Afwijkende lay-out zo laten!!!

 

 

Inhoud van de voorschriften                                              

 

Hoofdstuk I      Inleidende bepalingen   blz.  3

Artikel 1                Begripsbepalingen  3

Artikel 2                Wijze van meten  7

Hoofdstuk II     Bestemmingsbepalingen   9

Artikel 3                Algemene bepaling in verband met de bestemmingen  9

Artikel 4                Centrumdoeleinden 1 (C1) 10

Artikel 5                Centrumdoeleinden 2 (C2) 13

Artikel 6                Centrumdoeleinden 3 (C3) 16

Artikel 7                Kantoren (K) 18

Artikel 8                Maatschappelijke doeleinden (M) 21

Artikel 9                Kantoren en Maatschappelijke doeleinden (KM) 23

Artikel 10               Woondoeleinden (W) 25

Artikel 11               Nutsdoeleinden (ND) 28

Artikel 12               Verkeersdoeleinden (V) 29

Artikel 13               Verkeers- en verblijfsdoeleinden (VV) 31

Artikel 14               Verkeersdoeleinden railverkeer (VR) 33

Artikel 15               Groenvoorzieningen (G) 35

Artikel 16               Water (WA) 36

Artikel 17               Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming) 38

Artikel 18               Geluidszone (dubbelbestemming) 39

Artikel 19               Leidingen (dubbelbestemming) 40

Hoofdstuk III    Overige bepalingen   43

Artikel 20               Anti-dubbeltelbepaling  43

Artikel 21               Bestaande afstanden en andere maten  43

Artikel 22               Aanvullende werking bouwverordening  43

Artikel 23               Algemene vrijstellingsbevoegdheden  44

Artikel 24               Algemene wijzigingsbevoegdheid  45

Artikel 25               Algemeen procedurevoorschrift 45

Artikel 26               Overgangsbepalingen  46

Artikel 27               Slotbepaling  46

 

 

 

Bijlagen:

1.          Staat van Bedrijfsactiviteiten.

2.          Staat van Horeca-activiteiten.

3.          Lijst na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-verbonden be­roep.

 

 

 


Hoofdstuk I                           Inleidende bepalingen

 

 

Artikel 1                  Begripsbepalingen

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

1.     Het plan:

        Het Bestemmingsplan Binnenstad van de gemeente Nieuwegein.

 

2.     De kaart:

        De kaart van het Bestemmingsplan Binnenstad bestaande uit 2 kaartbladen.

 

3.     Aanbouw:

        De toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw.

 

4.     Aan huis verbonden beroep:

        Het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid op kleine schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

 

5.     Ambachtelijk bedrijf:

        Een bedrijf, voorkomend in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dat is gericht op het overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

 

6.     Antennedrager:

        Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

 

7.     Antenne-installatie:

        Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingscon­structie.

 

8.     Bebouwing:

        Eén of meerdere gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.     Bebouwingspercentage:

        Een in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft     dat maximaal met gebouwen en/of overkappingen mag worden bebouwd.

 

10.   Bedrijfsvloeroppervlakte:

        De totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of voorziening met inbegrip van       de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

 

11.   Bedrijfswoning:

        Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

 

12.   Bestaand:

        -    Bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat
            tijdstip aangevraagde vergunning.

        -    Bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

 

13.   Bestemmingsgrens:

        Een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.

14.   Bestemmingsvlak:

        Een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.

 

15.   Bijgebouw:

        Een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen en functie ondergeschikt is aan en vrijstaat van dat (hoofd)gebouw.

 

16.   Bouwgrens:

        Een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

 

17.   Bouwlaag:

        Een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

18.   Bouwperceel:

        Een aaneengesloten stuk grond, waar krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar            behorende bebouwing is toegestaan.

 

19.   Bouwperceelgrens:

        Een grens van een bouwperceel.

 

20.   Bouwvlak:

        Een op de kaart door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.

 

21.   Bouwwerk:

        Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

22.   Carport:

        Een overdekte stallinggelegenheid voor auto's, met niet meer dan twee wanden.

 

23.   Consumentenvuurwerk:

        Vuurwerk voor particulier gebruik als bedoeld in het Vuurwerkbesluit (Stb. 2002, 33, laatst gewijzigd Stb. 2004, 418).

 

24.   Detailhandel:

        Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

25.   Dienstverlening:

        Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

 

26.   Dove gevel:

Een bouwkundige constructie die een ruimte van een gebouw scheidt van de buitenlucht, zonder te openen delen en met een in NEN 5077, zoals die geldt op het moment van vaststelling van het plan, bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35 dB(A).

