Inhoud voorschriften

 

 

Blz.

1.

Inleidende bepalingen

111

 

Artikel 1

Begripsbepalingen

111

 

Artikel 2

Wijze van meten

116

 

 

 

2.

Bestemmingsbepalingen

117

 

Artikel 3

Woondoeleinden

117

 

Artikel 4

Maatschappelijke doeleinden

120

 

Artikel 5

Gemengde doeleinden 1

122

 

Artikel 6

Gemengde doeleinden 2

125

 

Artikel 7

Gemengde doeleinden 3

127

 

Artikel 8

Gemengde doeleinden 4

130

 

Artikel 9

Kantoren

133

 

Artikel 10

Bedrijfsdoeleinden

135

 

Artikel 11

Sportdoeleinden

138

 

Artikel 12

Nutsdoeleinden

139

 

Artikel 13

Groenvoorzieningen

141

 

Artikel 14

Water

143

 

Artikel 15

Verkeersdoeleinden

144

 

Artikel 16

Verkeer- en Verblijfsdoeleinden

145

 

Artikel 17

Verkeersdoeleinden Railverkeer

146

 

Artikel 18

Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)

147

 

Artikel 19

Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming)

149

 

 

 

3.

Overige bepalingen

151

 

Artikel 20

Anti-dubbeltelbepaling

151

 

Artikel 21

Algemene vrijstellingsbevoegdheid

151

 

Artikel 22

Overgangsbepalingen

152

 

Artikel 23

Slotbepaling

152

 

 

 

 

Bijlagen

 

 

1

Staat van horeca-activiteiten

 

 

2

Staat van bedrijfsactiviteiten

 

 

3

Staat van na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis verbonden beroep

 

 

 

 

 



Hoofdstuk 1   Inleidende bepalingen

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

1.

Het plan:

 

Het Bestemmingsplan Jutphaas-Wijkersloot 2006 van de gemeente Nieuwegein.

 

 

2.

De kaart:

 

De kaart van het Bestemmingsplan Jutphaas-Wijkersloot 2006 bestaande uit de kaarten Jw-0505-0070-1, Jw-0505-0070-1 en Jw-0505-0070-3.

 

 

3.

Aanbouw:

 

De toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw.

 

 

4.

Aan huis verbonden beroep:

 

Het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid op kleine schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenkomstig is met de woonfunctie ter plaatse.

 

 

5.

Ambachtelijk bedrijf:

 

Een bedrijf, dat is gericht op het overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

 

 

6.

Bebouwing:

 

Één of meerdere gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

 

7.

Bebouwingspercentage:

 

Een in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

 

 

8.

Bedrijfswoning:

 

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

 

 

9.

Bedrijfsvloeroppervlakte:

 

De totale oppervlakte van alle bouwlagen van bedrijfsgebouwen met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

 

 

10.

Bestemmingsgrens:

 

Een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.

 

 

11.

Bestemmingsvlak:

 

Een op de kaart aangegeven vlak met een zelfde bestemming.

 

 

12.

Bijgebouw:

 

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en vrij staat van dat (hoofd)gebouw.

 

 

13.

Bouwgrens:

 

Een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

 

 

14.

Bouwlaag:

 

Een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

 

15.

Bouwmarkt:

 

Detailhandelsbedrijf met een bedrijfsvloeroppervlakte van minimaal 1.000 m², gericht op de verkoop van bouw- en doe-het-zelfartikelen, uit voorraad leverbaar, zoals hout, tegels, gereedschappen en verf.

 

 

16.

Bouwperceel:

 

Een aaneengesloten stuk grond, waar krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

 

 

17.

Bouwperceelgrens:

 

Een grens van een bouwperceel.

 

 

18.

Bouwvlak:

 

Een op de kaart door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.

 

 

19.

Bouwwerk:

 

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

 

20.

Carport:

 

Een overdekte stallingsgelegenheid voor auto’s, met niet meer dan twee wanden.

 

 

21.

Cateringbedrijf:

 

Een bedrijf dat ter plaatse maaltijden bereidt en vervolgens deze maaltijden bezorgt aan de afnemer, waarbij uitstalling en verkoop ter plaatse niet is toegestaan.

 

 

22.

Detailhandel:

 

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

 

23.

Detailhandel in explosiegevaarlijke stoffen:

 

Detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar opleveren, dat uitstalling ten verkoop in een winkelgebied niet verantwoord is.

 

 

24.

Detailhandel in auto´s, boten en caravans:

 

Detailhandel in auto´s, boten en caravans en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen en/materialen.

 

 

25.

Detailhandel in grove bouwmaterialen:

 

Detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke, zoals stenen, zand, beton, bestratingsmaterialen en hout.

