Artikel 4. Maatschappelijke
doeleinden (M)
4.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor Maatschappelijke
doeleinden (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Maatschappelijke doeleinden, uitgezonderd
risicovolle inrichtingen; |
Alsmede
voor: |
|
b. |
Eén dienstwoning, ter plaatse van de nadere
aanduiding op de plankaart, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
c. |
Gebouwen, uitgezonderd dienstwoningen; |
d. |
Aan- uitbouwen en
bijgebouwen |
e. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
f. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven,
paden, parkeer- en groenvoorzieningen. |
4.2. |
Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden: |
|
|
a. |
Ten behoeve van aan-huis-verbonden
beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met
een maximum van |
|
b. |
De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten
aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de
woning en de woonomgeving; |
|
c. |
De activiteiten mogen geen detailhandel,
seksinrichting en/of horeca betreffen; |
|
d. |
De activiteiten mogen
niet meldings- of vergunningplichtig
zijn op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb.
2004, 619); |
|
e. |
De activiteiten mogen geen nadelige invloed
hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige
parkeerdruk veroorzaken; |
|
f. |
Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteit(en). |
|
||
4.2.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in artikel 4.2 onder d en een
activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb.
1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorie 1 en 2
van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten,
die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis
verbonden beroep; |
|
b. |
Het bepaalde in artikel 4.2. onder f en een aan
huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover het medische beroepen betreft. |
4.3. Bouwvoorschriften |
||
4.3.1 |
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen
gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak
worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan op
de kaart is aangegeven; |
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het op
de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen
maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen het
bouwvlak geheel worden bebouwd; |
|
e. |
De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan
|
|
|
|
4.3.2 |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De aan-
en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend in een bouwvlak
en binnen de gronden die op de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven”
worden gebouwd; |
|
b. |
De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw
mag niet meer dan |
|
d. |
De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan
|
|
e. |
De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan
|
|
|
|
4.3.3 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen
overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
ten hoogste |
|
b. |
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer dan |
4.4 Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen
aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Een goede woonsituatie; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De milieusituatie; |
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden; |
4.5. Gebruiksvoorschriften |
|
4.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
4.5.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 4.5.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de
gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting. |
|
|
4.5.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 4.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
4.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 4.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |