Bestemmingsplan Westdijk 30 Zuidschermer
Regels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Water
Artikel 5
Waarde-Archeologie-2
Artikel 6
Waarde-Archeologie-4
Artikel 7
Waarde-Cultuurhistorie
Artikel 8
Waterstaat-Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 9
Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene
bouwregels
Artikel 11 Algemene
gebruiksregels
Artikel 12 Algemene
afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Bijlage 1: landschapsinrichtingsplan
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Westdijk 30 Zuidschermer met identificatienummer
NL.IMRO.0361.BP00168-0305. van de gemeente Alkmaar.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de
bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen
1.3 Aanbouw
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd
aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw
onderscheiden kan worden van en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan
het hoofdgebouw.
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft.
1.6 Aan huis verbonden beroep
Het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep
of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,
medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee
gelijk te stellen activiteiten, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door
de bewoner, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
1.7 Archeologische waarde
Een aan een gebied toegekende waarde in verband met
de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.8 Bebouwing
E n of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen
zijnde.
1.9 Bebouwingspercentage
Het percentage dat de grootte van het deel van het
bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.
1.10 Bed and breakfast
Een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie
zonder eigen kookvoorziening die zich met name richt op de trekkende toeristen,
die voor n of enkele nachten een onderkomen zoeken. Onder een bed and breakfastvoorziening wordt niet verstaan: overnachting,
noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden
werkzaamheden en/of arbeid.
1.11 Bedrijf
Onderneming waarbij het accent ligt op het
vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het
bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend
plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van
verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde
goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de
uitgeoefende handelingen.
1.2 Bedrijfsgebouw
Een gebouw dat naar aard en inrichting dient voor
de uitoefening van een bedrijf.
1.13 Bedrijfswoning of dienstwoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein,
die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, die
werkzaam is bij het bijbehorende bedrijf.
1.14 Bestaand
a bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment
van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan
worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de
aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de
regels anders is bepaald;
b bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de
inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met
het voorheen geldend planologische regime.
1.15 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.16 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming.
1.17 Bevi-inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het
Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.18 Bijgebouw
Een niet voor zelfstandige bewoning bestemd, op
zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat door de vorm onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.19 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk.
1.20 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.21 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.23 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.32 Bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, die
direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.23 Cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in
verband met ouderdom en gaafheid.
1.24 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de
uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan
personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder
begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en
supermarkt.
1.25 Detailhandel in volumineuze goederen
Detailhandel in goederen van grote omvang, die
vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak nodig heeft voor
de uitstalling, zoals bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven al dan niet -
in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering,
keuken-, sanitair- en tegelbedrijven, auto's, boten, motoren, caravans,
landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende
artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen,
tuincentra.
1.26 Erf
Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan,
dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht
ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze
inrichting niet verbiedt.
1.27 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 Hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat
noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming
van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig
zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.29 Maaiveld
De bovenkant van het terrein dat een gebouw en/ of
een bouwwerk omgeeft.
1.30 Nevenactiviteit
Een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit
in zowel omvang (m2) als de effecten op het woon- en leefklimaat.
1.31 Normaal onderhoud, gebruik en beheer
Een gebruik gericht op het in zodanige conditie
houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op
tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt. In geval van agrarische
grondbewerkingen wordt onder normaal onderhoud, gebruik en beheer verstaan het
ploegen van land tot een diepte van maximaal 40 cm, voor zover in
overeenstemming met de primaire bestemming.
1.32 Overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen
pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.33 Pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en
bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de
aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.34 Peil
Onder het peil wordt verstaan:
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de
hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die
hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere
wegen de laagste weg bepalend is;
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld;
c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk
aan te houden waterpeil.
1.35 Planregels
De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan
Landelijk Gebied 2014 met identificatienummer
NL.IMRO.0458.Landelijkgebied14-VS01 van de gemeente Schermer.
1.36 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.37 Silo
Een overwegend vertikaal
geplaatst bouwwerk ten behoeve van de opslag en distributie van veevoeders.
1.38 Staat van bedrijfsactiviteiten
De Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze
regels onderdeel uitmaakt.
1.39 Uitbouw
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande
ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in functioneel opzicht
verbonden is, en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte
aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.40 Voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of,
indien het een gebouw betreft met meer dan n naar de weg gekeerde gevel, de
gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.41 Voorgevelrooilijn
Een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs
een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande
bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de
bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg
loopt.
1.42 Vuurwerkbedrijven
Inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer
dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.
