Artikel 6.  Gemengde doeleinden 4 (GD4)

 

6.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor gemende doeleinden 4 (GD4) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

Op de begane grond en onder peil:

 

1.

Dienstverlening;

 

2.

Ambachtelijke bedrijven;

 

3.

Maatschappelijke doeleinden;

 

4.

Ter plaatse van de aanduiding GD4b tevens bedrijven welke voorkomen in de categorie 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede tevens ter plaatse van de aanduiding GD4bz een zeilmakerij voorzover voor­komend in categorie 3A van de van deze voorschriften deel uitmalende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

5.

Ter plaatse van de aanduiding GD4d: tevens detailhandel;

 

6.

Ter plaatse van de aanduiding GDh: tevens horecabedrijven, voorzover voorkomend in de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten;

 

7.

Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep;

b.

Op de verdieping:

 

1.

Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

c.

Gebouwen;

d.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

e.

Tuinen, erven en paden;

f.

Parkeer- en groenvoorzieningen.

 

6.2.

Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden:

 

a.

Ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75m²;

 

b.

De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

 

c.

De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting en/of horeca betreffen;

 

d.

De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het Inrichtin­gen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619);

 

e.

De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;

 

f.

Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteit(en).

 

6.3. Bouwvoorschriften

6.3.1

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

b.

De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

 

c.

De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

 

d.

Voor zover slechts de goothoogte is gegeven mag het hoofdgebouw worden verhoogd tot maximaal 4 m boven de aangegeven goothoogte, met dien verstande dat het bouwdeel boven de maximaal toegestane goothoogte ten minste twee schuine dakvlakken heeft.

 

 

6.3.2

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De aan- en uitbouwen en de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen het, met de nadere aanduiding op de kaart aangegeven, gebied te bebouwen erf worden gebouwd;

 

b.

De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 40 bedragen, met inachtneming van de volgende bepaling:

 

 

-

De oppervlakte van het te bebouwen erf dat onbebouwd en onoverdekt is dient ten minste 60% te bedragen;

 

c.

De bouwhoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bouwlaag van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

 

d.

De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;

 

e.

De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen.

 

 

6.3.3

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

 

a.

De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 m  mag bedragen;

 

b.

De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

6.4. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.

Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b.

Een goede woonsituatie;

c.

De verkeersveiligheid;

d.

De sociale veiligheid;

e.

De milieusituatie;

f.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.5. Vrijstelling van de bouwvoorschriften

6.5.1

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

 

a.

Het bepaalde in lid 6.3.2 onder b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot 60 , met inachtneming van de volgende bepaling:

 

 

-

De oppervlakte van het te bebouwen erf dat onbebouwd en onoverdekt is dient ten minste 75% te bedragen;

 

b.

Het bepaalde in artikel 6.2. onder d en een activiteit toestaan waarvoor een mel­dingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieu­beheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende "Lijst na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-verbonden beroep";

 

c.

Het bepaalde in artikel 6.2. onder f en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover het medische beroepen betreft.

6.5.2

De in lid 6.5.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

a.

Het straat- en bebouwingsbeeld;

 

b.

De woonsituatie;

 

c.

De verkeersveiligheid;

 

d.

De sociale veiligheid;

 

e.

De milieusituatie;

 

f.

De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.

 

6.6. Gebruiksvoorschriften

6.6.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

 

6.6.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.6.1, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

 

b.

Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie of een seksinrichting.

 

 

6.6.3

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

6.6.4

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6.1 onder a6 om:

 

a.

Horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 6.1 onder a6 is aangeven, voorzover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;

 

b.

Horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voorzover betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.

 

 

6.6.5

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6.1 onder a4 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die:

 

a.

Zijn genoemd in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorie 3A; èn

 

b.

Naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de van deze voorschriften deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder ten hoogste categorie 2;

 

mits het geen geluidzoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen betreft.

 

 

6.6.6

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6.1 onder a4 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in de van deze voorschriften deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, voorzover de betrokken bedrijven naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de van deze voorschriften deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie 1 en 2, mits het geen geluidzoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen betreft.

 

 

6.7. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 6.6.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.