Frans van Mierisstraat 59    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

De Makelaarsvereniging Amsterdam heeft het voornemen het pand aan de Frans van Mierisstraat 59 te verbouwen en renoveren. Een onderdeel van deze verbouwing betreft de sloop van de huidige L-vormige aanbouw en het realiseren van een nieuwe aanbouw tegen de achtergevel. Om de 'verschuiving' van deze bouwmogelijkheden in de achtertuin mogelijk te maken, is het nodig de planologische bouwmogelijkheden voor de achtertuin in het bestemmingsplan te wijzigen. Dit bestemmingsplan ‘Frans van Mierisstraat 59' voorziet in deze wijziging.

1.2 Opbouw toelichting     

Hoofdstuk 1 bestaat uit de beschrijving van het plangebied en het vigerende bestemmingsplan. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 legt de beoogde ontwikkeling uit. In hoofdstuk 4 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan ruimtelijk relevante beleidskaders. Hoofdstuk 5 bevat de toetsing aan omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van het plan. De uitvoerbaarheid wordt in hoofdstuk 7 behandeld.

1.3 Ligging en beschrijving van het plangebied in de omgeving     

De Frans van Mierisstraat ligt in het Museumkwartier in Amsterdam Zuid. Op figuur 1.1 is de ligging van het plangebied aangegeven. Op ongeveer 300 meter afstand ligt het Concertgebouw aan het Museumplein. Het pand bevindt zich in een zijstraat van de Van Baerlestraat, een gebiedsontsluitingsweg voor auto's, openbaar vervoer en langzaam verkeer. De Frans van Mierisstraat bestaat voornamelijk uit woningen, afgewisseld met enkele andere functies, waaronder het pand van de makelaarsvereniging.

verplichtFiguur 1.1 Ligging plangebied (bron: Arcgis luchtfoto 2017)

1.4 Vigerend bestemmingsplan     

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Museumkwartier Valeriusbuurt'. het plangebied heeft binnen dit bestemmingsplan de bestemming 'Gemengd - 1'. In figuur 1.2 is een uitsnede van het bestemmingsplan weergeven.

verplicht

Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Museumkwartier Valeriusbuurt'

Binnen deze bestemming is wonen toegestaan vanaf de tweede bouwlaag. Tevens heeft de locatie de functieaanduiding 'kantoor', zodat ter plaatse - naast functies als detailhandel en dienstverlening - de kantoorfunctie is toegestaan.

De maximum bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt 15 meter. In de tuin bestaat het bouwrecht voor een L-vormige aanbouw met een maximum bouwhoogte van 3 meter.

1.5 Toelichting wijziging planologisch regime     

Dit bestemmingsplan verwijdert het huidige bouwrecht van de L-vormige aanbouw achter in de tuin en zorgt voor een verplaatsing van het bouwrecht tegen de huidige achtergevel aan.

De beoogde ontwikkeling van de aanbouw tegen de achtergevel valt binnen de mogelijkheden van het vergunningvrij bouwen. Dit maakt de aanbouw reeds planologisch aanvaardbaar. Het is niet de bedoeling van deze ontwikkeling om meer bouwoppervlak planologisch mogelijk te maken. Dit bestemmingsplan voorziet in het opheffen van het huidige bouwrecht. Zo kan de L-vormige aanbouw niet later alsnog worden teruggebouwd.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie     

2.1 Bestaande situatie     

Het bestaande pand op het perceel Frans van Mierisstraat 59 telt vier bouwlagen. Het pand is volledig in gebruik genomen door de makelaarsvereniging, waarbij de kantoor- en bijbehorende educatiefunctie zich hoofdzakelijk concentreert op de begane grond, eerste en tweede verdieping. Daarnaast beschikt het pand over een kelder en een opbouw op het dak. Aan de achterzijde van het pand is een L-vormige aanbouw geplaatst.

verplicht

Figuur 2.1: Aanzicht pand Frans van Mierisstraat (bron: Duyts bouwconstructies)

verplicht

Figuur 2.2: plattegrond bestaand pand en doorsnede vanaf de zijkant bestaand pand (bron: Duyts bouwconstructies)

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving     

Verbouwplan

De beoogde ontwikkeling betreft het verbouwen van het gehele pand. Het pand is in eigendom van de Makelaarsvereniging Amsterdam. De Makelaarsvereniging is opgericht in 1877 en voorziet haar leden onder meer van advies en bijscholing. De bijscholing is een belangrijke functie welke wordt volbracht in het pand aan de Frans van Mierisstraat. De huidige indeling vraagt om vernieuwing in het kader van efficiënt ruimtegebruik. De vereniging voelt zich verbonden met deze vestiging en wil daarom niet verhuizen. Er is gekozen voor een verbouwing, zowel inpandig als aan de buiten(achter)zijde van het pand. Zie Bijlage 1 voor de huidige stand van zaken van het bouwplan.

Het totale verbouwplan bestaat uit:

  • Slopen aanbouw en realisatie nieuwe aanbouw;
  • Vernieuwing dakopbouw en dakterras;
  • Balkon op de tweede verdieping;
  • Uitbouw en dieper maken kelder;
  • Inpandige aanpassingen.

Dit bestemmingsplan voorziet in het eerste punt: het opgeven van het huidige bouwrecht in de achtertuin en het mogelijk maken van een verplaatsing van dit bouwrecht tegen de achtergevel van het hoofdgebouw. Deze ontwikkeling maakt dus deel uit van het grotere verbouwplan. De overige verbouwingen zijn mogelijk op basis van de vigerende planregels of via de kruimelgevallenregeling en het kruimelgevallenbeleid van stadsdeel Zuid.

Het totale verbouwplan zal gelijktijdig met de voorbereiding van dit bestemmingsplan met het stadsdeel worden afgestemd en in procedure worden gebracht. Voor het in procedure brengen van dit bestemmingsplan heeft het dagelijks bestuur reeds een positieve beslissing genomen (zie Bijlage 2). Om plan-standaardiserings redenen wordt de uitbreiding van de kelder niet direct in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De beoogde uitbreiding van de kelder onder het hoofdgebouw en de aanbouw wordt evenwel ruimtelijk aanvaardbaar geacht en is mogelijk op basis van de binnenplanse afwijkingsregeling. Door middel van een koekoek zal in de kelder daglicht en lucht kunnen toetreden. Zowel vanuit veiligheidsredenen als om kwalitatieve redenen wordt ervoor gekozen een koekoek van circa 1 m breedte te maken. Dit biedt de mogelijkheid een vluchttrap te realiseren vanuit de kelder de achtertuin in en biedt tegelijkertijd de mogelijkheid om voldoende daglicht te creëren in de kelder annex collegezaal.

Onderstaand wordt de beoogde ontwikkeling nader beschreven.

Slopen en nieuwbouw aanbouw

In de achtertuin bevindt zich in de huidige situatie een L-vormige aanbouw. Deze wordt gesloopt. De nieuwe aanbouw wordt tegen de achtergevel van het hoofdgebouw aangebouwd met een diepte van 4 meter gemeten vanaf de achtergevel. De aanbouw wordt circa 4,5 meter hoog. Het bouwrecht achter in de tuin wordt opgeheven en het nieuwe bouwvlak van de aanbouw wordt tegen het hoofdgebouw geplaatst. Dit is schematisch weergeven in figuur 2.3.

verplicht

Figuur 2.3 Verplaatsing bouwrecht

Als gevolg van de ontwikkeling wordt de totale bebouwde oppervlakte in de tuin verminderd. In de huidige situatie is 46 m2 bebouwd, in de nieuwe situatie wordt dit 39 m2. Door deze ontwikkeling wordt de tuin meer ruimtelijk en open, de aanbouw strekt namelijk niet meer over de volledige diepte van de achtertuin. Zo sluit de beoogde ontwikkeling aan bij de beleidsregels van stadsdeel Zuid om het groene karakter van binnenterreinen te borgen. Zie ook Hoofdstuk 4 waarin dit beleid verder wordt uitgewerkt.

Ondergeschikte bouwdelen zoals koekoeken, luifels, overstekende daken en dergelijke mogen de bouw- dan wel bestemmingsgrenzen overschrijden met maximaal 30 centimeter. Met het intekenen van het bouwvlak voor de aanbouw, schuift ook het gebied waarvoor voor ondergeschikte bouwdelen, met toepassing van de afwijkingsmogelijkheid, overschrijdingen van de bouwgrens tot maximaal twee meter kunnen worden toegestaan, met vier meter op. Omdat het uitsluitend om ondergeschikte bouwdelen gaat, zullen de ruimtelijke effecten van het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid in het algemeen beperkt van aard zijn. Het betreft bovendien geen direct recht, zodat bij toepassing ook nog gestuurd kan worden op de daadwerkelijke ruimtelijke effecten. Daarnaast biedt het vigerende bestemmingsplan reeds dezelfde afwijkingsmogelijkheid. Daarmee ligt het niet in de rede deze mogelijkheid nu te schrappen.

Op basis van de rijksregeling voor vergunningvrij bouwen, kan een aanbouw van 4 m diepte vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd. De diepte van de beoogde nieuwe uitbouw van de begane grond sluit bij deze regeling aan. Voorgaande betekent dat de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen als gevolg van dit bestemmingsplan niet onevenredig worden aangetast.

Hoofdstuk 4 Beleidskader     

De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is dusdanig beperkt van omvang, dat rijks-, provinciaal of regionaal beleid geen kaders voor deze ontwikkeling kent. In meer algemene zin is relevant dat het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied ligt waarbinnen duurzaam ruimtegebruik wordt nagestreefd. Het plan voldoet hier aan. De ontwikkeling wordt overigens niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling zodat toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde is.

Op gemeentelijk niveau is de nota beleidsregels 'Omgevingsvergunning A2 voor het snel afhandelen van afwijkingsbesluit voor omgevingsvergunningen. Beleidsregels voor de toepassing van artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)' relevant. Deze nota is vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Bestuurscommissie Zuid op 23 maart 2016.

