|
Er zijn plannen om de kantoorpanden aan de Van Eeghenstraat 94-98 in Amsterdam Zuid te herontwikkelen. De huidige eigenaar is van plan om het pand te herontwikkelen voor de realisatie van vijf appartementen en een parkeerkelder. In de tuin worden enkele bijbehorende bouwwerken gerealiseerd. Voor de herontwikkeling van deze panden wordt een separate omgevingsvergunningsprocedure doorlopen op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de Wabo. Binnen de herontwikkeling worden parkeerplaatsen onder maaiveld gerealiseerd. De bestaande parkeerplaatsen op maaiveld zijn om die reden niet meer noodzakelijk. Op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Willemspark - Vondelpark 2019' zijn ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' bestaande, ongebouwde parkeervoorzieningen in de tuin toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn bestaande, gebouwde parkeervoorzieningen in de tuin toegestaan.
Omwille van het van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is het de wens om de bestaande parkeervoorzieningen in de tuin te amoveren. Parkeren wordt ondergronds in de te realiseren parkeerkelder opgelost. Voor het verwijderen van de aanduidingen 'parkeerterrein' en 'garage' dient een bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het wegnemen van de mogelijkheid om te parkeren op het maaiveld. Tevens worden de afwijkingen van het bestemmingsplan die zijn vergund en die binnen de plan grenzen liggen meegenomen in dit bestemmingsplan. Ook worden er maatvoeringseisen opgenomen m.b.t. de parkeerlift. Tevens wordt, vanaf de Van Eeghenstraat gezien, rechts naast het pand de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' toegevoegd, zodat het doorzicht vanaf de straat naar het Vondelpark hersteld wordt. Voor het overige blijft de juridisch-planologische regeling zoals vastgelegd in de bestemmingsplannen 'Willemspark - Vondelpark 2019' en 'Grondwaterneutrale Kelders' onverminderd van toepassing.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel Van Eeghenstraat 94-98 in de Willemsparkbuurt in Amsterdam Zuid. Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Amsterdam, sectie U, perceelnummer 5240, 5241 en 5242 met een grootte van circa 1.500 m2. In onderstaande afbeelding is het plangebied weergegeven. Voor de precieze planbegrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.
![]() |
Globale ligging plangebied (in rood). |
Voor het plangebied van dit plan zijn nu twee bestemmingsplannen van kracht:
Binnen het bestemmingsplan 'Willempark - Vondelpark 2019' heeft het plangebied de enkelbestemming 'Wonen' met de functieaanduidingen 'kantoor', 'parkeerterrein' en 'garage'. Voor het bestaande gebouw is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen grotendeels een maximale goot- en bouwhoogte geldt van respectievelijk 14 meter en 19 meter. Voorts rust op een deel van het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'.
Binnen het bestemmingsplan 'Grondwaterneutrale Kelders' heeft het plangebied de gebiedsaanduiding 'overige zone - 2'. Binnen deze gebiedsaanduiding gelden aanvullende regels met betrekking tot het realiseren van kelders.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van een toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. In de toelichting is een beschrijving van het plangebied opgenomen en zijn de aan het plan ten grondslag gelegen keuzes en beleidsuitgangspunten beschreven.
De toelichting bestaat uit 7 hoofdstukken. Hoofdstuk 2 beschrijft het plangebied. De voor het plan relevante beleidsuitspraken van rijk, provincie en regio en het eigen gemeentelijke beleid zijn in hoofdstuk 3 beschreven.
In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende milieuaspecten. Hierbij vindt er een toets aan de diverse milieu- en omgevingsaspect plaats.
Een toelichting op het juridische systematiek, een omschrijving van de afzonderlijke bestemmingen is beschreven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven en in hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de te doorlopen procedures.
Het plangebied betreft het perceel Van Eeghenstraat 94-98. In de huidige situatie zijn op het perceel drie aaneengeschakelde historische panden met een kantoorfunctie gelegen. Deze panden zijn in de loop der tijd aan lichte veranderingen onderhevig geweest waardoor historische elementen zijn verdwenen. Om op eigen terrein parkeermogelijkheden te realiseren is de tuin volledig verhard met tegels en is een carport gerealiseerd.