 

27.   Gebouw:

        Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

28.   Geluidsreducerende wegdek:

        Een wegdek met een reducerend effect op de geluidsemissie vanwege het wegverkeer van ten minste 4,3 dB(A) ten opzichte van dicht asfaltbeton.

 


29.   Geluidsgevoelige gebouwen:

        Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen functie als bedoeld in de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb. 2005, 282) en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen (Stb. 1982, 465, laatst gewijzigd Stb. 2004, 155).

 

30.   Geluidszone:

        Een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb. 2005, 282), waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan en die is aangeduid op de kaart.

 

31.   Grootschalige detailhandel

        Detailhandel, waarbij per bedrijf een bedrijfsvloeroppervlak van ten minste 1.500  geldt.

 

32.   Hoofdgebouw:

        Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

 

33.   Horecabedrijf:

Onder horecabedrijf wordt verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snack­bar, discotheek of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt ver­strekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie wor­den bereid of verstrekt.

 

34.   Kampeermiddelen:

        a.  tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans;

        b.  enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of ge­deelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist;

            een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief
            nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

 

35.   Kantoor:

        Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werk­zaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellin­gen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

 

36.   Maaiveld:

        De gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.

 

37.   Maatschappelijke doeleinden:

        Het openbaar bestuur, medische, sociale, culturele, educatieve, levensbeschouwelijke en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

 

38.   Nutsvoorzieningen:

        Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasredu­ceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzie­ningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

 

39.   Overkapping:

        Een bouwwerk, geen gebouw zijnde en voorzien van een gesloten dak.

 

40.   Peil:

        a.  voor gebouwen, met uitzondering van bijgebouwen: +1,1 m NAP;

        b.  voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend maaiveld.

 

41.   Seksinrichting:

        De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

42.   Speelautomatenhal:

        Een ruimte, ingericht voor de plaatsing van meer dan één speelautomaat in de zin van arti­kel 30 van de Wet op de Kansspelen (Stb. 1969, 483, laatst gewijzigd Stb. 2006, 2).

 

43.   Uitbouw:

        De toevoeging aan een hoofdgebouw voor de vergroting van een bestaande ruimte.

 

44.   Verblijfsmiddelen:

        Voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans en soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voor zover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen zijnde.

 

45.   Verkoopvloeroppervlakte (vvo):

        De voor publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van   detailhandel.

 

46.   Woning:

        Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

47.   Woonschip:

        Elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie bestemd is tot als hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen.


Artikel 2                  Wijze van meten

Bij toepassing van de voorschriften wordt als volgt gemeten:

 

a.     De dakhelling:

        Langs de dakhelling ten opzichte van het horizontale vlak.

 

b.     De goothoogte van een bouwwerk:

        Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

c.     De inhoud van een bouwwerk:

        Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

d.     De bouwhoogte van een gebouw:

        Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

e.     De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

        Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk; bij constructies worden de wer­ken in verticale stand meegerekend.

 

f.      De verticale diepte van een bouwwerk:

        Vanaf het peil tot aan het laagste punt van een bouwwerk onder peil.

 

g.     De oppervlakte van een bouwwerk:

        De oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de schei­dingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

h.     De vloeroppervlakte bij bedrijfsvloeroppervlakte en verkoopvloeroppervlakte:

De oppervlakte gemeten op vloerniveau tussen de binnenzijden van de scheidsmuren die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen, met uitzondering van ruimten voor verticaal verkeer, ruimten voor gebouwinstallaties, dragende binnenmuren, vrij­staande draagconstructies en delen van vloeren waarboven de vrije hoogte lager is dan 1,5 m.

 

i.      De bouwhoogte van een antenne-installatie:

        Vanaf het peil en het hoogste punt van de antenne-installatie.

