Inhoud
voorschriften
|
|
||
|
Blz. |
||
1.
|
Inleidende
bepalingen
|
87
|
|
|
Artikel
1 |
Begripsbepalingen |
87 |
|
Artikel
2 |
Wijze
van meten |
92 |
|
|
|
|
2.
|
Bestemmingsbepalingen
|
93
|
|
|
Artikel
3 |
Woondoeleinden (W) |
93 |
|
Artikel
4 |
Maatschappelijke
doeleinden (M) |
97 |
|
Artikel
5 |
Gemengde
doeleinden 2 (GD2) |
99 |
|
Artikel
6 |
Kantoren (K) |
102 |
|
Artikel
7 |
Kantoren
en Maatschappelijke doeleinden (KM) |
104 |
|
Artikel
8 |
Bedrijfsdoeleinden
(B) |
106 |
|
Artikel
9 |
Sportdoeleinden (S) |
108 |
|
Artikel
10 |
Groenvoorzieningen (G) |
109 |
|
Artikel
11 |
Water (WA) |
111 |
|
Artikel
12 |
Verkeersdoeleinden (V) |
112 |
|
Artikel
13 |
Verkeer-
en Verblijfsdoeleinden (V V) |
114 |
|
Artikel
14 |
Waterstaatsdoeleinden
(dubbelbestemming) |
116 |
|
Artikel
15 |
Leidingenstrook
(dubbelbestemming) |
117 |
|
|
|
|
3.
|
Overige
bepalingen
|
119
|
|
|
Artikel
16 |
Anti-dubbeltelbepaling |
119 |
|
Artikel
17 |
Bestaande
afstanden en andere maten |
120 |
|
Artikel
18 |
Algemene
vrijstellingsbevoegdheid |
121 |
|
Artikel
19 |
Algemene
wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen |
122 |
|
Artikel
20 |
Algemeen
procedurevoorschrift |
123 |
|
Artikel
21 |
Overgangsbepalingen |
124 |
|
Artikel
22 |
Slotbepaling |
125 |
|
|
|
|
|
Bijlagen
|
|
|
|
1 |
Staat
van bedrijfsactiviteiten |
|
|
2 |
Staat
van horeca-activiteiten |
|
|
3 |
Staat
van na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis
verbonden beroep |
|
|
|
|
Hoofdstuk
1 Inleidende bepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder: |
|||
1. |
Het plan: |
||
|
Het bestemmingsplan Fokkesteeg-Merwestein van de
gemeente Nieuwegein. |
||
|
|
||
2. |
De kaart: |
||
|
De kaart van het bestemmingsplan
Fokkesteeg-Merwestein bestaande uit de kaarten SRO-Fo-BPL-00013,
SRO-Fo-BPL-00015, SRO-Fo-BPL-00017, SRO-Fo-BPL-00019, SRO-Fo-BPL-00021 en
SRO-Fo-BPL-00025. |
||
|
|
||
3. |
Aan huis verbonden beroep: |
||
|
Het beroepsmatig verlenen
van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid op kleine
schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie
behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke en visuele
uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. |
||
|
|
||
4. |
Aanbouw: |
||
|
De toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan
een hoofdgebouw. |
||
|
|
||
5. |
Ambachtelijk bedrijf: |
||
|
Een bedrijf, dat is gericht op het overwegend
door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen. |
||
|
|
||
7. |
Bebouwing: |
||
|
Één of meerdere gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde |
||
|
|
||
8. |
Bebouwingspercentage: |
||
|
Een in de voorschriften aangegeven percentage,
dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. |
||
|
|
||
9. |
Bedrijfswoning: |
||
|
Een woning in of bij een gebouw of op een
terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon,
wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein
noodzakelijk is. |
||
|
|
||
10. |
Besluit geluidhinder: |
||
|
Besluit van 20 oktober 2006, houdende regels ter
uitvoering van de Wet geluidhinder. |
||
|
|
||
11. |
Bestaand: |
||
|
- |
Bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het
tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag
worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; |
|
|
- |
Bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het
tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen. |
|
|
|
||
12. |
Bestemmingsgrens: |
||
|
Een op de kaart aangegeven lijn, die de grens
vormt van een bestemmingsvlak. |
||
|
|
||
13. |
Bestemmingsvlak: |
||
|
Een op de kaart aangegeven vlak met een zelfde
bestemming. |
||
|
|
||
|
|
||
14. |
Bijgebouw: |
||
|
Een gebouw, behorende bij een op hetzelfde
bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan
en vrijstaat van dat (hoofd)gebouw. |
||
|
|
||
15. |
Bouwgrens: |
||
|
Een op de kaart aangegeven lijn, die de grens
vormt van een bouwvlak. |
||
|
|
||
16. |
Bouwlaag: |
||
|
Een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke
of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks
met uitsluiting van onderbouw en zolder |
||
|
|
||
17. |
Bouwperceel: |
||
|
Een aaneengesloten stuk grond, waar krachtens het
plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan. |
||
|
|
||
18. |
Bouwperceelgrens: |
||
|
Een grens van een bouwperceel. |
||
|
|
||
19. |
Bouwvlak: |
||
|
Een op de kaart door bouwgrenzen omsloten vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten. |
||
|
|
||
20. |
Bouwwerk: |
||
|
Elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt
in of op de grond. |
||
|
|
||
21. |
Bruto vloeroppervlak: |
||
|
Tot het bruto vloeroppervlak behoort het totale
vloeroppervlak binnen een gebouw tussen de buitenzijde van de gevels minus
het oppervlak voor vides en technische ruimten. |
||
|
|
||
22. |
Carport: |
||
|
Een overdekte stallinggelegenheid voor auto’s,
met niet meer dan twee wanden. |
||
|
|
||
23. |
Cateringbedrijf: |
||
|
Een bedrijf dat ter plaatse maaltijden bereid en
vervolgens deze maaltijden bezorgt aan de afnemer, waarbij uitstalling en
verkoop ter plaatse niet is toegestaan. |
||
|
|
||
24. |
Consumentenvuurwerk: |
||
|
Vuurwerk voor particulier gebruik als bedoeld in
het Vuurwerkbesluit (Stb.2002, 33, laatst gewijzigd Stb. 2004, 26). |
||
|
|
||
25. |
Detailhandel: |
||
|
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen
aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders
dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. |
||
|
|
||
26. |
Detailhandel in volumineuze goederen: |
||
|
Detailhandel die vanwege de omvang van de
gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals
de verkoop van auto´s, boten, caravans, tuinartikelen, grove bouwmaterialen,
keukens en sanitair. |
||
|
|
||
27. |
Dienstverlening: |
||
|
Het verlenen van economische en maatschappelijke
diensten aan derden. |
||
|
|
||
28. |
Garagebox: |
||
|
Een niet voor bewoning of andere doeleinden
bestemd gebouw, dat door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend
geschikt is als stalling van voertuigen. |
||
|
|
||
29. |
Gebouw: |
||
|
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; |
||
|
|
||
30. |
Geluidbelasting in dB(A) vanwege een
industrieterrein: |
||
|
De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau
dB8A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen
op een industrieterrein. |
||
|
|
||
31. |
Geluidbelasting in dB: |
||
|
De geluidbelasting in Lden op een
bepaalde plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00 – 19.00 uur,
van 19.00 – 07.00 uur en van 23.00 – 07.00 uur van een jaar. |
||
|
|
||
32. |
Geluidgevoelige bestemmingen: |
||
|
Woningen of andere geluidgevoelige gebouwen zoals
bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder. |
||
|
|
||
33. |
Geluidzoneringsplichtige inrichting: |
||
|
Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder
rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden
vastgesteld. |
||
|
|
||
34. |
Groothandel: |
||
|
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen
en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel aan
personen die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden. |
||
|
|
||
35. |
Maximale ontheffingswaarde of hogere grenswaarde: |
||
|
De ten hoogste toelaatbare waarde voor de
geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een
concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q.
het Besluit geluidhinder. |
||
|
|
||
36. |
Hoofdgebouw: |
||
|
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het
belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt. |
||
|
|
||
37. |
Horecabedrijf: |
||
|
Onder horecabedrijf wordt
verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar,
discotheek of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt
verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie
worden bereid of verstrekt. |
||
|
|
||
38. |
Kantoor: |
||
|
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van
administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het
doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de
aard en daarmee gelijk te stellen instellingen. |
||
|
|
||
39. |
Landschapswaarde: |
||
|
De aan een gebied toegekende waarde, wat betreft
het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door
de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding
van niet-levende en levende natuur. |
||
|
|
||
|
|
||
40. |
Maatschappelijke doeleinden: |
||
|
Het openbaar bestuur, medische-, sociale,
culturele, educatieve, levensbeschouwelijke en daarmee gelijk te stellen
voorzieningen. |
||
|
|
||
41. |
Natuurwaarde: |
||
|
De aan een gebied toegekende waarde in verband
met de aanwezige flora en/of fauna. |
||
|
|
||
42. |
Nutsvoorzieningen: |
||
|
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut,
zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers,
bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van
(ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor
telecommunicatie. |
||
|
|
||
43. |
Overkapping: |
||
|
Een
bouwwerk, geen gebouw zijnde en voorzien van een gesloten dak. |
||
|
|
||
44. |
Peil: |
||
|
a. |
Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de
hoofdtoegang direct aan de weg grenst: |
|
|
|
- |
De hoogte van de weg ter plaatse van die
hoofdtoegang; |
|
b. |
In andere gevallen:. |
|
|
|
- |
De gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld; |
|
c. |
Indien in of op het water wordt gebouwd: |
|
|
|
- |
Het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander
plaatselijk aan te houden waterpeil). |
|
|
||
45. |
Prostitutie: |
||
|
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. |
||
|
|
||
46. |
Risicovolle inrichting: |
||
|
Inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het
Besluit externe veiligheid inrichtingen. |
||
|
|
||
47. |
Seksinrichting: |
||
|
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht. |
||
|
|
||
48. |
Uitbouw: |
||
|
De toevoeging aan een woning voor de vergroting
van een bestaande ruimte. |
||
|
|
||
49. |
Verblijfsmiddelen |
||
|
Voor verblijf
geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken –
voer- en vaartuigen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies,
alsmede tenten; een en ander voor zover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen
zijnde. |
||
|
|
||
50. |
Verkooppunt voor motorbrandstoffen |
||
|
Detailhandel in motorbrandstoffen, uitgezonderd
de verkoop van LPG, met bijbehorende voorzieningen zoals een kiosk en
wasstraat. |
||
|
|
||
51. |
Voorkeurgrenswaarde: |
||
|
De maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals
deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het
Besluit geluidhinder. |
||
|
|
||
|
|
||
52. |
Wet geluidhinder: |
||
|
Wet van 16 februari 1979, houdende regels inzake
het voorkomen of beperken van geluidhinder. |
||
|
|
||
53. |
Woning: |
||
|
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de
huisvesting van één afzonderlijk huishouden; |
||
|
|
||
54. |
Woonvloeroppervlak: |
||
|
De totale oppervlakte van alle op een bouwperceel
aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienst van de toegestane
functie. |
||
|
|
Bij toepassing van de voorschriften wordt als
volgt gemeten: |
|
1. |
De goothoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot,
c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel. |
|
|
2. |
De inhoud van een bouwwerk: |
|
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen. |
|
|
3. |
De bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk
te stellen bouwonderdelen. |
|
|
4. |
De oppervlakte van een bouwwerk; |
|
De oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk; |
|
|
5. |
Hoogte van de eerste bouwlaag: |
|
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de
afgewerkte vloer van de eerste verdieping |
|
|
Hoofdstuk
2 Bestemmingsbepalingen
3.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor woondoeleinden (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Wonen, al dan niet in combinatie met de
uitoefening van aan-huis-verbonden beroep; |
Alsmede voor: |
|
b. |
Ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” een
doorgang voor verkeer; |
c. |
Complexgewijze of solitaire garageboxen, ter plaatse van
de nadere aanduiding daartoe op de plankaart; |
d. |
Bergingen en
entreeportalen ter plaatse van de nadere aanduiding op de plankaart. |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
e. |
Hoofdgebouwen; |
f. |
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen; |
g. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
h. |
Parkeervoorzieningen; |
i. |
Tuinen, erven en paden. |
3.2. |
Ten aanzien van de uitoefening van een
aan-huis-verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden: |
|
|
a. |
Ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep mag
niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een
maximum van |
|
b. |
De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten
aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de
woning en de woonomgeving; |
|
c. |
De activiteiten mogen geen detailhandel,
seksinrichting en/of horeca betreffen; |
|
d. |
De activiteiten mogen
niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004,
619); |
|
e. |
De activiteiten mogen geen nadelige invloed
hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige
parkeerdruk veroorzaken; |
|
f. |
Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1
bewoner en de uitgeoefende activiteit(en). |
|
||
3.2.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in artikel 3.2 onder d en een
activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst
gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorie 1
en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel
uitmakende Staat van na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader
van een aan huis verbonden beroep; |
|
b. |
Het bepaalde in artikel 3.2. onder f en een aan
huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten
minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover het medische
beroepen betreft. |
3.3. Bouwvoorschriften |
||||
3.3.1 |
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen: |
|||
|
a. |
Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een
bouwvlak worden gebouwd; |
||
|
b. |
De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
||
|
c. |
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
||
|
d. |
Voor zover slechts de goothoogte van een
hoofdgebouw op de kaart is aangegeven mag het hoofdgebouw worden verhoogd tot
maximaal |
||
|
|
|||
3.3.2 |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen: |
|||
|
a. |
De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden die op