De kavel heeft een oppervlak van circa 1.500 m2. De huidige bebouwing bestaat uit drie bouwlagen, een souterrain en een kap. De goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 13,8 en 18,8 meter. Het perceel grenst aan de achterzijde direct aan het Vondelpark.
Voor de doorwerking van het rijksbeleid zijn de volgende beleidskaders relevant:
Conclusie
Voorliggende ontwikkeling is niet in strijd met de genoemde Rijksdoelen in bovenstaande
beleidsstukken. De NOVI heeft, gezien de aard en de beperkte omvang van het project,
geen specifieke betekenis voor onderhavige ontwikkeling. Het project speelt zich af
op lokaal niveau en er zijn geen nationale belangen in het geding. Geen van de in
het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het voorgenomen initiatief. De betreffende
onderwerpen zijn namelijk niet aan de orde in of nabij het projectgebied.
Gezien het initiatief dusdanig klein van aard is dat het geen invloed heeft op rijksbeleid, vormen de beleidskaders dan ook geen belemmering voor de voorgenomen planologische wijziging.
Voor de doorwerking van het provinciaal beleid zijn de volgende beleidskaders relevant:
De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De doorwerking van de ambities in de Omgevingsvisie zijn doorvertaald in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening NH2020 vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving, zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening.
De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving. De hoofdambitie is opgedeeld in de volgende aspecten met bijbehorende ambities:
Leefomgeving
Gebruik van de leefomgeving
Conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt het niet meer mogelijk om (bestaande) onbebouwde parkeervoorzieningen
op maaiveld te gebruiken. Het amoveren van deze voorzieningen draagt bij aan het verbeteren
van de leefomgeving en de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Wel worden de vergunde
afwijkingen meegenomen. Gezien het initiatief dusdanig klein van aard is dat het geen
invloed heeft op het provinciaal beleid, vormen de beleidskaders dan ook geen belemmering
voor de voorgenomen planologische wijziging.
De Omgevingsvisie Amsterdam 2050 is een langetermijnvisie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving, die elke overheid opstelt in het kader van de Omgevingswet. De ontwerp-omgevingsvisie heeft samen met het ontwerp-OmgevingsEffectRapport (OER) vanaf 21 januari 2021 zes weken ter inzage gelegen. De omgevingsvisie is samen met het OER op 8 juli 2021 door de gemeenteraad vastgesteld. De omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Amsterdam 2040.
Met vaststelling van de Omgevingsvisie Amsterdam 2050 door de gemeenteraad is de Structuurvisie Amsterdam 2040 vervangen. Hierop zijn twee uitzonderingen, de Hoofdgroenstructuur en het hoogbouwbeleid, die integraal opgenomen waren in de structuurvisie. Deze blijven van kracht tot vervangend beleid is vastgesteld. De Gemeente Amsterdam wil met een brede blik sturen. Deze omgevingsvisie heeft daarbij een drieledige functie:
De omgevingsvisie bouwt voort op eerder geformuleerde beleidsinzetten. In sommige paragrafen wordt derhalve nog verwezen naar de Structuurvisie Amsterdam 2040. Op een aantal punten formuleert de omgevingsvisie een aangepaste ruimtelijke koers. Die is gericht op het tegengaan van negatieve effecten op kansengelijkheid en leefbaarheid, op het verduurzamen van de stad en op herstel en vernieuwing van de economie.
Wereldwijd groeien steden. Steden hebben aantrekkingskracht omdat ze bedrijvigheid, wetenschap en creativiteit dicht bijeenbrengen en zo innovatie stimuleren en kansen bieden aan individuen. De stad moet kansen bieden aan iedereen. Om die reden omarmt Amsterdam zowel nieuwe inwoners als nieuwe banen. Economische groei is gewenst, niet in de laatste plaats vanwege de inkomsten. Maar Amsterdam wil ook ruimte bieden aan vernieuwing en een meer circulaire economie. Groei een plek geven in de stad is daarmee ook een verantwoordelijkheid. Om volledig profijt te trekken moet die groei richting gegeven worden. Gezien de ambities en de schaarste van ruimte en financiën maakt het bestuur vijf strategische keuzes:
Specifiek voor het stadsdeel Zuid is het zaak de balans tussen rust en reuring en
de leefbaarheid in zijn algemeenheid te bewaken. Het beheer van de openbare ruimte
dient daarnaast op niveau te worden gehouden.