 

 

26.

Detailhandel in keukens en sanitair:

 

Detailhandel in keukens, waaronder inbouwapparatuur, en sanitair.

 

 

 

 

 

 

27.

Detailhandel in woninginrichting:

 

Een detailhandelsbedrijf met een bedrijfsvloeroppervlakte van minimaal 1.500 m², gericht op de verkoop van meubels en/of vloerbedekking, woningtextiel (samen minimaal 90% van de bedrijfsvloeroppervlakte), alsmede artikelen in woondecoratie, inclusief verlichtingsartikelen.

 

 

28.

Detailhandel in wonen

 

Detailhandel in keukens en sanitair en in woninginrichting.

 

 

29.

Dienstverlening:

 

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

 

 

30.

Gebouw:

 

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

 

31.

Geluidbelasting vanwege het wegverkeer:

 

De etmaalwaarde van het equivalante geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte en of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

 

 

32.

Geluidgevoelige functies:

 

Bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rondom industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

 

 

33.

Geluidgevoelige gebouwen:

 

Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rondom industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

 

 

34.

Geluidzoneringsplichtige inrichting:

 

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

 

 

35.

Hogere grenswaarde:

 

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rondom industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

 

 

36.

Hoofdgebouw:

 

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

 

37.

Horecabedrijf:

 

Onder horecabedrijf wordt verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

 

 

 

 

 

 

 

 

38.

Kantoor:

 

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard en daarmee gelijk te stellen instellingen.

 

 

39.

Maatschappelijke doeleinden:

 

Het openbaar bestuur, medische-, sociale, culturele, educatieve, levensbeschouwelijke en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

 

 

40.

Peil:

 

a.

Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

 

 

-

De hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

 

b.

In andere gevallen:

 

 

-

De gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;

 

c.

Indien in of op het water wordt gebouwd:

 

 

-

Het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

 

 

41.

Productiegebonden detailhandel:

 

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

 

 

42.

Risicovolle inrichtingen:

 

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

 

43.

Prostitutie:

 

Het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.

 

 

44.

Seksinrichting:

 

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

 

 

45.

Tuincentrum

 

Een detailhandelsbedrijf gericht op de verkoop van artikelen voor de verwerking, inrichting en gebruik in de tuin, zoals bollen/knollen, zaden, aarde, vaste planten, vijvermateriaal, tuinhout, tuingereedschap en meststoffen. De bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt minimaal 1.000 m2.

 

 

46.

Uitbouw:

 

De toevoeging aan een hoofdgebouw voor de vergroting van een bestaande ruimte.

 

 

47.

Verkooppunt voor motorbrandstoffen:

 

Detailhandel in motorbrandstoffen, uitgezonderd de verkoop van LPG, met bijbehorende voorzieningen zoals een kiosk en wasstraat.

 

 

48.

Verkoopvloeroppervlakte:

 

De voor publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

 

 

49.

Voorkeursgrenswaarde:

 

De maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rondom industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

 

 

 

 

50.

Wet geluidhinder:

 

Wet van 16 februari 1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

 

 

51.

Woning:

 

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 


Artikel 2.  Wijze van meten

 

Bij toepassing van de voorschriften wordt als volgt gemeten:

1.

De dakhelling:

 

Langs de dakhelling ten opzichte van het horizontale vlak;

 

 

2.

De goothoogte van een bouwwerk:

 

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

 

3.

De inhoud van een bouwwerk:

 

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

 

4.

De bouwhoogte van een bouwwerk:

 

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

 

5.

De oppervlakte van een bouwwerk;

 

De oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

 

 

 


Hoofdstuk 2   Bestemmingsbepalingen

 

 

Artikel 3.  Woondoeleinden

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor woondoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroep;

Alsmede voor:

b.

Maatschappelijke doeleinden ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

c.

Een transportbedrijf ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

d.

Complexgewijze garageboxen ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

e.

Hoofdgebouwen;

f.

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

g.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

h.

Tuinen en erven.

 

3.2

Ten aanzien van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden:

 

a.

Ten behoeve van aan huis verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 m²;

 

b.

De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

 

c.

De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;

 

d.

De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619);

 

e.

De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;

 

f.

Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteit(en).

 

3.2.1 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

 

a.

Het bepaalde in artikel 3.2 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis verbonden beroep;

 

b.

Het bepaalde in artikel 3.2. onder f. en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover het medische beroepen betreft.

 

 

 

 

3.3. Bouwvoorschriften

3.3.1

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

b.

De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;

 

c.

De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;

 

d.

