Kostverlorenstraat Weesp    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Inleiding     

Hogewey is een wijk in het noordwesten van Weesp in de provincie Noord-Holland. De wijk is in de jaren ’60 gebouwd en bevat relatief veel sociale huurwoningen. Initiatiefnemer Ymere heeft veel woningen in deze wijk in haar bezit.

Ymere heeft het voornemen om aan de Kostverlorenstraat, ter plekke van de voormalige Kostverlorenflat, een hernieuwde woonlocatie te realiseren. Het is de bedoeling om hier opnieuw appartementen te realiseren. Het totale aantal appartementen bedraagt 96, waarvan 66 in de sociale huursector en 30 in de vrije sector. Tegelijkertijd is het van belang dat er met deze ontwikkeling een ruimtelijke kwaliteitsimpuls geleverd wordt aan de leefomgeving.

In het gebied is het bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied’ van kracht. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming ‘Wonen’. Omdat de nieuwe woningen, door onder meer een gewijzigde situering, niet allen in het van kracht zijnde bestemmingsplan passen, is een nieuw ruimtelijk kader nodig. Dit bestemmingsplan bevat de verantwoording dat er geen wettelijke of beleidsmatige beletsels zijn om aan het initiatief van Ymere mee te werken.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied     

De Kostverlorenstraat ligt aan de noordzijde van Weesp tussen de historische binnenstad en het bedrijventerrein Noord. De globale ligging van het plangebied is weergegeven op afbeelding 1 en 2.

verplicht

Afbeelding 1: Ligging van het plangebied ten opzichte van de directe omgeving

verplicht

Afbeelding 2: Ligging van het plangebied ten op zichte van de regio

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving     

2.1 Geschiedenis     

De omgeving rond Weesp is al lange tijd bewoond. Rond Weesp zijn resten gevonden van nederzettingen uit de zesde eeuw voor Chr. In de Aetsveldsche polder ten zuiden van Weesp werd een vindplaats ontdekt uit de Midden- en Late IJzertijd. Uit een onderzoek kwam de conclusie naar voren dat omstreeks 300-200 v. Chr. de oevers aan de Vecht intensief werden bewoond. De eerste vermeldingen van Weesp stammen van omstreeks het jaar 1150 als Wispe of Wesopa. De plaats ligt aan de rivier de Vecht, in die tijd een belangrijke vaarroute. Weesp maakt dan deel uit van het bisdom Utrecht. Het heeft, gelegen op de grens van Utrecht en Holland, een grote strategische waarde en heeft daar ook flink onder te lijden. De omstreden stad wordt, na enkele keren van 'eigenaar' gewisseld te zijn, in 1317 definitief Hollands gebied. Daarna ontwikkelt zij zich in snel tempo tot handels- en bestuurscentrum van de streek. Graaf Willem V van Holland erkent het belang van Weesp en verleent de plaats in 1355 stadsrechten.

2.2 Hogewey     

Het plangebied is gelegen in de wijk Hogewey. Deze wijk ligt in het noorden van Weesp en is in de jaren 60 gebouwd. Hogewey kenmerkt zich vooral door de lange lijnen in de vorm van wijk- en buurt- ontsluitingsstraten en de dominant aanwezige gestapelde bouw; binnen het gebied completeren de kortere woonstraatjes binnen de seriematig gebouwde buurtjes - met overwegend eengezinswoningen - het stratenpatroon.
Het bebouwingsbeeld van deze wijk is gevarieerd. Het meest opvallend zijn de enorme flatgebouwen. Deze zijn onder andere gegroepeerd rond de gedeeltelijk gerealiseerde nieuwbouw van het wooncomplex rond de voormalige villa 'Casparus', alwaar ook het winkelcentrum 'Hart van Hogewey' is gelegen.
Eengezinswoningen komen in veel variaties voor, zowel van oudere datum als van meer recente datum. Opvallend zijn de grotere seriematig ontwikkelde woonbuurten tussen de Waarschapsstraat en de Lageweyselaan en tussen de Kostverlorenstraat en Papelaan. Het betreft hier uiterst sober vormgegeven kleine woningen in twee bouwlagen, plat afgedekt en gevels van metselwerk in enkele 'vlakke' kleuren.

verplicht

Afbeelding 3: Foto uit 2014 van het winkelcentrum ‘Hart van Hogewey’ en de voormalige Kostverlorenflat

2.3 Plangebied in groter perspectief     

Het plan om op de plek van de voormalige Kostverlorenflat een ruimtelijke ontwikkeling ter hand te nemen staat niet op zichzelf maar heeft relatie met een aantal andere ontwikkelingen in de wijk. Ymere heeft in 2017 een visie ontwikkeld voor een zestal woninglocaties in en rondom Hogewey. Een grote bouwkundige ingreep op deze locaties is nodig omdat de woningen technisch verouderd zijn. Daarom wordt in deze locaties geïnvesteerd om zo ook op de langere termijn een goed en duurzaam woonklimaat voor de bewoners te kunnen garanderen.

verplicht

Afbeelding 4: Locaties Ymere in Hogewey

De woonlocaties zijn hierboven visueel weergegeven. Voordat op deze locaties afzonderlijk wordt ingegaan, wordt onderstreept dat met zorg omgegaan moet worden met de voorraad aan sociale huurwoningen. Daar waar marktpartijen veel koopwoningen hebben gebouwd of gaan bouwen (bijvoorbeeld Weespersluis) blijkt dat bouwlocaties voor sociale huurwoningen schaars zijn, terwijl er juist een grote behoefte is aan nieuwe sociale huurwoningen, met name voor de groepen senioren en starters. De voormalige gemeenteraad van Weesp heeft als doel gesteld dat in de komende jaren in Weesp 400 sociale huurwoningen bijgebouwd worden. Het saldo sociale huur van de zestal ontwikkelingen in de wijk Hogewey is, ten opzichte van de huidige situatie, een toename van 46 sociale huurwoningen.

Kastanjelaan 3-63
Met sloop en nieuwbouw in het vooruitzicht stonden in 2015 deze woningen leeg en zijn ze dichtgetimmerd. Deze situatie zorgde voor overlast, verpaupering van de straat en van de omgeving. Vanaf dat moment is de planontwikkeling van deze locatie met spoed ter hand genomen. De realisatie van 17 eengezinswoningen in het koopsegment, die in 2017 zijn opgeleverd, heeft de kwaliteit van de leefomgeving sterk verbeterd.

Tuinkade
Dit complex werd in aanloop van de ingreep nog grotendeels bewoond door huurders met een vast contract. De hoeveelheid achterstallig onderhoud was sterk opgelopen. Een ingreep was urgent geworden. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze woningen door hoog niveau renovatie behouden kunnen worden voor de sociale sector. Ymere heeft in samenspraak met de huurders het renovatieplan uitgewerkt. Huurders krijgen de mogelijkheid om na renovatie naar hun woning terug te keren. De bouw is gestart in juni 2021.

Plataanlaan
Ook dit complex wordt in de aanloop van de ingreep nog grotendeels door huurders met een vast contract bewoond. Er is minder achterstallig onderhoud dan aan de Tuinkade. Ymere heeft het renovatieplan voor dit beeldbepalende complex in voorbereiding.

