Verkeer-Verblijfsgebied

3.1         Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden en het doorgaande verkeer;

b      parkeren;

met de daarbij behorende:

c      speel- en groenvoorzieningen;

d      openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

e      waterlopen en -partijen;

met dien verstande dat:

f       in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen zoals rotondes, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, viaducten, geluidsschermen, bushaltes, fietsenstallingen en dergelijke zijn begrepen;

g      de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel voorziet.

3.2         Bouwregels

3.2.1          Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten diensten van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a                          maximale bouwhoogte ten behoeve van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 10 m bedragen;

b                         maximale bouwhoogte overige bouwwerken mag niet meer dan 3m bedragen.


 

 

 

3.3         Specifieke gebruiksregels

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de
bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

a                     Het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

b                    het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van opslag van goederen en materialen;

c                     het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

d                    het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan oorspronkelijk gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen

Artikel 4             Wonen

4.1         Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a                          wonen,  al  dan  niet  in  combinatie  met  de  uitoefening  van  aan-huis-verbonden beroepen/bedrijven;

b                         parkeren;

c                          bijbehorend bouwwerk.

met de daarbij behorende:

c                     groenvoorzieningen;

d                    openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

e                    tuinen;

f                      verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

g                     waterlopen en –partijen.

4.2         Bouwregels

Op en onder de in artikel 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

4.2.1          Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

ter plaatse van de aanduiding ‘aantal wooneenheden’ is ten hoogste het aangegeven aantal woningen toegestaan.

4.2.2          Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a                     de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b                    de oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 150 m2 per wooneenheid bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte;

c                     ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is ten hoogste de maximale bouwhoogte zoals aangegeven op de verbeelding toegestaan;

4.2.3      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a                     de bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

b                    het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50% van het deel van het bouwperceel dat buiten een bouwvlak is gelegen bedragen,  met dien verstande dat:
1.            bij bouwpercelen van een woongebouw of woning waarvan de oppervlakte minder             
              dan 500 m² bedraagt, ten hoogste 75 m² mag worden bebouwd;
2.            Bij bouwpercelen van een woongebouw of woning waarvan de oppervlakte meer dan
               500 m² bedraagt, ten hoogste 100 m² per bouwperceel mag worden bebouwd

c                     de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;

d                    de bouwhoogte mag niet meer dan 5m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

4.2.4          Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a                         maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg
gekeerde gevel(s) van hoofdgebouwen:                                                                                       1 m;

b                         maximale bouwhoogte overige erf- en terreinafscheidingen:                                                              2 m;

c                          maximale bouwhoogte van vlaggenmasten:                                                                                 8 m;

d                         maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:                                          3 m.


 

 

4.3         Nadere eisen

Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 8.2 in acht genomen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

a                     de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

b                    het straat- en of bebouwingsbeeld;

c                     het uitzicht van woningen;

d                    de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de plaats en de omvang van bouwwerken.

4.4         Afwijken van de bouwregels

Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 8.1 in acht genomen, voor zover van toepassing.

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a                     Het bepaalde in artikel 4.2.3, lid b voor een grotere gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij hoofdgebouwen tot een maximale oppervlakte van 150m2, met dien verstande dat indien het hoofdgebouw  bestaat uit een stolpboerderij er sprake is van ten hoogste 1 bijgebouw ongeacht het aantal woningen in de stolpboerderij;

b                    Het bepaalde in artikel 4.2.3, lid d voor een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen.


 

 

4.5         Specifieke gebruiksregels

4.5.1          Strijdig gebruik

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de
bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

a                     het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;

b                    het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

c                     het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande of aangebouwde bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte ander dan voor mantelzorg;

d                    het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van recreatieve bewoning;

e                    het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van opslag van goederen en materialen;

f                      het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

g                     het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan oorspronkelijk gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen.

h                    het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken ten behoeve van huisvesting van seizoenarbeiders.

4.5.2          Niet strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval niet wordt begrepen het hebben van een postorderbedrijf c.q. webwinkel als aan-huis-verbonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat:

a                     Deze functie ondergeschikt deel van de woning betreft en niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 45m2;

b                    De woning in overwegende mate har woonfunctie behoud;

c                     De ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met de woonfunctie.


 

 

Hoofdstuk 3           Algemene regels

Artikel 5             Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6              Algemene afwijkingsregels

6.1         Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

a                     de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b                    de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast waaronder de aanleg van rotondes en kruisingen en dergelijke is inbegrepen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

c                     de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d                    de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten, antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;

e                    de bestemmingsregels en toestaan dat ten behoeve van mantelzorg gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden op grond van de 'Beleidsnotitie mantelzorgwoningen', vastgesteld door de gemeenraad op 15 december 2011, met dien verstande dat een indicatiestelling door een onafhankelijk en gekwalificeerd indicatieorgaan vereist is. De indicatiestelling is alléén vereist indien een tweede zelfstandige woning ten behoeve van mantelzorg ontstaat en wordt niet gevraagd bij onzelfstandige vormen van mantelzorgwoonvoorzieningen als bedoeld in de Beleidsnotitie mantelzorgwoningen.


 

Artikel 7             Algemene wijzigingsregel

Bij de toepassing van algemene wijzigingsregels worden de regels als gesteld in artikel 8.1 in acht genomen.

a                     Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de in het bestemmingsplan opgenomen verwijzing naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke wordt geactualiseerd. De wijziging wordt uitsluitend toegepast, indien het handhaven van de in de regels opgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden leidt. Een eventueel bij de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen, indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijziging betreffen.

Artikel 8             Algemene procedureregel

8.1         Afwijken of wijzigen

Een besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of een besluit tot wijziging kan uitsluitend worden verleend of toegepast, indien:

a                     er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:

1.                   de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

2.                   het landschaps- en bebouwingsbeeld;

3.                   het uitzicht van woningen;

4.                   de verkeersveiligheid;

5.                   de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht;

b                    voor zover van toepassing/noodzakelijk een beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van de advisering en/of toetsing door de monumentencommissie;

c                     voor zover van toepassing/noodzakelijk een beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van een Natuurtoets en deze beoordeling is betrokken bij het besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of wijzigingsbesluit;

d                    voor zover de betreffende gronden tevens zijn bestemd voor 'Waarde – Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 3' of 'Waarde - Archeologie 4' een archeologisch onderzoek dient te zijn uitgevoerd, waarbij de resultaten van de beoordeling zijn betrokken bij het besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of wijzigingsbesluit;

e                    voor zover van toepassing/noodzakelijk vóór toepassing van de besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of wijzigingsbevoegdheid overleg met de oppervlaktewaterbeherende instantie is gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of wijzigingsbesluit;

f                      voor zover van toepassing/noodzakelijk uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op de gevel(s) minder dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt dan wel in overeenstemming is met een vastgestelde hogere grenswaarde.

8.2         Nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit voor het opleggen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

a                     een ontwerpbesluit tot nadere eisen ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;

b                    burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;

c                     de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;

d                    gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot nadere eisen.

8.3         Voorbereiding

a                     Op de voorbereiding van een besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.

b                    Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing


 

Hoofdstuk 4           Overgangs- en slotregels

Artikel 9             Overgangsrecht

9.1         Overgangsrecht bouwwerken

a                          Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.       na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b                         Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 9.1 onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

Lid 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2         Overgangsrecht gebruik

a                          Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b                         Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.1 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c                          Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d                         Lid 9.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


 

 

Artikel 10        Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Aggelenstraat 10a De Rijp

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van [ datum raadsvergadering].

De voorzitter,                                                                                  De griffier,

………………                                                                                          ………………