gemeente: Amsterdam   status: onherroepelijk
plannaam: Tuindorp Frankendael   datum: 28-11-2012
 

Artikel 14 Wonen

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. de uitoefening van huisgebonden beroep en bedrijf;

  3. short stay;

met de daarbij behorende:

  1. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  2. tuinen en erven;

  3. bergingen en andere nevenruimten;

  4. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen en in- en uitritten;

  5. nutsvoorzieningen;

alsmede voor:

  1. een prostitutiebedrijf ter plaatse van de aanduiding “prostitutie”.

14.2 Bouwregels

Op en onder de in artikel 14.1 mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende regels:

14.2.1 Gebouwen

  1. Voor bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding maximaal bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;

  1. Uitsluitend bestaande dakterrassen, dakopbouwen en dakuitbouwen zijn toegestaan.

14.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter.

14.3 Ontheffing van de bouwregels

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 14.2.1b voor het realiseren van een dakterras, met dien verstande dat:

  1. maximale bouwhoogte hekwerken: oorspronkelijke bouwhoogte van het platte dak van het gebouw + 1,5 meter;

  2. het Dagelijks Bestuur bevoegd is nadere eisen te stellen.

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuurrecht, het bestemmingsplan te wijzigen, in die zin dat een aanduiding ten behoeve van “kinderdagopvang” kan worden toegevoegd op de in artikel 14.1 bedoelde gronden ten behoeve van medegebruik voor een kinderdagverblijf met inachtneming van de voorwaarde dat aanvrager van de wijziging een akoestisch onderzoek overlegt waaruit blijkt dat geen onevenredige inbreuk ontstaat op de directe woonomgeving.