Deze beleidsnota is opgesteld om snel en gemakkelijk een omgevingsvergunning met planologische afwijkingsbesluiten te kunnen verlenen. Dit beleid wordt ook wel het “kruimelgevallenbeleid” genoemd. De sloop van de aanbouw achter in de tuin en nieuwbouw tegen het hoofdgebouw past binnen de kader van het beleid zoals uiteengezet in beleidsregel 4 “Aan-en uitbouwen of bijgebouwen (bijbehorende bouwwerken)” van de nota.

Volgens de nota komt de kwaliteit van de woonfunctie tot uitdrukking in het behoud van het groene karakter van de binnenterreinen. Vigerende bestemmingsplannen hebben om die reden slechts zeer beperkte bebouwingsmogelijkheden. Om de permanent onder druk staande kwaliteit van de woonfunctie te bewaken, kiest het stadsdeel er daarom voor vast te houden aan het strenge beleid ten aanzien van de binnentuinen.

Het verplaatsen van het bouwrecht in de tuin zorgt voor een meer open en ruimtelijke uitstraling van de tuin. Hierdoor is de ontwikkeling in lijn met het beleid van het stadsdeel Zuid om open binnentuinen na te streven.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling passend is binnen het relevante beleid.

Hoofdstuk 5 Toetsing aan omgevingsaspecten     

Inleiding

Dit bestemmingsplan voorziet uitsluitend in de verplaatsing van een bouwrecht in de achtertuin. Er is geen sprake van een functiewijziging, noch van een toename van bebouwing. Om die reden is het - strikt genomen - niet noodzakelijk te toetsen aan de verschillende sectorale aspecten. Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid wordt in de volgende paragrafen kort stilgestaan bij de verschillende sectorale aspecten, zoals bodem, water en externe veiligheid.

5.1 Bodem     

In de 'Wet bodembescherming' zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Wanneer (graaf-) werkzaamheden worden uitgevoerd is een (verkennend) bodemonderzoek aan de orde om te bepalen of het nodig is om eventuele vervuilde grond te saneren.

Toetsing en conclusie

Het bestemmingsplan voorziet niet in een functiewijziging, de bestaande kantoorfunctie op onder meer de begane grond wordt voortgezet. Vanuit planologisch oogpunt is onderzoek naar de bodemkwaliteit om die reden niet aan de orde. In het kader van de bouwaanvraag is evenwel reeds onderzoek verricht en volledigheidshalve worden de resultaten hier besproken.

Ter plaatse is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om te bepalen of er al dan niet sprake is van bodemverontreiniging conform de Wet Bodembescherming. Dit onderzoek is in maart 2017 uitgevoerd door APS Milieu en is bijgevoegd in Bijlage 3.

Uit het onderzoek blijkt dat er matige tot sterke verontreinigingen in de bodem zijn aangetroffen. Dergelijke verontreinigingen zijn niet ongebruikelijk in de binnenstad van Amsterdam.

Indien ten behoeve van de voorgenomen werkzaamheden grond moet worden afgevoerd/herschikt, dient een melding BUS gedaan te worden bij de omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Bij de uitvoering van het plan dient hiermee rekening te worden gehouden. Dit vormt verder geen belemmering voor de verplaatsing van het bouwrecht, zoals voorzien in dit bestemmingsplan.

5.2 Geluidhinder     

Een van de grondslagen voor de ruimtelijke afweging is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder bevat geluidnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Op grond van de Wet geluidhinder gelden zones rond geluidbronnen met een grote geluiduitstraling, zoals (spoor)wegen en industrieterreinen. De belangrijkste bestaande geluidzones bevinden zich langs bestaande wegen en spoorwegen, rond grote bestaande industrieterreinen en rondom bestaande luchtvaartterreinen. Geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving.

Toetsing en conclusie

Een kantoor is geen geluidsgevoelige functie in het kader van de Wet geluidhinder. Daarnaast is deze functie reeds mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan. Nader onderzoek naar geluidsbelasting is daarom niet nodig.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie     

De juridische basis voor het omgaan met archeologische waarden is sinds 1 juli 2016 vastgelegd in de Erfgoedwet. De Erfgoedwet vervangt de Monumentenwet en de Wet archeologische monumentenzorg. De Erfgoedwet betreft gebouwde monumenten, archeologie en roerend erfgoed. De wet gaat uit van 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsing en conclusie

Binnen het thans vigerende bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt zijn gebieden waar archeologische bescherming nodig is voorzien van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Het onderhavige plangebied is niet voorzien van een dergelijke dubbelbestemming. Nader archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.

Ook bevinden zich in of om het plangebied geen Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten waarmee rekening zou moeten worden gehouden.

5.4 Water     

Artikel 3.1.6, eerste lid, onder b, van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) verplicht in de toelichting bij ruimtelijke besluiten een beschrijving op te nemen over de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Provinciale Ruimtelijke Verordening

Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht

De projectlocatie valt onder het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Op 1 januari 2017 is de meest recente Keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) in werking getreden. De Keur van het AGV is gericht op het beschermen van de water aan- en afvoer, de bescherming tegen wateroverlast en overstroming en op het beschermen van de ecologische toestand van het watersysteem. In de Keur zijn verschillende geboden en verboden opgenomen. In benodigde gevallen kan van deze verboden ontheffing worden verkregen.

