Inhoud
voorschriften
|
|
||
|
Blz. |
||
1.
|
Inleidende
bepalingen
|
93
|
|
|
Artikel
1 |
Begripsbepalingen |
93 |
|
Artikel
2 |
Wijze
van meten |
98 |
|
|
|
|
2.
|
Bestemmingsbepalingen
|
99
|
|
|
Artikel
3 |
Woondoeleinden
(W) |
99 |
|
Artikel
4 |
Maatschappelijke
doeleinden (M) |
103 |
|
Artikel
5 |
Gemengde
doeleinden 1 (GD1) |
105 |
|
Artikel
6 |
Gemengde
doeleinden 3 (GD3) |
108 |
|
Artikel
7 |
Gemengde
doeleinden 4 (GD4) |
111 |
|
Artikel 8 |
Horecadoeleinden
(H) |
114 |
|
Artikel 9 |
Kantoren
(K) |
116 |
|
Artikel 10 |
Bedrijfsdoeleinden
(B) |
118 |
|
Artikel
11 |
Nutsdoeleinden (ND) |
120 |
|
Artikel
12 |
Natuur
(N) |
122 |
|
Artikel
13 |
Groenvoorzieningen
(G) |
124 |
|
Artikel
14 |
Water
(WA) |
126 |
|
Artikel
15 |
Verkeersdoeleinden
(V) |
128 |
|
Artikel
16 |
Verkeer-
en verblijfsdoeleinden (V V) |
130 |
|
Artikel
17 |
Verkeersdoeleinden
railverkeer (VR) |
132 |
|
Artikel
18 |
Archeologisch
waardevol gebied (dubbelbestemming) |
134 |
|
Artikel
19 |
Waterstaatsdoeleinden
(dubbelbestemming) |
136 |
|
Artikel 20 |
Leidingenstrook
(dubbelbestemming) |
137 |
|
Artikel 21 |
Waterkering
(dubbelbestemming) |
139 |
|
Artikel 22 |
Geluidzone
(dubbelbestemming) |
141 |
|
|
|
|
3.
|
Overige
bepalingen
|
143
|
|
|
Artikel
23 |
Anti-dubbeltelbepaling |
143 |
|
Artikel
24 |
Bestaande
afstanden en andere maten |
144 |
|
Artikel
25 |
Algemene
vrijstellingsbevoegdheid |
145 |
|
Artikel
26 |
Algemene
wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen |
146 |
|
Artikel
27 |
Algemeen
procedurevoorschrift |
147 |
|
Artikel
28 |
Overgangsbepalingen |
148 |
|
Artikel
29 |
Slotbepaling |
149 |
|
|
|
|
|
Bijlagen
|
|
|
|
1. |
Staat
van bedrijfsactiviteiten |
|
|
2. |
Staat
van horeca-activiteiten |
|
|
3. |
Staat
van na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-verbonden beroep |
|
|
|
|
Hoofdstuk
1 Inleidende bepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder: |
|||
1. |
Het plan: |
||
|
Het bestemmingsplan Zuilenstein-Huis
de Geer van de gemeente Nieuwegein. |
||
|
|
||
2. |
De kaart: |
||
|
De kaart van het bestemmingsplan Zuilenstein-Huis de Geer bestaande uit de kaarten
SRO-Zu-BPL-00004, SRO-Zu-BPL-00005, SRO-Zu-BPL-00006, SRO-Zu-BPL-00007,
SRO-Zu-BPL-00008 en SRO-Zu-BPL-00009. |
||
|
|
||
3. |
Aan-huis-verbonden
beroep: |
||
|
Het beroepsmatig verlenen
van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid op kleine
schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt
en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke en visuele
uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. |
||
|
|
||
4. |
Aanbouw: |
||
|
De
toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw. |
||
|
|
||
5. |
Ambachtelijk bedrijf: |
||
|
Een bedrijf, dat is gericht op het overwegend
door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen. |
||
|
|
||
6. |
Antennedrager: |
||
|
Antennemast of andere constructie bedoeld voor de
bevestiging van een antenne. |
||
|
|
||
7. |
Antenne-installatie: |
||
|
Installatie bestaande uit een antenne, een
antennedrager, de bedrading en de la dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur,
met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. |
||
|
|
||
8. |
Bebouwing: |
||
|
Één of meerdere gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde. |
||
|
|
||
9. |
Bebouwingspercentage: |
||
|
Een in de voorschriften aangegeven percentage,
dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. |
||
|
|
||
10. |
Bedrijfswoning/dienstwoning: |
||
|
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein,
kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het
gebouw of het terrein noodzakelijk is. |
||
|
|
||
11. |
Besluit geluidhinder: |
||
|
Besluit van 20 oktober 2006, houdende regels ter
uitvoering van de Wet geluidhinder. |
||
|
|
||
12. |
Bestaand: |
||
|
- |
Bij bebouwing: bebouwing zoals
aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging
van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor
dat tijdstip aangevraagde vergunning; |
|
|
- |
Bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het
tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen. |
|
|
|
||
13. |
Bestemmingsgrens: |
||
|
Een op de kaart aangegeven lijn, die de grens
vormt van een bestemmingsvlak. |
||
|
|
||
14. |
Bestemmingsvlak: |
||
|
Een op de kaart aangegeven vlak met een zelfde
bestemming. |
||
|
|
||
15. |
Bijgebouw: |
||
|
Een gebouw, behorende bij een op hetzelfde
bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan
en vrijstaat van dat (hoofd)gebouw. |
||
|
|
||
16. |
Bouwgrens: |
||
|
Een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt
van een bouwvlak. |
||
|
|
||
17. |
Bouwlaag: |
||
|
Een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke
of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder |
||
|
|
||
18. |
Bouwperceel: |
||
|
Een aaneengesloten stuk grond, waar krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegestaan. |
||
|
|
||
19. |
Bouwperceelgrens: |
||
|
Een grens van een bouwperceel. |
||
|
|
||
20. |
Bouwvlak: |
||
|
Een op de kaart door bouwgrenzen omsloten vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten. |
||
|
|
||
21. |
Bouwwerk: |
||
|
Elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond. |
||
|
|
||
22. |
Bruto vloeroppervlak: |
||
|
Tot het bruto vloeroppervlak behoort het totale vloeroppervlak
binnen een gebouw tussen de buitenzijde van de gevels minus het oppervlak
voor vides en technische ruimten. |
||
|
|
||
23. |
Carport: |
||
|
Een overdekte stallinggelegenheid voor auto’s,
met niet meer dan twee wanden. |
||
|
|
||
24. |
Cateringbedrijf: |
||
|
Een bedrijf dat ter plaatse maaltijden bereid en
vervolgens deze maaltijden bezorgt aan de afnemer, waarbij
uitstalling en verkoop ter plaatse niet is toegestaan. |
||
|
|
||
25. |
Consumentenvuurwerk: |
||
|
Vuurwerk voor particulier gebruik als bedoeld in
het Vuurwerkbesluit (Stb.2002, 33, laatst gewijzigd Stb.