de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven” worden gebouwd; |
||
|
b. |
De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en
uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan |
||
|
|
- |
Ten minste 60 % van de gronden die op de kaart
zijn aangeduid als “te bebouwen erven” dient onbebouwd en onoverdekt te
blijven; |
|
|
c. |
De diepte van aan- en uitbouwen ten opzichte van
het hoofdgebouw mag ten hoogste |
||
|
d. |
De goothoogte van een aan- en uitbouw mag niet
meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; |
||
|
e. |
De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan
|
||
|
f. |
De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan
|
||
|
g. |
De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan |
||
|
h. |
De bouwhoogte van een complexgewijs gebouwde
en/of solitair gebouwde garagebox mag niet meer bedragen dan |
||
|
i. |
De oppervlakte van een complexgewijs gebouwde
en/of solitair gebouwde garagebox mag niet meer bedragen dan |
||
|
|
|||
3.3.3 |
In
afwijking van het bepaalde in lid 3.3.2 gelden voor het bouwen van gebouwen
in voortuinen de volgende bepalingen: |
|||
|
a. |
Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op de
gronden met de aanduiding (g) of (b); |
||
|
b. |
Op de gronden met de aanduiding (g) mogen
uitsluitend garages en entreeportalen worden gebouwd, met dien verstande dat: |
||
|
|
1. |
de gezamenlijke oppervlakte van garages/entreeportalen
niet meer dan |
|
|
|
2. |
de goothoogte van een garage/entreeportaal niet
meer dan 2,5 m mag bedragen; |
|
|
c. |
Op
de gronden met de aanduiding (b) mogen uitsluitend bergingen en
entreeportalen worden gebouwd, met dien verstande dat: |
||
|
|
1. |
de gezamenlijke oppervlakte van
bergingen/entreeportalen niet meer dan |
|
|
|
2. |
de goothoogte van een berging/entreeportaal niet
meer dan |
|
|
|
3. |
indien de onbebouwde ruimte tussen een
vrijstaande berging en het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan |
|
|
d. |
In
afwijking van het bepaalde onder c1 en c3 mogen ter plaatse van de aanduiding
(b) 100% de gronden volledig worden bebouwd met bergingen en entreeportalen. |
||
|
|
|||
|
|
|||
3.3.4 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|||
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
||
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
||
3.4. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Een goede woonsituatie; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De milieusituatie; |
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden; |
3.5. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
3.5.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 3.3.1 onder a en toegestaan
dat entreeportalen met een maximaal oppervlakte van |
|
b. |
Het bepaalde in lid 3.3.1 onder a en toestaan
erkers over ten hoogste 3/5 van de weg naar de toegekeerde gevel en zijgevel
van het hoofdgebouw mogen worden opgericht met een maximale diepte van |
|
c. |
Het bepaalde in lid 3.3.2 onder a en toestaan dat
carports worden opgericht met een maximale oppervlakte van |
|
d. |
Het bepaalde in lid 3.3.2 onder b en toestaan dat
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen bij een hoofdgebouw per te bebouwen erf maximaal |
|
|
|
3.5.2 |
De in lid 3.5.1 genoemde vrijstellingen kunnen
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
De woonsituatie; |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
d. |
De sociale veiligheid. |
|
e. |
De milieusituatie; |
|
f. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden
en gebouwen; |
|
g. |
De bezonningssituatie op de aangrenzende gronden
en gebouwen. |
3.6. Gebruiksvoorschriften |
||
3.6.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en). |
|
|
|
|
3.6.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 3.6.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor
bewoning; |
|
b. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van
een seksinrichting; |
|
c. |
Het gebruik van complexgewijze of solitaire garageboxen voor
bedrijfsmatige activiteiten; |
|
d. |
Onbebouwde gronden te gebruiken of te laten
gebruiken voor de stalling van kampeer- en verblijfsmiddelen. |
3.6.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 3.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
3.7. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 3.6.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
4. Maatschappelijke doeleinden (M)
4.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor maatschappelijke
doeleinden (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Maatschappelijke doeleinden; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
b. |
Gebouwen; |
c. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
d. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven,
paden, parkeer- en groenvoorzieningen. |
4.2. Bouwvoorschriften |
||
4.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen
gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak
worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan op
de kaart is aangegeven; |
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het
op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien
geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen
het bouwvlak geheel worden bebouwd; |
|
e. |
De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan
|
|
|
|
4.2.2 |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden die op
de kaart zijn aangeduid als “te bebouwen erven” worden gebouwd; |
|
b. |
De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en
uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan |
|
d. |
De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan
|
|
e. |
De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan
|
|
|
|
4.2.3 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en
geen overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
ten hoogste |
|
b. |
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer dan |
4.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Een goede woonsituatie; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De milieusituatie; |
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden; |
4.4. Gebruiksvoorschriften |
|
4.4.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
4.4.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 4.4.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de
gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting. |
|
|
4.4.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 4.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
4.5. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 4.4.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
5. Gemengde doeleinden 2 (GD2)
5.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor gemende doeleinden 2
(GD2) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Op de begane grond en onder peil: |
|
|
1. |
Detailhandel; |
|
2. |
Dienstverlening; |
|
3. |
Horeca in de categorieën 1 en 2 van de van deze
voorschriften deel uitmakende staat van horeca-activiteiten; |
|
4. |
Ambachtelijke bedrijven; |
|
5. |
Maatschappelijke doeleinden; |
b. |
Op de verdieping: |
|
|
1. |
Wonen, al dan niet in combinatie met de
uitoefening van aan-huis-verbonden beroep; |
Alsmede voor: |
||
c. |
Een onderdoorgang, ter plaatse van de nadere
aanduiding daartoe op de plankaart; |
|