 

 

 


Hoofdstuk I                           Bestemmingsbepalingen

 

 

Artikel 3                  Algemene bepaling in verband met de bestemmingen

Voor zover in de bestemmingsomschrijvingen gronden (mede) worden bestemd voor de in dit artikel aangegeven doeleinden, zijn deze doeleinden slechts toegestaan voor zover daarbij de in dit artikel aangegeven totale bedrijfsvloeroppervlak per doeleind in het plangebied niet wordt overschreden:

 

doeleinden

bedrijfsvloeroppervlak

detailhandel

46.000

grootschalige detailhandel

16.000 

kantoren

190.000

 


Artikel 4                  Centrumdoeleinden 1 (C1)

4.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Centrumdoeleinden 1 (C1) aangewezen gronden zijn, met in achtne­ming van het bepaalde in artikel 3, bestemd voor:

a.          Detailhandel;

b.          Grootschalige detailhandel voor een gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 4.000 ;

c.          Dienstverlening;

d.          Horeca in de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten;

e.          Ambachtelijke bedrijven;

f.            Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, vanaf de tweede bouwlaag vanaf maaiveld, met dien verstande dat toegangen en trappen­huizen en bij de woningen behorende bergingen overal zijn toegestaan;

g.          Gebouwde parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend zijn toe­gestaan:

        -   onder maaiveld tot een verticale diepte van ten hoogste 4 m onder peil;

        -   boven maaiveld vanaf een hoogte van 6 m, gemeten vanaf maaiveld;

h.     Verkeers- en verblijfsdoeleinden, waarbij geldt dat:

        -   ter plaatse van de aanduiding (pn) de gronden in ieder geval zijn bestemd voor een plein met een oppervlak van ten minste 3.900 m en een open verbinding met een breedte van ten minste 50 m aan de zijde waar het vlak grenst aan gronden met de be­stemming Verkeers- en Verblijfsdoeleinden (VV);

        -   ter plaatse van de aanduiding (o) de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld in ieder geval zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden;

i.      Waterberging;

j.      Nutsvoorzieningen;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

k.     Hoofdgebouwen;

l.      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

m.       Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, ongebouwde parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

 

4.2. Regeling aan-huis-verbonden beroepen

4.2.1.    Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de vol­gende voorwaarden:

a.    Ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloer­oppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 ;

b.    De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen af­breuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

c.    De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;

d.    De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het In­richtin­gen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168);

e.    Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activi­tei­ten.

 

4.2.2.    Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a.          Het bepaalde in artikel 4.2.1 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een mel­dingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieu­be­heer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168), voor zover het bedrijven be­treft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende "Lijst na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-verbonden beroep";

b.          Het bepaalde in artikel 4.2.1 onder e en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voor zover het medische beroepen betreft.

 


4.3. Bouwvoorschriften

4.3.1.    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

            a.  Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

            b.  De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

            c.  Voor zover op de kaart tevens een hogere bouwhoogte met percentage is aangege­ven mag in afwijking van het bepaalde onder b voor ten hoogste het desbetreffende percentage van het bouwvlak tevens tot ten hoogste deze hogere bouwhoogte wor­den gebouwd;

            d.  Ter plaatse of binnen een afstand 10 m van de aanduiding "passage" dient een voor voetgangers toegankelijke doorgang te worden vrijgehouden met een breedte van
                 ten minste 6 m en een hoogte van ten minste 6 m;

            e.  Ter plaatse van de aanduiding (o) dienen de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld onbebouwd te blijven;

            f.   Ter plaatse van de aanduiding (pn) mogen op het plein gebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 , een maximum opper­vlakte per gebouw van 25  en een maximum bouwhoogte van 4 m.

            g.  Gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend overdekt toegestaan.

 

4.3.2.    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepa­lingen:

            a.  De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de
                 naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 m mag bedragen;

            b.  De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

4.4. Nadere eisen windcomfort

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 20 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat:

a.          Door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag wordt geschaad;

b.          De bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden terugge­bracht.

 

4.5. Vrijstellingsbevoegdheden

4.5.1.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 4.3.1 onder g ten aanzien van het overdekt parkeren om onoverdekt parkeren op daken van gebouwen toe te staan, voor zover het desbetreffende gebouw een bouwhoogte heeft van ten minste 10 m gemeten vanaf maaiveld.

 

4.5.2.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 4.3.2 onder b om ter plaatse van de aanduiding (pn) bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan met een maximale bouwhoogte van 5 m.

 

4.5.3.    De in lid 4.5.2 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen oneven­re­dige aantasting plaatsvindt van de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmo­ge­lijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de verkeersveiligheid.

 


4.6. Gebruiksvoorschriften

4.6.1.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

4.6.2.    Tot een gebruik, strijdig met de bestemming(en), zoals bedoeld in lid 4.6.1, wordt in ieder geval gerekend:

            a.  Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

            b.  De opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.

