6.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor
Centrumdoeleinden 3 (C3) aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 3, bestemd voor:
a.
Grootschalige
detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
b.
Detailhandel,
voor een bedrijfsvloeroppervlak van
c.
Wonen,
al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden
beroep, vanaf de tweede bouwlaag vanaf maaiveld, met dien verstande dat
toegangen en trappenhuizen en bij de woningen behorende bergingen overal zijn
toegestaan;
d.
Gebouwde
parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend vanaf
een verticale diepte van
e.
Verkeers- en verblijfsdoeleinden, waarbij geldt dat
ter plaatse van de aanduiding (o) en de aanduiding (ov)
de gronden tussen maaiveld en
f.
Waterberging;
Ten dienste van en in verband met
deze bestemming zijn toegelaten:
g.
Hoofdgebouwen;
h.
Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde;
i.
Bijbehorende
voorzieningen, zoals erven, ongebouwde parkeervoorzieningen, water en
groenvoorzieningen.
6.2. Regeling aan-huis-verbonden beroepen
6.2.1. Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden:
a.
Ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de
woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van
b. De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
c. De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;
d. De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168);
e. Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten.
6.2.2. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
a. Het bepaalde in artikel 6.2.1 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168), voor zover het bedrijven betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende "Lijst na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-verbonden beroep";
b. Het bepaalde in artikel 6.2.1 onder e en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voor zover het medische beroepen betreft.
6.3. Bouwvoorschriften
6.3.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak
worden gebouwd;
b. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer
bedragen dan op de kaart is aangegeven;
c. Voor
zover op de kaart tevens een hogere bouwhoogte met percentage is aangegeven
mag in afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid voor ten hoogste het
desbetreffende percentage van het bouwvlak tevens tot ten hoogste deze hogere
bouwhoogte worden gebouwd;
d. Ter
plaatse of binnen een afstand van
e. Ter
plaatse van de aanduiding (o) en de aanduiding (ov)
dienen de gronden tussen maaiveld en
f. Gebouwde
parkeervoorzieningen zijn uitsluitend overdekt toegestaan.
6.3.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende bepalingen:
a. De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste
b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
6.4. Nadere eisen windcomfort
Burgemeester en wethouders kunnen
nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met
een bouwhoogte van meer dan
a. Door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag wordt geschaad;
b. De bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden teruggebracht.
6.5. Vrijstellingsbevoegdheden
6.5.1. Burgemeester en wethouders kunnen voor de gronden ter plaatse van
de aanduiding (ov) vrijstelling verlenen van het
bepaalde in lid 6.1 onder e en lid 6.3.1 onder e en toestaan dat ook de
gronden tussen maaiveld en
6.5.2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling
verlenen van het bepaalde in artikel 6.3.1 onder f ten aanzien van het overdekt
parkeren om onoverdekt parkeren op daken van gebouwen toe te staan, voor zover
het desbetreffende gebouw een bouwhoogte heeft van ten minste
6.6. Gebruiksvoorschriften
6.6.1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten
gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).
6.6.2. Tot een gebruik, strijdig met de bestemming(en), zoals bedoeld in
lid 6.6.1, wordt in ieder geval gerekend:
a. De opslag van meer dan
6.6.3. Burgemeester en wethouders verlenen
vrijstelling van het bepaalde in lid 6.6.1, indien strikte toepassing daarvan
zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking
niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6.7. Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 6.6.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.