Conclusie
Dit bestemmingsplan zorgt ervoor dat het niet meer mogelijk is om (bestaande) onbebouwde
parkeervoorzieningen op maaiveld te gebruiken. Ook worden de afwijkingen van het bestemmingsplan
op basis van de omgevingsvergunning voor het perceel meegenomen. Het amoveren van
deze voorzieningen draagt bij aan het verbeteren van de leefomgeving en de ruimtelijke
kwaliteit van het gebied. De beleidskaders uit de Omgevinsgvisie vormen geen belemmering
voor de voorgenomen planologische wijziging.
Op 7 oktober 2021 is het bestemmingsplan 'Grondwaterneutrale Kelders' vastgesteld
door de gemeenteraad van Amsterdam. Doel van dit bestemmingsplan is het voorkomen
van negatieve effecten van (cumulatieve) aanleg van kelders op de stand en de stroom
van het grondwater in Amsterdam. Waar de aanleg van een enkele kelder in de regel
geen of nauwelijks effect heeft op het grondwater kan een cumulatie van kelders wel
effect hebben. Door de situatie op de Amsterdamse woningmarkt is een (verdere) toenamevan
de aanleg van kelders te verwachten.
Amsterdam moet voor iedereen een veilige, gezonde woonplek zijn. Tegelijkertijd moet
de stad zich
aanpassen aan het veranderende klimaat (het regent bijvoorbeeld vaker en heftiger),
zodat de
schadelijke gevolgen, zoals wateroverlast, worden beperkt. De gemeente Amsterdam beschermt
de
stad daarom zoveel als mogelijk tegen grondwaterproblemen door maatregelen te treffen
in de openbare ruimte. Grondwater houdt zich echter niet aan perceelgrenzen. Activiteiten
op zowel openbaar als privéterrein kunnen invloed hebben op het grondwater.
Het bouwen van kelders (bijvoorbeeld onder woningen) leidt op een aantal plekken in
de stad tot
problemen met de stand van het grondwater, vooral als sprake is van meerdere kelders
naast elkaar.Als naast elkaar gelegen kelders een ondergrondse muur vormen, kan het
grondwater niet (goed)
doorstromen en ontstaat barrièrewerking. Het grondwater komt dan te hoog of juist
te laag te staan met kans op schade tot gevolg. Andere plekken in de stad hebben geen
of minder last van deze problemen.
Waar het kan, wil de gemeente de aanleg van kelders blijven toestaan, omdat een kelder
in diverse
situaties een oplossing kan zijn. Daarbij kan worden gedacht aan woonruimte-uitbreiding
als het moeilijk is om ergens anders een betaalbare grotere woning te vinden, aan
het financieren van funderingshersteldoor dit te combineren met de aanleg van een
kelder, aan opslagruimte voor een ondernemer of aan (fiets)parkeerruimte zodat schaarse
openbare ruimte en tuinen hiervoor niet opgeofferd hoeven te worden. Om te zorgen
dat een kelder geen nadelige gevolgen heeft voor de stand van het grondwater en dat
de kans op schade aan aangrenzende terreinen of panden of de openbare ruimte minimaal
is, zijn met het afwijkingskader regels opgesteld voor de aanleg van kelders. Alleen
de aanleg van 'grondwaterneutrale' kelders is toegestaan. De aanleg van kelders die
'niet-grondwaterneutraal' zijn, is op grond van de regels niet langer toegestaan.