1.43 Weg
Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of
paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die
wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.44 Wgh-inrichtingen
Bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van
het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen
veroorzaken.
1.45 Woning
Een complex van ruimten, bedoeld voor de
huisvesting van n afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale
vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot,
c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
2.6 verticale bouwdiepte ondergrondse bouwwerken
Van het peil tot aan de bovenzijde van de
afgewerkte vloer van het ondergrondse bouwwerk.
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a)bedrijven uit categorie 1 en 2
van de Staat van Bedrijfsactiviteiten algemeen;
b)uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf' een bedrijf uit maximaal categorie 3.1
zoals benoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
met de daarbij horende:
c)bedrijfswoningen;
d)groen- en
parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend
worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende
bepalingen:
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
a)gebouwen dienen binnen het
bouwvlak te worden gebouwd;
b)ter plaatse van de aanduiding
'maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste het aangegeven
bebouwingspercentage per bouwvlak toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage
is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 60% per bouwvlak;
c)de oppervlakte van
bedrijfsgebonden kantoorruimten mag niet meer dan 20 % van de totale
oppervlakte van de bedrijfsgebouwen bedragen;
d)de goothoogte van
bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 m;
e)de bouwhoogte van gebouwen
bedraagt ten hoogste 10 m;
f)de afstand van gebouwen tot de
zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen.
3.2.2
Bedrijfswoningen
a)per bouwvlak is het bestaande aantal bedrijfswoningen toegestaan;
b)alle bedrijfswoningen zijn in één
gebouw gerealiseerd;
c)de inhoud van de
bedrijfswoning, geen stolp zijnde, mag niet meer dan 750 m2 bedragen;
d)de bedrijfswoning, geen stolp
zijnde, dient van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder
dan 30 en niet meer dan 60 mag bedragen;
e)de goothoogte van de
bedrijfswoning, geen stolp zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen en de nokhoogte
niet meer dan 10 m;
f)indien de bedrijfswoning een
stolp betreft mag de oppervlakte niet minder dan 200 m2 bedragen;
g)indien de bedrijfswoning een
stolp betreft mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen of 3,5 m uitsluitend
voor de voorgevel;
h)indien de bedrijfswoning een
stolp betreft , dient deze van een kap te worden voorzien, waarvan de
dakhelling niet minder dan 45 en niet meer dan 50 mag bedragen;
i)de afstand van
bedrijfswoningen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m
bedragen.
3.2.3 Erfbebouwing bij de bedrijfswoning
a)bij een bedrijfswoning mag
erfbebouwing worden gebouwd, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan
54 m2 mag bedragen;
b)de goothoogte en nokhoogte mag
niet meer dan 3 m respectievelijk 7 m bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a)maximale bouwhoogte erf- en
terreinafscheidingen: maximaal 2 meter;
b)maximale bouwhoogte overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde: maximaal 8 meter;
c)opslagsilo's:
maximaal 10 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Algemeen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken
van het bepaalde in lid 3.2 teneinde een bebouwingspercentage van 70% van het
bouwvlak toe te staan.
3.3.2 Voorwaarden
Burgemeester en wethouders toetsen bij de
toepassing van de afwijkingsbevoegdheid genoemd in lid 3.3.1 of:
a)de verkeersaantrekking en de
milieuhinder niet worden vergroot;
b)de cultuurhistorische en
natuurlijke waarden zoals deze voorkomen in de omgeving niet worden aangetast;
c)de waarde van het gebied
bestemd als Natuur niet wordt aangetast.
3.3.3 Afwijking dakhelling
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken
van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van het aanpassen van de dakhelling
om een mansardekap te realiseren, mits:
1.de hellingshoek van het
onderdakvlak 70 tot 80 graden bedraagt en de hellingshoek van het bovendakvlak 25 tot 35 graden bedraagt;
2.de verhouding van de
bouwhoogte van de gevel en de hoogte van de kap ligt tussen 1:1,3 en 1:2;
3.de breedte van het hoofdgebouw
maximaal 8 meter bedraagt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende
regels:
a)per bouwvlak is een bedrijf
toegestaan met uitzondering van percelen waar het bestaande aantal bedrijven
meer bedraagt dan een;
b)Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
c)vuurwerkbedrijven zijn niet
toegestaan;
d)Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
e)ondergeschikte, onzelfstandige
detailhandel behorend bij een toegestane bedrijfsuitoefening is toegestaan,
mits de detailhandel nauw aansluit bij de totale bedrijfsactiviteiten;
f)de ruimte voor detailhandel
zoals bedoeld in sub e mag niet meer beslaan dan 100 m2 van de bebouwing;
3.5 Voorwaardelijke
verplichting
a.
Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - voorwaardelijke verplichting’
geldt dat tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval wordt
gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en
bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving
zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen en de locatie
van de bouw van gebouwen conform bijlage 1 “landschapsinrichtingsplan”,
teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
b.
Gelijktijdig met het
realiseren van de bedrijfswoningen, zoals bedoeld in artikel 3.2.2, moet worden
voldaan aan de volgende voorwaardelijke verplichting ten aanzien van de
landschappelijke inpassing: het realiseren van een dubbele bomenrij langs de
ontsluitingsweg.
c.
in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken
overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt
onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en
instandhouding van de landschapsmaatregelen conform bijlage 1 “landschapsinrichtingsplan,
teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bed and breakfast
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning
afwijken van lid 3.1 om een bed and breakfast toe te staan indien aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
a)er worden ten hoogste 4
slaapplaatsen voor de bed and breakfast gerealiseerd;
b)de functie van bed and
breakfast is ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
c)op eigen terrein wordt
voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
d)er mag geen onevenredige
overlast ontstaan voor omwonenden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een
vergunning van burgemeester en wethouders buiten het bouwvlak de volgende
werken en werkzaamheden uit te voeren:
a)het verwijderen van bomen en
opgaande beplanting;
3.7.2 Uitzondering
Het in lid 3.7.1 vervatte verbod is niet van
toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a)het normale onderhoud, gebruik
en beheer betreffen;
b)reeds in uitvoering zijn op
het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c)zullen worden uitgevoerd in
een beschermd natuurmonument als bedoeld in artikel 7 van de
Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren, waarvoor ingevolge artikel 12
van die wet een vergunning van de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit is vereist, dan wel handelingen, welke zijn voorzien in een
beheersplan, als bedoeld in artikel 14 van die wet.
3.7.3 Afwegingskader
Een in lid 3.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan
slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door
de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen, de ecologische,
landschappelijke, de natuurlijke en de cultuurhistorische waarden van deze gronden,
niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het
herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
Artikel 4 Water
De voor 'Water'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a water;
b waterberging;
c het in stand houden van het
langs de waterkant aanwezige riet- en oeverland in relatie tot de
waterhuishouding;
met bijbehorende taluds
en groenvoorzieningen.
Op de in lid 4.1 genoemde
gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten
dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:
a de hoogte van bouwwerken,
met uitzondering van bruggen, bedraagt maximaal 4,5 m gemeten ten opzichte van
de hoogte van de aangrenzende oever;
b de breedte van een
aanlegsteiger bedraagt maximaal 1 m en de lengte maximaal 6 m, met dien
verstande dat een steiger slechts in de lengterichting evenwijdig aan de
waterloop mag worden aangelegd;
c bij kruising van het
verkeer over het water dient een doorvaart- c.q. schaatshoogte van ten minste
1,4 m te worden aangehouden en een doorvaarbreedte van ten minste 3 m.
4.3 Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of
in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende
werken en werkzaamheden uit te voeren:
a het ontgronden, vergraven,
afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
b het aanleggen van hoogopgaande
beplanting (vanaf 3 m);
c het aanleggen, verbreden en
verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
d het aanleggen, verdiepen,
verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
e het beplanten van gronden
met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
f het verwijderen, kappen of
rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van
oevervegetaties.
4.3.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in
lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a het normale onderhoud,
gebruik en beheer betreffen;
b reeds in uitvoering zijn op
het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c reeds mogen worden
uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
4.3.3 Verlening
De in lid 4.3.1 genoemde
vergunning kan slechts worden verleend indien de landschappelijke, de
natuurlijke en de cultuurhistorische waarden niet onevenredig (kunnen) worden
geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet
onevenredig (kunnen) worden verkleind.
Artikel 5
Waarde-Archeologie-2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie-2' aangewezen gronden
zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd
voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Waar een
basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming
geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van
de bestemming en gelden de volgende regels:
a)op deze gronden mogen ten
behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
b)ten behoeve van de andere,
voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de
betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd,
indien:
1.de aanvrager van de
omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd
gezag in voldoende mate is vastgesteld;
2.de betrokken archeologische
waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of
mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het
bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de
archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het
begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
a)het bepaalde in dit lid onder
b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of
meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: .