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
c. |
Gebouwen; |
|
d. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
e. |
Tuinen, erven en paden; |
|
f. |
Parkeer- en groenvoorzieningen. |
5.2. |
Ten aanzien van de uitoefening van een aan huis
verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden: |
|
|
a. |
Ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep mag
niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een
maximum van 75m²; |
|
b. |
De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten
aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de
woning en de woonomgeving; |
|
c. |
De activiteiten mogen geen detailhandel,
seksinrichting en/of horeca betreffen; |
|
d. |
De activiteiten mogen
niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004,
619); |
|
e. |
De activiteiten mogen geen nadelige invloed
hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige
parkeerdruk veroorzaken; |
|
f. |
Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner
en de uitgeoefende activiteit(en). |
|
||
5.2.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in artikel 5.2. onder d en een
activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst
gewijzigd Stb. 2004, 619), voorzover het bedrijven betreft uit de categorie 1
en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel
uitmakende Staat van na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader
van een aan huis verbonden beroep; |
|
b. |
Het bepaalde in artikel 5.2. onder f en een aan
huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten
minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voorzover het medische
beroepen betreft. |
5.3. Bouwvoorschriften |
||
5.3.1 |
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen: |
|
|
a. |
Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een
bouwvlak worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven. |
|
|
|
5.3.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
ten hoogste |
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
5.4. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Een goede woonsituatie; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De milieusituatie; |
f. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
5.5. Gebruiksvoorschriften |
||
5.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
|
|
5.5.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 5.5.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor
bewoning; |
|
b. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van een seksinrichting. |
|
|
|
5.5.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 5.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
5.5.4 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 5.1 onder a3 om: |
|
|
a. |
Horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger
dan in lid 5.1 onder a3 is aangegeven, voorzover het betrokken horecabedrijf
naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de
bijzondere maargevend milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de
categorie 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten; |
|
b. |
Horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat
van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken horecabedrijf
naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de
bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de
categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten. |
5.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 5.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
6. Kantoren (K)
6.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor kantoren (K) aangewezen
gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Kantoren, al dan niet in combinatie met aan de
kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening met uitzondering van
risicovolle inrichtingen; |
Alsmede voor: |
|
b. |
Een parkeerkelder ter plaatse van de nadere
aanduiding daartoe op de plankaart; |
c. |
Ter plaatse van de nadere aanduiding is een `onderdoorgang´ toegestaan; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
d. |
Gebouwen, uitgezonderd dienstwoningen; |
e. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
f. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven,
paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen. |
6.2. Bouwvoorschriften |
||
6.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen: |
|
|
a. |
Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak
worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de plankaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het
op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien
geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen
het bouwvlak geheel worden bebouwd. |
|
|
|
6.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag
ten hoogste |
|
b. |
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer dan |
6.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Sociale veiligheid; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De milieusituatie; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
6.4. Gebruiksvoorschriften |
||
6.4.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
|
|
6.4.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 6.4.1 wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van detailhandel; |
|
b. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van een seksinrichting; |
|
|
|
6.4.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 6.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
6.5. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 6.4.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
7. Kantoren en Maatschappelijke
doeleinden (KM)
7. 1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor Kantoren en
Maatschappelijke doeleinden (KM) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Kantoren; |
b. |
Maatschappelijke doeleinden; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
c. |
Gebouwen, uitgezonderd dienstwoningen; |
d. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
e. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals verkeers- en
verblijfsgebieden; |
f. |
Parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen. |
7.2. Bouwvoorschriften |
||
7.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen: |
|
|
a. |
Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak
worden gebouwd; |
|
b. |
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen
dan op de kaart is aangegeven. |
|
|
|
7.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
7.3. Nadere eisen |
||
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
||
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
Een goede milieusituatie; |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
d. |
Sociale veiligheid; |
|
e. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
|
|
|
|
7.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
7.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen
van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 7.2.1 onder a en toegestaan
dat een gebouw tot maximaal |
|
|
|
7.4.2 |
De in lid 7.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts
worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
De milieusituatie; |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
d. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