Een aanvraag voor de aanleg van een kelder wordt alleen goedgekeurd als het gaat om
een grondwaterneutrale kelder. Dat wil zeggen dat het grondwater ook na de komst van
de kelder goed kan blijven doorstromen, de stand van het grondwater niet of nauwelijks
verandert (en waar mogelijk zelfs verbetert) en als er ook verder geen negatieve gevolgen
zijn voor het grondwater.
Om te bepalen of een kelder grondwaterneutraal kan worden gebouwd, is op basis van
de omvang en de diepte van de te bouwen kelder het volgende onderscheid gemaakt:
In het plan is onderzocht in welke gebieden welke maatregelen vereist zijn om
grondwaterneutraliteit te waarborgen. In alle buurten van Amsterdam zijn de belangrijkste
eigenschappen van de bodem die een rol spelen bij kelderbouw in kaart gebracht. De
situatie in de verschillende buurten blijkt nogal te verschillen. Het effect van een
kelder op de grondwatersituatie is daarom ook verschillend. Het risico op te hoge
grondwaterstand, te lage grondwaterstand en
onherstelbare schade is in sommige buurten veel groter dan in andere. Per buurt is
daarom gekeken of het mogelijk is om grondwaterneutrale kelders aan te leggen en zo
ja welke maatregelen daarvoor nodig zijn. Daarbij is ook gebleken dat er in de stad
een aantal 'rode gebieden' ligt, dat wil zeggen gebieden waar kelders (ongeacht de
omvang) in het geheel niet kunnen worden toegestaan.
Conclusie
Dit bestemmingsplan zorgt ervoor dat het niet meer mogelijk is om (bestaande) onbebouwde
parkeervoorzieningen op maaiveld te gebruiken. Ook worden de afwijkingen van het bestemmingsplan
op basis van de omgevingsvergunning voor het perceel meegenomen. Het amoveren van
deze voorzieningen draagt bij aan het verbeteren van de leefomgeving en de ruimtelijke
kwaliteit van het gebied. De beleidskaders uit het bestemmingsplan Grondwaterneutrale
Kelders vormen geen belemmering voor de voorgenomen planologische wijziging en zal
in het vervolg voor nieuwe ontwikkelingen blijven gelden.
De gemeente Amsterdam voert al jaren parkeerbeleid, waarmee invloed kan worden uitgeoefend
op de bereikbaarheid en leefbaarheid in de stad. Dit onder meer vanuit het idee dat
minder auto's op straat leidt tot meer ruimte voor voetgangers en fietsen en een aantrekkelijkere
openbare ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers. Daarnaast willen ondernemers
en bewoners ook een bereikbare stad, een stad waar zij hun auto kwijt kunnen en klanten
een parkeerplek kunnen vinden. Minder auto's op straat en tegelijkertijd een goede
(auto)bereikbaarheid van de stad lijken tegenstrijdige doelstellingen. Een oplossing
om deze doelstellingen te verenigen, is het verplaatsen van een groot deel van de
parkeerplaatsen op straat naar parkeergarages. In het Parkeerplan uit 2012 staat de
aanpak om de auto minder op straat te parkeren, de openbare ruimte te verbeteren en
het verkeer te laten doorstromen door het verminderen van zoekverkeer. In de Uitvoeringsagenda
Mobiliteit is die lijn doorgetrokken met de aankondiging meer ruimte op straat te
maken voor voetgangers en fietsers door de bouw van parkeergarages en het opheffen
van parkeerplaatsen op straat.
Parkeernormering helpt om de toekomstige parkeervraag in (ondergrondse) garages op
te lossen, door ontwikkelaars te verplichten om bij nieuwbouw parkeergelegenheid op
eigen terrein te realiseren. In de 'Nota Parkeernormen Auto', vastgesteld door de
gemeenteraad op 29 november 2017, staan beleidsregels en parkeernormen voor (sloop)nieuwbouw-
en transformatieplannen. Ook is aangegeven wanneer de regels en beleid worden toegepast.
