Afwijkende lay-out zo laten!!!

Artikel 5                  Centrumdoeleinden 2 (C2)

5.1. De op de plankaart voor Centrumdoeleinden 2 (C2) aangewezen gronden zijn, met in acht­neming van het bepaalde in artikel 3, bestemd voor:

a.     Detailhandel;

b.     Dienstverlening;

c.     Horeca in de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten;

d.     Ten hoogste drie horecabedrijven uit categorie 3 van de van deze voorschriften deel uit­makende Staat van Horeca-activiteiten, met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 3.000 ;

e.     Ambachtelijke bedrijven;

f.      Maatschappelijke doeleinden;

g.     Een bioscoop met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 3.500 ;

h.     Een speelautomatenhal met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 200 ;

i.      Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, vanaf de tweede bouwlaag vanaf maaiveld, met dien verstande dat toegangen en trappen­huizen en bij de woningen behorende bergingen overal zijn toegestaan;

j.      Gebouwde parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend zijn toe­gestaan:

        -    onder maaiveld tot een verticale diepte van ten hoogste 4 m onder peil;

        -    boven maaiveld vanaf een hoogte van 6 m, gemeten vanaf maaiveld;

k.     Verkeers- en verblijfsdoeleinden, waarbij geldt dat:

        -    ter plaatse van de aanduiding (ov) de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld in ieder geval zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden;

        -    ter plaatse van de aanduiding (pn) de gronden in ieder geval zijn bestemd voor een plein met een oppervlak van ten minste 1.900 ;

l.      Waterberging;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

m.    Hoofdgebouwen;

n.     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

o.     Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, ongebouwde parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

 

5.2. Regeling aan-huis-verbonden beroepen

5.2.1.    Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de vol­gende voorwaarden:

a.    Ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 ;

b.    De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

c.    De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;

d.    De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het In­richtin­gen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168);

e.    Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activi­tei­ten.

 

5.2.2.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a.    Het bepaalde in artikel 5.2.1 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een mel­dingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168), voor zover het bedrijven betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Be­drijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitma­kende "Lijst na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-ver­bonden beroep";

b.    Het bepaalde in artikel 5.2.1 onder e en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voor zover het medische beroepen betreft.

 


5.3. Bouwvoorschriften

5.3.1.    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

            a.  Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

            b.  De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

            c.  Ter plaatse of binnen een afstand van 10 m van de aanduiding "passage" dient een voor voetgangers toegankelijke doorgang te worden vrijgehouden met een breedte van ten minste 6 m en een hoogte van ten minste 6 m;

            d.  Ter plaatse van de aanduiding (ov) dienen de gronden tussen maaiveld en 4,5 m bo­ven maaiveld onbebouwd te blijven;

            e.  Ter plaatse van de aanduiding (pn) mogen op het plein gebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 , een maximum opper­vlakte per gebouw van 25  en een maximum bouwhoogte van 4 m.

            f.   Gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend overdekt toegestaan.

 

5.3.2.    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

            a.  De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 m mag bedragen;

            b.  De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

5.4. Nadere eisen windcomfort

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 20 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat:

a.          Door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag wordt geschaad;

b.          De bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden terugge­bracht.

 

5.5. Vrijstellingsbevoegdheden

5.5.1.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 5.3.1 onder f ten aanzien van het overdekt parkeren om onoverdekt parkeren op daken van gebouwen toe te staan, voor zover het desbetreffende gebouw een bouwhoogte heeft van ten minste 10 m gemeten vanaf maaiveld.

 

5.5.2.    Burgemeester en wethouders kunnen voor de gronden ter plaatse van de aanduiding (ov) vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5.1 onder k en lid 5.3.1 onder d entoestaan dat ook de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld worden bebouwd, mits dit aanvaardbaar is voor de doorstroming van verkeer, de inpassing van kabels en leidingen en de gebruiksmo­gelijkheden van het aangrenzende verkeers- en verblijfsgebied.

 

5.5.3.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5.3.2 onder b om ter plaatse van de aanduiding (pn) bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan met een maximale bouw­hoogte van 5 m.

 

5.5.4.    De in lid 5.5.3 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen oneven­re­dige aantasting plaatsvindt van de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmo­ge­lijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de verkeersveiligheid.

 

5.6. Gebruiksvoorschriften

5.6.1.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

5.6.2.    Tot een gebruik, strijdig met de bestemming(en), zoals bedoeld in lid 5.6.1, wordt in ieder geval gerekend:

            a.  Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

            b.  De opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.

 

5.6.3.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

5.7. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 5.6.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.