7.5. Gebruiksvoorschriften |
||
7.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
|
|
7.5.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 7.5.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van een seksinrichting; |
|
b. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van detailhandel. |
|
|
|
7.5.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 7.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
7.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 7.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
8. Bedrijfsdoeleinden (B)
8. 1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor bedrijfsdoeleinden (B)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Ter plaatse van de aanduiding B(3A) voor bedrijfsactiviteiten
in de categorieën 1 tot en met 3A van de van deze voorschriften deel
uitmakende staat van bedrijfsactiviteiten; |
b. |
Ter plaatse van de aanduiding B(3B)zf voor
bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 tot en met 3B van de van deze
voorschriften deel uitmakende staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede voor
zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken; |
c. |
Dienstverlening; |
d. |
Ambachtelijke bedrijven; |
Met dien verstande dat bedrijfswoningen,
geluidshinderlijke inrichtingen en risicovolle inrichtingen, met uitzondering
van zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken, niet zijn toegestaan; |
|
Alsmede voor: |
|
e. |
Een verkooppunt voor motorbrandstoffen, ter
plaatse van de aanduiding daartoe op de plankaart, mits de
verkoopvloeroppervlak ten behoeve van detailhandel niet meer bedraagt dan |
f. |
Een overkapping, ter plaatse van de nadere
aanduiding daartoe op de plankaart; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
g. |
Gebouwen; |
h. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
i. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven,
paden, parkeer- en groenvoorzieningen; |
8.2. Bouwvoorschriften |
||
8.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen: |
|
|
a. |
Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak
worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven; |
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot het
op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien
geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen
het bouwvlak geheel worden bebouwd. |
|
|
|
8.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
|
b. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
|
c. |
In afwijking van het bepaalde onder b mag de
bouwhoogte van een overkapping ten behoeve van een verkooppunt voor
motorbrandstoffen ten hoogste |
8.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
b. |
Een goede milieusituatie; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
Sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
8.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
8.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 8.2.1 onder a en toegestaan
dat een gebouw tot maximaal |
|
|
|
8.4.2 |
De in lid 8.4.1 genoemde vrijstelling kan slechts
worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
De milieusituatie; |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
|
d. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
8.5. Gebruiksvoorschriften |
|||
8.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
||
|
|
||
8.5.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 8.5.1, wordt in ieder geval gerekend: |
||
|
a. |
Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve
van zelfstandige kantoren. |
|
|
|
||
8.5.3 |
Burgemeester en Wethouders kunnen, met
inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in
lid 8.1 onder a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die: |
||
|
a. |
Zijn genoemd in de van deze voorschriften deel
uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorie 3B; èn |
|
|
b. |
Naar aard en invloed op de omgeving gelijk te
stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de van deze voorschriften deel
uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder ten hoogste categorie 3A mits: |
|
|
|
- |
Het
geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen en/of risicovolle inrichtingen
betreft. |
|
|
||
8.5.4 |
Burgemeester en Wethouders kunnen, met
inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in
lid 8.1 onder a, respectievelijk b en toestaan dat tevens bedrijven worden
gevestigd die: |
||
|
a. |
Niet zijn genoemd in de van deze voorschriften
deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover de betrokken
bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met
bedrijven die zijn genoemd in de van deze voorschriften deeluitmakende staat
van bedrijfsactiviteiten onder categorie 3A, respectievelijk 3B mits: |
|
|
|
- |
Het
geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen en/of risicovolle inrichtingen
betreft. |
|
|
||
8.5.5 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 8.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
8.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 8.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
9. Sportdoeleinden (S)
9.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor sportdoeleinden (S)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Sportcomplex met de daarbij behorende
voorzieningen, zoals een kantine; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
b. |
Gebouwen; |
c. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
d. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, parkeer-
en groenvoorzieningen. |
9.2. Bouwvoorschriften |
||
9.2.1 |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
bepalingen: |
|
|
a. |
Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak
worden gebouwd; |
|
b. |
De goothoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de plankaart is aangegeven; |
|
c. |
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de plankaart is aangegeven; |
|
d. |
Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot
maximaal het op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden
bebouwd; indien geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven mag het
bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd; |
|
|
|
9.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag ten hoogste |
|
b. |
De bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste |
|
c. |
De bouwhoogte van andere masten mag ten hoogste |
|
d. |
De bouwhoogte van een waterglijbaan mag ten
hoogste |
|
e. |
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan |
9.3. Gebruiksvoorschriften |
||
9.3.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming. |
|
|
|
|
9.3.2 |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in lid 9.3.1, wordt in ieder geval gerekend: |
|
|
a. |
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten
behoeve van een seksinrichting. |
|
|
|
9.3.3 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 9.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
9.4. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 9.3.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
10. Groenvoorzieningen (G)
10.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor groenvoorzieningen (G)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Groenvoorzieningen; |
|
b. |
Een ecologische verbindingszone ter plaatse van