 

4.6.3.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

4.7. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 4.6.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

 


Artikel 5                  Centrumdoeleinden 2 (C2)

5.1. De op de plankaart voor Centrumdoeleinden 2 (C2) aangewezen gronden zijn, met in acht­neming van het bepaalde in artikel 3, bestemd voor:

a.     Detailhandel;

b.     Dienstverlening;

c.     Horeca in de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten;

d.     Ten hoogste drie horecabedrijven uit categorie 3 van de van deze voorschriften deel uit­makende Staat van Horeca-activiteiten, met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 3.000 ;

e.     Ambachtelijke bedrijven;

f.      Maatschappelijke doeleinden;

g.     Een bioscoop met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 3.500 ;

h.     Een speelautomatenhal met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 200 ;

i.      Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, vanaf de tweede bouwlaag vanaf maaiveld, met dien verstande dat toegangen en trappen­huizen en bij de woningen behorende bergingen overal zijn toegestaan;

j.      Gebouwde parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend zijn toe­gestaan:

        -    onder maaiveld tot een verticale diepte van ten hoogste 4 m onder peil;

        -    boven maaiveld vanaf een hoogte van 6 m, gemeten vanaf maaiveld;

k.     Verkeers- en verblijfsdoeleinden, waarbij geldt dat:

        -    ter plaatse van de aanduiding (ov) de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld in ieder geval zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden;

        -    ter plaatse van de aanduiding (pn) de gronden in ieder geval zijn bestemd voor een plein met een oppervlak van ten minste 1.900 ;

l.      Waterberging;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

m.    Hoofdgebouwen;

n.     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

o.     Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, ongebouwde parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

 

5.2. Regeling aan-huis-verbonden beroepen

5.2.1.    Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de vol­gende voorwaarden:

a.    Ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 ;

b.    De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

c.    De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;

d.    De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het In­richtin­gen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168);

e.    Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activi­tei­ten.

 

5.2.2.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a.    Het bepaalde in artikel 5.2.1 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een mel­dingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168), voor zover het bedrijven betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Be­drijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitma­kende "Lijst na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-ver­bonden beroep";

b.    Het bepaalde in artikel 5.2.1 onder e en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voor zover het medische beroepen betreft.

 


5.3. Bouwvoorschriften

5.3.1.    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

            a.  Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

             b.  De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

            c.  Ter plaatse of binnen een afstand van 10 m van de aanduiding "passage" dient een voor voetgangers toegankelijke doorgang te worden vrijgehouden met een breedte
                 van ten minste 6 m en een hoogte van ten minste 6 m;

            d.  Ter plaatse van de aanduiding (ov) dienen de gronden tussen maaiveld en 4,5 m bo­ven maaiveld onbebouwd te blijven;

            e.  Ter plaatse van de aanduiding (pn) mogen op het plein gebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 , een maximum opper­vlakte per gebouw van 25  en een maximum bouwhoogte van 4 m.

            f.   Gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend overdekt toegestaan.

 

5.3.2.    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

            a.  De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de
                 naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 m mag bedragen;

            b.  De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

5.4. Nadere eisen windcomfort

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 20 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat:

a.          Door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag wordt geschaad;

b.          De bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden terugge­bracht.

 

5.5. Vrijstellingsbevoegdheden

5.5.1.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 5.3.1 onder f ten aanzien van het overdekt parkeren om onoverdekt parkeren op daken                   van gebouwen toe te staan, voor zover het desbetreffende gebouw een bouwhoogte heeft van ten minste 10 m gemeten vanaf maaiveld.

 

5.5.2.    Burgemeester en wethouders kunnen voor de gronden ter plaatse van de aanduiding (ov) vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5.1 onder k en lid 5.3.1 onder d en
            toestaan dat ook de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld worden bebouwd, mits dit aanvaardbaar
is voor de doorstroming van verkeer, de inpassing van                     kabels en leidingen en de gebruiksmo­gelijkheden van het aangrenzende verkeers- en verblijfsgebied.

 

5.5.3.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5.3.2 onder b om ter plaatse van de aanduiding (pn) bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan met een maximale bouw­hoogte van 5 m.

 

5.5.4.    De in lid 5.5.3 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen oneven­re­dige aantasting plaatsvindt van de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmo­ge­lijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de verkeersveiligheid.

 

5.6. Gebruiksvoorschriften

5.6.1.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

5.6.2.    Tot een gebruik, strijdig met de bestemming(en), zoals bedoeld in lid 5.6.1, wordt in ieder geval gerekend:

            a.  Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

            b.  De opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.