Het nieuwe beleid treedt in werking voor alle ontwikkelingen waarvoor de eerste grondprijsovereenkomst
wordt gesloten, na moment van vaststelling van de Nota Parkeernormen Auto. Over bestemmingsplannen
die ten tijde van de inwerkingtreding van de nota reeds zijn vastgesteld en waarin
een eigen parkeernormering is opgenomen, is aangegeven dat de parkeernorm van het
bestemmingsplan het toetsingskader blijft. Dit geldt ook voor bestemmingsplannen waarin
een uitwerkingsverplichting is opgenomen en waarvan de uitwerking plaats vindt nadat
de nota in werking is getreden.
In de 'Nota Parkeernormen Auto' en de 'Nota Parkeernormen Fiets en Scooter'' is voor
parkeernormen onderscheid gemaakt in drie typen locaties: A-,B-, en C-locaties. Onderhavig
plangebied is aangemerkt als B-locatie. De B-locaties hebben goed openbaar vervoer,
maar liggen verder van de intercitystations af.In B-locaties wordt naast een maximumparkeernorm
voor auto's ook een minimumparkeernorm gehanteerd. Ontwikkelaars worden verplicht
om bij nieuwbouw een minimum aantal parkeerplaatsen voor auto's op eigen terrein te
realiseren. Voor kleine projecten voor vrije sectorwoningen op B-locaties bestaat
een uitzondering op de te hanteren parkeernorm voor woningen.
Alle (sloop)nieuwbouwplannen en transformatieplannen worden getoetst aan de parkeernormen.
Een deel van deze plannen zal niet (kunnen) voldoen aan de gestelde minimum parkeernormen.
Daarom biedt het beleid de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen en vergunningverlening
bij nieuwbouw, indien het realiseren van parkeerplaatsen op eigen terrein op overwegende
bezwaren stuit en/of op andere geschikte wijze in de benodigde parkeerplaatsen wordt
voorzien. Daarbij kunnenin de omgevingsvergunning aanvullende voorwaarden worden opgenomen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor (sloop)nieuwbouwplannen en transformatieplannen
moet ten behoeve van de te realiseren functies voldoende parkeergelegenheid voor auto's,
fietsen en scooters aanwezig zijn of gerealiseerd worden. Hierbij moet voldaan worden
aan de beleidsregels in de 'Nota Parkeernormen Auto' (gepubliceerd op 22 december
2017) en de beleidsregels in de 'Nota Parkeernormen Fiets en Scooter' (gepubliceerd
op 28 augustus 2018). Het parkeerbeleid kan in de toekomst wijzigen. Voor de toepassing
van het parkeerbeleid dient op grond van de bepalingen van dit bestemmingsplan te
worden uitgegaan van de meest recente versie van het vastgestelde en in werking getreden
beleid. Het parkeerbeleid is voor een ieder raadpleegbaar op internet.
Conclusie
Dit bestemmingsplan ziet erop om parkeren op maaiveld niet meer mogelijk te maken
en tegelijktijd de vergunde afwijkingen binnen het plangebied mee te nemen in dit
bestemmingsplan. Daarbij worden de plannen getoetst aan het gemeentelijke parkeerbeleid,
waarbij rekening is gehouden met uitsluitend het bestaan van een parkeerkelder. Hiermee
wordt het niet meer noodzakelijk om de (bestaande) onbebouwde parkeervoorzieningen
op maaiveld te gebruiken. De beleidskaders inzake het parkeerbeleid vormen geen belemmering
voor de voorgenomen planologische wijziging.
Aanleiding en (enig) doel van het plan is het verwijderen van de mogelijkheid om te
parkeren op maaiveld en het meenemen van de afwijkingen op basis van een omgevingsvergunning
voor het perceel. De huidige juridisch-planologische regeling wordt voor zover relevant
gehandhaafd. Met onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk
gemaakt.
Milieuhygiënische aspecten betreffen onder andere bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit,
ecologie, water, externe veiligheid en archeologie. Voor deze aspecten geldt dat er
geen wezenlijke wijzigingen zullen plaatsvinden ten opzichte van de huidige situatie.