Voor zover slechts de goothoogte is gegeven mag het hoofdgebouw worden verhoogd tot maximaal 4 m boven de aangegeven goothoogte, met dien verstande dat het bouwdeel boven de maximaal toegestane goothoogte ten minste twee schuine dakvlakken heeft.

           

 

3.3.2

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden die op de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven” worden gebouwd;

 

b.

De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 40 m² bedragen, met inachtneming van de volgende bepaling:

 

 

-

Ten minste 60% van de gronden die op de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven” dient onbebouwd en onoverdekt te blijven;

 

c.

De diepte van aan- en uitbouwen mag ten opzichte van het hoofdgebouw ten hoogste 3 m bedragen;

 

d.

De goothoogte van een aan- en uitbouw mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen;

 

e.

De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 2,50 m bedragen;

 

f.

De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3,50 m bedragen;

 

g.

De bouwhoogte van een complexgewijs gebouwde garagebox mag niet meer bedragen dan 3,00 m;

 

h.

De oppervlakte van een complexgewijs gebouwde garagebox mag niet meer bedragen dan 20m².

 

 

3.3.3

Onverminderd het bepaalde in lid 3.3.2 mogen, uitsluitend ter plaatse van de gronden die op de plankaart zijn aangeduid als “balkonbebouwing toegestaan”, aan- en uitbouwen worden opgericht op het naar de weg gerichte balkon van de eerste verdieping. Hierbij gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De oppervlakte van de aanbouw mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het bestaande balkon van de eerste verdieping;

 

b.

De bouwhoogte van de aanbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.

 

 

3.3.4

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

 

b.

De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,50 m bedragen.

 

 

 

3.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften

3.4.1

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

 

a.

Het bepaalde in lid 3.3.1 onder a en toestaan dat entreeportalen met een maximaal oppervlakte van 3 m² en een bouwhoogte van 2,50 m buiten het bouwvlak aan het hoofdgebouw mogen worden aangebouwd;

 

b.

Het bepaalde in lid 3.3.1 onder a en toestaan dat erkers over ten hoogste 3/5 van de naar de weg toegekeerde gevel en zijgevel van het hoofdgebouw mogen worden opgericht met een maximale diepte van 1 m;

 

c.

Het bepaalde in lid 3.3.2 onder a en toestaan dat carports worden opgericht met een maximale oppervlakte van 18 m² en een maximale bouwhoogte van 2,70 m, mits het perceel onmiddellijk grenst aan de bestemming verkeersdoeleinden of verkeer- en verblijfsdoeleinden, de weg een minimale breedte heeft van 7 m en er tussen de perceelsgrens en het bouwvlak een onbebouwde zone van ten minste 5 meter is;

 

d.

Het bepaalde in lid 3.3.2 onder b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot 60 m², met dien verstande dat tenminste 75 % van deze gronden onbebouwd en onoverdekt blijft.

 

 

 

3.4.2

De in lid 3.4.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

a.

Het straat- en bebouwingsbeeld;

 

b.

De woonsituatie;

 

c.

De verkeersveiligheid;

 

d.

De sociale veiligheid.

 

e.

De milieusituatie;

 

f.

De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.

 

3.5. Gebruiksvoorschriften

3.5.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

3.5.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.5.1, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

 

b.

Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

 

c.

Het gebruik van complexgewijze garageboxen voor bedrijfsmatige activiteiten.

 

 

 

3.5.3

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 3.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

3.6 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 3.5.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 


Artikel 4.  Maatschappelijke doeleinden

 

4.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor maatschappelijke doeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Maatschappelijke doeleinden;

b.

Bedrijfswoningen;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

c.

Gebouwen;

d.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

e.

Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeer- en groenvoorzieningen.

 

4.2. Bouwvoorschriften

4.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

b.

De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

 

c.

De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

 

d.

Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd;

 

e.

Per bouwperceel is maximaal 1 dienstwoning toegestaan, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 500 m³;

 

f.

Indien op de plankaart een maximale bouwhoogte is aangegeven die meer dan 9 m bedraagt, dan is de maximale bouwhoogte voor een bedrijfswoning 9 m;

 

g.

De totaal bebouwde oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 40 m².

 

 

4.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

 

b.

De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen.

 

4.3 Gebruiksvoorschriften

4.3.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

4.3.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.3.1, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

 

4.3.3

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

 

4.4 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 4.3.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 


Artikel 5. Gemengde doeleinden 1

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor gemengde doeleinden 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Op de begane grond en onder peil:

 

1.

Detailhandel;

 

2.

Dienstverlening;

 

3.

Horeca in de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende staat van horeca-activiteiten;

 

4.

Ambachtelijke bedrijven;

 

5.

Maatschappelijke doeleinden;

Alsmede voor:

 

6.