de nadere aanduiding Ge op de plankaart; |
|
Alsmede voor: |
||
c. |
Geluidwerende voorzieningen; |
|
d. |
Oeververbindingen (bruggen); |
|
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
e. |
Groenvoorzieningen, beplantingen |
|
f. |
Water, mits geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van; |
|
|
1. |
Het staat- en bebouwingsbeeld; |
|
2. |
De woonsituatie; |
|
3. |
De verkeersveiligheid; |
|
4. |
De sociale veiligheid; |
|
5. |
De milieusituatie; |
|
6. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden; |
g. |
Speelvoorzieningen; |
|
h. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
i. |
Bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en
paden. |
10.2. Bouwvoorschriften |
||
10.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
|
|
10.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste |
|
b. |
In afwijking van het bepaalde onder a mag de
bouwhoogte van lichtmasten en geluidwerende voorzieningen ten hoogste |
10.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
c. |
Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; |
d. |
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. |
10.4. Aanlegvoorschriften |
||
10.4.1 |
Het is verboden op of in de gronden met de
aanduiding Ge zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover
geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: |
|
|
a. |
Het afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem; |
|
b. |
Het aanleggen of verharden van wegen, paden,
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; |
|
c. |
Het aanbrengen van boven- of ondergrondse
transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband
houdende constructies, installaties of apparatuur; |
|
d. |
Het aanlegen van waterlopen, sloten en andere
waterwegen. |
|
e. |
Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere
diepte dan |
|
|
|
10.4.2 |
Het verbod als bedoeld in lid 10.4.1 is niet van
toepassing op werken of werkzaamheden die: |
|
|
a. |
Betrekking hebben op het aanbrengen van
oppervlakteverhardingen met een oppervlakte kleiner dan |
|
b. |
Normaal onderhoud en beheer ten dienste van de
bestemming betreffen; |
|
c. |
Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan; |
|
d. |
Reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een
verleende vergunning. |
|
|
|
10.4.3 |
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid
10.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de betekenis van de gronden
als ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt of kan worden
aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel daarvan niet onevenredig
worden of kunnen worden verkleind. |
10.5. Gebruiksvoorschriften |
|
10.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming (en). |
|
|
10.5.2 |
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 10.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
10.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 10.4.1 en lid
10.5.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet
op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
11. Water (WA)
11.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor water (WA) aangewezen
gronden zijn bestemd voor: |
|
a. |
Waterberging; |
b. |
Waterhuishouding; |
c. |
Watergangen; |
d. |
Waterlopen en waterpartijen; |
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
|
e. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
f. |
Taluds, oevers en onderhoudsstroken; |
g. |
Kruisingen en overbruggingen ten behoeve van
verkeersdoeleinden. |
11.2. Bouwvoorschriften |
|
11.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
11.2.2 |
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste |
11.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
De woonsituatie; |
b. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. |
11.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
11.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 11.2.2 en toestaan dat een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, wordt gebouwd met een maximale bouwhoogte van |
|
|
|
|
11.4.2 |
De in lid 11.4.1 genoemde vrijstellingen kunnen
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
de woonsituatie; |
|
c. |
de verkeersveiligheid; |
|
d. |
de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
|
e. |
waterstaatsbelangen |
|
f. |
De ingevolge de bestemming gegeven
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. |
|
En er vooraf
schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder. |
11.5. Gebruiksvoorschriften |
|
11.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en). |
|
|
11.5.2 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 11.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
11.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 11.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
12. Verkeersdoeleinden (V)
12.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor verkeersdoeleinden (V)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Wegen met ten hoogste 2x3 doorgaande rijstroken, exclusief
opstelstroken en busstroken (stadsautoweg); |
|
b. |
Wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook,
exclusief opstelstroken en busstroken (wijk- en buurtweg); |
|
c. |
Straten en paden; |
|
d. |
Voet- en fietspaden; |
|
e. |
Oeververbindingen; |
|
f. |
Bruggen; |
|
g. |
Geluidwerende voorzieningen; |
|
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
h. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
i. |
Parkeervoorzieningen; |
|
j. |
Groenvoorzieningen; |
|
k. |
Water, mits geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van: |
|
|
1. |
Het staat- en bebouwingsbeeld; |
|
2. |
De woonsituatie; |
|
3. |
De verkeersveiligheid; |
|
4. |
De sociale veiligheid; |
|
5. |
De milieusituatie; |
|
6. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
12.2. Bouwvoorschriften |
||
12.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
|
|
12.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste |
|
b. |
In afwijking van het bepaalde onder a mag de
bouwhoogte van lichtmasten en
geluidswerende voorzieningen ten hoogste |
12.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
De woonsituatie; |
b. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. |
12.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
12.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 12.2.2 onder a en een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale bouwhoogte van |
|
b. |
Het bepaalde in lid 12.2.2 onder b en lichtmasten
toestaan met een maximale bouwhoogte van |
|
|
|
12.4.2 |
De in lid 12.4.1 genoemde vrijstelling kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
de woonsituatie; |
|
c. |
de verkeersveiligheid; |
|
d. |
de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
12.5. Gebruiksvoorschriften |
|
12.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en). |
|
|
12.5.2 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 12.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
12.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 12.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
13.1. Bestemmingsomschrijving |
||
De op de plankaart voor verkeers- en
verblijfsdoeleinden (V V) aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||
a. |
Woonstraten; woonerven en pleinen; |
|
b. |
Voet- en fietspaden; |
|
c. |