Kostverlorenstraat 933-953, Kastanjelaan 65-95

Deze complexen verkeerden in zeer slechte staat dat renovatie financieel niet haalbaar was. De woningen zijn in 2021 gesloopt. Beide locaties bevinden zich in straten met eengezinswoningen. De locaties lenen zich qua ligging het best voor woningen voor (startende) gezinnen. Op de Kostverlorenstraat wordt daarom de sociale voorraad eengezinswoningen aangevuld met enkele nieuwe eengezinswoningen in het sociale huursegment. Aan de Kastanjelaan wordt de rij recent gebouwde koopwoningen voortgezet om ook (jonge) gezinnen met de mogelijkheid om te kopen te bedienen. De bouw is in februari 2022 gestart.

Kostverlorenflat
De laatste woonlocatie betreft de locatie Kostverlorenflat. Deze is het onderwerp van dit bestemmingsplan. In het navolgende wordt uitgebreid ingegaan op deze herontwikkeling.

2.4 Bestaande situatie     

In afbeelding 3 is de zogenaamde Kostverlorenflat weergegeven. Dit was een enorme flat met bergingen op de begane grond met daarboven acht woonverdiepingen. De bouwhoogte was dan ook ruim 25 meter en de wand van bijna 138 meter domineerde het omringende gebied. Het gebouw bevatte 126 woningen en 20 garageboxen. Ten behoeve van sloop en nieuwbouw waren de vaste huurders uit de flat reeds verhuisd. Om verder verval van de flat en verpaupering van de omgeving te voorkomen is, vooruitlopend op een nieuwbouwplan, het complex in 2015 gesloopt. De begane grondvloer en fundering zijn nog wel aanwezig. Tot op heden ligt het terrein braak in afwachting van realisatie van de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt. Een impressie van het terrein zoals het er nu bij ligt is op onderstaande foto’s weergegeven.

verplichtAfbeelding 5: Impressie huidige situatie van het plangebied

2.5 Beoogde situatie     

Zoals gezegd bestaat het plangebied uit de locatie van de voormalige Kostverlorenflat en de directe omgeving. Zoals hieronder is te zien ligt dit gebied direct ten noorden van (en deels op) het winkelcentrum ‘Hart van Hogewey’.

verplicht

Afbeelding 6: Planlocatie in de wijk Hogewey

Deze locatie in het centrum van Hogewey, nabij winkels en openbaar vervoer, leent zich goed voor appartementen voor senioren en voor starters. Door in te spelen op de woonwensen van senioren wordt de doorstroming op gang gebracht. Zodoende komen eengezinswoningen in de sociale huur beschikbaar voor (startende) gezinnen. Ten behoeve van de gewenste differentiatie wordt het aanbod niet alleen afgestemd op senioren maar ook op starters op de woningmarkt.

Het deel van het plangebied boven het winkelcentrum wordt opnieuw benut voor woningbouw. Bouwen te midden van functionerende winkels vergt een bijzondere constructie en dure veiligheidsmaatregelen. Daardoor leent deze plek zich niet voor sociale woningbouw. De locatie leent zich daarentegen wel goed voor appartementen in de vrije sector. Ymere zal een marktpartij selecteren voor de realisatie van deze woningen.

Uit de programmatische verkenning is geconcludeerd dat het wenselijk is om op de locatie van de voormalige Kostverlorenflat appartementen voor senioren en starters te realiseren. Met het zonder meer terugbouwen van eenzelfde volume als de gesloopte flat in een omgeving waar ook veel eengezinswoningen staan, zou echter voorbij gegaan worden aan de kans om een ruimtelijke kwaliteitsslag te maken. Daarom is gekozen voor een bouwvorm van nieuwe appartementen die recht doet aan:

  1. een betere ruimtelijke uitstraling dan de voormalige flat;
  2. een versterking van de groenstructuur én
  3. een verbetering van de parkeersituatie ten opzichte van de oorspronkelijke situering.


Op deze aspecten wordt in het navolgende afzonderlijk ingegaan.

a) Ruimtelijke kwaliteit

Het hart van de wijk Hogewey wordt in de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet gevormd door hoge flats (van elk een plint met daarboven acht woonverdiepingen). De koppen van die drie flatgebouwen markeerden het centrum van de wijk waar ook de winkels zijn. Met de nieuwe bebouwing wordt beoogd om het centrum van de wijk op de oorspronkelijke wijze te blijven accentueren door een nieuw te bouwen volume boven het winkelcentrum. Hoewel stedenbouwkundig een hoger accent verdedigbaar zou zijn, wordt als tegemoetkoming aan wensen van omwonenden de hoogte beperkt tot vijf nieuwe woonlagen boven het winkelcentrum en resterende draagconstructie van de flat. De bouwhoogte van de nieuwbouw ter plaatse van het winkelcentrum wordt daarmee ca. 22,5 meter, vergelijkbaar met de tegenoverliggende bebouwing ‘Hof van Houten’, t.o.v. ca. 25,5 meter van de gesloopte flat.

Achter het winkelcentrum is gezocht naar een bouwvorm ter vervanging van een substantieel aantal appartementen van de gesloopte flat, terwijl de schaal van de nieuwbouw minder contrasteert met die van de omliggende eengezinswoningen dan de gesloopte flat. Er is gekozen voor nieuwbouw in twee kleinere gebouwen waardoor het bouwvolume prettiger (‘meer licht en lucht’) beleefd zal worden dan de voormalige flat. Door de bouwvolumes iets te verschuiven ten opzichte van het oorspronkelijke grondplan wordt aan alle zijden afstand ten opzichte van de omliggende bebouwing gemaakt, en ontstaat ruimte voor een parkachtige openbare ruimte aan alle zijden van de nieuwbouw. De ruimtelijke kwaliteit van het park zal ook verbeteren door een voetpad tussen de nieuwe appartementengebouwen door.

verplicht

verplicht

verplicht

Afbeelding 7: Impressies van de nieuwbouw

De bouwhoogte van het nieuwbouwplan bedraagt geen negen bouwlagen maar vijf bouwlagen. Aanvankelijk was een bouwplan gemaakt met zes bouwlagen conform het ruimtelijke kader van de voormalige gemeente Weesp. Om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan bezwaren van omwonenden is de concessie gedaan tot vijf bouwlagen (met een begane grondvloer op ca. 50 cm boven maaiveld omwille van de privacy). De bouwhoogte van de nieuwbouw in het park komt daarmee op ca. 17 meter, t.o.v. 25,5 meter van de gesloopte flat. De begane grond zal naast een fietsenberging vooral uit woningen bestaan. Tot slot worden de nieuwe woningen door middel van een corridor in het midden van de gebouwen ontsloten in plaats van een galerij-ontsluiting. Hierdoor zal de nieuwbouw geen gesloten gevels kennen en een bijdrage leveren aan de ruimtelijke uitstraling en de sociale veiligheid.

verplicht verplicht

Afbeelding 8: Impressies oud (boven) en nieuw (beneden)

Het plan telt 66 woningen in het park en maximaal 30 woningen boven het winkelcentrum, totaal maximaal 96 woningen. De oorspronkelijke flat telde 126 woningen. Doordat de woningen in het nieuwe plan (deels) kleiner zijn dan in de gesloopte flat en het aantal (huur)woningen flink afneemt, is het bruto vloeroppervlak van alle woningen bij elkaar ca. 1/3 kleiner dan in de oorspronkelijke situatie. Door de nieuwe stedenbouwkundige opzet zal ook de schaduwwerking fors afnemen. In onderstaande afbeelding is dit geïllustreerd.