Wonen, ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroep;

 

7.

Kantoren, ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

b.

Op de verdieping:

 

1.

Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroep;

 

 

 

2.

Horecabedrijf in de categorie 1b van de van deze voorschriften deel uitmakende staat van horeca-activiteiten, bij een reeds op de begane grond aanwezig en ingevolge deze voorschriften toegestaan horecabedrijf;

 

3.

Kantoren, bij reeds op de begane grond aanwezige en ingevolge deze voorschriften toegestane kantoren;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

c.

Hoofdgebouwen;

d.

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

e.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

f.

Tuinen en erven.

 

5.2

Ten aanzien van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden:

 

a.

Ten behoeve van aan huis verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 m²;

 

b.

De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

 

c.

De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;

 

d.

De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619);

 

e.

De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;

 

f.

Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteit(en).

 

5.2.1 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

 

a.

Het bepaalde in artikel 5.2 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis verbonden beroep;

 

b.

Het bepaalde in artikel 5.2. onder f. en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover het medische beroepen betreft.

 

5.3 Bouwvoorschriften

5.3.1

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

b.

De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

 

c.

De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven.

 

d.

Voor zover slechts de goothoogte is gegeven mag het hoofdgebouw worden verhoogd tot maximaal 4 m boven de aangegeven goothoogte, met dien verstande dat het bouwdeel boven de maximaal toegestane goothoogte ten minste twee schuine dakvlakken heeft.

 

 

5.3.2

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden die op de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven” worden gebouwd;

 

b.

De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal 50 % bedragen van de gronden die op de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven”;

 

c.

De goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3,50 m bedragen.

 

 

5.3.3

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

 

b.

De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen.

 

5.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften

5.4.1

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

 

a.

Het bepaalde in lid 5.3.1 onder a en toegestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd tot maximaal 2 m gemeten vanuit het bouwvlak, mits:

 

 

-

De geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;

 

b.

Het bepaalde in lid 5.3.2 onder b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot 100 % van de gronden die op de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven”, mits:

 

 

-

Ten dienste van de bestemmingen genoemd in artikel 5.1.a  met uitzondering van de bestemming genoemd in lid 5.1.a onder 6;

 

c.

Het bepaalde in lid 5.3.2 onder c en toestaan dat de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag worden vergroot tot 4,50 m.

5.4.2

De in lid 5.4.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

a.

Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

 

b.

Een goede woonsituatie;

 

c.

De verkeersveiligheid;

 

d.

De sociale veiligheid;

 

e.

De milieusituatie;

 

f.

De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.

 

5.5 Gebruiksvoorschriften

5.5.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

5.5.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 5.5.1, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

 

b.

Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

5.5.3

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

5.6 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 5.5.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 


Artikel 6.  Gemengde doeleinden 2

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor gemende doeleinden 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Op de begane grond en onder peil:

 

1.

Detailhandel;

 

2.

Dienstverlening;

 

3.

Horeca in de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende staat van horeca-activiteiten;

 

4.

Ambachtelijke bedrijven;

Alsmede voor:

 

5.

Een verkooppunt voor motorbrandstoffen, ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

b.

Op de verdieping:

 

1.

Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroep;

 

2.

Geen bewoning is toegestaan ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op plankaart, alwaar het gebruik, zoals genoemd in lid 6.1 onder a, op de verdieping mag plaatsvinden;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

c.

Gebouwen;

d.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

e.

Tuinen en erven.

 

6.2

Ten aanzien van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden:

 

a.

Ten behoeve van aan huis verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 m²;

 

b.

De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

 

c.

De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;

 

d.

De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619);

 

e.

De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;

 

f.

Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteit(en).

 

6.2.1 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

 

a.

Het bepaalde in artikel 6.2 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis verbonden beroep;

 

b.

Het bepaalde in artikel 6.2 onder f en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover het medische beroepen betreft.

 

 

6.3 Bouwvoorschriften

6.3.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

b.

De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven.

 

6.3.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m  mag bedragen;

 

b.

De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen;

 

c.

In afwijking van het bepaalde in lid 6.3.2 onder a. en b. mogen ter plaatse van de nadere aanduiding “verkooppunt voor motorbrandstoffen” bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 120 m2 en een maximale bouwhoogte van 5 m.

 

6.4 Gebruiksvoorschriften

6.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

6.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

Het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

 

b.

Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

6.4.3

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

6.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 6.4.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 

 


Artikel 7.  Gemengde doeleinden 3

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor gemengde doeleinden 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Op de begane grond en onder peil:

 

1.

Dienstverlening;

 

2.

Ambachtelijke bedrijven;

Alsmede voor:

 

3.