Er treden dan ook geen belemmering vormen voor het woon- en leefklimaat ter plaatse
en in de directe omgeving. Een nadere toetsing van deze aspecten voor de beoogde wijziging
(het verwijderen van de aanduiding (’parkeerterrein') is derhalve niet noodzakelijk.
Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels (zogenaamde planregels). De regels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat kaart en regels ten alle tijden in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.
Verbeelding
De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede
de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden
binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere
aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis
indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding
juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven
ten behoeve van de leesbaarheid van de kaart (bijvoorbeeld topografische gegevens).
De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en overheid bindende
deel van het bestemmingsplan.
Regels
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik
van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende
het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld
in meerdere hoofdstukken.
Toelichting
De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen
onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij
de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen
en regels. Door de grote flexibiliteit, of beter vrijheid in de regels, kan de rechtszekerheid
van belanghebbenden in het gedrang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk
de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot het toekomstig grondgebruik.
De toelichting heeft echter géén rechtstreeks burgers bindende werking.
Van de verschillende bestemmingen wordt kort toegelicht van de gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn.
Artikel 1 - Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd.
Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan
de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd
wordt aangesloten bij het normale taalgebruik.
Artikel 2 - Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden, die bij het
bouwen in acht genomen dienen te worden.
Artikel 3 - Wonen
De regeling sluit aan op het vigerende bestemmingsplan 'Willemspark - Vondelpark 2019'.
In de bestemmingsomschrijving is bepaald welk gebruik binnen deze bestemming toegestaan
is. De belangrijkste is de woonfunctie. Ondergeschikt aan de woonfunctie zijn ook
huisgebonden bedrijf, bed & breakfast en huisgebonden beroep toegestaan in een woning.
Voorts rust op de verbeelding de aanduiding 'kantoor'. Daarmee geldt voor het pand
dat de kantoorfunctie mag worden omgezet naar de woonfunctie (en vice versa).
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan. Ter plaatse van de maatvoeringseis 'maximum bouwhoogte 3m' is de parkeerlift mogelijk. Ten slotte wordt ook het bouwvlak iets vergroot conform het bouwplan op basis van de omgevingsvergunning voor het perceel.
In de specifieke gebruiksregels zijn bepalingen opgenomen voor aan huis verbonden bedrijven en beroepen en bed & breakfast in woningen en ondersteunende horeca in de kantoren.
Artikel 4 - Waarde - Landschap
Belangrijke doorzichten zijn aangeduid op de verbeelding die vrij moeten blijven van
bebouwing. Deze doorzichten hebben in het nieuwe bestemmingsplan de dubbelbestemming
'Waarde - Landschap' gekregen. De bedoeling van deze dubbelbestemming is de doorzichten
te beschermen door te voorkomen dat hier, al of niet vergunningvrije, bebouwing tot
stand komt.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Vanwege de conserverende
aard van het bestemmingsplan is de financieel-economische uitvoerbaarheid dan ook
niet in het geding.
Het bestemmingsplan maakt geen bouwplan in de zin van afdeling 6.4 van de Wro mogelijk,
waardoor het vaststellen van een exploitatieplan niet is vereist.
Het plan wordt in het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) aan de volgende instanties gezonden: PM
Tijdens de gestelde termijn is/ zijn er reacties ontvangen van ..... Naar aanleiding van deze opmerkingen is de toelichting van het bestemmingsplan aangepast.
Van xx tot en met xx heeft het ontwerpbestemmingsplan, gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn xx zienswijzen ingediend. In bijlage xx zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord. Daarbij is aangegeven of en hoe de zienswijze heeft geleidt tot een wijziging van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Van Eeghenstraat 94-98 met identificatienummer NL.IMRO.0363.K2307BPSTD-OW01 van de gemeente Amsterdam.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.
Een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld.
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd ten behoeve van gebouwen, met uitzondering van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken.
Een gelegenheid die met behoud van de woonfunctie door ten minste de hoofdbewoner in een woning wordt uitgeoefend en die voorziet in het verstrekken van nachtverblijf voor maximaal 4 personen voor korte tijd, waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten ondergeschikt is.
