Afwijkende lay-out zo laten!!!

Artikel 6                  Centrumdoeleinden 3 (C3)

6.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Centrumdoeleinden 3 (C3) aangewezen gronden zijn, met inachtne­ming van het bepaalde in artikel 3, bestemd voor:

a.          Grootschalige detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

b.          Detailhandel, voor een bedrijfsvloeroppervlak van 750  per vestiging en een gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 1.500 ;

c.          Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, vanaf de tweede bouwlaag vanaf maaiveld, met dien verstande dat toegangen en trappen­huizen en bij de woningen behorende bergingen overal zijn toegestaan;

d.          Gebouwde parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend vanaf een verticale diepte van 4 m onder peil en hoger zijn toegestaan;

e.          Verkeers- en verblijfsdoeleinden, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding (o) en de aanduiding (ov) de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld in ieder geval zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden;

f.            Waterberging;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

g.          Hoofdgebouwen;

h.          Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

i.            Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, ongebouwde parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

 

6.2. Regeling aan-huis-verbonden beroepen

6.2.1.    Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de vol­gende voorwaarden:

a.     Ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 ;

b.     De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

c.     De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;

d.     De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het In­richtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168);

e.     Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activi­tei­ten.

 

6.2.2.    Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a.      Het bepaalde in artikel 6.2.1 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een mel­dingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieu­be­heer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168), voor zover het bedrij­ven be­treft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmaken­de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschrif­ten deel uitma­kende "Lijst na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-ver­bonden beroep";

b.      Het bepaalde in artikel 6.2.1 onder e en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voor zover het medische beroepen betreft.

 

6.3. Bouwvoorschriften

6.3.1.    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

            a.  Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

            b.  De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

            c.  Voor zover op de kaart tevens een hogere bouwhoogte met percentage is aangege­ven mag in afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid voor ten hoogste het desbetreffende percentage van het bouwvlak tevens tot ten hoogste deze hogere bouwhoogte worden gebouwd;

            d.  Ter plaatse of binnen een afstand van 10 m van de aanduiding "passage" dient een voor voetgangers toegankelijke doorgang te worden vrijgehouden met een breedte van ten minste 6 m en een hoogte van ten minste 6 m;

            e.  Ter plaatse van de aanduiding (o) en de aanduiding (ov) dienen de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld onbebouwd te blijven;

            f.   Gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend overdekt toegestaan.

 

6.3.2.    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

            a.  De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 m mag bedragen;

            b.  De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

6.4. Nadere eisen windcomfort

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 20 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat:

a.          Door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag wordt geschaad;

b.          De bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden terugge­bracht.

 

6.5.  Vrijstellingsbevoegdheden

6.5.1.    Burgemeester en wethouders kunnen voor de gronden ter plaatse van de aanduiding (ov) vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6.1 onder e en lid 6.3.1 onder e en toe­staan dat ook de gronden tussen maaiveld en 4,5 meter boven maaiveld worden be­bouwd, mits dit aanvaardbaar is voor de doorstroming van verkeer, de inpassing van kabels en leidingen en de gebruiksmogelijkheden van het aangrenzende verkeers- en verblijfsgebied.

 

6.5.2.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 6.3.1 onder f ten aanzien van het overdekt parkeren om onoverdekt parkeren op daken van gebouwen toe te staan, voor zover het desbetreffende gebouw een bouwhoogte heeft van ten minste 10 m gemeten vanaf maaiveld.

 

6.6. Gebruiksvoorschriften

6.6.1.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

6.6.2.    Tot een gebruik, strijdig met de bestemming(en), zoals bedoeld in lid 6.6.1, wordt in ieder geval gerekend:

            a.  De opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.

 

6.6.3.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige ge­bruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

6.7. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 6.6.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.