Een verkooppunt voor motorbrandstoffen, ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

 

4.

Een garagebedrijf ter plaatste van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

 

5.

Detailhandel ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

 

6

Bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

b.

Op de verdieping:

 

1.

Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroep;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

c.

Gebouwen;

d.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

e.

Tuinen en erven.

 

7.2

Ten aanzien van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden:

 

a.

Ten behoeve van aan huis verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 m2;

 

b.

De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

 

c.

De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;

 

d.

De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619);

 

e.

De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;

 

f.

Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteit(en).

 

7.2.1 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

 

a.

Het bepaalde in artikel 7.2 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis verbonden beroep;

 

b.

Het bepaalde in artikel 7.2 onder f en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover het medische beroepen betreft.

 

7.3 Bouwvoorschriften

7.3.1

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

B

De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

 

c.

De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

 

d.

Voor zover slechts de goothoogte is gegeven mag het hoofdgebouw worden verhoogd tot maximaal 4 m boven de aangegeven goothoogte, met dien verstande dat het bouwdeel boven de maximaal toegestane goothoogte ten minste twee schuine dakvlakken heeft.

 

 

 

7.3.2

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden die op de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven” worden gebouwd;

 

b.

De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 40 m2 bedragen, met inachtneming van de volgende bepaling:

 

 

-

Ten minste 60% van de gronden die op de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven” dient onbebouwd en onoverdekt te blijven;

 

C

De diepte van aan- en uitbouwen ten opzichte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen;

 

d.

De goothoogte van een aan- en uitbouw mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen;

 

e.

De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 2,50 m bedragen;

 

f.

De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3,50 m bedragen.

 

 

7.3.3

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

 

b.

De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m  bedragen.

 

7.4 Gebruiksvoorschriften

7.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

7.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

 

b.

Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

7.4.3

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 7.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

7.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 7.4.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 


Artikel 8.  Gemengde doeleinden 4

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor gemengde doeleinden  4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Op de begane grond en onder peil:

 

1.

Dienstverlening;

 

2.

Ambachtelijke bedrijven;

Alsmede voor:

 

3.

Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroep;

 

4.

Detailhandel ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

 

5.

Horeca in categorie 1a van de van deze voorschriften deel uitmakende staat van horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

b.

Op de verdieping:

 

1.

Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroep;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

c.

Gebouwen;

d.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

e.

Tuinen en erven.

 

8.2

Ten aanzien van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden:

 

a.

Ten behoeve van aan huis verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 m²;

 

b.

De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

 

c.

De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;

 

d.

De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619);

 

e.

De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;

 

f.

Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteit(en).

 

8.2.1 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

 

a.

Het bepaalde in artikel 8.2 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis verbonden beroep;

 

b.

Het bepaalde in artikel 8.2 onder f en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover het medische beroepen betreft.

 

 

 

8.3 Bouwvoorschriften

8.3.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

b

De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

 

c.

De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangeven;

 

d.

Voor zover slechts de goothoogte is gegeven mag het hoofdgebouw worden verhoogd tot maximaal 4 m boven de aangegeven goothoogte, met dien verstande dat het bouwdeel boven de maximaal toegestane goothoogte ten minste twee schuine dakvlakken heeft.

 

 

8.3.2

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden die op de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven” worden gebouwd;

 

b.

De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 40 m² bedragen, met inachtneming van de volgende bepaling:

 

 

-

Ten minste 60% van de gronden die op de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven” dient onbebouwd en onoverdekt te blijven;

 

c.

De diepte van aan- en uitbouwen ten opzichte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen;

 

d.

De goothoogte van een aan- en uitbouw mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen;

 

e.

De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 2,50 m bedragen;

 

f.

De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3,50 m bedragen.

 

 

8.3.3

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

 

b.

De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m  bedragen.

 

8.4 Gebruiksvoorschriften

8.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

8.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 8.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

 

b.

Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

8.4.3

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 8.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

 

8.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 8.4.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 

 


Artikel 9.  Kantoren

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor kantoren aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

b.

Gebouwen;

c.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

d.

Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeer- en groenvoorzieningen.

 

9.2 Bouwvoorschriften

9.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

b.

De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;

 

c.

De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;

 

d.

Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het op de plankaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd.

 

 

9.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

 

b.

De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen.

 

9.3. Vrijstelling van de bouwvoorschriften

9.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

 

a.

Het bepaalde in lid 9.2.1 onder a en toegestaan dat een gebouw tot maximaal 2,00 m buiten het bouwvlak wordt gebouwd.

 

 

9.3.2

De in lid 9.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

a.

Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

 

b.

Sociale veiligheid;

 

c.

De verkeersveiligheid;

 

d.