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen, met dien verstande dat alleen bedrijven conform Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.
Een vaartuig dat hoofdzakelijk wordt gebruikt ten behoeve van de uitvoering van bedrijfsmatige activiteiten, waaronder in ieder geval passagiersvaartuigen worden begrepen.
Een voor publiek toegankelijke gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen.
Uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bijzondere bouwlagen.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
De bovenste bodemlaag die in de laatste ca. 10.000 jaar is ontstaan en die tevens de ophooglaag bevat die door de mens is aangebracht voor bijvoorbeeld woningbouw.
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Een voor publiek toegankelijk kantoor of gelegenheid waarvan het hoofdbestanddeel van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren.
Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
Gevel(deel) met een geluidsbelasting lager of gelijk aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder.
Het resultaat van een geohydrologisch onderzoek neergelegd in een rapport met daarin de eigenschappen en kenmerken van het grondwatersysteem op een bepaalde locatie. In het geohydrologisch rapport worden in ieder geval in beeld gebracht:
Een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.
Dakbedekking die hoofdzakelijk bestaat uit beplanting, zoals gras, sedum, mossen en/of andere planten.
Het bouwen van een kelder waarbij de stand en stroming van het grondwater buiten het perceel waarop de kelder is geprojecteerd niet of nauwelijks veranderen, waar mogelijk zal verbeteren, en geen negatieve grondwatereffecten optreden. Tot negatieve effecten worden in ieder geval gerekend risico's op opbarsten van de deklaag, welvorming, grondwateroverlast en grondwateronderlast.
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
Een inrichting die geheel of in overwegende mate fastfood producten verstrekt, die voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden genuttigd dan wel afgehaald kunnen worden, daaronder worden in elk geval begrepen: fastfoodrestaurant, cafetaria, snackbar, automatiek, loketverkoop en shoarmazaak.
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning, al dan niet met levende muziek en al dan niet met verstrekking van dranken en kleine etenswaren, daaronder worden begrepen: dancing/discotheek, zaalverhuurbedrijf, sociëteit en (dance)club.
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van alcoholische dranken, of anderzijds de uitstraling hebben van een café, daaronder worden begrepen: café, bar, cocktailclub. Het bieden van de gelegenheid om te dansen is toegestaan op voorwaarde dat er geen entreegeld wordt geheven en de dansvloer niet groter is dan 20% van het bruto vloeroppervlakte van de horecazaak.
Een inrichting die:
Een horeca-inrichting die in hoofdzaak nachtverblijf verstrekt, één en ander met inbegrip van vergader-, horeca- en congresfaciliteiten.
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder wordt wel een bed & breakfast begrepen, maar niet detailhandel of horeca.
Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of horeca.
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, daaronder tevens begrepen aan het kantoor ondergeschikte congres- en vergaderaccommodaties en bedrijfsrestaurants.
Een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het peil is gelegen.
Inrichting, niet zijnde van (para)medische aard, waarin druk, spanning, beweging, of trilling - manueel of met mechanische hulp - wordt toegepast op de zachte weefsels van het lichaam, met inbegrip van de huid, spieren, bindweefsel, pezen, ligamenten, gewrichten, lymfevaten, organen van het maag-darmstelsel en reproductief systeem, ter verhoging van enigerlei aspect van het welzijn van de gemasseerde.
De hoogst toelaatbare waarde voor de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige objecten, die bij een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de elektronische communicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen warmte- en koudeopslag, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, bergbezinkbassins, telefooncellen en zendmasten.
Vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca van categorie 3 of horeca van categorie 4, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie.
Een bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot:
Het ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan stuk grond dat in eigendom was van of in erfpacht is uitgegeven aan de (hoofd)bewoner/-gebruiker van de op dit stuk grond aanwezige of toegestane gebouw(en).
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
Een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,5 meter boven peil is gelegen.
De als bijlage opgenomen lijst, behorende bij deze regels, waarin vormen van gebruik anders dan wonen, zijn aangegeven, ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.
