HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Waarde-Archeologie-2
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene bouwregels
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
HOOFDSTSUK 4 OVERGANGS- en SLOTREGELS
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Het wijzigingsplan Noordervaart 129, Stompetoren met identificatienummer :
NL.IMRO.0361.WP00108-0305 van de gemeente Alkmaar
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen
1.3 Aanbouw
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Aan huis verbonden beroep
Het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 Agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten (met uitzondering van houtteelt en fruitbomen) door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, mits de exploitatie grotendeels gebonden is aan de ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden als productiemiddel.
1.8 Agrarisch hulp- en nevenbedrijf
Een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan, vervoeren en/of verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, dan wel een aan het agrarisch bedrijf verwant bedrijf, gericht op de handel en de bewaring van agrarische producten.
1.9 Archeologische waarde
Een aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.10 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 Bebouwingspercentage
Het percentage dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.
1.12 Bed and breakfast
Een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie zonder eigen kookvoorziening die zich met name richt op de trekkende toeristen, die voor een of enkele nachten een onderkomen zoeken. Onder een bed and breakfastvoorziening wordt niet verstaan: overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.12 Bedrijf
Onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.15 Bedrijfsgebouw
Een gebouw dat naar aard en inrichting dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.16 Bedrijfswoning of dienstwoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, die werkzaam is bij het bijbehorende bedrijf.
a bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
b bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.
1.18 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 Bijgebouw
Een niet voor zelfstandige bewoning bestemd, op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.21 Bollenteelt
De teelt van de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen, de teelt van snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten.
1.22 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.24 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.26 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 Bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.28 Dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.29 Dakopbouw
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.
1.30 Erf
Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.31 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 Hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op
1.33 Peil
Onder het peil wordt verstaan:
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.34 Planregels
De regels, deel uitmakende van het wijzigingsplan Noordervaart 129, Stompetoren.
1.35 Seksinrichting
Een (gedeelte van een) gebouw waarin handelingen en/ of vertoningen plaatsvinden van
erotische en/ of pornografische aard, waaronder mede worden begrepen:
a. seksbioscoop, -theater of -automatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin al dan niet door middel van automaten filmvoorstellingen of vertoningen van erotische aard worden gegeven;
b. sekswinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/ of leveren van seksartikelen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
c. seksclub: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin de mogelijkheid wordt geboden tot seksueel vertier.
1.36 Staat van bedrijfsactiviteiten
De Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.37 Uitbouw
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in functioneel opzicht verbonden is, en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.38 Voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan een naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.39 Voorgevelrooilijn
Een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.
1.40 Vuurwerkbedrijven
Inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.
1.41 Woning
Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1. De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2. De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3. De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4. De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5. De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6. Verticale bouwdiepte ondergrondse bouwwerken
Van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse bouwwerk.
HOOFDSTUK 2. Bestemmingsregels
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten algemeen;
b. ter plaatse van de aanduiding overige zone-hoofdontwikkelingszone is tevens een bedrijf toegestaan uit categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten hoofdontwikkelingszone;
c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf-1, een bedrijf uit maximaal categorie 3.1 zoals benoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten algemeen, of indien de aanduiding overige zone-hoofdontwikkelingszone ter plaatse is aangegeven: een bedrijf uit maximaal categorie 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten hoofdontwikkelingszone;
d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf-2een bedrijf uit maximaal categorie 4.1 zoals benoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten algemeen, of indien de aanduiding overige zone-hoofdontwikkelingszone ter plaatse is aangegeven: een bedrijf uit maximaal categorie 4.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten hoofdontwikkelingszone;
e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf-3 een bedrijf uit maximaal categorie 3.2 zoals benoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten hoofdontwikkelingszone
f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf-4 een mijnbouwwerk uit maximaal categorie 5.1 zoals benoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten hoofdontwikkelingszone
g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf-5een mijnbouwwerk uit maximaal categorie 5.2 zoals benoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten algemeen;
h. ter plaatse van de aanduiding detailhandel is detailhandel toegestaan in keukens;
met de daarbij horende:
i. bedrijfswoningen;
j. groen- en parkeervoorzieningen.