2004, 26). |
||
|
|
||
26. |
Detailhandel: |
||
|
Het bedrijfsmatig te koop
aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of
leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik
of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit. |
||
|
|
||
27. |
Dienstverlening: |
||
|
Het verlenen van economische en maatschappelijke
diensten aan derden. |
||
|
|
||
28. |
Garagebox: |
||
|
Een niet voor bewoning of andere doeleinden
bestemd gebouw, dat door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend geschikt
is als stalling van voertuigen. |
||
|
|
||
29. |
Gebouw: |
||
|
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
||
|
|
||
30. |
Geluidbelasting in dB(A) vanwege een industrieterrein: |
||
|
De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau
dB8A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen
op een industrieterrein. |
||
|
|
||
31. |
Geluidbelasting in dB: |
||
|
De geluidbelasting in Lden
op een bepaalde plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00 –
19.00 uur, van 19.00 – 07.00 uur en van 23.00 – 07.00 uur van een jaar. |
||
|
|
||
32. |
Geluidgevoelige bestemmingen: |
||
|
Woningen of andere geluidgevoelige gebouwen zoals
bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder. |
||
|
|
||
33. |
Geluidzoneringsplichtige
inrichting: |
||
|
Een inrichting, bij welke ingevolge
de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan
een zone moet worden vastgesteld. |
||
|
|
||
34. |
Groothandel: |
||
|
Het bedrijfsmatig te koop
aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers,
instellingen, dan wel aan personen die deze goederen in een door hen gedreven
onderneming aanwenden. |
||
|
|
||
35. |
Maximale ontheffingswaarde of hogere grenswaarde: |
||
|
De ten hoogste toelaatbare waarde voor de geluidbelasting,
die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan
worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit
geluidhinder. |
||
|
|
||
36. |
Hoofdgebouw: |
||
|
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het
belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt. |
||
|
|
||
37. |
Horecabedrijf: |
||
|
Onder horecabedrijf wordt
verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek
of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe
consumptie worden bereid of verstrekt. |
||
|
|
||
38. |
Kantoor: |
||
|
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van
administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het
doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen,
het bankwezen, en naar de aard en daarmee gelijk te stellen instellingen. |
||
|
|
||
39. |
Landschappelijke waarde: |
||
|
De aan een gebied toegekende waarde, wat betreft
het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door
de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding
van niet-levende en levende natuur. |
||
|
|
||
40. |
Maatschappelijke doeleinden: |
||
|
Het openbaar bestuur, medische-,
sociale, culturele, educatieve, levensbeschouwelijke en daarmee gelijk te
stellen voorzieningen. |
||
|
|
||
41. |
Natuurwaarde: |
||
|
De aan een gebied toegekende waarde in verband
met de aanwezige flora en/of fauna. |
||
|
|
||
42. |
Nutsvoorzieningen: |
||
|
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut,
zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,
schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen
ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur
voor telecommunicatie. |
||
|
|
||
43. |
Overkapping: |
||
|
Een
bouwwerk, geen gebouw zijnde en voorzien van een gesloten dak. |
||
|
|
||
44. |
Peil: |
||
|
a. |
Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de
hoofdtoegang direct aan de weg grenst: |
|
|
|
- |
De hoogte van de weg ter plaatse van die
hoofdtoegang; |
|
b. |
In andere gevallen: |
|
|
|
- |
De gemiddelde hoogte van het aansluitende
maaiveld; |
|
c. |
Indien in of op het water wordt gebouwd: |
|
|
|
- |
Het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander
plaatselijk aan te houden waterpeil). |
|
|
||
45. |
Prostitutie: |
||
|
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. |
||
|
|
||
46. |
Risicovolle inrichting: |
||
|
Inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het
Besluit externe veiligheid inrichtingen. |
||
|
|
||
47. |
Seksinrichting: |
||
|
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht. |
||
|
|
||
48. |
Uitbouw: |
||
|
De toevoeging aan een woning voor de vergroting
van een bestaande ruimte. |
||
|
|
||
49. |
Verblijfsmiddelen |
||
|
Voor verblijf
geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken –
voer- en vaartuigen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voor zover geen bouwwerken
en/of kampeermiddelen zijnde. |
||
|
|
||
50. |
Voorkeurgrenswaarde: |
||
|
De maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals
deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het
Besluit geluidhinder. |
||
|
|
||
51. |
Wet geluidhinder: |
||
|
Wet van 16 februari 1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder. |
||
|
|
||
52 |
Woonschip/woonark: |
||
|
Elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in
hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar
zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot
als hoofdbewoning geldend dag- of nachtverblijf van één of meer personen. |
||
|
|
||
53. |
Woning: |
||
|
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting
van één afzonderlijk huishouden; |
||
|
|
||
54. |
Woonvloeroppervlak: |
||
|
De totale oppervlakte van alle op een bouwperceel
aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienst van de toegestane
functie. |
||
|
|
Artikel
2. Wijze
van meten
Bij toepassing van de voorschriften wordt als
volgt gemeten: |
|
1. |
De goothoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q.
de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel. |
|
|
2. |
De inhoud van een bouwwerk: |
|
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde
van daken en dakkapellen. |
|
|
3. |
De bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen. |
|
|
4. |
De oppervlakte van een bouwwerk; |
|
De oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; |
|
|
5. |
Hoogte van de eerste bouwlaag: |
|
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de
afgewerkte vloer van de eerste verdieping |
|
|
6. |
De hoogte van een antenne-installatie: |
|
Vanaf peil tot aan de bovenkant van de afgewerkte
vloer van de eerste verdieping. |
|
|
7. |
De hoogte van een woonschip: |
|
Vanaf het hoogste punt van een woonschip tot aan
de waterlijn, uitgezonderd masten en ondergeschikte dakopbouwen,
zoals luchtbehandelinginstallaties en schoorstenen. |
Hoofdstuk
2 Bestemmingsbepalingen
Artikel
3. Woondoeleinden (W)
3.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor woondoeleinden (W)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening
van aan-huis-verbonden beroep; |
Alsmede
voor: |
|
b. |
Bergingen en
entreeportalen ter plaatse van de nadere aanduiding op de plankaart; |
c. |
Garages en
entreeportalen ter plaatse van de nadere aanduiding op de plankaart; |
d. |
Een onderdoorgang ter
plaatse van de nadere aanduiding op de plankaart; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
e. |
Hoofdgebouwen; |
f. |
Aan- en uitbouwen en
bijgebouwen; |
g. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
h. |
Parkeervoorzieningen; |
i. |
Tuinen, erven en paden. |
3.2. |
Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden: |
|
|
a. |
Ten behoeve van aan-huis-verbonden
beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met
een maximum van |
|
b. |
De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten
aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de
woning en de woonomgeving; |
|
c. |
De activiteiten mogen geen detailhandel,
seksinrichting en/of horeca betreffen; |
|
d. |
De activiteiten mogen
niet meldings- of vergunningplichtig
zijn op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb.
2004, 619); |
|
e. |
De activiteiten mogen geen nadelige invloed
hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige
parkeerdruk veroorzaken; |
|
f. |
Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1
bewoner en de uitgeoefende activiteit(en). |
|
||
3.2.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in artikel 3.2 onder d en een activiteit
toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50,
laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorie 1 en 2
van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten,
die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis
verbonden beroep; |
|
b. |
Het bepaalde in artikel 3.2. onder f en een aan
huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten
minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover
het medische beroepen betreft. |
3.3. Bouwvoorschriften |
||||
3.3.1 |
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen: |
|||
|
a. |
Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een
bouwvlak worden gebouwd; |
||
|
b. |
De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
||
|
c. |
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
||
|
d. |
Voor zover slechts de goothoogte van een
hoofdgebouw op de kaart is aangegeven mag het hoofdgebouw worden verhoogd tot
maximaal |
||
|
|
|||
3.3.2 |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen: |
|||
|
a. |
De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden die op
de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven” worden gebouwd; |
||
|
b. |
De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en
uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan |
||
|
|
- |
Ten minste 60 % van de gronden die op de kaart zijn
aangeduid als “te bebouwen erven” dient onbebouwd en onoverdekt te blijven; |
|
|
c. |
De diepte van aan- en uitbouwen ten opzichte van
het hoofdgebouw mag ten hoogste |
||
|
d. |
De goothoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer
bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; |
||
|
e. |
De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan
|
||
|
f. |
De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan
|
||
|
g. |
De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer
dan |
||
|
|
|||
3.3.3 |
In
afwijking van het bepaalde in lid 3.3.2 gelden voor het bouwen van gebouwen
in voortuinen de volgende bepalingen: |
|||
|
a. |
Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op de
gronden met de aanduiding (g) of (b); |
||
|
b. |
Op de gronden met de aanduiding (g) mogen
uitsluitend garages en entreeportalen worden gebouwd, met dien verstande dat: |
||
|
|
1. |
de gezamenlijke oppervlakte van
garages/entreeportalen niet meer dan |
|
|
|
2. |
de goothoogte van een garage/entreeportaal niet
meer dan 2,5 m mag bedragen; |
|
|
c. |
Op
de gronden met de aanduiding (b) mogen uitsluitend bergingen en
entreeportalen worden gebouwd, met dien verstande dat: |
||
|
|
1. |
de gezamenlijke oppervlakte van
bergingen/entreeportalen niet meer dan |
|
|
|
2. |
de goothoogte van een berging/entreeportaal niet
meer dan |
|
|
|
3. |
indien de onbebouwde ruimte tussen een
vrijstaande berging en het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan |
|
|
|
|||
3.3.4 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|||
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
||
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
||
3.4. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen
aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Een goede woonsituatie; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De milieusituatie; |
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden; |
3.5. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
3.5.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 3.3.1 onder a en toegestaan dat
entreeportalen met een maximaal oppervlakte van |
|
b. |
Het bepaalde in lid 3.3.1 onder a en toestaan
erkers over ten hoogste 3/5 van de weg naar de toegekeerde gevel en zijgevel
van het hoofdgebouw mogen worden opgericht met een maximale diepte van |
|
c. |
Het bepaalde in lid 3.3.2 onder a en toestaan dat
carports worden opgericht met een maximale oppervlakte van |
|
d. |
Het bepaalde in lid 3.3.2 onder b en toestaan dat
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen bij een hoofdgebouw per te bebouwen erf maximaal |
|
|
|
3.5.2 |
De in lid 3.5.1 genoemde vrijstellingen kunnen
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
De woonsituatie; |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
d. |
De sociale veiligheid. |
|
e. |
De milieusituatie; |
|
f. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden en gebouwen; |
|
g. |
De bezonningssituatie
op de aangrenzende gronden en gebouwen. |
3.6. Gebruiksvoorschriften |
||
3.6.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken
of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven
bestemming(en). |
|
|
|
|
3.6.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 3.6.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor
bewoning; |
|
b. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van een seksinrichting. |
3.6.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van
het bepaalde in lid 3.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot
een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
3.7. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 3.6.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
4. Maatschappelijke doeleinden (M)
4.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor Maatschappelijke
doeleinden (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Maatschappelijke doeleinden, uitgezonderd
risicovolle inrichtingen; |
Alsmede
voor: |
|
b. |
Eén dienstwoning, ter plaatse van de nadere
aanduiding op de plankaart, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
c. |
Gebouwen, uitgezonderd dienstwoningen; |
d. |
Aan- uitbouwen en bijgebouwen |
e. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
f. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven,
paden, parkeer- en groenvoorzieningen. |
4.2. |
Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden: |
|
|
a. |
Ten behoeve van aan-huis-verbonden
beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met
een maximum van |
|
b. |
De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten
aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de
woning en de woonomgeving; |
|
c. |
De activiteiten mogen geen detailhandel,
seksinrichting en/of horeca betreffen; |
|
d. |
De activiteiten mogen
niet meldings- of vergunningplichtig
zijn op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb.