Watertoets

Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten. Hierbij gaat het onder meer om aspecten als waterkwaliteit en waterkwantiteit en veiligheid.

Toetsing en conclusie

De beoogde ontwikkeling betreft het slopen van een gebouw van 46 m2 en de nieuwbouw van een gebouw van 39 m2. In de huidige situatie is de buitenruimte vrijwel volledig verhard. Er is dus geen sprake van toename van verharding. Daarbij is voor plannen met een oppervlakte kleiner dan 500 m2 geen compensatie vereist.

De bebouwing dient te voldoen aan het beleid van het Hoogheemraadschap wat betreft de afvoer van hemelwater en vuilwater. Het hemelwater moet worden afgekoppeld en het afvalwater moet via het riool worden afgevoerd. De afvoer van hemelwater gaat via de bestaande afvoerleidingen. Er wordt niet geloosd op daken van belendende panden.

5.5 Luchtkwaliteit     

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

Tabel 5.1: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2 ì\µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Toetsing en conclusie

De ontwikkeling betreft het verplaatsen van de aanbouw. Gezien de geringe omvang van deze ontwikkeling en de afwezigheid van effecten voor de luchtkwaliteit, valt dit onder het Besluit Niet in Betekenende Mate. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

5.6 Externe veiligheid     

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Het beleid ten aanzien van risicovolle inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen wordt geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet.

Toetsing en conclusie

Uit de risicokaart blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Op 1900 meter ten zuidwesten van het plangebied ligt een lpg-station. Het vervoer van gevaarlijke stoffen bevindt zich tevens op grote afstand. Het aspect externe veiligheid is daarom geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.7 Ecologie     

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Toetsing en conclusie

Het plangebied ligt niet in of nabij een beschermd natuurgebied. Ook zijn ter plaatse geen beschermde planten- en diersoorten te verwachten door het stedelijk karakter van de locatie en het ontbreken van beplanting in de tuin. Het aspect ecologie vormt derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling.

5.8 Kabels en leidingen     

Ter plaatse van het plangebied bevinden zich geen planologisch relevante kabels en leidingen.

5.9 Verkeer en parkeren     

De verplaatsing van het bouwvlak leidt tot een verkleining van het totale vierkante meters aan bouwvlak en zodoende tot minder vierkante meters bebouwing. Deze ontwikkeling leidt om die reden niet tot een toename van verkeersgeneratie, noch tot een toename in parkeerdruk.

5.10 Luchthavenindelingbesluit     

Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) is een besluit op basis van de Luchtvaartwet. De overheid kan op basis van het LIB beperkingen opleggen aan bouwinitiatieven in zones rondom de luchthaven Schiphol. Primaire doelen hierbij zijn:

  • voorkomen dat het gebruik van de grond en de bebouwing op en rond Schiphol een gevaar zou kunnen vormen voor de veiligheid van het luchtverkeer;
  • beperken van het aantal nieuwe en bestaande door vliegtuiggeluid gehinderde bewoners en gebruikers.

Toetsing en conclusie

Uit het Luchthavenindelingbesluit blijkt dat het plangebied binnen de zone met een maximum bouwhoogte van 110 meter valt. De maximum bouwhoogte van de beoogde ontwikkeling is 4,5 meter en vormt derhalve geen knelpunt.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving     

6.1 Algemeen     

Waar de overige hoofdstukken van deze bestemmingsplantoelichting de achtergronden van het bestemmingsplan belichten, geeft deze paragraaf een toelichting op de bestemmingsplanregels. Uitgelegd wordt wat de bedoeling en strekking is van de verschillende onderdelen van de regels. Daartoe worden in deze paragraaf de regels per artikel toegelicht.

Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding heeft een functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels artikelsgewijs worden besproken.

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemming en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.

Dit bestemmingsplan heeft als doel het mogelijk maken van de verplaatsing van het bouwrecht in de tuin. De enige planologische wijziging die het bestemmingsplan met zich brengt betreft dan ook de wijziging van het bouwvlak op de verbeelding en de daarbij behorende planregeling. De overige planologische bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn onveranderd.

6.2 Artikelsgewijze toelichting     

6.2.1 Toelichting op de bestemmingen     

In deze paragraaf worden de niet voor zichzelf sprekende en bijzondere juridische aspecten van de bestemmingsbepalingen toegelicht. Het beleid wordt niet toegelicht, maar de wijze van regelen.

HOOFDSTUK 1 - INLEIDENDE REGELS

  • Begrippen

Artikel 1 geeft, in alfabetische volgorde, een omschrijving van een aantal begrippen die in de regels worden gebruikt. Hiermee wordt formeel vastgelegd wat wel en wat niet onder het betreffende begrip moet worden verstaan. Dit artikel is dus primair bedoeld om begrippen duidelijk te begrenzen en niet om de gedachten achter de gebruikte termen uit te leggen. Daarvoor is juist deze toelichting bedoeld. In deze toelichting worden gehanteerde begrippen waar nodig uitgelegd.

  • Wijze van meten

Met dit artikel wordt aangegeven op welke wijze moet worden beoordeeld in hoeverre een initiatief past binnen de minima en maxima die door de overige regels worden aangegeven.

HOOFDSTUK 2 - BESTEMMINGEN

  • Gemengd - 1

Binnen de bestemming Gemengd - 1 zijn diverse functies mogelijk. In de bestemmingsomschrijving is bepaald welke functies mogelijk zijn binnen de bestemming.

Voor de woonfunctie is bepaald dat wonen uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger is toegestaan. Een omzetting van wonen naar detailhandel, bedrijf of consumentverzorgende dienstverlening kan binnen deze bestemming zonder meer.

Voor de niet-woonfuncties is bepaald dat alle functies slechts zijn toegestaan in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder. Het is niet mogelijk een niet-woonfunctie op hoger gelegen verdiepingen te realiseren. Detailhandel, bedrijf of consumentverzorgende dienstverlening is in alle panden binnen deze bestemming zonder meer toegestaan. De functie kantoor is overgenomen uit het vigerende plan en met een functieaanduiding op de verbeelding aangeduid.

In de bouwregels is in zijn algemeenheid bepaald dat er alleen gebouwd mag worden binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dit betekent dat de delen van de bestemming waar geen bouwvlak is opgenomen niet bebouwd mogen worden. Dit geldt met name voor de tuinen achter woningen en andere functies. De bestemming maakt bebouwing in deze tuinen niet mogelijk. Ter plaatse van het 'nieuwe' bouwvlak geldt dat hier uitsluitend bijbehorende bouwwerken mogen worden gerealiseerd. Bij eventuele sloop/nieuwbouw van het pand, mag in het nieuwe bouwvlak zodoende geen zogenaamd 'oorspronkelijk' hoofdgebouw worden gebouwd. Op die wijze worden extra bouwmogelijkheden via de rijksregeling voor vergunningvrij bouwen voorkomen. Verder is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die borgt dat de L-vormige uitbouw is gesloopt voordat in het 'nieuwe' bouwvlak wordt gebouwd.

In de bouwregels is in de leden 3.2.2 en 3.2.3 verder bepaald dat de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen bepaald wordt aan de hand van de maximale goot- en bouwhoogte die op de verbeelding is opgenomen. Een bouwvlak mag 100% bebouwd worden. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal 2 meter hoog zijn. Het gaat daarbij vooral om schuttingen en andere vormen van erfafscheidingen in de tuinen.

In het Afwijken van de bouwregels is het dagelijks bestuur bevoegd in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen en uitbreiden van kelders en souterrains. Voorwaarde is onder meer dat door onderzoek wordt aangetoond dat hierdoor geen onaanvaardbare effecten op het grondwater ontstaan. Voorts geldt dat – voor zover de kelder niet onder een hoofdgebouw of aanbouw wordt gerealiseerd - (binnen)tuinen nog als tuin ingericht kunnen worden doordat een minimale dikte van het grondpakket op het dak van de kelder wordt geëist.

In de Specifieke gebruiksregels zijn, voor zover daar aanleiding toe is, nadere beperkingen gesteld aan de situering of oppervlakte van bepaalde functies, waaronder maximaal 300 m2 per vestiging. Deze beperking geldt niet voor bestaande vestigingen.

Voor de onbebouwde gronden is in lid 3.4.4 bepaald dat deze uitsluitend gebruik mogen worden voor tuinen.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het dagelijks bestuur bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen door ondergrondse parkeergarages onder bebouwing en onbebouwde gronden toe te staan.

Voor de realisatie van ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals balkons en buitentrappen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen (Artikel 6).

  • Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.

  • Algemene bouwregels

In deze regel wordt geregeld dat bepaalde overschrijdingen van de bouwregels zijn toegestaan.

  • Algemene gebruiksregels

In deze regel worden de algemene regels omtrent gebruik vastgelegd. Naast het algemene gebruiksverbod om de gronden en opstallen in strijd met de bestemming te gebruiken, is een aantal activiteiten uitgezonderd.

  • Algemene afwijkingsregels

In dit artikel worden algemene afwijkingsregels opgesomd. Er kan voor gebouwen van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken en dergelijke worden afgeweken van de regels. Ook kan van de regels worden afgeweken voor geringe afwijkingen en tevens mag de in de regels toegestane maximale bouwhoogte worden overschreden in bepaalde gevallen. Hetzelfde geldt voor de op de verbeelding aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen.

  • Overgangsrecht

De overgangsregel is evenals de anti-dubbeltelregel overgenomen uit de standaardregels uit het Besluit ruimtelijke ordening.

  • Slotregel

De slotregel ten slotte geeft de officiële benaming van dit bestemmingsplan weer alsmede de datum van vaststelling door de gemeenteraad.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid     

7.1 Economische uitvoerbaarheid     

Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient op grond van artikel 5.1.3 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De beoogde ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De Makelaarsvereniging Amsterdam draagt de volledige financiële verantwoordelijkheid voor het project. Tussen de Makelaarsvereniging Amsterdam en het stadsdeel Zuid wordt een planschadeovereenkomst getekend.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd. In deze 6 weken mag een ieder zienswijzen indienen. Wanneer deze worden ingediend, zullen deze worden beantwoord en indien nodig verwerkt in het bestemmingsplan.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

Het bestemmingsplan 'Frans van Mierisstraat 59' met identificatienummer NL.IMRO.0363.K1802BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanbouw     

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat. Een gebouw dat onderscheiden wordt van, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan, het hoofdgebouw.

1.4 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Achtererfgebied     

Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.7 Automatenhal     

Een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld.

1.8 Bebouwing     

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bebouwingspercentage     

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 Bed and breakfast     

Een horecagelegenheid, die met behoud van de woonfunctie door ten minste de hoofdbewoner in een woning wordt uitgeoefend en die voorziet in het verstrekken van nachtverblijf voor maximaal 4 personen voor korte tijd, waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten ondergeschikt is.

1.11 Bedrijf     

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen, met dien verstande dat alleen bedrijven conform 7.2 zijn toegestaan.

1.12 Belwinkel     

Een voor publiek toegankelijke gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen.

1.13 Bestaand     

  1. Bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
  2. Het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.14 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bijgebouw     

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.17 Bijbehorend bouwwerk     

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.18 Bijgebouw     

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een op zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

1.19 Bijzondere bouwlaag     

Kelder, souterrain en kap.

1.20 Bodemverstoring     

Elke vorm van grondverzet.

1.21 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 Bouwgrens     

De grens van een bouwvlak.

1.23 Bouwlaag     

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bijzondere bouwlagen.

1.24 Bouwvlak     

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 Bouwwerk     

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 Consumentverzorgende dienstverlening     

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.27 Dagelijks bestuur     

Het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Zuid.

1.28 Dakopbouw     

Een bouwwerk, niet zijnde een verblijfsruimte, uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van een dakterras.

1.29 Detailhandel     

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 Dienstverlening     

Het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek. Onder te verdelen in:

  1. consumentverzorgende dienstverlening;
  2. zakelijke dienstverlening;
  3. maatschappelijke dienstverlening.

1.31 Gebouw     

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 Geldwisselkantoor     

Een voor publiek toegankelijk kantoor of gelegenheid waarvan het hoofdbestanddeel van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren.

1.33 Geluidgevoelige gebouwen     

Geluidsgevoelige gebouwen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, zijnde:

  1. woningen;
  2. onderwijsgebouwen;
  3. ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  4. verzorgingstehuizen;
  5. psychiatrische inrichtingen;
  6. medisch centra;
  7. poliklinieken;
  8. medische kleuterdagverblijven.

1.34 Hoofdgebouw     

Een gebouw dat door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.35 Huisgebonden bedrijf     

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hiermee wordt wel een bed and breakfast, maar geen detailhandel of horeca bedoeld.

1.36 Huisgebonden beroep     

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten.

1.37 Kantoor     

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.38 Kap     

Een bijzondere bouwlaag waarvan de dakconstructie bestaat uit ten minste één hellend dakvlak.

1.39 Kelder     

Een bijzondere bouwlaag, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het peil is gelegen.

1.40 Maatschappelijke dienstverlening     

Het verlenen van diensten op het gebied van gezondheidszorg, sociaal-cultureel, welzijn, woonzorg, kinderopvang, onderwijs en educatie, sport, religie, overheid en vergelijkbare gebieden, waaronder mede ondergeschikte nevenfuncties ten behoeve van de diensten worden begrepen.

1.41 Netto vloeroppervlak     

Het totale vloeroppervlak dat voor publiek toegankelijk is.

1.42 Nutsvoorziening     

Gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water, elektra en telematische diensten.

1.43 Ondersteunende detailhandel     

Niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie.

1.44 Ondersteunende horeca     

Niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca van categorie 3 of horeca van categorie 4, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie.

1.45 Peil     

Onder het peil wordt verstaan:

  1. voor hoofdgebouwen: het bouwkundig peil dat maximaal 0,1 m boven of onder de wegkruin van de voorliggende weg ligt;
  2. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.46 Seksinrichting     

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin handelingen of vertoningen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

  1. een prostitutiebedrijf: een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen met anderen tegen een materiële vergoeding;
  2. erotisch getinte vermaaksfunctie: Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische / pornografische aard, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een erotische videotheek, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, wel of niet in combinatie met elkaar.

1.47 Short-stay     

Het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één (1) week en maximaal zes (6) maanden. Voor het overige blijft het gebruik gelijk als bedoeld bij de bestemming 'Wonen'.

1.48 Smartshop     

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden van psychotrope stoffen.

1.49 Souterrain     

Een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,50 meter boven het peil is gelegen.

1.50 Uitbouw     

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.51 Verbeelding     

De verbeelding van het bestemmingsplan Frans van Mierisstraat 59.

1.52 Voorgevel     

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.53 Wet/wettelijke regelingen     

Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van:

  1. de tervisielegging van het ontwerpplan voor wat betreft het bouwen;
  2. de in werkingtreding van het bestemmingsplan voor wat betreft het gebruik;

tenzij in deze regels anders is bepaald.

1.54 Woning     

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.55 Zakelijke dienstverlening     

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling     

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk     

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De bruto vloeroppervlakte van een gebouw     

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen en bijzondere bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk     

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Gemengd - 1     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, waaronder mede begrepen short stay, uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger;
  2. huisgebonden beroep of huisgebonden bedrijf, overeenkomstig het bepaalde in 3.4.1.;
  3. bed and breakfast, overeenkomstig het bepaalde in 3.4.1;
  4. detailhandel, uitsluitend in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder;
  5. consumentverzorgende dienstverlening, uitsluitend in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder;
  6. kantoor, uitsluitend in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  7. bedrijf, uitsluitend in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder;
  8. ondersteunende horeca, uitsluitend binnen detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening en kantoor;
  9. nutsvoorziening;
  10. tuinen;
  11. voetpaden.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Algemeen     

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken:

3.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven.
  2. maximum goothoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven.
  3. maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak: 100%.
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (4,5 m)' is uitsluitend een bijbehorend bouwwerk toegestaan.
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (4,5 m)' is bouwen en in gebruik nemen van het bijbehorend bouwwerk uitsluitend toegestaan indien de bestaande L-vormige uitbouw - voor zover gelegen buiten deze aanduiding - is gesloopt.
  6. uitsluitend bestaande kelders en souterrains zijn toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. maximum bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel: 1 meter;
  2. maximum bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 2 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels     

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, om in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 en 3.2.2 onder e een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen van kelders en souterrains onder voorwaarden dat:

  1. het gebruik ten dienste is van de functie in het hoofdgebouw;
  2. de technische haalbaarheid is aangetoond;
  3. de diensten, die belast zijn met de zorg op het terrein van milieu- en bouwtoezicht, het waterbeheer en de bescherming van monumenten en archeologie, geen bezwaar hebben tegen de ontwikkeling;
  4. indien de kelder wordt gerealiseerd in een (binnen)tuin, de bovenzijde van het dak ten minste 0,80 meter is gelegen onder de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld van de (binnen)tuin en een grondpakket wordt gerealiseerd van minimaal 0,80 meter boven op het dak;
  5. aangetoond is dat de ontwikkeling in de tuin niet ten koste gaat van (waardevolle) bomen in de (binnen-)tuin.

3.4 Specifieke gebruiksregels     

3.4.1 Wonen     

Voor de in 3.1 genoemde gronden geldt dat voor huisgebonden beroep, huisgebonden bedrijf en bed & breakfast een maximum bruto oppervlak geldt van maximaal 40% van het bruto vloeroppervlak van de woning met een maximum van in totaal 60 m2.

3.4.2 Niet-woonfuncties     

Voor de in 3.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

  1. voor bedrijf, detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening en kantoor geldt een maximum bruto vloeroppervlak van 300 m² per vestiging;
  2. voor ondersteunende horeca geldt een maximum netto vloeroppervlak van 30% van het netto vloeroppervlak van de hoofdfunctie met een maximum van 30 m².
3.4.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen (bijbehorende bouwwerken)     
  1. Voor aan- en uitbouwen geldt: ten behoeve van de functie van het hoofdgebouw;
  2. Voor bijgebouwen: ondergeschikt aan en ten dienste van het gebruik van de functie van het hoofdgebouw.
3.4.4 Onbebouwde gronden     

Voor onbebouwde gronden geldt dat uitsluitend het gebruik ten dienste van tuin is toegestaan.

3.4.5 Afwijking     

In afwijking van het bepaalde in 3.4.2 zijn de, op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, bestaande vestigingen met een groter bruto vloeroppervlak toegestaan. Een verdere vergroting is niet toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels     

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, om in afwijking van het bepaalde in lid 3.4.4 een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden voor maatschappelijke dienstverlening onder voorwaarden dat:

  1. het gebruik ten dienste is van de functie in het hoofdgebouw;
  2. het woon- en leefklimaat ter plaatse niet onevenredig wordt aangetast;
  3. aangetoond is dat de ontwikkeling in de tuin niet ten koste gaat van (waardevolle) bomen in de (binnen-)tuin.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid     

3.6.1 Ondergrondse parkeergarages     

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen door onder de in het eerste lid genoemde gronden ondergrondse parkeergarages toe te staan onder bebouwing en onbebouwde gronden, onder voorwaarden dat:

  1. het gebruik in ieder geval ten dienste is van de functie in het hoofdgebouw;
  2. het aantal te realiseren parkeerplaatsen in overeenstemming is met het op het moment van wijziging geldende parkeerbeleid;
  3. de technische haalbaarheid is aangetoond;
  4. de diensten, die belast zijn met de zorg op het terrein van milieu- en bouwtoezicht, het waterbeheer en de bescherming van monumenten en archeologie, geen bezwaar hebben tegen de ontwikkeling;
  5. indien de kelder wordt gerealiseerd in een (binnen)tuin, de bovenzijde van het dak ten minste 0,80 meter is gelegen onder de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld van de (binnen)tuin en een grondpakket wordt gerealiseerd van minimaal 0,80 meter boven op het dak;
  6. aangetoond is dat de ontwikkeling in de tuin niet ten koste gaat van (waardevolle) bomen in de (binnen-)tuin.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels     

5.1 Ondergeschikte bouwdelen     

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, koekoeken, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,3 meter bedraagt.

5.2 Bestaande bebouwing     

  1. Bestaande bebouwing, die in overeenstemming met een verleende vergunning is gebouwd en afwijkt van dit bestemmingsplan, is toegestaan.
  2. Het geheel of gedeeltelijk vervangen of vernieuwing van de onder a bedoelde bebouwing is toegestaan, mits de afwijking van dit bestemmingsplan naar aard en omvang niet wordt vergroot, tenzij daarvoor met toepassing van enige in dit bestemmingsplan geregelde afwijkingsbevoegdheid een omgevingsvergunning voor wordt verleend.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels     

  1. Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het dagelijks bestuur bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c, van de Wet ruimtelijke ordening een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
    1. het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximaal vloeroppervlak van 25 m²;
    2. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, fonteinen, plastieken, vrijstaande muren, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, bruggen en andere waterbouwkundige constructies en ondergrondse vuilstortcontainers;
    3. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
    4. het overschrijden van de bouw- en bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 meter voor erkers, serres, uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, luifels, balkons, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen;
    5. de in de regels toegestane maximum bouwhoogten met maximaal 1,2 meter;
    6. de in de regels toegestane maximum bouwhoogten ten behoeve van een extra bouwlaag of het verbouwen van een bijzondere bouwlaag tot een bouwlaag met ten hoogste 3 meter, onder voorwaarden dat:
      • door de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam een positief advies is gegeven en;
      • de bouwlaag ten dienste is van de functie wonen en;
      • de bouwlaag niet leidt tot een toename van het aantal woningen en;
      • de bouwlaag geen onevenredige afbreuk doet aan het straat- en bebouwingsbeeld en;
      • de bouwlaag geen onevenredige gevolgen heeft voor de daglichttoetreding van omliggende panden;
    7. de in de regels toegestane maximum bouwhoogten, anders dan bedoeld onder 4, 5 en 6, met ten hoogste 3 meter worden overschreden ten behoeve van centrale verwarmingsinstallaties, liftschachten, dakopbouwen en trappenhuizen en met ten hoogste 5 meter worden overschreden ten behoeve van schoorstenen, antennes, ventilatie-inrichtingen, antennemasten voor mobiele telefonie, zonnepanelen, zonneboilers en dergelijke en windmolens.
    8. het gebruik van gronden en/of gebouwen ten behoeve van parkeren, mits:Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel kan worden verleend, mits
      • aangetoond kan worden dat, ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt, het fysiek mogelijk was om op eigen terrein te parkeren;
      • voor het aantal auto's dat op eigen terrein geparkeerd wordt geen parkeervergunning verleend is en/of een eventueel verleende parkeervergunning voor het openbaar gebied wordt ingetrokken;
      • een in- en uitrit beschikbaar is voor het ontsluiten van de parkeerplaatsen.
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel kan worden verleend, mits de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels     

7.1 Algemeen gebruiksverbod     

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

7.2 Gebruiksverbod     

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.1 wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en/of bebouwing:

  1. als bedrijven die worden begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
  2. als automatenhal, belwinkel, geldwisselkantoor, seksinrichting, smartshop;
  3. als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen;
  4. als stortplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betrekking heeft op het tijdelijk storten van geringe hoeveelheden afvalstoffen;
  5. als opslagplaats van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop en in verband met het onderhoud van de waterloop;
  6. als ligplaats voor woonboten, bedrijfsvaartuigen, passagiersvaartuigen en stationerende vaartuigen en objecten, één en ander behoudens de op grond van artikel 18 toegestane ligplaatsen voor woonboten en bedrijfsboten.

7.3 Toegelaten bedrijven     

Voor zover bedrijven zijn toegestaan, mogen de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de volgende categorieën bedrijven:

  1. Voor zover op grond van deze regels bedrijven zijn toegestaan, zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die vallen onder categorie A van de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.
  2. Het dagelijks bestuur is bevoegd in afwijking van het bepaalde in a een omgevingsvergunning te verlenen met dien verstande dat het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf is toegestaan dat:
    1. niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten voorkomt en in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
    2. in de Staat van bedrijfsactiviteiten voorkomt en valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
    3. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de Staat van bedrijfsactiviteiten valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën, meer milieuhinder veroorzaakt.

7.4 Doelmatigheidsbepaling     

Het dagelijks bestuur verleent een omgevingsvergunning in afwijking van het bepaalde in artikel 26.1 wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels     

Het dagelijks bestuur is bevoegd om overeenkomstig artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. het wijzigen van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels, ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven;
  4. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 9 Algemene procedureregels     

9.1 Wijzigingsbevoegdheid     

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 10 Overgangsrecht     

10.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het dagelijks bestuur kan eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Frans van Mierisstraat 59.