De milieusituatie;

 

e.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

9.4 Gebruiksvoorschriften

9.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

9.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

 

b.

Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

9.4.3

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 9.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

9.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 9.4.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 


Artikel 10.  Bedrijfsdoeleinden

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor bedrijfsdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 tot en met 3A van de van deze voorschriften deel uitmakende staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;

b.

Kantoren als onderdeel van de bedrijfsfunctie, met dien verstande dat per bedrijfsvestiging het oppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, zulks tot een maximum van 2000 m2;

c.

Dienstverlening;

d.

Ambachtelijke bedrijven;

Alsmede voor:

e.

Eén bedrijfswoning ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

f.

Detailhandel ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

g.

Detailhandel in wonen ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

h.

Een bouwmarkt ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

i.

Een detailhandelsbedrijf in auto’s ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

j.

Productiegebonden detailhandel en detailhandel in explosiegevaarlijke stoffen, auto’s, boten en caravans en grove bouwmaterialen, behalve ter plaatse van de nadere aanduiding  ‘detailhandel uitgesloten’ daartoe op de plankaart;

k.

Bedrijfsactiviteiten in metaalbewerking ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

l.

Bedrijfsactiviteiten in oppervlaktebehandeling van metalen ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

m.

Horeca in categorie 1b van de van deze voorschriften deel uitmakende staat van horeca-activiteiten, ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

n.

Horeca op de eerste verdieping in categorie 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende staat van horeca-activiteiten,  ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

o.

Gebouwen;

p.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

q.

Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeer- en groenvoorzieningen.

 

10.2 Bouwvoorschriften

10.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

b.

De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

 

c.

De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

 

d.

Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd;

 

e.

De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 500 m³;

 

f.

De totaal bebouwde oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 40 m².

10.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

 

b.

De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 7,00 m bedragen.

 

10.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften

10.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

 

a.

Het bepaalde in lid 10.2.1 onder a en toegestaan dat een gebouw tot maximaal 2,00 m buiten het bouwvlak wordt gebouwd.

 

 

10.3.2

De in lid 10.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

a.

Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

 

b.

Een goede milieusituatie;

 

c.

De verkeersveiligheid;

 

d.

De sociale veiligheid;

 

e.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

10.4 Gebruiksvoorschriften

10.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

10.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 10.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren.

 

 

 

10.4.3

Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

 

a.

Het bepaalde in lid 10.4.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in de van deze voorschriften deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, voorzover de betrokken bedrijven naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de van deze voorschriften deel uitmakende staat van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3A, mits:

 

 

-

Het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;

 

b.

Het bepaalde in lid 10.4.1, ten behoeve van de vestiging van detailhandelsbedrijven die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling van de producten. Het betreft de branches woninginrichting (waaronder meubels), tuincentra, bouwmarkten, keukens en sanitair. Dit met dien verstande dat:

 

 

-

Een vrijstelling niet wordt verleend dan nadat aanvrager door middel van gedegen en objectief onderzoek heeft aangetoond, dat de vestiging van het detailhandelsbedrijf niet leidt tot duurzame ontwrichting van de bestaande winkelstructuur binnen het verzorgingsgebied van het te vestigen detailhandelsbedrijf;

 

 

-

Het parkeren ten behoeve van de detailhandelsvestiging op de bij de detailhandelsvestiging behorende gronden dient plaats te vinden;

 

 

-

Er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk in de omgeving mag ontstaan;

 

 

 

-

Een vrijstelling niet wordt verleend dan nadat gedeputeerde staten schriftelijk hebben verklaard, dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaar hebben.

 

c.

Het bepaalde in lid 10.4.1, ten behoeve van de vestiging van  productiegebonden detailhandel en detailhandel in explosiegevaarlijke stoffen, auto’s, boten en caravans en grove bouwmaterialen ter plaatste van de nadere aanduiding ‘detailhandel uitgesloten’ daartoe op de plankaart. Dit met dien verstande dat:

 

 

-

Het parkeren ten behoeve van de detailhandelsvestiging op de bij de detailhandelsvestiging behorende gronden dient plaats te vinden;

 

 

-

Er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk in de omgeving mag ontstaan;

 

 

-

Een vrijstelling niet wordt verleend dan nadat gedeputeerde staten schriftelijk hebben verklaard, dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaar hebben.

 

 

10.4.4

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 10.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

10.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 10.4.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 


Artikel 11.  Sportdoeleinden

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor sportdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Sportterreinen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een clubhuis en een kleedruimtegebouw;

b.

Maatschappelijke doeleinden;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

c.

Gebouwen;

d.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

e.

Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, parkeer en groenvoorzieningen.

 

11.2 Bouwvoorschriften

11.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

b.