verplicht

verplicht

Afbeelding 9: Schaduwwerking oud en nieuw

Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is een aanvullend onderzoek gedaan naar de schaduweffecten van de beoogde nieuwbouw op de omgeving. Deze is als bijlage 9 opgenomen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het nieuwbouwproject op bijna alle meetpunten de dagelijkse duur van mogelijke bezonning langer is in de nieuwe situatie dan in de historische situatie. Ook kan geconcludeerd worden dat in de nieuwe situatie de dagelijkse bezonningsduur op alle meetpunten langer is dan 2 uur, waarmee aan de TNO-norm is voldaan. Voor de omgeving is nog steeds sprake van een goed woon- en leefmilieu.

b) Versterking groenstructuur

Doordat er nu drie kleinere bouwvolumes in plaats van één groot bouwvolume gerealiseerd wordt, biedt dit mogelijkheden om de groenstructuur en de beleving daarvan te versterken. Dit gebeurt onder andere door het creëren van een groene doorgang tussen de twee noordelijke volumes en een verschuiving van het middelste bouwvolume ten opzichte van de footprint van de gesloopte flat. Hierdoor kan het park ook rondom aangelegd worden. Verdere versterking vindt plaats door het verplaatsen van een aantal parkeervakken waardoor er ruimte ontstaat om ten oosten van het noordelijke bouwvolume een park aan te leggen en de Boternesserstraat te ‘vergroenen’. Tot slot wordt de inrichting en de beplanting van het park verbeterd en worden zoveel mogelijk volwassen en gezonde bomen behouden.

verplicht verplicht

Afbeelding 10: Groenstructuur voor en na

c) Verkeer en parkeren

In de oorspronkelijke situatie werd het verkeer van de Amstellandlaan met een eenrichtingsverkeersroute over het parkeerterrein via de Boternesserstraat en de Lageweyselaan terug naar de Amstellandlaan geleid. Dit betrof zowel het verkeer van bewoners als van de bezoekers van het winkelcentrum. Met het nieuwbouwplan in verscheidene bouwvolumes wordt de kans benut om het verkeer direct achter het winkelcentrum af te wikkelen. De leefbaarheid in de woonstraten Boternesserstraat en Lageweyselaan zal door de afname van de verkeersbelasting verbeteren. Door een hergroepering van de parkeerplaatsen, meer zuidelijk in het plangebied, zullen die ook beter bereikbaar zijn voor bezoekers van het winkelcentrum. Op het parkeerterrein zullen bezoekers van de winkels zo dicht mogelijk bij de ingang van het winkelcentrum parkeren terwijl bewoners juist dicht van hun woningentree zullen willen parkeren.

verplicht

Afbeelding 11: Impressie parkeerplaatsen in omgeving

Het aantal parkeerplaatsen in de nieuwe situatie zal met twee toenemen ten opzichte van het aantal bestaande parkeerplaatsen. Door middel van een nieuwe inrichting van het gebied zullen de parkeerplaaatsen die vrijgemaakt worden voor de betere groenvoorziening verplaatst worden in de richting van de entrees van het winkelcentrum. De parkeerdruk van het nieuwe bouwplan voor de appartementen neemt ten opzichte van de oude situatie af met 7 parkeerplaatsen. Voor de onderbouwing van dit aantal wordt verwezen naar de paragraaf ‘Verkeer en parkeren’.

Door al deze aspecten is sprake van een verbeterde situatie en een verhoging van de stedenbouwkundige kwaliteit ten opzichte van de bestaande situatie.

2.6 Geldend bestemmingsplan     

In het plangebied is één bestemmingsplan van kracht. Dit is het bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied’ van de gemeente dat op 27 juni 2013 door de voormalige gemeenteraad is vastgesteld en op 4 oktober 2013 in werking is getreden. Er is weliswaar een beroep ingediend tegen het bestemmingsplan maar dat beroep had geen schorsende werking en had betrekking op een ander plandeel. Naar aanleiding van dat beroep heeft een gedeeltelijke vernietiging plaatsgevonden op een ander plandeel. Het bestemmingsplan is voor de onderhavige planlocatie in stand gebleven.

Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn de gegeven bestemmingen visueel weergegeven. Een uitsnede van de verbeelding van het plangebied in het geldende bestemmingsplan is hieronder opgenomen. De woningen hebben een enkelbestemming ‘Wonen’ gekregen waarbij hoofdgebouwen middels een bouwvlak nader worden begrensd. De bestaande situering is daarbij maatgevend. Het aantal woningen, alsmede de bouw- en goothoogte, mag niet meer bedragen dan het aantal woningen c.q. de goot- en bouwhoogte in de bestaande situatie. Op deze regel zijn uitzonderingen mogelijk indien er een perceelsgerichte aanduiding is weergegeven op de verbeelding. In het plangebied is echter geen perceelsgerichte aanduiding van toepassing.

Onder ‘bestaande maten’ wordt conform artikel 1.22 van het bestemmingsplan verstaan: afstanden, goot- en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn of in uitvoering zijn, dan wel in uitvoering zijn of mogen worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd.

verplicht

Afbeelding 12: Uitsnede plankaart bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied’

Het flatgebouw is in 2015 gesloopt. Ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan op 4 oktober 2013 stond het er dus nog. Uitgangspunt voor de toetsing aan het bestemmingsplan is dus de in het bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied’ vastgelegde goot- en nokhoogte. Dit betekent dat uitgegaan moet worden van een hoogte van circa 26 meter en een lengte van 138 meter. In het gebouw bevonden zich 126 woningen. De strijdigheid met het geldende bestemmingsplan ligt in het gegeven dat het realiseren van de appartementengebouwen niet past binnen het bestaande bouwvlak. In voorliggend bestemmingsplan worden onder andere de bouwvlakken aangegeven waarbinnen de woningen gebouwd mogen worden.

2.7 Molenbiotoop     

Het bestemmingsplan bevat ook een zogenaamde ‘vrijwaringszone molenbiotoop’ die voor het plangebied relevant is. Via de regels van deze vrijwaringszone wordt beoogd de vrije windvang van molen ’t Haantje aan de Korte Stammerdijk te waarborgen. De vrijwaringszone wordt opgedeeld in een zone tot 100 meter tot het middelpunt van de molen en een zone van 100 meter tot 400 meter zone tot het middelpunt van de molen. Het plangebied ligt geheel in de laatste zone.

Het bestemmingsplan bepaalt dat binnen een afstand van 100 tot 400 meter tot het middelpunt van de molen geen bebouwing wordt opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/50 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.

De afstand tussen het middelpunt van de molen en het plangebied bedraagt circa 250 meter. De onderkant van de wiek is circa 5 meter. Vast staat dat daarom met de beoogde hoogte niet wordt voldaan aan de regels van het geldende bestemmingsplan. Artikel 34.4.1 onder c van de regels van het geldende bestemmingsplan bepaalt echter dat in afwijking van deze regel een grotere hoogte rechtstreeks is toegestaan als:

  1. het betreft een bestaand bouwwerk met een grotere hoogte;
  2. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. de hoogte en breedte blijven binnen de hoogte en breedte van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
    2. het oprichten van een bouwwerk is uitsluitend toegestaan, voor zover dit mogelijk is op basis van de overige voor deze gronden geldende bestemming.