2004, 619); |
|
e. |
De activiteiten mogen geen nadelige invloed
hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige
parkeerdruk veroorzaken; |
|
f. |
Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1
bewoner en de uitgeoefende activiteit(en). |
|
||
4.2.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in artikel 4.2 onder d en een
activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb.
1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorie 1 en 2
van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten,
die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis
verbonden beroep; |
|
b. |
Het bepaalde in artikel 4.2. onder f en een aan
huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten
minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover
het medische beroepen betreft. |
4.3. Bouwvoorschriften |
||
4.3.1 |
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen
gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak
worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan op
de kaart is aangegeven; |
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het op
de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen
maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen het
bouwvlak geheel worden bebouwd; |
|
e. |
De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan
|
|
|
|
4.3.2 |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden die op de
kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven” worden gebouwd; |
|
b. |
De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en
uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan |
|
d. |
De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan
|
|
e. |
De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan
|
|
|
|
4.3.3 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen
overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
ten hoogste |
|
b. |
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer dan |
4.4 Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen
aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Een goede woonsituatie; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De milieusituatie; |
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden; |
4.5. Gebruiksvoorschriften |
|
4.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
4.5.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 4.5.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de
gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting. |
|
|
4.5.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 4.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
4.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 4.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
5. Gemengde doeleinden 1 (GD1)
5.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor Gemengde Doeleinden 1
(GD1) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Op de begane grond en onder peil: |
|
|
1. |
Detailhandel; |
|
2. |
Dienstverlening; |
|
3. |
Horeca in de categorieën 1 en 2 van de van deze
voorschriften deel uitmakende staat van horeca-activiteiten; |
|
4. |
Ambachtelijke bedrijven; |
|
5. |
Maatschappelijke doeleinden; |
Alsmede voor: |
||
|
6. |
Wonen, ter plaatse van de nadere aanduiding op de
plankaart, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep. |
|
7. |
Complexgewijze
of solitaire garageboxen, ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de
plankaart; |
b. |
Op de verdieping: |
|
|
1. |
Wonen, al dan niet in combinatie met de
uitoefening van aan-huis-verbonden beroep; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
c. |
Hoofdgebouwen; |
|
d. |
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen; |
|
e. |
Bouwwerken geen gebouw zijnde; |
|
f. |
Tuinen, erven en paden. |
5.2. |
Ten aanzien van de uitoefening van een aan huis
verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden: |
|
|
a. |
Ten behoeve van aan-huis-verbonden
beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met
een maximum van 75m²; |
|
b. |
De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien
van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en
de woonomgeving; |
|
c. |
De activiteiten mogen geen detailhandel,
seksinrichting en/of horeca betreffen; |
|
d. |
De activiteiten mogen niet
meldings- of vergunningplichtig
zijn op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb.
2004, 619); |
|
e. |
De activiteiten mogen geen nadelige invloed
hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige
parkeerdruk veroorzaken; |
|
f. |
Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1
bewoner en de uitgeoefende activiteit(en). |
|
||
5.2.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in artikel 5.2. onder d en een
activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb.
1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorie 1 en 2
van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten,
die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis
verbonden beroep; |
|
b. |
Het bepaalde in artikel 5.2. onder f en een aan-huis-verbonden beroep toestaan, zonder dat er een
relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover het medische beroepen betreft. |
5.3. Bouwvoorschriften |
||
5.3.1 |
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen: |
|
|
a. |
Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een
bouwvlak worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen
dan op de kaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het op
de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen
maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen het
bouwvlak geheel worden bebouwd; |
|
e. |
Voor zover slechts de goothoogte van een
hoofdgebouw op de kaart is aangegeven mag het hoofdgebouw worden verhoogd tot
maximaal |
|
|
|
5.3.2 |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mogen
uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden die op de kaart zijn
aangeduid als “te bebouwen erven” worden gebouwd; |
|
b. |
De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en
uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen van
de gronden die op de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven”; |
|
c. |
De goothoogte van een aan- en uitbouw en een
bijgebouw mag niet meer dan |
|
d. |
De bouwhoogte van een complexgewijs
gebouwde en/of solitair gebouwde garagebox mag niet meer bedragen dan |
|
e. |
De oppervlakte van een complexgewijs
gebouwde en/of solitair gebouwde garagebox mag niet meer bedragen dan |
5.3.3 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
ten hoogste |
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
5.4 |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
Een goede woonsituatie; |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
d. |
De sociale veiligheid; |
|
e. |
De milieusituatie; |
|
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
5.5. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
|||
5.5.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
||
|
a. |
Het bepaalde in lid 5.3.1 onder a en toestaan dat
een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd tot maximaal |
|
|
|
- |
De geluidbelasting vanwege het wegverkeer van
geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende
voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde; |
|
b. |
Het bepaalde in lid 5.3.2 onder b en toestaan dat
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij
een hoofdgebouw wordt vergroot tot 100% van de gronden die op de kaart zijn
aangeduid als “te bebouwen erven”, mits: |
|
|
|
- |
Ten dienste van de bestemming genoemd in artikel 5.1.a
met uitzondering van de bestemming genoemd in lid 5.1.a onder 6; |
|
c. |
Het bepaalde in lid 5.3.2 onder c en toestaan dat
de goothoogte van een aan- uitbouw en een bijgebouw mag worden vergroot tot |
|
|
|||
5.5.2 |
De in lid 5.5.1 genoemde vrijstellingen kunnen
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van : |
||
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
|
|
b. |
Een goede woonsituatie; |
|
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
|
d. |
De sociale veiligheid; |
|
|
e. |
De milieusituatie; |
|
|
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
5.6. Gebruiksvoorschriften |
||
5.6.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken
of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven
bestemming. |
|
|
|
|
5.6.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 5.6.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor
bewoning; |
|
c. |
Het gebruik van complexgewijze
of solitaire garageboxen voor bedrijfsmatige activiteiten. |
|
|
|
5.6.3 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 5.1 onder a3 om: |
|
|
a. |
Horecabedrijven toe te laten in één categorie
hoger dan in lid 5.1 onder a3 is aangegeven, voor zover het betrokken
horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke
werkwijze of de bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te
behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten. |
|
b. |
Horecabedrijven toe te laten die niet zijn genoemd
in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten,
voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving
(gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere maatgevende
milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de
Staat van Horeca-activiteiten. |
|
|
|
5.6.4 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 5.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
5.7. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 5.6.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische
delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
6. Gemengde doeleinden 3 (GD3)
6.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor Gemengde Doeleinden 3
(GD3) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Op de begane grond en onder peil: |
|
|
1. |
Dienstverlening; |
|
2. |
Ambachtelijke bedrijven; |
Alsmede voor: |
||
b. |
Op de verdieping: |
|
|
1. |
Wonen, al dan niet in combinatie met de
uitoefening van aan-huis-verbonden beroep; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
c. |
Hoofdgebouwen; |
|
d. |
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen; |
|
e. |
Bouwwerken geen gebouw zijnde; |
|
f. |
Tuinen, erven en paden. |
6.2. |
Ten aanzien van de uitoefening van een aan huis
verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden: |
|
|
a. |
Ten behoeve van aan-huis-verbonden
beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met
een maximum van 75m²; |
|
b. |
De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten
aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de
woning en de woonomgeving; |
|
c. |
De activiteiten mogen geen detailhandel,
seksinrichting en/of horeca betreffen; |
|
d. |
De activiteiten mogen
niet meldings- of vergunningplichtig
zijn op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb.