Op de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage per bouwvlak toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 60% per bouwvlak;
c. de oppervlakte van bedrijfsgebonden kantoorruimten mag niet meer dan 20 % van de totale oppervlakte van de bedrijfsgebouwen bedragen;
d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 m;
e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding ‘maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; indien geen bouwhoogte is aangegeven bedraagt de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ten hoogste 10 m;
f. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen.
a. per bouwvlak is het bestaande aantal bedrijfswoningen toegestaan, echter ter plaatse van de aanduiding aantal bedrijfswoningen is het aangegeven aantal bedrijfswoningen toegestaan;
b. in afwijking van lid 3.2.2 onder a, is ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning uitgesloten geen bedrijfswoning toegestaan;
c. de inhoud van de bedrijfswoning, geen stolp zijnde, mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
d. de bedrijfswoning, geen stolp zijnde, dient van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 30 graden en niet meer dan 60 graden mag bedragen;
e. de goothoogte van de bedrijfswoning, geen stolp zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen en de nokhoogte niet meer dan 10 m;
f. indien de bedrijfswoning een stolp betreft mag de oppervlakte niet minder dan 200 m2 bedragen;
g. indien de bedrijfswoning een stolp betreft mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen of 3,5 m uitsluitend voor de voorgevel;
h. indien de bedrijfswoning een stolp betreft , dient deze van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 45 graden en niet meer dan 50 graden mag bedragen;
i. de afstand van bedrijfswoningen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen.
3.2.3 Erfbebouwing bij de bedrijfswoning
a. bij een bedrijfswoning mag erfbebouwing worden gebouwd, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 54 m2 mag bedragen;
b. de goothoogte en nokhoogte mag niet meer dan 3 m respectievelijk 7 m bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen: maximaal 2 meter;
b. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: maximaal 8 meter;
c. opslagsilo’s: maximaal 10 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 teneinde een bebouwingspercentage van 70% van het bouwvlak toe te staan.
3.3.2 Voorwaarden
Burgemeester en wethouders toetsen bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid genoemd in lid 3.3.1 of:
a. de verkeersaantrekking en de milieuhinder niet worden vergroot;
b. de cultuurhistorische en natuurlijke waarden zoals deze voorkomen in de omgeving niet worden aangetast;
c. de waarde van het gebied bestemd als Natuur niet wordt aangetast.
3.3.3 Afwijking dakhelling
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van het aanpassen van de dakhelling om een mansardekap te realiseren, mits:
a. de hellingshoek van het onderdakvlak 70 tot 80 graden bedraagt en de hellingshoek van het bovendakvlak 25 tot 35 graden bedraagt;
b. de verhouding van de bouwhoogte van de gevel en de hoogte van de kap ligt tussen 1:1,3 en 1:2;
c. de breedte van het hoofdgebouw maximaal 8 meter bedraagt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
a. per bouwvlak is één bedrijf toegestaan met uitzondering van percelen waar het bestaande aantal bedrijven meer bedraagt dan één;
b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, behalve ter plaatse van de gronden die zijn aangeduid met de aanduiding ‘risicovolle inrichting’;
c. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
d. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
e. ondergeschikte, onzelfstandige detailhandel behorend bij een toegestane bedrijfsuitoefening is toegestaan, mits de detailhandel nauw aansluit bij de totale bedrijfsactiviteiten;
f. de ruimte voor detailhandel zoals bedoeld in sub e mag niet meer beslaan dan 100 m2 van de bebouwing.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1:
a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste 1 categorie hoger dan in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten algemeen zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
c. om een agrarisch loonbedrijf toe te staan, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geen onaanvaardbare hinder veroorzaakt.
3.5.2 Voorwaarden
Burgemeester en wethouders toetsen bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid genoemd in lid 3.5.1 of:
a. de verkeersaantrekking en de milieuhinder, voortvloeiend uit het oorspronkelijk bestemde bedrijf vergelijkbaar is aan de toelaatbare categorie;
b. de cultuurhistorische en natuurlijke waarden zoals deze voorkomen in de omgeving niet worden aangetast.
c. met dien verstande dat Bevi-inrichtingen, Vuurwerkbedrijven en Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.
3.5.3 Bed and breakfast
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 1.1 om een bed and breakfast toe te staan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. er worden ten hoogste 4 slaapplaatsen voor de bed and breakfast gerealiseerd;
b. de functie van bed and breakfast is ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
c. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
d. er mag geen onevenredige overlast ontstaan voor omwonenden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders buiten het bouwvlak de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. het verwijderen van bomen en opgaande beplanting;
3.6.2 Uitzondering
Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c. zullen worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument als bedoeld in artikel 7 van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren, waarvoor ingevolge artikel 12 van die wet een vergunning van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is vereist, dan weI handelingen, welke zijn voorzien in een beheersplan, als bedoeld in artikel 14 van die wet.
3.6.3 Afwegingskader
Een in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen, de ecologische, landschappelijke, de natuurlijke en de cultuurhistorische waarden van deze gronden, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind
Artikel 4 Waarde-Archeologie-2
De voor 'Waarde -Archeologie-2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie-2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 35 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen op een grotere diepte dan 35 cm;
c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.3.2 Uitzondering
Het verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 4.2 in acht is genomen;
b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m2;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
e. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
f. het vervangen van bestaande drainage betreffen, voor zover aangelegd binnen hetzelfde tracé;
g. het aanleggen van sleufloze drainage betreffen, binnen de bestemmingen Agrarisch-Bollenteelt of de bestemming Agrarisch met waarden- Cultuurhistorie.
4.3.3 Voorwaarden
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 4.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteitenniet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
HOOFDSTUK 3. Algemene regels
Artikel 3. Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 4. Algemene bouwregels
4.1 Ondergronds bouwen
Het is toegestaan om ondergrondse gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te realiseren, onder de volgende voorwaarden:
a. de bouwwerken zijn gebouwd binnen de grenzen van het bouwvlak;
b. de maximale verticale bouwdiepte van het bouwwerken is 3 m;
c. de maximale oppervlakte is 50% van het bouwvlak.
4.2 Toegelaten overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt;
b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt;
c. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
6.3 Bestaande maten
Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
a. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
b. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 7. Algemene gebruiksregels
7.1 Landschapsmaatregelen
Het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming is alleen toegestaan indien, binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan, de landschapsmaatregelen, conform het in bijlage 1 bij deze regels opgenomen erfinrichtingsplan, worden aangelegd en in stand gehouden.
7.2 Sloopverplichting
Het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming is alleen toegestaan indien is voldaan aan de sloopverplichting conform de tekening (sloopverplichting) van bijlage 2.
7.3 Verboden gebruik
Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval begrepen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
a. het opslaan, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en watergangen;
b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voor zover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een erf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
c. het (laten) gebruiken van gronden voor opslag van bagger en grondspecie;
d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
e. het gebruik als parkeerterrein voor motorvoertuigen die niet direct samenhangen met de bestemming;
f. het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
g. het (laten) gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning;
h. het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak ten behoeve van reclame-uitingen;
i. het gebruik als sport-, wedstrijd- of speelterrein, vliegveld en landingsplaats, kampeer- of caravanterrein, dagcamping, lig- of speelweide, zwemgelegenheid;
j. het beproeven van voertuigen, het beoefenen van de motor- en (model)vliegtuigsport of het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen.
Artikel 8. Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van:
a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
8.2 Voorwaarden
Afwijking als bedoeld in 8.1 kan slechts worden verleend, mits:
a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
8.3 Tweede toegangsdam
Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van het plan ten behoeve van het realiseren van een tweede toegangsdam bij agrarische percelen onder de voorwaarde dat:
a. de toegangsdam wordt aangelegd om het agrarisch bouwvlak te bereiken;
b. de cultuurhistorische waarden van het perceel niet onaanvaardbaar worden aangetast;
c. in de gevallen dat de provincie de wegbeheerder is van de weg waar het agrarische bedrijf zich aan bevindt en de aangevraagde toegangsdam op deze weg aansluiting vindt, is een tweede toegangsdam niet toegestaan.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
9.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, in die zin dat:
a. aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten Hoofdontwikkelingszone bedrijven en/of bedrijfsvormen worden toegevoegd;
b. in de Staat van Bedrijfsactiviteiten algemeen opgenomen bedrijven en bedrijfssoorten worden ingedeeld bij een andere categorie.
9.2 Waarde-Archeologie 1 t/m 4
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming Waarde Archeologie 1 t/m 4, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
9.3 Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de bestemming Natuur indien uit deskundig advies blijkt dat het noodzakelijk is dat de aanwezige natuurwaarden worden beschermd middels de bestemming natuur of indien gebieden zijn aangewezen als natuurgebied, waaronder in ieder geval wordt begrepen ecologische hoofdstructuur, dan wel ecologische verbindingszone. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing.
9.4 Weidevogelleefgebied
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen zodanig dat de begrenzing van de aanduiding overige zone-weidevogelleefgebied wordt aangepast indien het weidevogelleefgebied is uitgebreid dan wel is ingeperkt. Burgemeester en wethouders winnen voorafgaand aan de bestemmingswijziging advies in over de begrenzing van het weidevogelleefgebied bij een deskundige.
HOOFDSTUK 4. Overgangs- en slotregels
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
3. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%.
b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Wijzigingsplan Noordervaart 129 Stompetoren
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van …