(loop)Bruggen; |
|
Alsmede voor: |
||
d. |
Een voetgangersdek, ter plaatse van de nadere
aanduiding daartoe op de plankaart; |
|
e. |
Een overkapping, ter plaatse van de nadere
aanduiding daartoe op de plankaart; |
|
f. |
Een evenemententerrein, ter plaatse van de nadere
aanduiding daartoe op de plankaart; |
|
Ten dienste van en in verband met deze bestemming
zijn toegelaten: |
||
g. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
h. |
Verhardingen, waaronder parkeervoorzieningen; |
|
i. |
Groenvoorzieningen; |
|
j. |
Speelvoorzieningen; |
|
k. |
Water, mits geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van: |
|
|
1. |
Het staat- en bebouwingsbeeld; |
|
2. |
De woonsituatie; |
|
3. |
De verkeersveiligheid; |
|
4. |
De sociale veiligheid; |
|
5. |
De milieusituatie; |
|
6. |
De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
13.2. Bouwvoorschriften |
||
13.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
|
|
13.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen: |
|
|
a. |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste |
|
b. |
De bouwhoogte van het voetgangersdek mag ten
hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de direct
aangrenzende woningen; |
|
c. |
In afwijking van het bepaalde onder a mag de
bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste |
|
d. |
In afwijking van het bepaalde onder a mag de
bouwhoogte van een overkapping ten hoogste |
13.3. Nadere eisen |
|
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen
stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: |
|
a. |
De woonsituatie; |
b. |
Het straat- en bebouwingsbeeld; |
c. |
De verkeersveiligheid; |
d. |
De sociale veiligheid; |
e. |
De gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. |
13.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
13.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
|
|
a. |
Het bepaalde in lid 13.2.2 onder a en een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale bouwhoogte van |
|
|
|
13.4.2 |
De in lid 13.4.1. genoemde vrijstelling kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|
|
a. |
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
b. |
de woonsituatie; |
|
c. |
de verkeersveiligheid; |
|
d. |
de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende
gronden. |
13.5. Gebruiksvoorschriften |
|
13.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemming(en) |
|
|
13.5.2 |
Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 13.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
13.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 13.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
14. Waterstaatsdoeleinden
(dubbelbestemming)
14.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor waterstaatsdoeleinden
aangewezen gronden zijn primair bestemd voor: |
|
a. |
Waterberging; |
b. |
Waterhuishouding; |
c. |
Waterkering; |
d. |
Waterlopen; |
En secundair voor de overige daaraan gegeven
bestemmingen. |
|
Ten dienste van en in verband met de primaire
bestemming zijn toegelaten: |
|
e. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
f. |
Duikers; |
g. |
Watergangen, waterlopen en, waterpartijen; |
h. |
Taluds, oevers en onderhoudsstroken; |
i. |
Kruisingen en overbruggingen ten behoeve van
verkeersdoeleinden. |
14.2. Voorschriften vanwege samenvallende
bestemmingen |
Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de
ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming
waterstaatsdoeleinden is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en
voorzover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering en/of waterloop,
verenigbaar is met het belang van de waterkering en/of waterloop. |
14.3. Bouwvoorschriften |
|
14.3.1 |
In afwijking van het bepaalde bij de andere
bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze
bestemming. |
|
|
14.3.2 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
14.3.3 |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste |
14.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
14.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 14.3.1 en 14.3.2 en toestaan dat ten behoeve
van de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits: |
|
|
- |
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de
waterstaatsbelangen; |
|
- |
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij
de beheerder van de waterloop. |
14.5. Gebruiksvoorschriften |
|
14.5.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemmingen. |
|
|
14.5.2 |
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 14.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
14.6. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 14.5.1 is een
economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de
Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Artikel
15. Leidingenstrook (dubbelbestemming)
15.1. Bestemmingsomschrijving |
|
De op de plankaart voor leidingenstrook
aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen
bestemmingen, tevens bestemd voor: |
|
a. |
Ondergrondse brandstofleiding(en); |
b. |
Ondergrondse hoofdwatertransportleiding(en); |
c. |
Ondergrondse stamrioolleiding(en); |
Ten dienste van en in verband met de primaire
bestemming zijn toegelaten: |
|
d. |
Bouwwerken, geen gebouw zijnde. |
15.2. Voorschriften vanwege samenvallende
bestemmingen |
Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de
ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming
leidingenstrook is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en voorzover
zulks, gehoord de beheerder van de leiding(en), verenigbaar is met het belang van de
leiding(en). |
15.3. Bouwvoorschriften |
||
15.3.1 |
In afwijking van het bepaalde bij de andere
bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze
bestemming. |
|
|
||
15.3.2 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
|
|
|
|
15.3.3 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, geldt de volgende bepaling: |
|
|
- |
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste |
15.4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften |
||
15.4.1 |
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 15.3.1 en 15.3.2 en toestaan dat ten behoeve
van de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits: |
|
|
- |
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het
doelmatig functioneren van de leiding; |
|
- |
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij
de beheerder van de betreffende leiding(en). |
15.5. Aanlegvoorschriften |
||
15.5.1 |
Het is verboden op of in de gronden met de
bestemming Leidingenstrook zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende
werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: |
|
|
a. |
Het aanleggen van wegen, paden, banen en andere
oppervlakteverhardingen; |
|
b. |
Het aanbrengen van het huidige maaiveldniveau
door bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; |
|
c. |
Het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of
bomen; |
|
d. |
Het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een
of andere wijze indrijven van voorwerpen; |
|
e. |
Diepploegen; |
|
f. |
Het aanleggen van andere kabels en leidingen dan
in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies; |
|
g. |
Het aanleggen van watergangen of het vergraven,
verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen. |
|
||
15.5.2 |