In de situatie van het plangebied gaat het enerzijds om een bestaand bouwwerk en anderzijds om bouwwerken die gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken worden opgericht en waarbij de hoogte en de breedte binnen de hoogte en de breedte van de bouwwerken blijven waarachter deze worden opgericht. Aan deze voorwaarden wordt voldaan. De bebouwing wordt gerealiseerd achter de bebouwing aan de Amstellandlaan en de Ingelandenstraat die op zichzelf al hoger en breder zijn dan de bebouwing die in het plangebied wordt toegestaan. Voor het belangrijkste deel is de bebouwing binnen het geldende bestemmingsplan toegestaan. Een deel van de bebouwing komt echter buiten het bebouwingsvlak van het geldende bestemmingsplan. Strikt genomen geldt voor de bebouwing die buiten het bebouwingsvlak valt, dat voor dit deel van de bebouwing de molenbiotoop wel geldt. Er is daarom advies van de Noord-Hollandse Molenfederatie gevraagd over een mogelijke belemmering door de ontwikkeling. Uit het advies blijkt dat de nieuwe ontwikkeling en dus ook het afwijken van de regels van het nog geldende bestemmingsplan ten behoeve van deze ontwikkeling de molenbiotoop niet verder belemmerd.

Hoofdstuk 3 Beleid en regelgeving     

3.1 Landelijk (Rijks-) ruimtelijk beleid     

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie     

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De belangrijkste speerpunten uit de NOVI zijn:

  • Een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Dat betekent dat we Nederland zo inrichten dat ons land de klimaatveranderingen aankan. Daarvoor is nodig dat we functies meer in evenwicht met natuurlijke systemen (bodem en water) inpassen. Een voorbeeld hiervan is het op termijn verhogen van grondwaterstanden in veenweidegebieden;
  • De verandering van de energievoorziening. Bij de inpassing van duurzame energie hebben we oog voor omgevingskwaliteit. Een voorbeeld hiervan is dat we eerst kijken naar ongebruikte daken om zonnepanelen op te plaatsen;
  • De overgang naar een circulaire economie, waarbij we tegelijk goed kunnen blijven concurreren en een aantrekkelijk vestigingsklimaat bieden. Een voorbeeld is het aanpassen van productieprocessen en het gebruik van reststoffen in het haven- en industriegebied;
  • De ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. Hiermee wordt gestuurd op een goed bereikbaar netwerk van steden. Zo worden de ambities en mogelijkheden in steden en regio's in heel Nederland gebruikt. Voorbeelden van regionale uitwerking hiervan zijn de verstedelijkingsstrategieen, waarin vooruitgekeken wordt hoe verschillende ruimtelijke functies in en rondom steden het beste ingepast kunnen worden;
  • Het bij elkaar plaatsen van zogenaamde logistieke functies (bijvoorbeeld distributiecentra, datacenters) om hiermee de openheid en de kwaliteit van het landschap te behouden. We maken daarbij gebruik van een voorkeursvolgorde logistieke functies;
  • Het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied in goed evenwicht met de natuur en landschap. We werken bijvoorbeeld aan de overgang naar de kringlooplandbouw zodat gebruik van de grond meer wordt afgestemd op de natuurlijke water- en bodemsystemen.

Beoordeling plangebied:

De Novi is voor dit plangebied niet direct van toepassing. De binnenstedelijke ontwikkeling van woningbouw is wel een aspect dat door de Novi wordt onderschreven. De ladder voor duurzame verstedelijking blijft wel van toepassing. Deze is vastgelegd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

‘De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.’

Toetsing aan de ladder van duurzame verstedelijking

Als eerste wordt geconstateerd dat de ontwikkeling is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Daarom moet de ladder doorlopen worden.

Voor de regio Gooi- en Vechtstreeks waaronder Weesp ressorteert, is een regionale woonvisie 2016-2030 opgesteld. De regionale woonvisie biedt een kader voor lokaal woonbeleid en een basis voor afspraken met andere overheden in het regionaal actieplan wonen 2016 t/m 2020. Het Regionale actieprogramma wonen 2016 t/m 2020 zet in op het passend faciliteren van de groei van de bevolking in combinatie met het behoud van de natuur- en cultuurhistorische waarden. De focus zal daarbij moeten komen te liggen op binnenstedelijk bouwen en transformatie.

Er zijn vijf thema’s opgenomen in het Regionaal actieprogramma:

  1. de inclusieve regio: een woonregio voor iedereen
  2. de bouwende regio: bouwopgave en transformatie
  3. de vernieuwende regio: vernieuwing van de bestaande woningvoorraad
  4. de zorgzame regio: wonen met zorg
  5. de duurzame regio: naar een duurzame toekomst

Het actieprogramma is vastgesteld door de in de regio samenwerkende gemeenten en door gedeputeerde staten van Noord-Holland. De provincie Noord-Holland vraagt vanuit haar rol als woningmarktregisseur alle regio's binnen de provincie een Regionaal Actieprogramma (RAP) Wonen 2016 t/m 2020 op te stellen. Het doel van het Regionaal Actieprogramma Wonen is om te komen tot regionaal woonbeleid in kwantitatieve en kwalitatieve zin, waarbij op regionaal niveau de afstemming tussen vraag en aanbod centraal staat. De Gooi en Vechtstreek maakt onderdeel uit van de MRA-woningmarktregio (de metropoolregio Amsterdam); in de MRA Agenda 2016 is vanuit de doelstelling de (internationale) concurrentiepositie te behouden en te verstevigen een woningbouwdoelstelling opgenomen van 250.000 woningen voor de periode van 2016 tot 2040. Deze woningen moeten vooral binnenstedelijk worden gerealiseerd door verdichting, door transformatie en herstructurering van overbodige kantoren en bedrijventerreinen. De missie van de regionale woonvisie 2030 vormt het lange termijn perspectief van de regio op het wonen. Vanuit deze missie zijn drie sleutelambities geformuleerd. Deze ambities vormen de basis van de regionale woonvisie:

Beweging op de woningmarkt

Dynamiek op de woningmarkt is geen doel op zich, maar een middel om te zorgen dat zo veel mogelijk mensen in een voor hen passende woning kunnen wonen. Het zo veel mogelijk wegnemen van belemmeringen zorgt voor maximale beweging op de woningmarkt. Met de regionale woningtoewijzing van sociale huurwoningen via Woningnet is hierin al een belangrijke stap gezet. Met maatregelen, pilots en experimenten wordt geprobeerd de doorstromingsmogelijkheden te vergroten. Naast de sociale huursector spelen hierbij ook de (betaalbare) vrije huur- en koopsector een belangrijke rol.

Identiteit en diversiteit

De grote afwisseling van karakteristieke woonlandschappen in een regio met een rijke cultuurhistorie, in een afwisseling van steden en dorpen met aantrekkelijke groene en blauwe landschappen, het monumentale karakter en meer recent de concentratie van innovatieve en media gerelateerde bedrijvigheid, maakt de Gooi en Vechtstreek tot een regio met een geheel eigen identiteit. Deze identiteit is één van onze meest waardevolle assets en moet daarom behouden en versterkt worden. Het streven naar diversiteit geldt niet alleen voor de woonomgeving, maar ook voor de inwoners van Gooi en Vechtstreek. We willen een complete regio zijn voor jong en oud, rijk en arm, kleine of grote huishoudens en goed of slecht ter been.

Samenwerking

De regio streeft naar een open en transparante samenwerking met alle partners die betrokken zullen zijn bij het behalen van de ambitieuze missie uit deze regionale woonvisie. De Gooi en Vechtstreek heeft een traditie als het gaat om samenwerking op het beleidsveld wonen. Deze samenwerkingsvormen worden de komende jaren gecontinueerd en waar nodig uitgebreid. Het RAP als uitwerking van de regionale woonvisie geldt daarbij als samenwerkingsagenda.

Opgaven vanuit de bouwende regio: kwantitatieve opgave nieuwbouw en transformatie

De verwachte huishoudensgroei is de belangrijkste onderlegger voor het regionaal vraaggestuurde bouwprogramma. De meest recente huishoudensprognose van de provincie Noord-Holland laat zien dat er tussen 2015 en 2030 nog circa 11.000 huishoudens bij komen in de regio. Dit betekent dat uitbreiding van de woningvoorraad voor de periode tot 2030 nodig blijft. In de komende jaren is de vraagdruk groter dan in de periode na 2020 vanwege inhaaleffecten van de economische crisis en instroom van nieuwe doelgroepen. Tot 2030 bevat het programma 9.250 nieuwbouwwoningen en 2.275 toevoegingen door transformaties. Het bouwprogramma 2015-2020 bevat 750 nieuwbouwwoningen per jaar en voor de periode 2020-2030 gemiddeld 550 nieuwbouwwoningen per jaar.

De komende jaren vindt de woningbouw in de regio voor een groot deel plaats op een beperkt aantal grote nieuwbouwlocaties. De geplande woningbouwproductie tot 2020 en zelfs die tot 2030 kan gerealiseerd worden binnen de nu al bekende planvoorraad. Voor de lange termijn zal de regio de mogelijkheden en wenselijkheid van verdere (grootschalige) nieuwbouw onderzoeken.

De gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek leggen jaarlijks de meest actuele plancapaciteit in de provinciale monitor vast. De actuele monitor plancapaciteit wordt gecommuniceerd en besproken in de regionale stuurgroep wonen. In het kader van de uitvoering van de per 1 maart 2017 gewijzigde PRV dienen regio’s afspraken te maken over nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De gemeenten in de Gooi en Vechtstreek hanteren de planmonitor als grondslag voor het jaarlijkse onderlinge overleg en afspraken over de woningbouwplannen.Het onderhavige project is opgenomen in de Planmonitor.

Inmiddels is in plaats van het RAP het Woonakkord regio Gooi- en Vechstreek tot stand gekomen. Het woonakkoord is eind juni 2021 door de gemeente ondertekend. Het Woonakkoord vervangt het RAP maar inhoudelijk betreft het een voortzetting daarvan.

3.1.2 Luchthavenindelingsbesluit Schiphol     

Het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol (LIB) is een uitwerking van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en bepaalt welk gebied bestemd is voor gebruik als luchthaven en voor welk gebied daaromheen beperkingen gelden ten behoeve van de veiligheid en geluidsbelasting. Dit wordt het zogenaamde beperkingengebied genoemd. Met hoogtevlakken en contouren rond Schiphol is aangegeven waar beperkingen gelden voor objecten, gebouwen en gebruiksfuncties. Zeer dicht rond de start- en landingsbanen liggen zelfs sloopzones, waar de woningen vanwege geluidshinder respectievelijk externe veiligheidsrisico's worden gesloopt nadat de huidige bewoners zijn vertrokken.

verplicht

Afbeelding 14: Kaart beperking aan bebouwing (LIB)

Het LIB bevat een aantal kaarten waarop onder andere het beperkingengebied visueel is weergegeven. Het plangebied ligt net binnen dit beperkingengebied. Uit het LIB blijkt dat als gevolg van het radarverstoringsgebied er beperkingen gelden voor het oprichten van zeer hoge bouwwerken van 89 meter of hoger. Omdat de ontwikkeling niet in dergelijke hoge bouwwerken voorziet, is het LIB verder niet van belang voor het initiatief.

verplicht

Afbeelding 15: Kaart toetshoogte radar (LIB)

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening     

De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze rijksbelangen worden met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen die in dit besluit aan bod komen zijn: rijksvaarwegen, de mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen, primaire waterkeringen, de ecologische hoofdstructuur, het IJsselmeergebied, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de ruimtereservering voor de parallelle Kaagbaan.

Uit de diverse kaarten behorende bij het besluit blijkt dat geen van de rijksbelangen van toepassing zijn op het gebied. Ook de Stelling van Amsterdam (erfgoed van uitzonderlijke universele waarde) reikt niet tot het gebied. Zie hiertoe de bijgevoegde afbeelding.

verplicht

Afbeelding 16: Situering plangebied t.o.v. de Stelling van Amsterdam (in het blauw)

3.1.4 Conclusie landelijk ruimtelijk beleid     

Het plan om ter plekke woningen te ontwikkelen past, mede gezien het schaalniveau, binnen de kaders die het Rijk daartoe stelt. De ladder van duurzame verstedelijking is toegepast op de ontwikkeling. Gebleken is dat de ontwikkeling functioneel en ruimtelijk past binnen het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid     

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050     

De op korte termijn verwachte Omgevingswet zal veel bestaande wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening en milieu vervangen. De Provincie Noord-Holland anticipeert hierop door als eerste stap, samen met stakeholders en inwoners, de Omgevingsvisie NH2050 op te stellen als opvolger van de inmiddels ingetrokken Structuurvisie Noord-Holland 2040 uit 2010. De omgevingsvisie is vormvrij en bevat een geheel nieuwe, de provincie zelfbindende, visie die gedragen wordt door zoveel mogelijk partijen. Hiervoor zijn verschillende participatievormen ingezet (co-creatie, consultatie) en is zowel online als offline het gesprek met belanghebbenden en belangstellenden aangegaan. De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 door Provinciale Staten (PS) vastgesteld.

Het doel van de provincie met de omgevingsvisie is dat iedereen die in Noord-Holland woont, werkt en op bezoek komt een prettige leefomgeving aantreft. Nu, maar ook in de toekomst. De provincie stuurt aan op "balans tussen economische groei en leefbaarheid", dat als leidend thema wordt gezien. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd.

Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is daarnaast voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Een economisch vitale provincie kan andersom weer bijdragen aan het welzijn en de leefbaarheid. In samenhang bekeken zijn in dit kader randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met grote thema's als klimaatverandering, energietransitie, veranderende economieën, volkshuisvesting, bodemdaling en verminderde biodiversiteit.

In de omgevingsvisie is voor deze ontwikkeling vooral het principe ‘Metropool in ontwikkeling’ van belang. Uitgangspunt daarbij is dat wonen en werken binnenstedelijk worden geconcentreerd. Daarbij is het van belang oog te hebben voor behoud en versterking van de leefbaarheid in bestaande en nieuwe gebieden en een verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving na te streven. Ook wordt benadrukt dat stedelijke ontwikkelingen op de vraag moeten blijven aansluiten. Dat geldt eveneens voor de te bouwen woningen. Het planvoornemen sluit naadloos aan op deze in de Omgevingsvisie 2050 benoemde uitgangspunten.

3.2.2 Omgevingsverordening Noord-Holland     

De provincie wil met de Omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. We zoeken naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. De belangrijke ambities voor Noord-Holland, zoals omschreven in de Omgevingsvisie, zijn verankerd in de Omgevingsverordening NH2020.

Deze is gebaseerd op de huidige wet- en regelgeving. Met deze Omgevingsverordening loopt de provincie bewust vooruit op de Omgevingswet, omdat we door 21 verordeningen samen te voegen alvast werken in de geest van de Omgevingswet. Er is bewust niet gewacht op invoering van de Omgevingswet, omdat we op deze manier kunnen nagaan of de regels lokaal en regionaal maatwerk mogelijk maken en of er genoeg bestuurlijke afwegingsruimte is. In de omgevingsregeling staat uitgelegd welke overheid gaat over welke regels (welke partij welke bevoegdheid heeft). Deze verordening is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van de provincie en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:

  1. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur;
  2. behoud en herstel van de biologische diversiteit en
  3. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

De Omgevingsverordening Noord-Holland bevat regels die doorwerken in ruimtelijke plannen die de gemeente vaststelt. De Omgevingsverordening regelt daarmee de juridische verankering van de provinciale Omgevingsvisie.

Belangrijk voor het plangebied is hoofdstuk 5 met daarin de instructieregels voor woningbouw. Hierin is opgenomen dat woningbouw uitsluitend mogelijk is als die in overeenstemmings is met regionale afspraken.

Uit de kaart die behoort bij de Omgevingsverordening blijkt dat drie onderwerpen van belang zijn voor het plangebied, namelijk:

  • Bodemsanering
  • Peilbesluit
  • Regionale verdringingsreeks Amstel Gooi en Vecht.

Voor het onderdeel ‘Bodem’ wordt verwezen naar de desbetreffende paragraaf. Er is geen sprake van bodemsanering, dus deze artikelen zijn niet van toepassing. De overige onderwerpen zijn niet rechtstreeks van toepassing op het plangebied. Deze bevatten bevoegdheden voor de waterschappen en hebben slechts indirect betrekking op het plangebied.

3.2.3 Conclusie provinciaal ruimtelijk beleid     

De planlocatie bevindt zich in het bestaand stads- en dorpsgebied. De voorgenomen ontwikkeling is getoetst aan de uitgangspunten en voorwaarden van respectievelijk de Structuurvisie, de Omgevingsverordening en de provinciale milieuverordening. Gebleken is dat de ontwikkeling functioneel en ruimtelijk past binnen het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid     

3.3.1 Woonvisie Weesp     

Op 5 oktober 2017 heeft de gemeenteraad de Woonvisie 2017 ‘Een vitale stad voor iedereen’ vastgesteld. In de Woonvisie staat wat de gemeente de komende jaren wil gaan doen op het gebied van wonen. De visie is in nauwe samenwerking met lokale partijen tot stand gekomen, zoals makelaars, de Adviesraad Sociaal Domein, de woningcorporatie Ymere en de huurdersverenigingen De Vechtstroom en Wonen Met Maatwerk.

De Woonvisie signaleert dat de druk op de woningmarkt toeneemt. Hierdoor hebben bepaalde groepen meer moeite om een geschikte woning in Weesp te vinden. De Woonvisie besteedt daarom speciale aandacht voor de positie van jongeren, jonge gezinnen en ouderen op de lokale woningmarkt.

Ook de omvang van de voorraad sociale huurwoningen is een belangrijk onderwerp in de Woonvisie. De voorraad sociale huurwoningen mag niet verder afnemen. De komende jaren wil de gemeente ook dat er 400 betaalbare woningen, waaronder ook sociale huurwoningen, bij worden gebouwd. De betaalbaarheid van de woningen is een terugkerend thema waarbij het tevens van belang is om de woningen energieneutraal te bouwen. Nu de Kostverlorenflat reeds gesloopt is onderstreept de Woonvisie het belang om het initiatief te realiseren en de sociale woningvoorraad weer aan te vullen.

De locatie van de Kostverlorenflat wordt in de Woonvisie genoemd. Er wordt voor gepleit dat er zo snel mogelijk nieuwe sociale huurwoningen worden gebouwd. Ten opzichte van de bestaande situatie neemt het aantal sociale huurwoningen af. Per saldo zal voor Weesp het aantal sociale huurwoningen niet gaan afnemen. Tussen de gemeente en woningcorporatie Ymere worden hier prestatieafspraken over gemaakt. De geldende prestatieafspraken hebben betrekken op de jaren 2020 t/m 2023. Afgesproken is dat de gemeente en de corporatie gezamenlijke doelstellingen en procesafspraken maken om de prestatieafspraken op de onderwerpen voldoende betaalbare huurwoningen, woningkwaliteit, duurzaamheid en leefbaarheid te bereiken. De urgentie van het project Kostverlorenflat wordt hierin benadrukt. In de prestatieafspraken worden onder meer afspraken gemaakt op het thema beschikbare en betaalbare woningvoorraad. Dat houdt in dat de partijen op basis van monitoring en niet op basis van vooraf gestelde gedetailleerde acties partijen afspraken maken en aansturen op hun doel. Er moeten 400 sociale huurwoningen extra worden gerealiseerd. Het aandeel sociaal in de nieuwbouw moet 1/3 bedragen. In het ruimtelijk kader zijn verdere randvoorwaarden voor de locatie vastgesteld.

Op 1 juli 2020 is de Verordening doelgroepen woningbouw Weesp 2020 vastgesteld. In deze verordening wordt een definitie gegeven van de begrippen ‘sociale huurwoning’, ‘middeldure huurwoning’ en ‘sociale koopwoning’, worden prijsgrenzen voor deze woningen opgenomen en wordt de doelgroep bepaald voor deze woningen. Verder wordt de instandhoudingstermijn voor deze woningen vastgelegd en wordt een nieuwe oppervlakte voorgeschreven. In dit plan wordt toepassing gegeven aan de Doelgroepenverordening. In de anterieure overeenkomst worden afspraken gemaakt over het programma sociale huurwoningen. In de anterieure overeenkomst is ook de Doelgroepenverordening van toepassing verklaard.

3.3.2 Omgevingsvisie Weesp 2050     

Op 14 oktober 2021 heeft de gemeente de Omgevingsvisie Weesp 2050 vastgesteld. Deze visie vervangt de structuurvisie Weesp 2013-2030 als beleidskader voor ruimtelijke plannen. De Omgevingsvisie bevat de doelen voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Weesp. De visie wordt op vier manieren gebruikt:

  • De beleidsdoelen in de Omgevingsvisie geven richting aan beleid en programma's voor specifieke thema's of gebieden en aan het nog op te stellen omgevingsplan waarin de regels voor de omgeving worden vastgelegd (het omgevingsplan is de opvolger van bestaande bestemmingsplannen en verordeningen).
  • Burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties gebruiken de Omgevingsvisie als kader en inspiratie voor plannen en initiatieven. Hoe groter de bijdrage aan de beleidsdoelen, hoe kansrijker het initiatief.
  • De gemeente gebruikt de Omgevingsvisie als toetsingskader om te bepalen in hoeverre een plan of initiatief bijdraagt bij de beleidsdoelen.
  • De Omgevingsvisie biedt kaders voor toekomstige sturing van de gemeente.

De in dit bestemmingsplan voorziene woningbouw past binnen de Omgevingsvisie Weesp 2050.

3.3.3 Bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied’     

Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan ‘Stedelijk Gebied’ en is voornamelijk bestemd als ‘Wonen’. Zoals in paragraaf 2.6 reeds is beschreven, past de ontwikkeling niet in dit bestemmingsplan met name omdat de woongebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gerealiseerd. Het project is stedenbouwkundig aanvaardbaar en voldoet aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening.

3.3.4 Ruimtelijk kader     

Op 30 juni 2016 is door de gemeente een ruimtelijk kader vastgesteld als uitgangspunt voor de herontwikkeling van het plangebied. Op 15 april 2021 is een aanvullend besluit genomen over het ruimtelijk kader. De gemeente heeft ingestemd met de wijziging van punt 6 van het op 30 juni 2016 vastgestelde kader en wel als volgt : “ De bouwhoogte te maximeren tot zes bouwlagen, met dien verstande dat bovenop het bestaande winkelcentrum maximaal vijf bouwlagen zijn toegestaan.”

De kaders luiden als volgt:

  1. Er dient bij de ontwikkelingen binnen het plangebied zorgvuldig om te worden gegaan met de groene ruimtes. Indien er groen verloren gaat, dient dit elders binnen het plangebied gecompenseerd te worden waarbij de verbetering van de groenbeleving binnen het plangebied uitgangspunt is. De beleving van het groen moet geoptimaliseerd worden.

Toetsing:

Door opnieuw gevraagde huurwoningen te realiseren en vooral door de uitvoering van de woningen in drie blokken wordt, ten opzichte van de oude massieve Kostverlorenflat, de ruimtelijke uitstraling aanzienlijk verbeterd. Door de situering zal daadwerkelijk sprake zijn van “wonen in het groen”.

  1. Een toekomstige ontwikkeling dient te resulteren in een samenhangend geheel met de omgeving van het plangebied. Er dient een stedenbouwkundige verbinding te ontstaan, bijvoorbeeld door middel van een verbindende route tussen de verschillende gebieden.

Toetsing:

Het stedenbouwkundige concept is in paragraaf 2.5 nader toegelicht. Doordat er nu drie kleinere bouwvolumes in plaats van één groot bouwvolume gerealiseerd wordt biedt dit mogelijkheden om de groenstructuur en de beleving daarvan te versterken. Dit gebeurt onder andere door het creëren van een groene doorgang tussen de twee noordelijke volumes en een verschuiving van het middelste bouwvolume ten opzichte van de footprint van de gesloopte flat. Hierdoor kan het park ook rondom aangelegd worden. Verdere versterking vindt plaats door het verplaatsen van een aantal parkeerplaatsen waardoor er ruimte ontstaat om ten oosten van het noordelijke bouwvolume een park aan te leggen en de Boternesserstraat te ‘vergroenen’. Tot slot wordt de inrichting en de beplanting van het park verbeterd en worden zoveel mogelijk volwassen en gezonde bomen behouden.

  1. Ontwikkelingen dienen te streven naar een ruimtelijk coherent geheel, waarbij het stedenbouwkundig plan een integrale visie verwoordt. Hierbij is de verkeersstructuur, de groenstructuur en de bebouwingsstructuur optimaal verweven tot een samenhangend plan.

Toetsing:

In de oorspronkelijke situatie werd het verkeer van de Amstellandlaan met een eenrichtingsverkeersroute over het parkeerterrein via de Boternesserstraat en de Lageweyselaan terug naar de Amstellandlaan geleid. Dit betrof zowel het verkeer van bewoners als van de bezoekers van het winkelcentrum. Met het nieuwbouwplan in verscheidene bouwvolumes wordt de kans benut om het verkeer direct achter het winkelcentrum af te wikkelen. De leefbaarheid in de woonstraten Boternesserstraat en Lageweyselaan zal door de afname van de verkeersbelasting verbeteren. Op het parkeerterrein zullen bezoekers van de winkels zo dicht mogelijk bij de ingang van het winkelcentrum parkeren terwijl bewoners juist dicht van hun woningentree zullen willen parkeren.
Hierboven is reeds een toelichting gegeven op de te realiseren groenstructuur (extra groen door middel van vergroening Boternesserstraat en een groene dooradering van het gebied). De bebouwingsstructuur die wordt gekozen is een combinatie van drie bouwmassa’s waarvan één op het winkelcentrum en twee in het park. Ten opzichte van de situatie van de voormalige Kostverlorenflat betekent dit een lagere, luchtiger opzet die in combinatie met de verkeersstructuur en de groenstructuur een aanzienlijke bijdrage zal geven aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

  1. Er zal een parkeerbalans moeten ontstaan die, met inachtneming van de omgevingsfactoren, zoveel mogelijk in evenwicht is. Binnen en rondom het plangebied mag geen onevenredige parkeerdruk ontstaan. In opdracht van de gemeente zal er een parkeeronderzoek uitgevoerd worden dat zal aantonen op welke wijze een goede parkeerbalans ontstaat. Dit onderzoek vormt het toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied.

Toetsing:

Het plan voorziet in een goede parkeerbalans. Daarbij is rekening gehouden met de bestaande parkeerbehoefte die voortvloeit uit het geldende bestemmingsplan. Het aantal parkeerplaatsen in de nieuwe situatie blijft gelijk aan het aantal bestaande parkeerplaatsen. Door middel van een nieuwe inrichting van het gebied zullen de parkeervakken die vrijgemaakt worden voor de betere groenvoorziening verplaatst worden in de richting van de entrees van het winkelcentrum. De parkeerdruk van het nieuwe bouwplan voor de appartementen neemt ten opzichte van de oude situatie af met 7 parkeerplaatsen.

  1. Ontwikkelingen aan de Amstellandlaan/Plataanlaan moeten een relatie hebben met het Meidoorneiland en het appartementengebouw aan de Papelaan. Langs de Amstellandlaan wordt hogere bebouwing toegestaan. Het doel is om meer eenheid te creëren aan de Amstellandlaan. Hier is een begin mee gemaakt door de realisatie van het Casparushof, het Meidoorneiland en het appartementengebouw aan de Papelaan.

Toetsing:

De realisatie van vijf bouwlagen op het winkelcentrum in combinatie met twee appartementengebouwen tussen de Lageweysestraat en de Kostverlorenstraat sluit aan op de begeleidende woningbouw langs de Amstellandlaan en voorziet in een passende invulling aan de noordzijde hiervan. De woningbouw aan de noordzijde van de Amstellandlaan geeft een gepast antwoord op de hogere bebouwing aan die zijde en is vergelijkbaar met de invulling aan de zuidzijde van de Amstellandlaan.

  1. Op 15 april 2021 besloot de gemeente in te stemmen met het wijzigen van punt 6 van het op 30 juni 2016 vastgestelde ruimtelijke kader en wel als volgt: “ de bouwhoogte te maximeren tot zes bouwlagen, met dien verstande dat bovenop het bestaande winkelcentrum maximaal vijf bouwlagen zijn toegestaan.

Toetsing:

De bouwhoogte in de groene zone tussen Lageweysestraat en Korstverlorenstraat bestaat uit vijf lagen. Bovenop het winkelcentrum komen vijf lagen. Het raadsbesluit van 15 april 2021 bevat een verduidelijking van het eerder genomen raadsbesluit op dat punt.

  1. Vooral in te zetten op 1- en 2 persoonsappartementen voor ouderen.

Toetsing:

De te realiseren woningen zijn alle uitermate geschikt gelet op de oppervlakte en de plattegronden voor ouderen.

  1. Minimaal 50 % sociale huurwoningen te realiseren met een huur lager dan de hoge aftoppingsgrens (€ 693,60 voor 2023)

Toetsing:

Het merendeel van de woningen (66 van de 96 woningen) wordt gerealiseerd in het sociale huursegment. 50% van de sociale huurwoningen zal verhuurd worden met een huur lager dan de hoge aftoppingsgrens.

Conclusie gemeentelijk beleid

Het planvoornemen past binnen de Omgevingsvisie en de vastgestelde ruimtelijke kaders alsmede diverse andere gemeentelijke beleidsstukken waardoor het gemeentelijk beleid geen belemmering vormt om het bestemmingsplan vast te stellen.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken     

4.1 Milieu     

4.1.1 Milieueffectrapportage     

In de Wet milieubeheer en in het besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) staan de uitgangspunten van het milieubeleid beschreven. Hierin staat tevens vermeld wanneer er een m.e.r. rapportage moet worden toegepast en of het plan een ontwikkeling omvat die een m.e.r.-(beoordelings)plicht kent.

Gelet op het bepaalde in het besluit milieueffectrapportage is beoordeeld of voor deze ontwikkelingen het opstellen van een milieueffectrapport vereist is. De ontwikkeling komt niet voor op de C lijst. De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, is opgenomen in onderdeel D 11.2 van het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. is onderdeel D verdeeld in vijf kolommen:

Kolom 0: het nummer van de activiteit
Kolom 1: de activiteit
Kolom 2: de gevallen hier staan drempelwaarden voor de activiteit benoemd
Kolom 3: de kaderstellende plannen waar een activiteit in kan worden vastgelegd
Kolom 4: de besluiten waar een activiteit in kan worden vastgelegd

Als een activiteit voorkomt in kolom 1 maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, dan moet worden nagegaan of sprake kan zijn van mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen. Dit vindt plaats via de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze geldt zowel voor kaderstellende plannen als voor besluiten.

Hier geldt dat beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige effecten voor het milieu kunnen hebben. Dit beoordelingsvereiste geldt in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m². In dit geval gaat het om een zeer beperkt oppervlak van het plangebied en in totaal 96 woningen ter vervanging van 126 woningen. Dat betekent dat het hier gaat om een ontwikkeling die wel voorkomt in onderdeel D 11.1 van het Besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarde ligt. In een dergelijke situatie is dus een vormvrije m.e.r.-beoordeling vereist in de vorm van een zogenaamde aanmeldnotitie.

Op basis van de kenmerken genoemd in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particulier projecten' dient te worden gemotiveerd waarom geen m.e.r. noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Het plan is getoetst aan de volgende kenmerken.

Kenmerken van het project

Sprake is van een geringe omvang van het plangebied, terwijl er geen cumulatie is met andere projecten. Evenmin is het gebruik van natuurlijke hulpbronnen aan de orde. Voorts is er geen sprake van productie van afvalstoffen en verontreiniging. Hinder wordt ondervangen door voldoende afstand te houden van verderop gelegen milieubelastende activiteiten. Risico van ongevallen speelt eveneens niet bij de voorgestelde functiewijziging.

Plaats van het project

Het plangebied ligt buiten de invloedssfeer van Natura 2000-gebieden of Natuurnetwerk Nederland. In de directe nabijheid van het plangebied zijn verder geen speciale beschermingszones aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn, zodat geen beperkingen te verwachten zijn.

Kenmerken van het potentiële effect
Het project heeft in samenhang met de hiervoor genoemde criteria geen aanzienlijke effecten op de bevolking.

Conclusie
Op basis van de ingediende aanmeldnotitie m.e.r., in relatie tot de vormvrije m.e.r.-beoordeling, kan worden geconcludeerd dat het voorgenomen plan geen ontwikkeling omvat die aanzienlijke milieueffecten zal hebben. Gelet hierop heeft het college besloten dat geen milieueffectrapport voor deze ontwikkeling vereist is. De aanmeldnotitie m.e.r. is als bijlage 7 bij deze toelichting gevoegd.

4.1.2 Milieuzonering     

In de Wet milieubeheer is geregeld dat bij het opstellen van een ruimtelijk plan voor een bestaand of nieuw te vestigen bedrijfsactiviteit rekening gehouden dient te worden met de milieuzonering. Er wordt zorg gedragen voor voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen en milieugevoelige gebieden. Om dit instrument concreet en hanteerbaar te maken is de ‘Bedrijven en milieuzonering’ uit 2009 van de VNG opgesteld. Tevens wordt bij bestemmingsplannen een bijlage “Staat van bedrijfsactiviteiten” bijgevoegd. Deze lijsten met bedrijfscategorieën zijn onderverdeeld in verschillende milieucategorieën met bijbehorende minimale afstand (richtafstand) tot een rustige woonwijk. De richtafstanden zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6
Richtafstand 10 30 50 100 200 300 500 700 1.000 1.500

Deze richtafstanden worden gemeten tussen de grens van de bestemming met milieubelastende activiteiten en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het ruimtelijk plan mogelijk is. In geval van een gemengd gebied mag de richtafstand met één categorie verlaagd worden.

In de nabije omgeving van de planlocatie liggen vooral woningen maar ook andere functies zijn op korte afstand aanwezig. Aan de zuidzijde van de Kostverlorenstraat is een winkelcentrum aanwezig. Tussen de Papelaan en de Kastanjelaan een buitenschoolse opvang, op ongeveer 250 meter van het plangebied ligt het Vechtstede College en op ongeveer 500 meter ligt zowel de spoorlijn als het bedrijventerrein Noord. Gelet hierop is de omgeving aan te merken als een gemengd gebied waardoor de afstand met een stap verlaagd mag worden.

In het winkelcentrum zijn vooral winkels en bedrijven in de persoonlijke dienstverlening aanwezig. Dit zijn bedrijven in milieucategorie 1 waar bij gemengd gebied geen afstand voor hoeft te worden aangehouden. De buitenschoolse opvang en de school zijn beide als milieucategorie 2 geclassificeerd waarvoor een afstand geldt van 10 meter. Aan deze afstand wordt ruim voldaan. Omdat op het bedrijventerrein Hogewey geen categorie 5 bedrijven zijn toegelaten is ook deze afstand voldoende. Ook andersom vormen de woningen geen belemmering voor de bedrijven.

Conclusie

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar vanuit het oogpunt van milieuzonering.

4.2 Water     

In voorliggend bestemmingsplan worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld tebrengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV), dat verantwoordelijk is voor waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer. Het waterbeheer wordt in opdracht van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht uitgevoerd door Waternet. Naast het aanvragen van een omgevingsvergunning (op grond van het bestemmingsplan) is een initiatiefnemer wettelijk verplicht om na te gaan of het noodzakelijk is om ook een vergunning aan te vragen op grond van de Keur of de Waterwet bij de waterbeheerder.

Europese Kaderrichtlijn Water

Door de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft Nederland een resultaatsverplichting voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit en ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde KRW-waterlichamen, zijn hiertoe doelen opgesteld. De (bindende) maatregelen om de doelen te bereiken zijn vastgelegd in de stroomgebiedsplannen. Voor de overige wateren geldt minimaal het stand-stille principe. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen.

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden, welke het beheer van oppervlaktewater en grondwater regelt en de samenhang tussen het waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet is een samenvoeging van een achttal wetten. Met deze wet zijn het Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. In deze wet worden verschillende functies toegekend aan het gebruik van het water (zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie). Afhankelijk van de functie van het gebruik van het water worden verschillende eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Bestuursakkoord Water

Het bestuursakkoord Water volgt op het Nationaal Bestuursakkoord Water en bevat hernieuwde afspraken over bestuur, financien en richtinggevende kaders voor onder andere water. De maatregelen uit het Bestuursakkoord Water zijn gericht op:

  • heldere verantwoordelijkheden, minder bestuurlijke drukte;
  • beheersbaar programma voor de waterkeringen;
  • doelmatig beheer van de waterketen,
  • werkzaamheden slim combineren;
  • het waterschapsbestuur.


De doelstellingen van het 'oude' Nationaal Bestuursakkoord blijven van kracht.

Deltaplan Ruimtelijke adaptatie

Mede gebaseerd op de adviezen uit het Manifest Klimaatbestendige Stad (2013) is in 2014 de intentieverklaring Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie verschenen. In deze beslissing staat het gezamenlijk doel centraal: in 2050 is het bebouwde gebied in Nederland, inclusief vitale en kwetsbare objecten, zo goed mogelijk "waterrobuust" en Er is een onverwachte fout opgetreden.