2004, 619); |
|
e. |
De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben
op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk
veroorzaken; |
|
f. |
Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1
bewoner en de uitgeoefende activiteit(en). |
|
||
6.2.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in artikel 6.2. onder d en een
activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb.
1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorie 1 en 2
van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten,
die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis
verbonden beroep; |
|
b. |
Het bepaalde in artikel 6.2. onder f en een aan
huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste
1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover
het medische beroepen betreft. |
6.3. Bouwvoorschriften |
|||
6.3.1 |
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen: |
||
|
a. |
Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een
bouwvlak worden gebouwd; |
|
|
b. |
De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
|
c. |
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen
dan op de kaart is aangegeven. |
|
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het
op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien
geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen
het bouwvlak geheel worden bebouwd; |
|
|
e. |
Voor zover slechts de goothoogte van een
hoofdgebouw op de kaart is aangegeven mag het hoofdgebouw worden verhoogd tot
maximaal |
|
|
|
||
6.3.2 |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: |
||
|
a. |
De aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mogen uitsluitend
in een bouwvlak en binnen de gronden die op de kaart zijn aangeduid als “te
bebouwen erven” worden gebouwd; |
|
|
b. |
De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en
uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal |
|
|
|
- |
Ten minste 60% van de gronden die op de kaart
zijn aangeduid als “te bebouwen erven” dient onbebouwd en onoverdekt te
blijven; |
|
c. |
De diepte van aan- en uitbouwen ten opzichte van het
hoofdgebouw mag ten hoogste 3m bedragen; |
|
|
d. |
De goothoogte van een aan- en uitbouw mag ten
hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen; |
|
|
e. |
De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan
|
|
|
f. |
De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan
|
|
|
|
|
|
6.3.3 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
||
|
a. |
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
ten hoogste |
|
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
6.4 |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
Een goede woonsituatie; |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
d. |
De sociale veiligheid; |
|
e. |
De milieusituatie; |
|
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
6.5. Gebruiksvoorschriften |
||
6.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
|
|
6.5.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals
bedoeld in lid 6.5.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor
bewoning. |
|
|
|
6.5.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van
het bepaalde in lid 6.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot
een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
6.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 6.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel 7. Gemengde
doeleinden 4 (GD4)
7.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor Gemengde Doeleinden 4
(GD4) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Op de begane grond en onder peil: |
|
|
1. |
Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening
van aan huis verbonden beroep; |
|
2. |
Dienstverlening; |
|
3. |
Ambachtelijke bedrijven; |
Alsmede voor: |
||
|
4. |
Detailhandel ter plaatse van de andere aanduiding
daartoe op de plankaart; |
b. |
Op de verdieping: |
|
|
1. |
Wonen, al dan niet in combinatie met de
uitoefening van aan-huis-verbonden beroep; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
c. |
Hoofdgebouwen; |
|
d. |
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen; |
|
e. |
Bouwwerken, geen gebouw zijnde; |
|
f. |
Tuinen, erven en paden. |
7.2. |
Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden: |
|
|
a. |
Ten behoeve van aan-huis-verbonden
beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met
een maximum van 75m²; |
|
b. |
De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten
aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de
woning en de woonomgeving; |
|
c. |
De activiteiten mogen geen detailhandel,
seksinrichting en/of horeca betreffen; |
|
d. |
De activiteiten mogen
niet meldings- of vergunningplichtig
zijn op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb.
2004, 619); |
|
e. |
De activiteiten mogen geen nadelige invloed
hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige
parkeerdruk veroorzaken; |
|
f. |
Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner
en de uitgeoefende activiteit(en). |
|
||
7.2.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in artikel 7.2. onder d en een
activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen-
en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50,
laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorie 1 en 2
van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten,
die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis
verbonden beroep; |
|
b. |
Het bepaalde in artikel 7.2. onder f en een aan
huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten
minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover
het medische beroepen betreft. |
7.3. Bouwvoorschriften |
|||
7.3.1 |
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen: |
||
|
a. |
Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een
bouwvlak worden gebouwd; |
|
|
b. |
De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
|
c. |
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen
dan op de kaart is aangegeven. |
|
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het
op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien
geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen
het bouwvlak geheel worden bebouwd; |
|
|
e. |
Voor zover slechts de goothoogte is gegeven mag
het hoofdgebouw worden verhoogd tot maximaal |
|
|
|
||
7.3.2 |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: |
||
|
a. |
De aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mogen uitsluitend
in een bouwvlak en binnen de gronden die op de kaart zijn aangeduid als “te
bebouwen erven” worden gebouwd; |
|
|
b. |
De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en
uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal |
|
|
|
- |
Ten minste 60% van de gronden die op de kaart
zijn aangeduid als “te bebouwen erven” dient onbebouwd en onoverdekt te
blijven; |
|
c. |
De diepte van aan- en uitbouwen ten opzichte van het
hoofdgebouw mag ten hoogste 3m bedragen; |
|
|
d. |
De goothoogte van een aan- en uitbouw mag ten
hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen; |
|
|
e. |
De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan
|
|
|
f. |
De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan
|
|
|
|
||
7.3.3 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
||
|
a. |
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
ten hoogste |
|
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
7.4 |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
Een goede woonsituatie; |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
d. |
De sociale veiligheid; |
|
e. |
De milieusituatie; |
|
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
7.5. Gebruiksvoorschriften |
||
7.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken
of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven
bestemming. |
|
|
|
|
7.5.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 7.5.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor
bewoning. |
|
|
|
7.5.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 7.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot
een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
7.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 7.5.1 is een economisch
delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten
en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
8. Horecadoeleinden (H)
8.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor Horecadoeleinden (H)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Horeca in de categorie 1 en 2 van de van deze
voorschriften deel uitmakende Staat van horeca-activiteiten ter plaatse van
de nadere aanduiding daartoe op de plankaart; |
b. |
Horeca in de categorie 1, 2 en 3 van de van deze
voorschriften deel uitmakende Staat van horeca-activiteiten ter plaatse van
de nadere aanduiding daartoe op de plankaart; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
c |
Gebouwen; |
d. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
e. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven,
paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen. |
8.2. Bouwvoorschriften |
||
8.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen
gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
Een gebouw en overkapping mogen uitsluitend
binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen
dan op de plankaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het
op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien
geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen
het bouwvlak geheel worden bebouwd; |
|
e. |
Voor zover slechts de goothoogte is gegeven mag
het hoofdgebouw worden verhoogd tot maximaal |
|
f. |
De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer
dan |
|
|
|
8.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
ten hoogste |
|
b. |
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer dan |
8.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen
aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Sociale veiligheid; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De milieusituatie; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
8.4. Gebruiksvoorschriften |
|||
8.4.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
||
|
|
||
8.4.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 8.4.1 wordt in ieder geval gerekend: |
||
|
a. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van detailhandel; |
|
|
b. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van een seksinrichting. |
|
|
|
||
8.4.3 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 8.1 onder a om: |
||
|
a. |
Horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger
dan in lid 8.1 onder a is aangegeven, voor zover het betrokken horecabedrijf
naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de
bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de
categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten; |
|
|
b. |
Horecabedrijven toe te laten die niet zijn
genoemd in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
Horeca-activiteiten, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en
invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere
maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1
en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten. |
|
|
|
||
8.4.4 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 8.1 onder b om: |
||
|
a. |
Horecabedrijven toe te laten die niet zijn
genoemd in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
Horeca-activiteiten, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed
op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere maatgevende
milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1, 2 en 3 van
de Staat van Horeca-activiteiten. |
|
|
|
||
8.4.5 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 8.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
||
8.5. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 8.4.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
9. Kantoren (K)
9.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor Kantoren (K) aangewezen
gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Kantoren, al dan niet in combinatie met aan de
kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening met uitzondering van
risicovolle inrichtingen; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
b. |
Hoofdgebouwen; |
c. |
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen; |
d. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
e. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, paden,
parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen. |
9.2. Bouwvoorschriften |
|||
9.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen: |
||
|
a. |
Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een
bouwvlak worden gebouwd; |
|
|
b. |
De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
|
c. |
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven. |
|
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het op
de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen
maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen het
bouwvlak geheel worden bebouwd; |
|
|
e. |
Voor zover slechts de goothoogte is gegeven mag
het hoofdgebouw worden verhoogd tot maximaal |
|
|
|
||
9.2.2 |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
gelden de volgende bepalingen: |
||
|
a. |
De aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mogen
uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden die op de kaart zijn
aangeduid als “te bebouwen erven” worden gebouwd; |
|
|
b. |
De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en
uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal |
|
|
|
- |
Ten minste 60% van de gronden die op de kaart
zijn aangeduid als “te bebouwen erven” dient onbebouwd en onoverdekt te
blijven; |
|
c. |
De diepte van aan- en uitbouwen ten opzichte van
het hoofdgebouw mag ten hoogste |
|
|
d. |
De goothoogte van een aan- en uitbouw mag ten hoogste
de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen; |
|
|
e. |
De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan
|
|
|
f. |
De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan
|
|
|
|
||
9.2.3 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
||
|
a. |
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
ten hoogste |
|
|
|
|
|
|
b. |
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer dan |
9.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Sociale veiligheid; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De milieusituatie; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
9.4. Gebruiksvoorschriften |
||
9.4.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
|
|
9.4.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 9.4.1 wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van detailhandel. |
|
|
|
9.4.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 9.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot
een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
9.5. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 9.4.1 is een economisch
delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten
en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel 10.