 

5.6.3.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

5.7. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 5.6.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.


Artikel 6                  Centrumdoeleinden 3 (C3)

6.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Centrumdoeleinden 3 (C3) aangewezen gronden zijn, met inachtne­ming van het bepaalde in artikel 3, bestemd voor:

a.          Grootschalige detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

b.          Detailhandel, voor een bedrijfsvloeroppervlak van 750  per vestiging en een gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 1.500 ;

c.          Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, vanaf de tweede bouwlaag vanaf maaiveld, met dien verstande dat toegangen en trappen­huizen en bij de woningen behorende bergingen overal zijn toegestaan;

d.          Gebouwde parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend vanaf een verticale diepte van 4 m onder peil en hoger zijn toegestaan;

e.          Verkeers- en verblijfsdoeleinden, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding (o) en de aanduiding (ov) de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld in ieder geval zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden;

f.            Waterberging;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

g.          Hoofdgebouwen;

h.          Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

i.            Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, ongebouwde parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

 

6.2. Regeling aan-huis-verbonden beroepen

6.2.1.    Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de vol­gende voorwaarden:

a.     Ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 ;

b.     De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

c.     De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;

d.     De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het In­richtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168);

e.     Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activi­tei­ten.

 

6.2.2.    Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a.      Het bepaalde in artikel 6.2.1 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een mel­dingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieu­be­heer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168), voor zover het bedrij­ven be­treft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmaken­de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschrif­ten deel uitma­kende "Lijst na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-ver­bonden beroep";

b.      Het bepaalde in artikel 6.2.1 onder e en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voor zover het medische beroepen betreft.

 

6.3. Bouwvoorschriften

6.3.1.    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

            a.  Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

            b.  De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

            c.  Voor zover op de kaart tevens een hogere bouwhoogte met percentage is aangege­ven mag in afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid voor ten hoogste het desbetreffende percentage van het bouwvlak tevens tot ten hoogste deze hogere bouwhoogte worden gebouwd;

            d.  Ter plaatse of binnen een afstand van 10 m van de aanduiding "passage" dient een voor voetgangers toegankelijke doorgang te worden vrijgehouden met een breedte van ten minste 6 m en een hoogte van ten minste 6 m;

            e.  Ter plaatse van de aanduiding (o) en de aanduiding (ov) dienen de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld onbebouwd te blijven;

            f.   Gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend overdekt toegestaan.

 

6.3.2.    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

            a.  De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de
                 naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 m mag bedragen;

            b.  De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

6.4. Nadere eisen windcomfort

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 20 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat:

a.          Door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag wordt geschaad;

b.          De bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden terugge­bracht.

 

6.5.  Vrijstellingsbevoegdheden

6.5.1.    Burgemeester en wethouders kunnen voor de gronden ter plaatse van de aanduiding (ov) vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6.1 onder e en lid 6.3.1 onder e en toe­staan dat ook de gronden tussen maaiveld en 4,5 meter boven maaiveld worden be­bouwd, mits dit aanvaardbaar is voor de doorstroming van verkeer, de inpassing van kabels en leidingen en de gebruiksmogelijkheden van het aangrenzende verkeers- en verblijfsgebied.

 

6.5.2.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 6.3.1 onder f ten aanzien van het overdekt parkeren om onoverdekt parkeren op daken van gebouwen toe te staan, voor zover het desbetreffende gebouw een bouwhoogte heeft van ten minste 10 m gemeten vanaf maaiveld.

 

6.6. Gebruiksvoorschriften

6.6.1.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

6.6.2.    Tot een gebruik, strijdig met de bestemming(en), zoals bedoeld in lid 6.6.1, wordt in ieder geval gerekend:

            a.  De opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.

 

6.6.3.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige ge­bruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

6.7. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 6.6.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.


Artikel 7                  Kantoren (K)

7.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor kantoren (K) aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het be­paalde in artikel 3, bestemd voor:

a.          Kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverle­ning;

b.          Ter plaatse van de aanduiding (c) tevens voor centrumdoeleinden zoals bedoeld in artikel 4, lid 1 onder a, c, d en e, uitsluitend in de eerste bouwlaag vanaf maaiveld;

c.          Ter plaatse van de aanduiding (w), tevens voor wonen, al dan niet in combinatie met de uit­oefening van een aan-huis-verbonden beroep vanaf de tweede bouwlaag vanaf maai­veld, met dien verstande dat toegangen en trappenhuizen en bij de woningen beho­rende bergingen overal zijn toege­staan;

d.          Ter plaatse van de aanduiding (mp) tevens voor een politiebureau;

e.          Gebouwde parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend zijn toe­gestaan:

        -    onder maaiveld tot een verticale diepte van ten hoogste 4 m onder peil;

        -    boven maaiveld vanaf een hoogte van 6 m, gemeten vanaf maaiveld;

f.            Verkeers- en verblijfsdoeleinden, waarbij geldt dat:

-        ter plaatse van de aanduiding (o1) de gronden tussen maaiveld en 9 m boven maaiveld in ieder geval zijn bestemd voor ver­keers- en verblijfsdoeleinden;

-        ter plaatse en binnen een afstand van 5 m van de aanduiding "verkeer" de gronden tus­sen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld in ieder geval zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden met een breedte van ten minste 5 m;

-        ter plaatse en binnen een afstand van 10 m van de aanduiding "langzaam verkeer" de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld in ieder geval zijn bestemd voor een langzaamverkeersverbinding met een breedte van ten minste 4 m;

g.          Waterberging;

h.          Nutsvoorzieningen;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

i.            Gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;

j.            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

k.          Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, paden, water en groenvoorzieningen.

 

7.2. Regeling aan-huis-verbonden beroepen

7.2.1.    Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de vol­gende voorwaarden:

a.     Ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woon­vloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 ;

b.     De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

c.     De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;

d.     De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het In­richtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168);

e.     Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activi­tei­ten.

 

7.2.2.    Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a.    Het bepaalde in artikel 7.2.1 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een mel­dings­plicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieube­heer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168), voor zover het bedrijven be­treft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitma­kende "Lijst na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-ver­bonden beroep";

b.    Het bepaalde in artikel 7.2.1 onder e en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voor zover het medische beroepen betreft.

 

7.3. Bouwvoorschriften

7.3.1.    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

            a.  Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

            b.  De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aan­ge­geven;

            c.  Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot maximaal het op de kaart aangege­ven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen maximaal be­bouwingspercentage is aangegeven, mag het bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd;

            d.  Ter plaatse of binnen een afstand van 5 m van de aanduiding "verkeer" dient een vrije doorgang ten behoeve van verkeer en verblijf te worden vrijgehouden met een breedte van 5 m en een hoogte van ten minste 4,5 m;

            e. Ter plaatse of binnen een afstand van 10 m van de aanduiding "langzaam verkeer" dient een vrije doorgang ten behoeve van verkeer en verblijf te worden vrijgehouden met een breedte van ten minste 4 m en een hoogte van ten minste 4,5 m;

            f.   In afwijking van het bepaalde in lid 7.3.1 onder a mogen ten behoeve van nutsvoor­zieningen gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met een oppervlak van ten hoogste 15 en een goothoogte van ten hoogste 4,5 m;

            g.  Ter plaatse van de aanduiding (o1) dienen de gronden tussen maaiveld en 9 m bo­ven maaiveld onbebouwd te blijven;

            h.  Gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend overdekt toegestaan.

 

7.3.2.    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende be            palingen:

            a.  De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen;

            b.  De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

7.4. Nadere eisen windcomfort

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 20 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat:

a.          door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag wordt geschaad;

b.          de bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden terugge­bracht.

 

7.5. Vrijstellingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 7.3.1 on­der h ten aanzien van het overdekt parkeren om onoverdekt parkeren op daken van gebouwen toe te staan, voor zover het desbetreffende gebouw een bouwhoogte heeft van ten minste 10 m gemeten vanaf maaiveld.

 

7.6. Gebruiksvoorschriften

7.6.1.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

7.6.2.    Tot een gebruik, strijdig met de bestemming(en), zoals bedoeld in lid 7.6.1, wordt in ieder geval gerekend:

            a.  Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

            b.  De opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.

 

7.6.3.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 7.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige ge­bruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 


7.7. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 7.6.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

 

7.8. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid" te wijzigen om de gronden tevens te bestemmen voor het wonen, met in achtneming van de volgende bepalingen:

a.          De voorschriften zoals opgenomen in lid 7.3.1, 7.3.2, 7.4, 7.5, 7.6 en 7.7 zijn van toe­pas­sing;

b.          De woningen uitsluitend gestapeld mogen worden gebouwd;

c.          Voor het wonen wordt voorzien in een regeling voor het uitoefenen van aan-huis-verbon­den beroepen overeenkomstig lid 7.2.1 en 7.2.2.

 

7.9. Wijzigingsprocedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 7.8 is de procedure zoals op­genomen in artikel 25 van toepassing.

 


Artikel 8                  Maatschappelijke doeleinden (M)

8.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Maatschappelijke doeleinden (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     Maatschappelijke doeleinden;

b.     Verkeers- en verblijfsdoeleinden, waarbij geldt dat:

-        ter plaatse en binnen een afstand van 10 m van de aanduiding "verkeer" de gronden in ieder geval zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden met een breedte van ten minste 10 m;

c.     Gebouwde parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend zijn toe­gestaan:

        -    onder maaiveld tot een verticale diepte van ten hoogste 4 m onder peil;

        -    boven maaiveld vanaf een hoogte van 6 m, gemeten vanaf maaiveld, met dien ver- stande dat ter plaatse van de aanduiding (p) de parkeerplaatsen overal boven maai-          veld zijn toegestaan;

d.     Waterberging;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

e.     Gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;

f.      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

g.     Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, paden, water en groenvoorzieningen.

 

8.2. Bouwvoorschriften

8.2.1.    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

            a.  Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

            b.  De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

            c. Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot maximaal het op de kaart aange­ge­ven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen maximaal be­bouwingspercentage is aangegeven, mag het bouwperceel binnen het bouwvlak ge­heel worden bebouwd;

            d.  Gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend overdekt toegestaan;

            e.  Ter plaatse van de aanduiding "dove gevel voorgeschreven" dienen gebouwen te worden gebouwd met een dove gevel;

            f.   Ter plaatse of binnen een afstand van 10 m van de aanduiding "verkeer" dient een niet-overbouwde doorgang ten behoeve van verkeer en verblijf te worden vrijgehou­den met een breedte van ten minste 10 m.

 

8.2.2.    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepa­lingen:

            a.  De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de
                 naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 m mag bedragen;

            b.  De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;

            c.  Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot maximaal het op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen maximaal bebouwingspercentage is aangegeven, mag het bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd.

 

8.3. Vrijstellingsbevoegdheden

8.3.1.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 8.2.1. onder d ten aanzien van het overdekt parkeren om onoverdekt parkeren op da­ken van gebouwen toe te staan, voor zover het desbetreffende gebouw een bouw­hoogte heeft van ten minste 10 m gemeten vanaf maaiveld.

 

8.3.2.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 8.2.1. onder e ten aanzien van het bouwen met dove gevels, indien wordt aangetoond dat de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de desbetreffende gevel ten hoogste de wettelijke grenswaarde bedraagt.

8.4. Gebruiksvoorschriften

8.4.1.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

8.4.2.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 8.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

8.5. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 8.4.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.


Artikel 9                  Kantoren en Maatschappelijke doeleinden (KM)

9.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Kantoren en Maatschappelijke doeleinden (KM) aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3, bestemd voor:

a.     Kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverle­ning;

b.     Maatschappelijke doeleinden;

c.     Ter plaatse van de aanduiding (pl) tot ten hoogste 5 m boven peil tevens voor dienstverle­ning;

d.     Ter plaatse van de aanduiding (c) tot ten hoogste 5 m boven peil tevens voor centrumdoel‑     einden zoals bedoeld in artikel 4, lid 1 onder c, d en e;

e.     Verkeers- en verblijfsdoeleinden waarbij geldt dat:

-        ter plaatse van de aanduiding (o) en de aanduiding (ov) de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld in ieder geval zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden;

-        ter plaatse van de aanduiding (o1) de gronden tussen maaiveld en 9 m boven maaiveld in ieder geval zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden;

f.      Gebouwde parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend zijn toe-     gestaan:

        -    onder maaiveld tot een verticale diepte van ten hoogste 4 m onder peil;

        -    boven maaiveld vanaf een hoogte van 6 m, gemeten vanaf maaiveld, met dien ver- stande dat ter plaatse van de aanduiding (p) de parkeerplaatsen overal boven maai-          veld zijn toegestaan;

g.     Waterberging;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

h.     Gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;

i.      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

j.      Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, paden, water en groenvoorzieningen.

 

9.2. Bouwvoorschriften

9.2.1.    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

            a.  Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

            b.  De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de kaart is aange­geven;

            c.  Voor zover op de kaart tevens een hogere bouwhoogte met percentage is aangege­ven mag in afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid voor ten hoogste het desbetreffende percentage van het bouwvlak tevens tot ten hoogste deze hogere bouwhoogte worden gebouwd;

            d.       Ter plaatse van de aanduiding (o) en de aanduiding (ov) dienen de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld onbebouwd te blijven;

            e.  Ter plaatse van de aanduiding (o1) dienen de gronden tussen maaiveld en 9 m bo­ven maaiveld onbebouwd te blijven;

            f.   Gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend overdekt toegestaan.