De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

 

c.

De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

 

d.

Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd.

 

 

11.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

 

b.

De hoogte van lichtmasten, andere masten en ballenvangers mogen ten hoogste 10,00 m bedragen;

 

c.

De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen.

 

11.3 Gebruiksvoorschriften

11.3.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

11.3.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 11.3.1, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

11.3.3

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 11.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

11.4 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 11.3.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 


Artikel 12.  Nutsdoeleinden

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor nutsdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, en voorzieningen voor tele- en datacommunicatie;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

b.

Gebouwen;

c.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

d.

Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, ontsluitingswegen, parkeer- en groenvoorzieningen.

 

12.2 Bouwvoorschriften

12.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

b.

De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

 

c.

Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd.

 

 

12.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

 

b.

De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen.

 

12.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften

12.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

 

a.

Het bepaalde in lid 12.2.2 onder b en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 5,00 m.

 

 

12.3.2

De in lid 12.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

a.

Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

 

b.

Een goede milieusituatie;

 

c.

De verkeersveiligheid;

 

d.

De sociale veiligheid;

 

e.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

12.4 Gebruiksvoorschriften

12.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

12.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 12.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

12.4.3

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 12.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

12.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 12.4.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.


Artikel 13.  Groenvoorzieningen

 

13.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor groenvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Groenvoorzieningen;

Alsmede voor:

b.

Een dierenweide, ter plaatse van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

c.

Een ecologische verbindingszone ter plaatste van de nadere aanduiding daartoe op de plankaart;

d.

Een bergbezinkbassin ter plaatse van de nadere aanduiding  daartoe op de plankaart;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

e.

Groenvoorzieningen en beplantingen

f.

Waterpartijen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.

Het straat- en bebouwingsbeeld;

 

2.

De woonsituatie;

 

3.

De verkeersveiligheid;

 

4.

De sociale veiligheid.

 

5.

De milieusituatie;

 

6.

De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden;

g.

Speelvoorzieningen;

h.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

i.

Bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en paden.

 

13.2 Bouwvoorschriften

13.2.1

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

 

13.2.2

In afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1 mogen ter plaatse van de nadere aanduiding “dierenweide” gebouwen worden gerealiseerd met dien verstande dat:

 

-

De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,00 m;

 

-

De gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30 m².

 

 

13.2.3

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 10,00 m bedragen.

 

13.3

Aanlegvergunning

13.3.1

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ecologische verbindingszone zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

 

a.

Het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

 

b.

Aan het aanleggen van waterlopen, sloten en andere waterwegen;

 

c.

Het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee in verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

 

d.

Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm.

 

 

13.3.2

Het in lid 13.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

 

a.

Het normale onderhoud betreffen;

 

b.

Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

 

13.3.3

De in lid 13.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van de aanwezige ecologische waarden.

 

13.4 Gebruiksvoorschriften

13.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

13.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 13.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

13.4.3.

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 13.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

13.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 13.3.1. en 13.4.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 


Artikel 14.  Water

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Waterberging;

b.

Waterhuishouding;

c.

Waterlopen;

d.

Watergangen;

e.

Waterpartijen;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

f.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

g.

Taluds, oevers en onderhoudsstroken;

h.

Kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

 

14.2 Bouwvoorschriften

14.2.1

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

 

14.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

14.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften

14.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

 

a.

Het bepaalde in lid 14.2.2 onder a en toestaan dat een bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt gebouwd met een maximale bouwhoogte van 10,00 m.

 

 

14.3.2

De in lid 14.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

a.

Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

 

b.

Een goede milieusituatie;

 

c.

De verkeersveiligheid;

 

d.

De sociale veiligheid;

 

e.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

14.4. Gebruiksvoorschriften

14.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

14.4.2

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 14.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

14.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 14.4.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 


Artikel 15.  Verkeersdoeleinden

 

15.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor verkeersdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Wegen, straten en paden;

b.

Voet- en fietspaden;

c.

(Loop)bruggen;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

d.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

e.

Parkeervoorzieningen;

f.

Groenvoorzieningen;

g.

Waterlopen en waterpartijen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.

Het straat- en bebouwingsbeeld;

 

2.

De woonsituatie;

 

3.

De verkeersveiligheid;

 

4.

De sociale veiligheid.

 

5.

De milieusituatie;

 

6.

De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.

 

15.2 Bouwvoorschriften

15.2.1

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

 

15.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 15,00 m bedragen.

 

15.3 Gebruiksvoorschriften

15.3.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

15.3.2

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 15.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

15.4 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 15.3.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 


Artikel 16.  Verkeer- en Verblijfsdoeleinden

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor verkeer- en verblijfsdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Woonstraten en pleinen;

b.