Bedrijfsdoeleinden (B)
10.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor Bedrijfsdoeleinden (B)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van
de van deze voorschriften deel uitmakende staat van bedrijfsactiviteiten, met
uitzondering van geluidzoneringsplichtige
inrichtingen, ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart; |
b. |
Dienstverlening; |
c. |
Ambachtelijke bedrijven; |
Alsmede voor: |
|
d. |
Een installatiebedrijf ter plaatse van de nadere
aanduiding daartoe op de plankaart; |
e. |
Een reinigingsbedrijf ter plaatse van de nadere
aanduiding daartoe op de plankaart; |
f. |
Uitsluitend een bus- en tramremise ter plaatse
van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
g. |
Gebouwen; |
h. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
i. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven,
paden, parkeer- en groenvoorzieningen. |
10.2. Bouwvoorschriften |
||
10.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen: |
|
|
a. |
Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak
worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het
op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen
maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen het
bouwvlak geheel worden bebouwd. |
|
e. |
Voor zover slechts de goothoogte is gegeven mag
het hoofdgebouw worden verhoogd tot maximaal |
|
|
|
10.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
10.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Een goede milieusituatie; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
Sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
10.4. Gebruiksvoorschriften |
||
10.4.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
|
|
10.4.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals
bedoeld in lid 10.4.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van detailhandel; |
|
|
|
10.4.3 |
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming
van de milieusituatie, vrijstelling van het bepaalde in lid 10.1. onder a en
toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die: |
|
|
a. |
zijn genoemd in de van deze voorschriften deel uitmakende
Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie 3A; èn |
|
b. |
naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te
stellen zijn met de bedrijven die zijn genoemd in de van deze voorschriften deel
uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder ten hoogste categorie 2; |
|
mits het geen geluidszoneringspichtige
of risicovolle inrichtingen betreffen. |
|
|
|
|
10.4.4 |
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming
van de milieusituatie, vrijstelling van het bepaalde in lid 10.1. onder a en
toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in de in
de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten
onder de categorie 2, mits het geen geluidszoneringspichtige
of risicovolle inrichtingen betreffen. |
|
|
|
|
10.4.5 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 10.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot
een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
10.5. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 10.4.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
11. Nutsdoeleinden
(ND)
11.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor Nutsdoeleinden
(ND) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut,
zoals transformatiehuisjes, schakelhuisjes, bemalinginrichtingen, hulpwarmtecentrale, gasdrukregel- en meetstations en
voorzieningen voor tele- en datacommunicatie. |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
b. |
Gebouwen; |
c. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
d. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, ontsluitingswegen,
paden, parkeer- en groenvoorzieningen. |
11.2. Bouwvoorschriften |
||
11.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen. |
|
|
a. |
Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak
worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het op
de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen
maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen het
bouwvlak geheel worden bebouwd; |
|
e. |
Voor zover slechts de goothoogte is gegeven mag het
hoofdgebouw worden verhoogd tot maximaal |
|
|
|
11.2.2 |
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw
zijnde, mag niet meer dan |
11.3 Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen
aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
De woonsituatie; |
b. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. |
11.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
11.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 11.2.2 onder b en toestaan dat een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, wordt gebouwd met een maximale bouwhoogte van |
|
|
|
|
11.4.2 |
De in lid 11.4.1 genoemde vrijstelling kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
de woonsituatie; |
|
c. |
de verkeersveiligheid; |
|
d. |
de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden; |
|
e. |
de waterstaatsbelangen; |
|
f. |
de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden
van aangrenzende gronden en bouwwerken. |
11.5. Gebruiksvoorschriften |
||
11.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en). |
|
|
|
|
11.5.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 11.5.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van een seksinrichting. |
|
|
|
11.5.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 11.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
11.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 11.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
12. Natuur (N)
12.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor Natuur (N) aangewezen
gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Behoud
en bescherming van natuurwetenschappelijke, landschappelijke, of
cultuurhistorische waarden; |
|
Alsmede
voor: |
||
b. |
Extensief
recreatief medegebruik; |
|
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
c. |
Groenvoorzieningen en beplantingen; |
|
d. |
Water, mits geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van: |
|
|
1. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
2. |
De woonsituatie; |
|
3. |
De verkeersveiligheid; |
|
4. |
De sociale veiligheid; |
|
5. |
De milieusituatie; |
|
6. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden; |
e. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
f. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en
paden. |
12.2. Bouwvoorschriften |
||
12.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
|
|
12.2.2 |
Op
deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken, geen
gebouwen zijnde worden gebouwd, welke van ondergeschikte betekenis zijn. |
|
|
|
|
12.2.3 |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste |
|
|
|
|
12.2.4 |
In afwijking van het
bepaalde onder 12.2.3 mag: |
|
|
- |
De bouwhoogte van lichtmasten en
geluidsafschermende voorzieningen ten hoogste |
12.3 Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
De sociale veiligheid; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De milieusituatie; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
12.4. Aanlegvoorschriften |
||
12.4.1 |
Het
is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden uit te voeren: |
|
|
a. |
Het
aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; |
|
b. |
Werken
of werkzaamheden, welke wijziging van de waterhuishouding of de waterstanden
beogen of ten gevolge hebben; |
|
c. |
Het
aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur; |
|
d. |
Het
aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen; |
|
e. |
Het
veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen,
egaliseren, afgraven of ophogen; |
|
f. |
Het
vellen of rooien van houtgewas anders dan bij wijze van verzorging van de
aanwezige houtopstand; |
|
g. |
Het
bebossen van gronden die ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het plan
niet als bosgronden konden worden aangemerkt. |
|
h. |
Het
uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan |
|
|
|
12.4.2 |
Het verbod als bedoeld in lid 12.4.1 is niet van
toepassing op werken of werkzaamheden die: |
|
|
a. |
Normaal
onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; |
|
b. |
Reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; |
|
c. |
Reeds
mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning. |
|
|
|
12.4.3 |
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid
12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door de genoemde werken en/of
werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen de belangen als genoemd in lid 12.1. van dit artikel,
niet worden of kunnen worden aangetast. |
12.5. Gebruiksvoorschriften |
||
12.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en). |
|
|
|
|
12.5.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 12.5.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Als
staan- of ligplaats van kampeer- en verblijfsmiddelen; |
|
b. |
Als
sport-, wedstrijd- of speelterrein, als
parkeerterrein, als lig- en/of speelstrand, lig- of speelweide en als
zwemgelegenheid; |
|
c. |
Voor
het varen met speedboten en het beoefenen van waterskisport; |
|
d. |
Voor
het aanwezig of opgeslagen hebben van materialen en voorwerpen, behoudens
voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte
beheer van de gronden en zulks bovendien geen afgedankte voorwerpen, stoffen
of producten betreft. |
|
|
|
12.5.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 12.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
12.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 12.4.1 en lid
12.5.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op
de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
13. Groenvoorzieningen (G)
13.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor Groenvoorzieningen (G)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Groenvoorzieningen; |
|
b. |
Recreatief medegebruik; |
|
Alsmede voor: |
||
b. |
Een dierenweide, ter plaatse van de nadere
aanduiding daartoe op de plankaart; |
|
c. |
Een ecologische verbindingszone ter plaatse van de
nadere aanduiding daartoe op de plankaart; |
|
d. |
Een antenne-installatie ter plaatse van de nadere
aanduiding daartoe op de plankaart; |
|
e. |
Bergingen ten behoeve van woonschepen, ter
plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart; |
|
Alsmede
voor: |
||
f. |
Geluidwerende voorzieningen; |
|
g. |
Oeververbindingen; |
|
h. |
Bruggen ter hoogte van de nadere aanduiding
daartoe op de plankaart; |
|
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
i. |
Groenvoorzieningen, beplantingen; |
|
j. |
Water, mits geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van; |
|
|
1. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
2. |
De woonsituatie; |
|
3. |
De verkeersveiligheid; |
|
4. |
De sociale veiligheid; |
|
5. |
De milieusituatie; |
|
6. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden; |
k. |
Speelvoorzieningen; |
|
l. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
m. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en
paden. |
13.2. Bouwvoorschriften |
|||
13.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
||
|
|
||
13.2.2 |
In afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1 mogen
ter plaatse van de nadere aanduiding “Gd” (dierenweide) daartoe op de plankaart
gebouwen worden gerealiseerd met dien verstande: |
||
|
- |
De bouwhoogte niet meer bedraagt dan |
|
|
- |
De gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt
dan |
|
|
|
|
|
13.2.3 |
In afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1 mogen
ter plaatse van de nadere aanduiding “Gb” daartoe
op de plankaart bergingen worden gerealiseerd met dien verstande dat: |
||
|
- |
Per woonschip 1 berging is toegestaan; |
|
|
- |
De berging maximaal |
|
|
- |
Het maximale oppervlak van de berging bedraagt |
|
|
|
||
13.2.4 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
||
|
a. |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste |
|
|
b. |
In afwijking van het bepaalde onder a mag: |
|
|
|
- |
De bouwhoogte van lichtmasten en geluidwerende
voorzieningen mag ten hoogste |
|
|
- |
De bouwhoogte van een antenne-installatie mag ten
hoogste |
13.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
c. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
d. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
13.4. Aanlegvoorschriften |
||
13.4.1 |
Het is verboden op of in de gronden met de
aanduiding “Ge” zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover
geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: |
|
|
a. |
Het afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem; |
|
b. |
Het aanleggen of verharden van wegen, paden,
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; |
|
c. |
Het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; |
|
d. |
Het aanlegen van waterlopen, sloten en andere
waterwegen. |
|
e. |
Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere
diepte dan |
|
|
|
13.4.2 |
Het verbod als bedoeld in lid 13.4.1 is niet van
toepassing op werken of werkzaamheden die: |
|
|
a. |
Betrekking hebben op het aanbrengen van
oppervlakteverhardingen met een oppervlakte kleiner dan |
|
b. |
Normaal onderhoud en beheer ten dienste van de
bestemming betreffen; |
|
c. |
Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan; |
|
d. |
Reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een
verleende vergunning. |
|
|
|
13.4.3 |
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid
13.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de betekenis van de gronden
als ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt of kan worden
aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel daarvan niet onevenredig
worden of kunnen worden verkleind. |
13.5. Gebruiksvoorschriften |
|
13.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming (en). |
|
|
13.5.2 |
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 13.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
13.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 13.4.1 en lid
13.5.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op
de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
14. Water (WA)
14.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor Water (WA) aangewezen
gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Waterberging; |
b. |
Waterhuishouding; |
c. |
Waterlopen en waterpartijen; |
d. |
Infiltratievoorzieningen; |
e. |
Ecologische verbindingszone; |
Alsmede voor: |
|
f. |
Woonschepen ter plaatse van de nadere aanduiding
daartoe op de plankaart; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
g. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
h. |
Taluds, oevers en onderhoudsstroken; |
i. |
Bruggen ter hoogte van de nadere aanduiding
daartoe op de plankaart. |
14.2. Bouwvoorschriften |
|
14.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
14.2.2 |
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste |
14.3 |
Bouwvoorschriften woonschepen |
|
14.3.1 |
De woonschepen dienen in een enkele rij en tevens
in de lengterichting langs de oever van het Merwedekanaal
afgemeerd te worden. |
|
|
|
|
14.3.2 |
De onderlinge afstand tussen onderbouw/opbouw van
de woonschepen bedraagt ten minste |
|
|
|
|
14.3.3 |
Per woonschip zijn de volgende maximale
afmetingen toegestaan: |
|
|
a. |
De lengte van de opbouw en onderbouw mag niet
meer dan |
|
b. |
De breedte van de onderbouw mag maximaal |
|
c. |
De goothoogte mag maximaal |
14.4. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen
aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
De woonsituatie; |
b. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. |
14.5. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
14.5.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 14.2.2 en toestaan dat een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, wordt gebouwd met een maximale bouwhoogte van |
|
|
|
|
14.5.2 |
De in lid 14.5.1 genoemde vrijstelling kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
de woonsituatie; |
|
c. |
de verkeersveiligheid; |
|
d. |
de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
|
e. |
Waterstaatsbelangen |
|
f. |
De ingevolge de bestemming gegeven
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. |
|
En er vooraf
schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder. |
14.6. Gebruiksvoorschriften |
||
14.6.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken
of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven
bestemming(en). |
|
|
|
|
14.6.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 14.6.1 wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van een seksinrichting. |
|
|
|
14.6.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 14.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot
een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
14.7. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 14.6.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel 15. Verkeersdoeleinden
(V)
15.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor Verkeersdoeleinden (V)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Wegen met ten hoogste 2x3 doorgaande rijstroken,
exclusief opstelstroken en busstroken (stadsautoweg); |
|
b. |
Wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, exclusief
opstelstroken en busstroken (wijk- en buurtweg); |
|
c. |
Straten en paden; |
|
d. |
Voet- en fietspaden; |
|
e. |
Oeververbindingen; |
|
f. |
Bruggen ter hoogte van de nadere aanduiding
daartoe op de plankaart; |
|
g. |
Geluidwerende voorzieningen; |
|
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
h. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
i. |
Parkeervoorzieningen; |
|
j. |
Groenvoorzieningen; |
|
k. |
Water, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt
van: |
|
|
1. |
Het staat- en bebouwingsbeeld; |
|
2. |
De woonsituatie; |
|
3. |
De verkeersveiligheid; |
|
4. |
De sociale veiligheid; |
|
5. |
De milieusituatie; |
|
6. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
15.2. Bouwvoorschriften |
||
15.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
|
|
15.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste |
|
b. |
In afwijking van het bepaalde onder a mag de
bouwhoogte van lichtmasten en
geluidswerende voorzieningen ten hoogste |
15.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
De woonsituatie; |
b. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. |
15.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
15.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 15.2.2 onder a en een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale bouwhoogte van |
|
b. |
Het bepaalde in lid 15.2.2 onder b en lichtmasten
toestaan met een maximale bouwhoogte van |
|
|
|
15.4.2 |
De in lid 15.4.1 genoemde vrijstellingen kunnen
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
de woonsituatie; |
|
c. |
de verkeersveiligheid; |
|
d. |
de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
15.5. Gebruiksvoorschriften |
|
15.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en). |
|
|
15.5.2 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 15.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
15.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 15.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
16.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor Verkeers-
en verblijfsdoeleinden (V V) aangewezen gronden
zijn bestemd voor: |
||
a. |
Woonstraten, woonerven en pleinen; |
|
b. |
Voet- en fietspaden; |
|
c. |
(loop)Bruggen ; |
|
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
d. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
e. |
Verhardingen, waaronder parkeervoorzieningen; |
|
f. |
Groenvoorzieningen; |
|
g. |
Water, mits geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van: |
|
|
1. |
Het staat- en bebouwingsbeeld; |
|
2. |
De woonsituatie; |
|
3. |
De verkeersveiligheid; |
|
4. |
De sociale veiligheid; |
|
5. |
De milieusituatie; |
|
6. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
16.2. Bouwvoorschriften |
||
16.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
|
|
16.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste |
|
b. |
In afwijking van het bepaalde onder a mag de
bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste |
16.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
De woonsituatie; |
b. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. |
16.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
16.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 16.2.2 onder a en een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale bouwhoogte van |
|
|
|
16.4.2 |
De in lid 16.4.1 genoemde vrijstelling kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
de woonsituatie; |
|
c. |
de verkeersveiligheid; |
|
d. |
de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
16.5. Gebruiksvoorschriften |
|
16.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en) |
|
|
16.5.2 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 16.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
16.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 16.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
17.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor Verkeersdoeleinden
railverkeer (VR) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Spoorwegvoorzieningen; |
|
b. |
Oeververbindingen; |
|
c. |
Bruggen; |
|
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
d. |
Gebouwen; |
|
e. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
f. |
Wegen en paden; |
|
g. |
Groenvoorzieningen. |
|
h. |
Water, mits geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van: |
|
|
1. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
2. |
De woonsituatie; |
|
3. |
De verkeersveiligheid; |
|
4. |
De sociale veiligheid; |
|
5. |
De milieusituatie; |
|
6. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
17.2. Bouwvoorschriften |
||
17.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan |
|
b. |
De oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan |
|
|
|
17.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste |
|
c. |
In afwijking van het bepaalde onder a mag de
bouwhoogte van masten (voor de bovenleiding) ten hoogste |
17.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
De woonsituatie; |
b. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. |
17.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
17.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 17.2.1 onder a en een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale bouwhoogte van |
|
b. |
Het bepaalde in lid 17.2.1 onder b en een gebouw
toestaan met een oppervlak van ten hoogste |
|
c. |
Het bepaalde in lid
17.2.2 onder b en een bouwwerk, geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale
bouwhoogte van |
|
|
|
17.4.2 |
De in lid 17.4.1 genoemde vrijstellingen kunnen
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
De woonsituatie; |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
d. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
17.5. Gebruiksvoorschriften |
|
17.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en). |
|
|
17.5.2 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van
het bepaalde in lid 17.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot
een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
17.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 17.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
18. Archeologisch waardevol gebied
(dubbelbestemming)
18.1. Bestemmingsomschrijving |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegelaten. |
18.2. Voorschriften vanwege samenvallende
bestemmingen |
Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de
ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming Archeologisch
waardevol gebied is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, mede op
basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden
niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. |
18.3. Bouwvoorschriften |
||
18.3.1 |
In afwijking van het bepaalde bij de andere
bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze
bestemming. |
|
|
|
|
18.3.2 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
|
|
18.3.3 |
In afwijking van het bepaalde in lid 18.3.1 en
18.3.2 mogen bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen worden gebouwd,
indien: |
|
|
a. |
Op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig
zijn; |
|
b. |
Het bouwplan betrekking heeft op vervanging van
bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de
bestaande fundering wordt benut. |
18.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 18.3.1 en 18.3.2 en toestaan dat ten behoeve
van de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits mede op basis van
archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de
bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. |
18.5.
Aanlegvoorschriften |
|||
18.5.1 |
Het is verboden op of in de gronden met de
bestemming Archeologisch waardevol gebied zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: |
||
|
a. |
Grondwerkzaamheden dieper dan |
|
|
b. |
Het verlagen van het waterpeil; |
|
|
c. |
Het aanleggen of rooien van bos of boomgaard
waarbij stobben worden verwijderd; |
|
|
d. |
Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur. |
|
|
|||
18.5.2 |
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod
van lid 18.5.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van
archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet
onevenredig worden of kunnen worden geschaad. |
||
|
|
||
18.5.3 |
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid
18.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits: |
||
|
a. |
Op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig
zijn; |
|
|
b. |
De werken of werkzaamheden: |
|
|
|
- |
Betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; |
|
|
- |
Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning; |
|
|
- |
Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan; |
|
|
- |
De werken en werkzaamheden ten dienste van
archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. |
18.6. Wijzigingsbevoegdheid |
||
18.6.1 |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met
toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het plan te
wijzigen door: |
|
|
a. |
De medebestemming Archeologisch waardevol gebied
geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch
onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn; |
|
b. |
De medebestemming Archeologisch waardevol gebied
toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze medebestemming, indien uit
archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde medebestemming,
gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft. |
18.7. Gebruiksvoorschriften |
|
18.7.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken
of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven
bestemmingen. |
|
|
18.7.2 |
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 18.7.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
18.8. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 18.5.1 en 18.7.1
is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
19. Waterstaatsdoeleinden
(dubbelbestemming)
19.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor Waterstaatsdoeleinden
aangewezen gronden zijn primair bestemd voor: |
|
a. |
Waterberging; |
b. |
Waterhuishouding; |
c. |
Waterkering; |
d. |
Waterlopen; |
En secundair voor de overige daaraan gegeven
bestemmingen. |
|
Ten dienste van en in verband met de primaire
bestemming zijn toegelaten: |
|
e. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
f. |
Duikers; |
g. |
Watergangen, waterlopen en, waterpartijen; |
h. |
Taluds, oevers en onderhoudsstroken; |
i. |
Bruggen. |
19.2. Voorschriften vanwege samenvallende
bestemmingen |
Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de
ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming
Waterstaatsdoeleinden is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en voorzover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering
en/of waterloop, verenigbaar is met het belang van de waterkering en/of
waterloop. |
19.3. Bouwvoorschriften |
|
19.3.1 |
In afwijking van het bepaalde bij de andere
bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze
bestemming. |
|
|
19.3.2 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
19.3.3 |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste |
19.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
19.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 19.3.1 en 19.3.2 en toestaan dat ten behoeve van de
andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits: |
|
|
- |
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de
waterstaatsbelangen; |
|
- |
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij
de beheerder van de waterloop. |
19.5. Gebruiksvoorschriften |
|
19.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemmingen. |
|
|
19.5.2 |
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 19.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
19.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 19.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
20. Leidingenstrook (dubbelbestemming)
20.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor Leidingenstrook
aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen,
tevens bestemd voor: |
|
a. |
(Ondergrondse) hoogspanningsleiding(en); |
b. |
Ondergrondse hogedrukgasleiding(en); |
Ten dienste van en in verband met de primaire
bestemming zijn toegelaten: |
|
c. |
Bouwwerken, geen gebouw zijnde. |
20.2. Voorschriften vanwege samenvallende
bestemmingen |
Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de
ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming
Leidingenstrook is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en voorzover zulks, gehoord de beheerder van de
leiding(en), verenigbaar is met het
belang van de leiding(en). |
20.3. Bouwvoorschriften |
||
20.3.1 |
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen
mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. |
|
|
||
20.3.2 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
|
|
20.3.3 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
geldt de volgende bepaling: |
|
|
- |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste |
20.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
20.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 20.3.1 en 20.3.2 en toestaan dat ten behoeve van de
andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits: |
|
|
- |
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het
doelmatig functioneren van de leiding; |
|
- |
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij
de beheerder van de betreffende leiding(en). |
20.5. Aanlegvoorschriften |
||
20.5.1 |
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
Leidingenstrook zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen
gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: |
|
|
a. |
Het aanleggen van wegen, paden, banen en andere
oppervlakteverhardingen; |
|
b. |
Het aanbrengen van het huidige maaiveldniveau
door bodemverlagen, egaliseren, afgraven of
ophogen; |
|
c. |
Het aanbrengen van diepwortelende beplantingen
en/of bomen; |
|
d. |
Het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een
of andere wijze indrijven van voorwerpen; |
|
e. |
Diepploegen; |
|
f. |
Het aanleggen van andere kabels en leidingen dan
in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies; |
|
g. |
Het aanleggen van watergangen of het vergraven,
verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen. |
|
||
20.5.2 |
Het verbod als bedoeld in 20.5.1 is niet van
toepassing op werken of werkzaamheden die: |
|
|
a. |
Betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; |
|
b. |
Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan; |
|
c. |
Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende vergunning. |
|
||
20.5.3 |
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 20.5.1
zijn slechts toelaatbaar, mits: |
|
|
a. |
Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het
doelmatig functioneren van de leiding; |
|
b. |
Vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij
de betreffende leidingbeheerder. |
20.6. Gebruiksvoorschriften |
|
20.6.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemmingen. |
|
|
20.6.2 |
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 20.6.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
20.7. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 20.5.1 en lid
20.6.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet
op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
21. Waterkering (dubbelbestemming)
21.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor Waterkering aangewezen
gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen,
tevens bestemd voor: |
|
a. |
Het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden,
dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering; |
Ten dienste van en in verband met de primaire
bestemming zijn toegelaten: |
|
b. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
c. |
Bruggen. |
21.2. Voorschriften vanwege samenvallende
bestemmingen |
Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de
ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming Waterkering
is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en voorzover
zulks, gehoord de beheerder van de waterkering en/of waterloop, verenigbaar
is met het belang van de waterkering en/of waterloop. |
21.3. Bouwvoorschriften |
|
21.3.1 |
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen
mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. |
|
|
21.3.2 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
21.3.3 |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste |
21.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
21.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 21.3.1 en 21.3.2 en toestaan dat ten behoeve
van de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits: |
|
|
- |
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de
waterstaatsbelangen; |
|
- |
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij
de beheerder van de waterkering. |
21.5. Aanlegvoorschriften |
||
21.5.1 |
Het is verboden op of in de gronden met de
bestemming Waterkering zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken,
geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: |
|
|
a. |
Het aanleggen van wegen, paden, banen en andere
oppervlakteverhardingen; |
|
b. |
Het aanbrengen van het huidige maaiveldniveau
door bodemverlagen, egaliseren, afgraven of
ophogen; |
|
c. |
Het aanbrengen van diepwortelende beplantingen
en/of bomen; |
|
d. |
Het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een
of andere wijze indrijven van voorwerpen; |
|
e. |
Diepploegen; |
|
f. |
Het aanleggen van andere kabels en daarmee verband
houdende constructies; |
|
g. |
Het aanleggen van watergangen of het vergraven,
verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen. |
|
||
21.5.2 |
Het verbod als bedoeld in 21.5.1 is niet van
toepassing op werken of werkzaamheden die: |
|
|
a. |
Betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; |
|
b. |
Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan; |
|
c. |
Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende vergunning. |
|
||
21.5.3 |
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 21.5.1
zijn slechts toelaatbaar, mits: |
|
|
a. |
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het
doelmatig functioneren van de leiding; |
|
b. |
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de
beheerder van de waterkering. |
21.6. Gebruiksvoorschriften |
|
21.6.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemmingen. |
|
|
21.6.2 |
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 21.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
21.7. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 21.5.1 en
21.6.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet
op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel 22. Geluidzone
(dubbelbestemming)
22.1. Bestemmingsomschrijving |
De op de plankaart voor Geluidzone aangewezen
gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen,
tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege
het industrieterrein van geluidsgevoelige gebouwen. |
22.2. Bouwvoorschriften |
||
22.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende
bepaling: |
|
|
- |
Een op grond van de andere voor deze gronden
geldende bestemmingen toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw mag niet worden
gebouw. |
22.3. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
22.3.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 22.2.1 en toestaan dat geluidsgevoelige gebouwen
worden gebouwd, mits: |
|
|
- |
De geluidsbelasting vanwege het industrieterrein
van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor
geldende voorkeursgrenswaarde , of een verkregen hogere grenswaarde. |
22.4. Gebruiksvoorschriften |
||
22.4.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
||
22.4.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 22.4.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
- |
Het gebruik van niet-geluidsgevoelige gebouwen
als geluidsgevoelige gebouwen. |
|
|
|
22.4.3 |
Burgemeester en wethouders kunnen verlenen
vrijstelling van het bepaalde in lid 22.4.2 en toestaan dat
niet-geluidsgevoelige gebouwen worden gebruikt als geluidsgevoelig gebouw,
mits: |
|
|
- |
De geluidsbelasting vanwege het industrieterrein
van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de
daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde. |
|
|
|
22.4.4 |
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van
het bepaalde in lid 22.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot
een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
22.4. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 22.4.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Hoofdstuk
3 Overige bepalingen
Artikel
23. Anti-dubbeltelbepaling
Gronden welke eenmaal in aanmerking zijn genomen
bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden
gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing. |
Artikel 24. Bestaande
afstanden en andere maten
24.1. Indien afstanden tot,
en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van
bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij
of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging
van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II
is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal
toelaatbaar worden aangehouden. |
|
24.2. In die gevallen dat afstanden tot, en
bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten
van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde
bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging
van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk
II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal
toelaatbaar worden aangehouden. |
|
24.3. In het
geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 24.1 en 24.2
uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats. |
Artikel
25. Algemene vrijstellingsbevoegdheid
25.1. Burgemeester en Wethouders kunnen
vrijstelling verlenen van: |
||
a. |
De bij recht in de voorschriften gegeven maten,
afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en
percentages; |
|
b. |
De bestemmingsbepalingen en toestaan dat het
beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in
geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit
daartoe aanleiding geeft; |
|
c. |
De bestemmingsbepalingen en toestaan dat
bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding
geeft; |
|
d. |
De bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar
vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van
kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
gebouwtjes worden gebouwd, mits: De inhoud per gebouwtje ten hoogste |
|
e. |
De bestemmingsbepalingen ten aanzien van de
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste |
|
f. |
Het bepaalde ten aanzien van de maximale
(bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten
behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en
lichtkappen, mits: |
|
|
- |
De maximale oppervlakte van de vergroting ten
hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen; |
|
- |
De hoogte ten hoogste 1,25 maal de maximale
bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen. |
g. |
Het bepaalde ten aanzien van de maximale
(bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte op het dakvlak ten behoeve
van plaatselijke verhogingen, zoals liftschachten en installaties, mits: |
|
|
- |
De maximale oppervlakte van de vergroting ten
hoogste 10% van het betreffende dakvlak zal bedragen; |
|
- |
De maximale bouwhoogte
|
25.2. Vrijstelling wordt niet verleend indien
daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming
gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken |
Artikel
26. Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve
van overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het
plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: |
|
a. |
Overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover
dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of
bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein; |
b. |
Overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan
dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe
mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe
aanleiding geeft. |
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan |
Artikel
27. Algemeen procedurevoorschrift
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid,
zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende procedureregels
in acht te worden genomen: |
|
a. |
Het ontwerpbesluit tot wijziging ligt met
bijbehorende stukken gedurende 4 weken ter inzage; |
b. |
Burgemeester en wethouders maken deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente
worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend |
c. |
De bekendmaking houdt mededeling in van de
bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen; |
d. |
Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen
belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen naar
voren brengen tegen het ontwerpbesluit. |
Artikel
28. Overgangsbepalingen
28.1 Overgangsbepalingen ten aanzien van
bouwwerken |
|
Bouwwerken, welke ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan bestaan dan wel worden
gebouwd of kunnen worden gebouwd krachtens een voor
dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning of gedane melding en in enigerlei
opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de
aard en omvang niet worden vergroot: |
|
a. |
Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
b. |
Na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel
worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning
geschiedt binnen 2 jaar na het tenietgaan. |
28.2 Vrijstellingsbepaling |
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van het bepaalde in lid 28.1, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang
niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting
plaatsvindt van de inhoud van de in lid 28.1 toegelaten bouwwerken met ten
hoogste 10%. |
28.3 Overgangsbepaling ten aanzien van het
gebruik |
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond
ten tijde van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of
gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van
het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit
plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot. |
28.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht |
|
28.4.1 |
Lid 28.1 is niet van toepassing op bouwwerken,
die weliswaar bestaan op het tijdstip van terinzagelegging
van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
|
|
28.4.2 |
Lid 28.3 is niet van toepassing op het gebruik dat
reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Artikel
29. Slotbepaling
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder
de titel: |
|
Voorschriften deel uitmakend van het
bestemmingsplan Zuilenstein-Huis de Geer van de
gemeente Nieuwegein |
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van |
||
……………………… |
||
|
||
De griffier, |
|
De voorzitter, |
………. |
|
………. |