Vormen van detailhandel en dienstverlening die zich blijkens hun reclame-uiting, presentatie, assortiment en/of bedrijfsvoering hoofdzakelijk richten op dagjesmensen en/of toeristen.
Een (deel van een) gebouw waar een niet-woonfunctie, inclusief de daarbijbehorende nevenruimten, wordt uitgeoefend en welke door aard en omvang een zelfstandig karakter heeft.
De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen, NEN-normen, verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van:
tenzij in deze regels anders is bepaald.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Voor zover niet in maten op de (analoge) verbeelding vastgelegd, door middel van meting op de (digitale) verbeelding vanaf het hart van de lijn met een nauwkeurigheidsgraad van 0,5 meter.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
De oppervlakte van een bouwwerk vermenigvuldigd met het aantal bouwlagen waar een vestiging zich bevindt, bijzondere bouwlagen daarin begrepen (tenzij in de regels anders bepaald), vermeerderd met het bruto vloeroppervlak van de door de vestiging in gebruik genomen bijbehorende bouwwerken.
De afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken, loodrecht gemeten vanaf de voorgevel naar de achterzijde van het gebouw.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Vanaf de vloer van de betreffende bouwlaag tot de vloer van de daarboven gelegen bouwlaag.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
De bruto vloeroppervlakte van een vestiging, verminderd met de oppervlakten van draagconstructies, separatiewanden, gevels, brandwerende wanden, schachten en ruimten lager dan 1,5 meter.
De oppervlakte tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Balkons, erkers, luifels en vergelijkbare bouwwerken dienen in deze projectie meegenomen te worden.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en onder de in artikel 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
Voor de gebouwen op de in 3.1 onder a genoemde gronden geldt dat huisgebonden beroep, huisgebonden bedrijf en bed & breakfast is toegestaan:
Voor ondersteunende horeca geldt een maximum vloeroppervlak van 20% van het netto vloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 20 m2.
Voor zover op grond van artikel 3.1 nieuwe, nog niet bestaande geluidsgevoelige objecten mogen worden gerealiseerd, zijn deze alleen toegestaan indien:
Voor gronden buiten het bouwvlak geldt dat het gebruik ten dienste van het in artikel 3.1 onder b en c genoemde gebruik niet is toegestaan.
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, om in afwijking van het bepaalde in 3.3.3 onder c een omgevingsvergunning te verlenen zonder dat het betreffende deel van de gevel wordt uitgevoerd als een dove gevel, indien is aangetoond dat de daarvoor geldende maximale grenswaarde niet wordt overschreden.
Op en onder de in artikel 4.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen worden opgericht, bestaande gebouwen daarop uitgezonderd. Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Voor zover op de verbeelding of in de regels van dit bestemmingsplan geen maximum bouwhoogte is opgenomen, geldt de bestaande bouwhoogte als de maximale bouwhoogte.
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning moet ten behoeve van de te realiseren functies voldoende parkeergelegenheid voor auto's aanwezig zijn of gerealiseerd worden. Hierbij moet voldaan worden aan de beleidsregels in de 'Nota Parkeernormen Auto' (gepubliceerd op 22 december 2017). Indien deze beleidsregels in de planperiode worden gewijzigd, gelden de meest recent vastgestelde beleidsregels als toetsingskader.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning moet ten behoeve van de te realiseren functies voldoende parkeergelegenheid voor fietsen aanwezig zijn of gerealiseerd worden. Hierbij moet voldaan worden aan de beleidsregels in de 'Nota Parkeernormen Fiets en Scooter (gepubliceerd op 28 augustus 2018). Indien deze beleidsregels in de planperiode worden gewijzigd, gelden de meest recent vastgestelde beleidsregels als toetsingskader.
Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
Onder verboden gebruik als bedoeld in 7.1wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en/of bebouwing:
Voor zover bedrijven zijn toegestaan, mogen de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de volgende categorieën bedrijven:
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - 2' zijn de betreffende gronden, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen en aanduidingen, mede bestemd voor de bescherming van het belang van grondwaterneutraal bouwen.
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om overeenkomstig artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat: