Paraplubestemmingsplan Weesp 2023    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding en doel     

Dit paraplubestemmingsplan heeft als doel om verschillende (bestaande beleids-) aspecten voor Weesp juridisch-planologisch te regelen zonder alle afzonderlijke bestemmingsplannen binnen Weesp te hoeven herzien. Het plan heeft betrekking op parkeren, wonen en archeologie.

1.1.1 Parkeren     

Het eerste doel van dit bestemmingsplan is het parkeerbeleid op een eenduidige manier regelen voor het grondgebied van Weesp. Op 1 juli 2018 zijn namelijk de stedenbouwkundige bepalingen in de gemeentelijke bouwverordening van rechtswege komen te vervallen. Eén van de consequenties van het vervallen van de stedenbouwkundige voorschriften is, dat bij een vergunningaanvraag niet meer getoetst kan worden aan de parkeernormen. Weesp wil bij nieuwbouwplannen of wijzigingen van het gebruik, eisen kunnen stellen aan het aantal parkeerplaatsen en hierbij toetsen aan het geldende parkeerbeleid. Om deze normen te kunnen blijven hanteren, moeten zij in bestemmingsplannen worden opgenomen. Met voorliggend paraplubestemmingsplan wordt hierin voorzien. In paragraaf 2.1 wordt nader ingegaan hoe de parkeerregeling vorm krijgt in het paraplubestemmingsplan.

1.1.2 Wonen     

Het tweede doel van dit bestemmingsplan is de leefbaarheid van Weesp bevorderen door regie te krijgen op mogelijke woonvormen welke een ruimtelijke uitstraling hebben die niet altijd passen in de omgeving. In de geldende bestemmingsplannen zijn verschillende begrippen met betrekking tot wonen niet opgenomen. Begrippen die wel zijn opgenomen zijn niet duidelijk gedefinieerd. Ook heeft niet in alle bestemmingsplannen een koppeling plaatsgevonden tussen deze begrippen en de bestemming 'Wonen'. Het gevolg hiervan is dat niet duidelijk is hoe de woningen kunnen worden gebruikt, waardoor geen eenduidige regels bestaan om regie te voeren op de verhuur aan bijvoorbeeld arbeidsmigranten. In dit paraplubestemmingsplan is een eenduidig begrippenkader opgenomen voor de begrippen 'wonen', 'woning' en 'huishouden'. In paragraaf 2.2 wordt nader ingegaan op dit aspect.

1.1.3 Archeologie     

Het laatste doel van dit bestemmingsplan is juridisch-planologische bescherming bieden voor terreinen van hoge archeologische waarden (de AMK-terreinen). Deze bescherming ontbreekt abusievelijk in de Weesper bestemmingsplannen voor de AMK-terreinen en moet alsnog opgenomen worden. In het voorliggend paraplubestemmingsplan zal een dubbelbestemming voor archeologische waarden worden opgenomen, zodat adequate bescherming geboden wordt aan de archeologische waarden die in het plangebied voorkomen. Dit wordt gedaan door archeologische terreinen te koppelen aan een vergunningstelsel. In paragraaf 2.3 wordt nader ingegaan op de archeologische waarden in het plangebied.

1.2 Paraplubestemmingsplan     

Dit bestemmingsplan is een paraplubestemmingsplan. Dit is een bijzondere variant op een gewoon bestemmingsplan. Een bestemmingsplan herziet of 'vervangt' normaal gesproken het voorheen geldende bestemmingsplan. Daarbij voorziet het nieuwe bestemmingsplan in een volledig juridisch-planologisch kader door middel van een verbeelding met bestemmingen en bijhorende regels.

Dit paraplubestemmingsplan heeft echter een ander doel en een andere werking. Het voorliggend paraplubestemmingsplan is een partiële herziening die aanvullend dan wel corrigerend werkt op de geldende bestemmingsplannen. De opzet van het paraplubestemmingsplan is daarom zodanig dat alle 'onderliggende' bestemmingsplannen van kracht blijven. De herziening bestaat uitsluitend uit het toevoegen van een dynamische verwijzing naar het geldende parkeerbeleid, begripsbepalingen ten aanzien van wonen definiëren en de AMK-terreinen in het landelijk gebied voorzien van planologische bescherming. Voor het overige blijven de geldende bestemmingsplannen dus gewoon gelden. Het voorliggende paraplubestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat hierin geen nieuwe ontwikkelingen worden opgenomen.

Relatie met Omgevingswet

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet zullen alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen van de gemeente Amsterdam het Omgevingsplan vormen.

1.3 Ligging plangebied     

Het plangebied van dit paraplubestemmingsplan wordt gevormd door het grondgebied van Weesp, dat onderdeel uitmaakt van de gemeente Amsterdam. Het geldend juridisch-planologisch kader wordt gevormd door alle ruimtelijke plannen binnen het grondgebied van Weesp.

verplicht

Figuur 1.1: Ligging plangebied

1.4 Geldende planologische regelingen     

Deze herziening heeft betrekking op alle bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, en daarmee gelijk te stellen plannen en besluiten op het grondgebied van Weesp.

1.5 Leeswijzer     

Deze toelichting bestaat uit vijf hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 waarin de verschillende aspecten nader uiteen worden gezet. Hoofdstuk 3 en 4 bevatten het beleidskader en de juridische planopzet van dit paraplubestemmingsplan. Hoofdstuk 5 gaat tenslotte in op de uitvoerbaarheid van dit paraplubestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving     

2.1 Parkeren     

2.1.1 Inleiding     

Sinds 1 juli 2018 zijn, als gevolg van de Reparatiewet Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) 2014, de stedenbouwkundige voorschriften uit de gemeentelijke bouwverordening komen te vervallen. Alle stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening moeten sindsdien worden opgenomen in bestemmingsplannen. Een van de consequenties van het vervallen van de stedenbouwkundige voorschriften is dat vanaf dat moment bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de bouwverordening kan worden getoetst aan gemeentelijke parkeernormen. Om toch aan de parkeernormen te kunnen toetsen moeten deze worden geborgd in bestemmingsplannen.

2.1.2 Planologische verankering     

Het onderdeel parkeren is grotendeels niet geregeld in de Weesper bestemmingsplannen. Om dit op te lossen zal in het voorliggende paraplubestemmingsplan een dynamische parkeerregeling juridisch-planologisch verankerd worden. In de regels van dit paraplubestemmingsplan is een zogenaamde 'dynamische verwijzing' opgenomen. Dit houdt in dat als de parkeernormen zoals nu opgenomen in de 'Parkeernormennota Weesp 2009' tussentijds wijzigen, deze automatisch van toepassing zijn op alle bestemmingsplannen en dus het toetsingskader vormt voor aanvragen voor omgevingsvergunningen. Door deze dynamische verwijzing hoeft niet telkens een nieuw paraplubestemmingsplan (straks Omgevingsplan) te worden vastgesteld indien parkeernormen wijzigen.

Het paraplubestemmingsplan heeft dus betrekking op het laten doorwerken van de gemeentelijke parkeernormen voor zover deze nog niet zijn opgenomen in geldende bestemmingsplannen. Wanneer deze dynamische regeling niet opgenomen wordt, dan is het niet mogelijk om een aanvraag voor een omgevingsvergunning aan de parkeernormen van Weesp te toetsen. Met dit paraplubestemmingsplan worden de parkeernormen overigens niet gewijzigd.

2.2 Wonen     

2.2.1 Inleiding     

In niet alle bestemmingsplannen die onderliggend zijn aan onderhavig paraplubestemmingsplan is een begripsomschrijving opgenomen voor het begrip 'wonen'. Uit jurisprudentie van de Raad van State blijkt dat indien de term 'wonen' niet is gedefinieerd in een bestemmingsplan en voor de betekenis van deze term niet wordt verwezen naar enig voorschrift, aansluiting gezocht dient te worden bij het algemene spraakgebruik. Uitgaande van het algemene spraakgebruik valt onder 'wonen' niet enkel het wonen in een woning door maximaal één huishouden. Onder deze term kan volgens de Raad van State diverse uiteenlopende vormenvoetnoot: Bevestigd door de Raad van State in haar uitspraken: ABRvS 21 november 2012, ECLI:RVS:2012:BY3690, ABRvS 10 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL7013, ABRvS 16 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3046 en ABRvS 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:192. van huisvesting worden begrepen, zodat in die gevallen aan 'wonen' een ruime uitleg dient te worden gegeven zonder dat sturing hierop mogelijk is.

Er bestaat geen principieel bezwaar tegen het verkameren of splitsen van woningen, maar er dient wel sprake te zijn van een goede balans. Enerzijds gaat het om een goede verdeling in de woningvoorraad, en anderzijds om een goed woon- en leefklimaat in woonwijken.

2.2.2 Planologische verankering     

In onderhavige paraplubestemmingsplan zijn begripsbepalingen opgenomen voor 'wonen', 'woning' en 'huishouden'. Deze zijn van toepassing verklaard op alle onderliggende bestemmingsplannen. Daarnaast is de bestemmingsomschrijving voor 'wonen' aangepast voor zover deze is opgenomen in de individuele onderliggende bestemmingsplannen. Hierbij heeft een koppeling plaatsgevonden van de begrippen 'wonen', 'woning' en 'huishouden', zodat is afgebakend welke concrete huisvestingsvormen rechtstreeks zijn toegestaan.

2.3 Archeologie     

2.3.1 Inleiding     

Bij het bepalen van de archeologische dubbelbestemmingzones in de bestemmingsplannen 'Stedelijk gebied Weesp', 'Landelijk gebied Weesp' en 'Herziening landelijk gebied Weesp 2018' is grotendeels de archeologische waardenkaart voor Weesp aangehouden. Echter is voor een aantal terreinen abusievelijk geen archeologische bescherming opgenomen. Enige mate van bescherming werd nog geboden door de Erfgoedverordening Weesp 2011 waarin bepalingen waren opgenomen met betrekking tot de instandhouding van deze archeologische terreinen. Deze erfgoedverordening is na de bestuurlijke fusie met de gemeente Amsterdam van 24 maart 2022 echter komen te vervallen. Dit brengt een groot risico voor de gemeente met zich mee op het moment dat deze belangrijke archeologische terreinen in Weesp ongezien kunnen worden verstoord bij bouw- en aanlegwerkzaamheden.

2.3.2 AMK-terreinen     

Binnen het plangebied bevinden zich zes archeologische monumenten in het landelijk gebied van Weesp, waarvan twee archeologische rijksmonumenten. Deze archeologische terreinen staan vermeld op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Het gaat bij AMK-terreinen vooral om 'terreinen van hoge archeologische waarde en van archeologische waarde' waarin sporen van bewoning, kastelen en begraving aanwezig zijn uit verschillende perioden. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. Het gaat hierbij om de AMK-terreinen 1.903 (hoge waarde), 1.907 (waarde), 1.908 (hoge waarde), 10892 (hoge waarde), 385415 en 47175 (beiden archeologische rijksmonumenten).

verplicht

Figuur 1.2: Visuele weergave van de AMK-terreinen in landelijk gebied van Weespvoetnoot: De Archeologische Monumentenkaart (AMK) is digitaal raadpleegbaar via: https://rce.webgispublisher.nl/Viewer.aspx?map=Archeologie-in-Nederland  

AMK-terrein 1.903 (Heintjesrak) is een terrein met daarop mogelijk de resten van een kasteel uit de late middeleeuwen/nieuwe tijd. In historische bronnen wordt gesproken over een voorburcht en een boomgaard omgeven door grachten. De funderingen van het kasteel zijn in 1925 gesloopt. AMK-terrein 1.907 betreft eveneens een terrein met daarop mogelijk de resten van kasteel uit de late middeleeuwen. De AMK-terreinen 1.908 en 10892 zijn terreinen met mogelijke sporen van bewoning uit de Late IJzertijd die in wetenschappelijk opzicht een belangrijke bijdrage leveren aan de bewoningsgeschiedenis van het gebied. Tot slot zijn de AMK-terreinen 385415 en 47175 archeologische rijksmonumenten. Op deze terreinen bevinden zich sporen van bewoning. Deze rijksmonumenten zijn van algemeen belang wegens hun betekenis voor de wetenschap.

verplicht

Figuur 1.3: De AMK-kaart is als oplegger op de plankaart van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Weesp' gelegd. De AMK-terreinen zijn in het paars weergegeven. Deze terreinen hebben hoge archeologische waarde, maar zijn planologisch niet beschermd.

2.3.3 Planologische verankering     

Aan de AMK-terreinen wordt ter planologische bescherming een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' toegekend. Aan deze dubbelbestemming wordt een vergunningstelsel gekoppeld, waarmee onevenredige aantasting van archeologische waarden getracht wordt te voorkomen. Bouw- en aanlegwerkzaamheden dieper dan 25 centimeter beneden maaiveld kunnen op basis van het opgenomen vergunningstelsel in deze gronden alleen doorgang vinden onder de voorwaarde van aanvullend archeologisch onderzoek. Het vergunningstelsel is dus niet bedoeld als een verbodsregeling. Het is toegestaan om bodemingrepen te verrichten en (ver)bouwingen uit voeren, maar alleen als dat mede in het belang is van de betrokken waarden.

Archeologische rijksmonumenten

Binnen het plangebied bevinden zich twee monumentale archeologische terreinen die van rijkswege zijn beschermd, voornamelijk terreinen met sporen van bewoning. Deze terreinen zijn beschermd via het Overgangsrecht van de Erfgoedwet. Ze worden op de verbeelding als signalering vermeld (gekoppeld aan de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie'). Alleen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is bevoegd om hierover besluiten te nemen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader     

Om de uitvoerbaarheid van een planvoornemen te onderbouwen, is het in beginsel noodzakelijk dat het planvoornemen wordt getoetst aan het geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid en aan de omgevingsaspecten. Hierbij wordt ervan uit gegaan dat het planvoornemen ontwikkelingen mogelijk maakt.

Het voorliggende paraplubestemmingsplan is echter een aanpassing van de juridische regels die al gelden. Er is dan ook geen sprake van een planologische ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Voor het geldende beleid en de omgevingsaspecten wordt dan ook verwezen naar de onderliggende geldende plannen.

Gezien de aard van het paraplubestemmingsplan zijn geen rijks-, provinciale en gemeentelijke belangen in het geding.

Hoofdstuk 4 Juridische planopzet     

4.1 Inleiding     

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de karakteristiek van het bestemmingsplan. In navolgende paragrafen komt de juridische planbeschrijving aan bod, waarbij allereerst de hoofdopzet van het paraplubestemmingsplan wordt beschreven en daarna de planregels aan bod komen.

4.2 Opbouw van de regels     

Hoofdopzet

Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting en planregels die digitaal gekoppeld zijn aan het plangebied. De planregels vormen samen met de verbeelding waarop de plangrens is aangegeven het juridisch bindende deel van dit paraplubestemmingsplan. Het digitale bestemmingsplan is opgesteld volgens de landelijke richtlijnen en standaarden.

Indeling

De juridische regels bestaat uit vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

Deze volgorde is gebaseerd op de indeling zoals deze is voorgeschreven in de SVBP.

In hoofdstuk 1 ('Inleidende regels') worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven, die voor de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. In hoofdstuk 2 ('Bestemmingsregels') wordt ingegaan op de juridische-planologische borging van de archeologische waarden en in hoofdstuk 3 (Algemene regels) wordt ingegaan op de parkeerregeling. Tot slot bevat hoofdstuk 4 ('Overgangs- en slotregels') het wettelijk verplichte gebruiks- en bouwovergangsrecht en de citeertitel van het plan.

4.3 Toelichting op de regels     

Hieronder wordt een korte toelichting gegeven op de in de regels opgenomen bepalingen.

Verbeelding

Op de verbeelding zijn alle gronden die behoren tot het grondgebied van Weesp opgenomen. In de regels is vervolgens het toepassingsbereik opgenomen van dit paraplubestemmingsplan. Ook zijn de AMK-terreinen op de verbeelding voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

In artikel 1 is een aantal begrippen opgenomen die gebruikt worden in de regels. Ook zijn de begrippen 'wonen', 'woning' en 'huishouden' in dit artikel gedefinieerd. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regels.

In artikel 2 is een zogenoemde schakelbepaling opgenomen. Op grond van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2016:2142) is uit het oogpunt van rechtszekerheid vereist dat bij bestemmingsplannen die een gedeeltelijke herziening zijn van een geldend plan, in de planregels wordt vastgelegd hoe de gedeeltelijke herziening zich verhoudt tot het oorspronkelijke plan. Een partiële herziening kan immers niet op zichzelf bestaan, omdat de planregels niet volledig zijn en enkel in combinatie met het oorspronkelijke plan een sluitende set bouw- en gebruiksregels vormen. Daarom moet worden bepaald dat de verbeelding en planregels uit het vorige bestemmingsplan al dan niet gedeeltelijk van (overeenkomstige) toepassing blijven en voor welke gronden, indien van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Wonen

In voorliggend plan worden begripsbepalingen opgenomen met de gewenste definiëring voor de begrippen 'huishouden', 'wonen' en 'woning'. Deze begrippen gaan gelden voor alle onderliggende plannen en werken aanvullend op de onderliggende plannen waar deze begrippen niet voorkomen, of werken corrigerend waar in de onderliggende plannen al definities zijn opgenomen voor deze begrippen en waar deze nieuwe begripsbepalingen anders zijn. In de onderliggende plannen waar de begripsbepalingen hetzelfde zijn treden de nieuwe bepalingen ook in werking, maar verandert er niets.

Door de begrippen 'wonen', 'huishouden' en 'woning' in de geldende bestemmingsplannen aan te passen, is het niet meer zonder meer mogelijk om, binnen bestemmingen waar gebruik voor wonen is toegestaan, diverse mogelijke woonvormen te beginnen. Een woning wordt daarbij in de nieuwe regeling toegesneden op het gebruik ervan door één huishouden. Er ontstaat vervolgens een vergunningsplicht voor gevallen waarbij een eigenaar van dit uitgangspunt wil afwijken.

Archeologische waarden: vertaling naar het paraplubestemmingsplan

Volgens de 'Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Weesp' vallen de AMK-terreinen in zone 1. Het beschermingsniveau van zone 1 wordt in het voorliggend paraplubestemmingsplan vertaald naar de bestemming 'Waarde – Archeologie'. Met deze dubbelbestemming worden de archeologische waarden in het plangebied beschermd. De archeologische rijksmonumenten worden wettelijk reeds beschermd. In de verbeelding zullen deze voorzien worden van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde – archeologisch rijksmonument'. De 'Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Weesp' is als bijlage 1 aan de toelichting toegevoegd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. In de algemene regels is op grond van het Besluit ruimtelijk ordening (Bro) verplichte anti-dubbeltelbepaling opgenomen. Verder is de parkeerregeling in deze hoofdstuk opgenomen.

Parkeren

Op basis van artikel 3.1.2 lid 2 sub a van het Besluit ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan regels bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels. Van belang daarbij is dat het algemeen gekende en geaccepteerde beleidsregels zijn. Het voordeel van deze benadering is dat de beleidsregel zelf direct juridisch verankerd is via het bestemmingsplan én dat betekent dat, als de beleidsregel wordt aangepast, die vanzelf óók verankerd is in het daarvoor opgestelde bestemmingsplan.

Het voorliggende paraplubestemmingsplan legt de juridische link met het geldende parkeerbeleid, waar de parkeernormen onderdeel van uit maken. Er wordt een bepaling opgenomen waarmee wordt geregeld dat een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien voldaan wordt aan het geldende parkeerbeleid.

Voorwaardelijke verplichting en gebruik

Het voorzien in de juiste en voldoende parkeervoorzieningen is een voorwaardelijke verplichting. De regeling is zo vormgegeven dat bij (bouw)activiteiten wordt getoetst of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van deze beleidsregels. Deze toetsing vindt plaats bij de omgevingsvergunning. Omdat een omgevingsvergunning ook betrekking kan hebben op het afwijken van het bestemmingsplan, vindt deze toetsing daar ook plaats. In dat geval wordt ook het gebruik getoetst, niet alleen het bouwen. Echter gebruiksveranderingen die bij recht zijn toegestaan volgens het bestemmingsplan vallen hier niet onder (zie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zaaknr. 201800074/1/R6).

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen. De overgangs- en slotregel van de geldende bestemmingsplannen zijn in dit parapluplan van toepassing.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid     

5.1 Inleiding     

Door de geringe omvang van het planvoornemen is het uitvoeren van milieuonderzoeken niet nodig. Dit is immers bij het opstellen van de geldende ruimtelijke plannen gebeurd.

5.2 Economische uitvoerbaarheid     

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Dit paraplubestemmingsplan voorziet in het juridisch-planologisch borgen van het parkeerbeleid, het beschermen van de AMK-terreinen en de aanpassing van de begripsbepalingen binnen de geldende bestemmingsplannen. Aan deze herziening zijn, behoudens de (ambtelijke) kosten van het opstellen van het plan, geen kosten verbonden. De wijzigingen in de planregels die met deze herziening worden doorgevoerd, leiden niet tot een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is daarom niet nodig om een exploitatieplan conform artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening op te stellen. Dit paraplubestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.

5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

5.3.1 Wettelijk vooroverleg     

De gemeente pleegt bij de voorbereiding van het bestemmingsplan in het kader van 3.1.1 Bro overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In het plan zijn geen belangen in het geding , die bovengenoemde instanties behartigen. De instanties zullen wel in kennis gesteld worden van dit paraplubestemmingsplan.

5.3.2 Bestemmingsplanprocedure     

Dit paraplubestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Omdat geen sprake is van een nieuw beleidsvoornemen en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen niet mogelijk worden gemaakt, wordt dit paraplubestemmingsplan direct als ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Een ieder kan in deze periode zienswijzen indienen. In deze paragraaf of in een bijlage bij dit bestemmingsplan zullen de binnengekomen zienswijzen worden samengevat en van een antwoord worden voorzien.

Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

Het paraplubestemmingsplan 'Weesp 2023' met identificatienummer NL.IMRO.0363.GW2301BP01-OW01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 Bestemmingsplan:     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak     

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 Archeologisch monument     

Terrein dat is aangewezen als beschermd monument door het bevoegd gezag op basis van de Erfgoedverordening Amsterdam, alsmede op basis van artikel 3.1 van de Erfgoedwet.

1.7 Archeologisch onderzoek     

Werkzaamheden naar het bodemarchief die ten behoeve van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd volgens de eisen zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), zoals bedoeld in de Regeling archeologische monumentenzorg, zoals deze geldt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

1.8 Archeologisch rapport     

Rapportage waarin de archeologische waarde van het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt vastgesteld die naar het oordeel van burgemeester en wethouders/ het dagelijks bestuur voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie als bedoeld in de Regeling archeologische monumentenzorg, zoals deze geldt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

1.9 Archeologische verwachting     

Waarden waarvan de aanwezigheid in de bodem aannemelijk is of vermoed wordt.

1.10 Archeologische waarde     

Waarden waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.

1.11 Bebouwing     

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 Bestaande bebouwing of gebruik     

Bebouwing of gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.13 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bodemingreep     

Alle grondwerkzaamheden/activiteiten die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief.

1.16 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 Bouwwerk     

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.18 Huishouden     

Eén of meer personen die in vast verband samenleven en waarbij sprake is van een continuïteit in de samenstelling van de personen en van onderlinge verbondenheid.

1.19 Normaal onderhoud     

Het onderhoud, dat gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

1.20 Plangebied     

Het gebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft.

1.21 Ruimtelijke plannen     

Alle bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen en daarmee gelijk te stellen plannen en besluiten.

1.22 Verbeelding     

De verbeelding van het bestemmingsplan.

1.23 Wonen     

Het gehuisvest zijn in een woning conform het begrip 'woning'.

1.24 Woning     

Een complex van ruimten, dat blijkens zijn indelen en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Van toepassing verklaring     

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Wonen     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

Daar waar in de artikel 2.1 bedoelde ruimtelijke plannen conform een bestemmingsomschrijving 'Wonen' is toegestaan, komt deze omschrijving als volgt te luiden:

  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Artikel 4 Waarde - Archeologie     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. terreinen van hoge archeologische waarde (AMK-terreinen);
  2. bescherming en veiligstelling van behoudenswaardige bekende archeologische waarden;
  3. de bescherming en veiligstelling van aangewezen gronden op basis van het Overgangsrecht van de Erfgoedwet door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen als (archeologisch) rijksmonument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologisch rijksmonument'.

4.2 Bouwregels     

  1. Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd met bodemingrepen dieper dan 25 centimeter;
  2. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing, of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

4.3 Nadere eisen     

Het bevoegde gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en de inrichting van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

4.4 Afwijken van de bouwregels     

4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 onder a. indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  3. dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

4.4.2 Voorwaarden

Indien uit het in artikel 4.4.1 genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorwaarden verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een archeologische deskundige;
  4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

4.5.1 Omgevingsvergunning

Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 25 centimeter, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
  2. het aanbrengen van drainage;
  3. het aanleggen of verbreden van wateren;
  4. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  5. het bebossen van gronden;
  6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  8. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  9. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

4.5.2 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.5.1 kan worden verleend, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  3. dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

4.5.3 Voorwaarden

Indien uit het in artikel 4.5.2 genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorwaarden verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een archeologische deskundige;
  4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.

4.5.4 Uitzonderingen

Het in artikel 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing indien:

  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
  3. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden, mits de gronden niet dieper dan 25 centimeter worden geroerd;
  4. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  5. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 4.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Parkeren     

  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in openbaar gebied aanwezig te zijn of gerealiseerd te worden, dan wel in stand te worden gehouden.
  2. Voor de sub a. genoemde voldoende parkeergelegenheid dienen de normen zoals bedoeld in de beleidsregel 'Parkeernormennota Weesp 2019' als vastgesteld op 3 juli 2019, in acht genomen te worden.
  3. Indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd of vervangen wordt door een andere beleidsregel, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging respectievelijk vervangende beleidsregel. De parkeernormen uit de beleidsregel zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag worden toegepast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 7 Overgangsrecht     

7.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het gestelde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het 'Paraplubestemmingsplan Weesp 2023'.