Het verbod als bedoeld in 15.5.1 is niet van
toepassing op werken of werkzaamheden die: |
|
|
a. |
Betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; |
|
b. |
Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan; |
|
c. |
Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende vergunning. |
|
||
15.5.3 |
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 15.5.1
zijn slechts toelaatbaar, mits: |
|
|
a. |
Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het
doelmatig functioneren van de leiding; |
|
b. |
Vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij
de betreffende leidingbeheerder. |
15.6. Gebruiksvoorschriften |
|
15.6.1 |
Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
gegeven bestemmingen. |
|
|
15.6.2 |
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in lid 15.6.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden
tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd. |
15.7. Strafbepaling |
Overtreding van het bepaalde in lid 15.5.1 en lid
15.6.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op
de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet. |
Hoofdstuk
3 Overige bepalingen
Artikel
16. Anti-dubbeltelbepaling
Gronden welke eenmaal in aanmerking zijn genomen
bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden
gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing. |
Artikel
17. Bestaande afstanden en andere maten
17.1. Indien afstanden
tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van
bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij
of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is
voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar
worden aangehouden. |
|
17.2. In die gevallen dat afstanden tot, en
bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten
van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde
bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van
het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II
is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal
toelaatbaar worden aangehouden. |
|
17.3. In
het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 17.1 en 17.2
uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats. |
Artikel
18. Algemene vrijstellingsbevoegdheid
18.1. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van: |
||
a. |
De bij recht in de voorschriften gegeven maten,
afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en
percentages; |
|
b. |
De bestemmingsbepalingen en toestaan dat het
beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in
geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit
daartoe aanleiding geeft; |
|
c. |
De bestemmingsbepalingen en toestaan dat
bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding
geeft; |
|
d. |
De bestemmingsbepalingen en toestaan dat
nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer,
telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken,
toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden
gebouwd, mits: De inhoud per gebouwtje ten hoogste |
|
e. |
De bestemmingsbepalingen ten aanzien van de
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste |
|
f. |
Het bepaalde ten aanzien van de maximale
(bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten
behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en
lichtkappen, mits: |
|
|
- |
De maximale oppervlakte van de vergroting ten
hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen; |
|
- |
De hoogte ten hoogste 1,25 maal de maximale
bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen. |
g. |
Het bepaalde ten aanzien van de maximale
(bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte op het dakvlak ten
behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftschachten en installaties,
mits: |
|
|
- |
De maximale oppervlakte van de vergroting ten
hoogste 10% van het betreffende dakvlak zal bedragen; |
|
- |
De maximale bouwhoogte
|
18.2. Vrijstelling wordt niet verleend indien
daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming
gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken |
Artikel
19. Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve
van overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het
plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: |
|
a. |
Overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover
dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of
bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein; |
b. |
Overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan
dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe
mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe
aanleiding geeft. |
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan |
Artikel
20. Algemeen procedurevoorschrift
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid,
zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende
procedureregels in acht te worden genomen: |
|
a. |
Het ontwerpbesluit tot wijziging ligt met
bijbehorende stukken gedurende 4 weken ter inzage; |
b. |
Burgemeester en wethouders maken deze
terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen,
die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze
bekend |
c. |
De bekendmaking houdt mededeling in van de
bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen; |
d. |
Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen
belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen naar
voren brengen tegen het ontwerpbesluit. |
Artikel
21. Overgangsbepalingen
21.1 Overgangsbepalingen ten aanzien van
bouwwerken |
|
Bouwwerken, welke ten tijde van de eerste
terinzagelegging van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden
gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning of gedane
melding en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de
bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot: |
|
a. |
Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
b. |
Na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning
geschiedt binnen 2 jaar na het tenietgaan. |
21.2 Vrijstellingsbepaling |
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in lid 21.1, dat de bestaande afwijkingen naar de
omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting
plaatsvindt van de inhoud van de in lid 21.1 toegelaten bouwwerken met ten
hoogste 10%. |
21.3 Overgangsbepaling ten aanzien van het
gebruik |
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond
ten tijde van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of
gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte
van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en
omvang niet wordt vergroot. |
21.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht |
|
21.4.1 |
Lid 21.1 is niet van toepassing op bouwwerken,
die weliswaar bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp
van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
|
|
21.4.2 |
Lid 21.3 is niet van toepassing op het gebruik
dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Artikel
22. Slotbepaling
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder
de titel: |
|
Voorschriften deel uitmakend van het
bestemmingsplan Fokkesteeg – Merwestein van de gemeente Nieuwegein |
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van |
||
……………………… |
||
|
||
De griffier, |
|
De voorzitter, |
………. |
|
………. |