Voet- en fietspaden;

c.

(Loop)bruggen;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

d.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

e.

Verhardingen, waaronder parkeervoorzieningen;

f.

Groenvoorzieningen;

g.

Waterlopen en waterpartijen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.

Het straat- en bebouwingsbeeld;

 

2.

De woonsituatie;

 

3.

De verkeersveiligheid;

 

4.

De sociale veiligheid.

 

5.

De milieusituatie;

 

6.

De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.

 

16.2 Bouwvoorschriften

16.2.1

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

 

16.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 15,00 m bedragen.

 

16.3 Gebruiksvoorschriften

16.3.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

16.3.2

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 16.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

16.4 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 16.3.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 


Artikel 17.  Verkeersdoeleinden Railverkeer

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor verkeersdoeleinden railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Spoorwegvoorzieningen;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

b.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

c.

Wegen, paden en groenvoorzieningen;

d.

Waterpartijen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

1.

Het straat- en bebouwingsbeeld;

 

2.

De woonsituatie;

 

3.

De verkeersveiligheid;

 

4.

De sociale veiligheid.

 

5.

De milieusituatie;

 

6.

De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.

 

17.2 Bouwvoorschriften

17.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;

 

b.

De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10,00 m bedragen.

 

17.3 Gebruiksvoorschriften

17.3.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

17.3.2

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 17.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

17.4 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 17.3.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 


Artikel 18.  Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Archeologisch waardevol gebied aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegelaten.

 

18.2 Voorschriften vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming Archeologisch waardevol gebied is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

18.3 Bouwvoorschriften

18.3.1

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

 

 

18.3.2

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

 

18.3.3

In afwijking van het bepaalde in lid 18.3.1 en 18.3.2 mogen bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte bestemmingen worden gebouwd, indien:

 

a.

Op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

 

b.

Het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

 

18.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 18.3.1 en 18.3.2 en toestaan dat ten behoeve van de ondergeschikte bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

18.5 Aanlegvoorschriften

18.5.1

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Archeologisch waardevol gebied zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.

Grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

 

b.

Het verlagen van het waterpeil;

 

c.

Het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

 

d.

Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

 

18.5.2

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 18.5.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

 

 

18.5.3

Het verbod, zoals in lid 18.5.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien:

 

a.

Op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

 

b.

De werken of werkzaamheden:

 

 

-

betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

 

 

-

mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;

 

 

-

reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

 

 

-

de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

18.6   Wijzigingsbevoegdheid

18.6.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het plan te wijzigen door:

 

a.

De primaire bestemming Archeologisch waardevol gebied geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

 

b.

De primaire bestemming Archeologisch waardevol gebied toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze primaire bestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde primaire bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

 

18.7   Gebruiksvoorschriften

18.7.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemmingen.

 

 

18.7.2

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 18.7.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

18.8   Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 18.5.1 en 18.7.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

 

 


Artikel 19.  Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming)

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor waterstaatsdoeleinden aangewezen gronden zijn primair bestemd voor:

a.

Waterberging;

b.

Waterhuishouding;

c.

Waterkering;

d.

Waterlopen;

En secundair voor de overige daaraan gegeven bestemmingen.

Ten dienste van en in verband met de primaire bestemming zijn toegelaten:

e.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

f.

Duikers;

g.

Watergangen, waterlopen en, waterpartijen;

h.

Taluds, oevers en onderhoudsstroken;

g.

Kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

 

19.2 Bestemmingsomschrijving

Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming waterstaatsdoeleinden is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en voorzover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering en/of waterloop, verenigbaar is met het belang van de waterkering en/of waterloop.

 

 



Hoofdstuk 3   Overige bepalingen

 

 

Artikel 20.  Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 21.  Algemene vrijstellingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a.

De bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b.

De bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;

c.

De bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d.

De bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ zal bedragen;

e.

De bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;

f.

De bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde,  en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m;

g.

Het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:

 

-

De maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

 

-

De hoogte ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 22.  Overgangsbepalingen

 

22.1 Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken

Bouwwerken, welke ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:

a.

Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.

Na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen 2 jaar na het tenietgaan.

 

22.2 Vrijstellingsbepaling

Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 22.1 en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 22.1 toegelaten bouwwerken met ten hoogste 10%.

 

22.3 Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.

 

22.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht

22.4.1

Lid 22.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

22.4.2

Lid 22.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 23.  Slotbepaling

 

Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel:

Voorschriften deel uitmakend van het bestemmingsplan Jutphaas-Wijkersloot 2006  van de gemeente Nieuwegein.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

………………………

 

De voorzitter,

 

De griffier,

……….

 

………