1.vervanging, vernieuwing of
verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen
op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de
bestaande fundering;
2.een bouwwerk met een
oppervlakte van ten hoogste 50 m ;
3.een bouwwerk dat zonder
graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden
geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de
bestemming Waarde - Archeologie-2 zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of
de volgende werkzaamheden uit te voeren:
a)het uitvoeren van
grondbewerkingen op een grotere diepte dan 35 cm, waartoe worden gerekend
afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en
aanleggen van drainage;
b)het uitvoeren van
heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen op een
grotere diepte dan 35 cm;
c)het verlagen of verhogen van
het waterpeil;
d)het aanleggen of rooien van
bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
e)het aanleggen van ondergrondse
kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur.
5.3.2 Uitzondering
Het verbod van 5.3.1 is niet van toepassing, indien
de werken en werkzaamheden:
a)noodzakelijk zijn voor de
uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
b)een oppervlakte beslaan van
ten hoogste 50 m ;
c)reeds in uitvoering zijn op
het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
d)ten dienste van archeologisch
onderzoek worden uitgevoerd;
e)het normale onderhoud, gebruik
en beheer betreffen;
f)het vervangen van bestaande
drainage betreffen, voor zover aangelegd binnen hetzelfde tracé.
5.3.3 Voorwaarden
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1
bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand
van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden
toelaatbaar, indien:
a)de aanvrager van de
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport
heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar
het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
b)de betrokken archeologische
waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of
mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorschriften en
beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in
de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de
bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Artikel 6
Waarde-Archeologie-4
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie-4' aangewezen gronden
zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd
voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Waar een
basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een
dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de
dubbelbestemming.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van
de bestemming en gelden de volgende regels:
a)op deze gronden mogen ten
behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
b)ten behoeve van de andere,
voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de
betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd,
indien:
1.de aanvrager van de
omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd
gezag in voldoende mate is vastgesteld;
2.de betrokken archeologische
waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of
mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het
bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de
archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het
begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
a)het bepaalde in dit lid onder
b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of
meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
1.vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij
de oppervlakte,voor zover gelegen op of onder peil,
niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande
fundering;
2.een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2;
3.een bouwwerk dat zonder
graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden
geplaatst.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de
bestemming Waarde – Archeologie-4 zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of
de volgende werkzaamheden uit te voeren:
a)het uitvoeren van
grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend
afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en
aanleggen van drainage;
b)het uitvoeren van
heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen op een
grotere diepte dan 40 cm;
c)het verlagen of verhogen van
het waterpeil;
d)het aanleggen of rooien van
bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
e)het aanleggen van ondergrondse
kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2 Uitzondering
Het verbod van 6.3.1 is niet van toepassing, indien
de werken en werkzaamheden:
a)noodzakelijk zijn voor de
uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
b)een oppervlakte beslaan van
ten hoogste 2.500 m2;
c)reeds in uitvoering zijn op
het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
d)ten dienste van archeologisch
onderzoek worden uitgevoerd;
e)het normale onderhoud, gebruik
en beheer betreffen;
f)het vervangen van bestaande
drainage betreffen, voor zover aangelegd binnen hetzelfde tracé.
6.3.3 Voorwaarden
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1
bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand
van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden
toelaatbaar, indien:
a)de aanvrager van de
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport
heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar
het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
b)de betrokken archeologische
waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of
mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorschriften en
beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in
de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de
bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Artikel 7
Waarde-Cultuurhistorie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden
zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor
het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van het gebied en zijn
bebouwing. Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt
met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de
dubbelbestemming.
7.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een
bouwwerk
7.2.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
één of meer gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen daarvan
te slopen.
7.2.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend,
indien:
a)door de in het vorige lid
genoemde werken of werkzaamheden, dan weI door de
gevolgen daarvan, direct of indirect de cultuurhistorische waarden van de
gronden op aanvaardbare wijze worden of aanvaardbaar kunnen worden aangetast,
dan weI de mogelijkheden tot herstel van de waarden
aanvaardbaar worden of kunnen worden verkleind;
b)het delen van een gebouw of
bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te
merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de
karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
c)het aannemelijk is dat op de
plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
7.2.3 Advies deskundige
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend
dan nadat advies is verkregen van een deskundige, omtrent de vraag of de
cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en
de eventueel te stellen voorwaarden.
7.2.4 Uitzonderingen
Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van
toepassing, indien:
a het gaat om werken en werkzaamheden die het
normale onderhoud en beheer betreffen;
b de werken en werkzaamheden reeds in uitvoering
zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd
kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende
vergunning.
Artikel 8
Waterstaat-Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat-Waterkering' aangewezen gronden
- behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn mede bestemd
voor:
a)waterstaatkundige
voorzieningen zoals dijken, en bijbehorende bermen;
b)alsmede voor het behoud en/ of
het herstel van de cultuurhistorische en natuurlijke waarden.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de
verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten
aanzien van de dubbelbestemming.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van
de bestemming en gelden de volgende regels:
a)op de gronden mogen ten
behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b)de bouwhoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
c)ten behoeve van de andere,
voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de
betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd,
indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering
van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of
onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande
fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning
afwijken van lid 8.2 teneinde bouwwerken toe te staan waarvan het bouwplan geen
betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande
bouwwerken, en waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil,
wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3.2 Voorwaarden
Burgemeester en wethouders toetsen bij de
toepassing van de afwijkingsbevoegdheid genoemd in lid 8.3.1 of geen
onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het waterstaatsbelang waarover
schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3
Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het
toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden
gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1 Ondergronds bouwen
Het is toegestaan om ondergrondse gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde te realiseren, onder de volgende voorwaarden:
a)de bouwwerken zijn gebouwd
binnen de grenzen van het bouwvlak;
b)de maximale verticale
bouwdiepte van het bouwwerken is 3 m;
c)de maximale oppervlakte is 50%
van het bouwvlak.
10.2 Toegelaten overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw-
en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
a)plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte
bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet
meer dan 0,5 m bedraagt;
b)ventilatiekanalen,
schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare
ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q.
bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt;
c)luifels, erkers, balkons en
overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de
overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m
bedraagt.
10.3 Bestaande maten
Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat
in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van
de betreffende bestemming, geldt dat:
a)bestaande maten, die meer
bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste
toelaatbaar worden aangehouden;
b)bestaande maten, die minder
bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar
worden aangehouden.
c)op een bouwwerk als hiervoor
bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van
toepassing.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
11.1 Verboden gebruik
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen
wordt in ieder geval begrepen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
a)het opslaan, storten of lozen
van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover
noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en
watergangen;
b)het opslaan van gerede of
ongerede goederen, stoffen, producten en voeropslag, materialen, werktuigen,
machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan,
anders dan voor zover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het
gebruik van een erf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
c)het (laten) gebruiken van
gronden voor opslag van bagger en grondspecie;
d)het plaatsen of geplaatst
houden van onderkomens;
e)het gebruik als parkeerterrein
voor motorvoertuigen die niet direct samenhangen met de bestemming;
f)het gebruik van bebouwde dan
wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of
prostitutie.
g)het (laten) gebruiken van
bijgebouwen als zelfstandige woning;
h)het (laten) gebruiken van
gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak ten behoeve van reclame-uitingen;
i)het gebruik als sport-,
wedstrijd- of speelterrein, vliegveld en landingsplaats, kampeer- of
caravanterrein, dagcamping, lig- of speelweide,
zwemgelegenheid;
j)het beproeven van voertuigen,
het beoefenen van de motor- en (model)vliegtuigsport of het houden van
wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
k)het hebben van houtgewas
buiten de agrarische bouwvlakken;
l)het veroorzaken van
ontploffingen in of op de grond, alsmede het verrichten van proefboringen en
andere boringen ten behoeve van het winnen van water, delfstoffen en andere
bodemschatten.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
12.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijking
verlenen van:
a)in het plan genoemde
goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en
afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de
goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en
afstandseisen;
b)de regels en toestaan dat
bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot
maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het
terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de
bebouwing;
c)de regels en toestaan dat de
bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken,
geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten
wordt vergroot tot maximaal 40 m;
d)de regels en toestaan dat de
bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10
m.
12.2 Voorwaarden
Afwijking als kan slechts worden verleend, mits:
a)de belangen van de eigenaren
en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden
geschaad;
a)het straat- en bebouwingsbeeld
en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
13.1 Waarde – Archeologie 2 en 4
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen
voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming Waarde
Archeologie 1 t/m 4, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse
geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt
geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van
archeologische waarden voorziet.
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
a)Een bouwwerk dat op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering
is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het
bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang
niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b)na het teniet gaan ten gevolge
van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van
de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
c)Het bevoegd gezag kan eenmalig
in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning
verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
d)Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
a)Het gebruik van grond en
bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b)Het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het sublid
a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind.
c)Indien het gebruik, bedoeld in
sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d)Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met
het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Westdijk 30
Zuidschermer
van de gemeente Alkmaar.