 

9.2.2.    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepa­lingen:

            a.  De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met   dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de
                 naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 m mag bedragen;

            b.  De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

9.3. Nadere eisen windcomfort

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 20 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat:

a.          door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag wordt geschaad;

b.          de bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden terugge­bracht.

 

9.4. Vrijstellingsbevoegdheden

9.4.1.    Burgemeester en wethouders kunnen voor de gronden ter plaatse van de aanduiding (ov) vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 9.1 onder e en lid 9.2.1 onder d en toe­staan dat ook de gronden tussen maaiveld en 4,5 m boven maaiveld worden bebouwd, mits dit aanvaardbaar is voor de doorstroming van verkeer, de inpassing van kabels en leidingen en de gebruiksmogelijkheden van het aangrenzende verkeers- en verblijfsge­bied.

 

9.4.2.    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 9.2.1 onder f ten aanzien van het overdekt parkeren om onoverdekt parkeren op daken van gebouwen toe te staan, voor zover het desbetreffende gebouw een bouwhoogte heeft van ten minste 10 m gemeten vanaf maaiveld.

 

9.5. Gebruiksvoorschriften

9.5.1.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

9.5.2.    Tot een gebruik, strijdig met de bestemming(en), zoals bedoeld in lid 9.5.1, wordt in ieder geval gerekend:

            a.  Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

            b.  De opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.

 

9.5.3.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 9.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige ge­bruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

9.6. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 9.5.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

 

9.7. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid" te wijzigen om het bouwen van een gebouw tot een bouwhoogte van ten hoogste 50 m mogelijk te maken, met in achtneming van de volgende bepalingen:

a.                    De bouwvoorschriften zoals opgenomen in lid 9.2 zijn van toepassing, met dien ver­stande dat toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid slechts is toe­gestaan ten be­hoeve van de bouw van één gebouw tot een bouwhoogte van 50 m;

b.                    De voorschriften zoals opgenomen in lid 9.3, 9.4, 9.5 en 9.6 zijn van toepassing;

c.                    Toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid slechts is toegestaan, indien daarbij te­vens de bestemming van de gronden met de aanduiding (wv) wordt gewijzigd in de be­stemming Verkeers- en verblijfsdoeleinden overeenkomstig artikel 13.

 

9.8. Wijzigingsprocedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 9.7 is de procedure zoals op­genomen in artikel 25 van toepassing.

 


Artikel 10             Woondoeleinden (W)

10.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor woondoeleinden (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;

b.     Verkeers- en verblijfsdoeleinden, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding (o1) de gronden tussen maaiveld en 9  m boven maaiveld uitsluitend zijn bestemd voor verkeers- en verblijfs­doeleinden;

c.     Gebouwde parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend zijn toe­gestaan:

        -    onder maaiveld tot een verticale diepte van ten hoogste 4 m onder peil;

        -    boven maaiveld vanaf een hoogte van 6 m, gemeten vanaf maaiveld;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

d.     Hoofdgebouwen;

e.     Aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

f.      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

g.     Tuinen, erven en paden.

 

10.2. Regeling aan-huis-verbonden beroepen

10.2.1.  Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de vol­gende voorwaarden:

a.     Ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woon­vloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 ;

b.     De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

c.     De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;

d.     De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het In­richtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168);

e.     Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activi­tei­ten.

 

10.2.2.  Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a.     Het bepaalde in artikel 10.2.1 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een mel­dingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieu­be­heer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2005, 168), voor zover het bedrijven be­treft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Be­drijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitma­kende "Lijst na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-ver­bonden beroep";

b.     Het bepaalde in artikel 10.2.1 onder e en een aan huis verbonden beroep toe­staan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitge­oefende activiteiten, voor zover het medische beroepen betreft.

 

10.3. Bouwvoorschriften

10.3.1.  Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

            a.  Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

            b.  De goot- respectievelijk de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer be­dragen dan op de kaart is aangegeven;

            c.  Voor zover slechts de goothoogte van een hoofdgebouw op de kaart is aangegeven, mag het hoofdgebouw worden verhoogd tot maximaal 4 m boven de aangegeven goothoogte, met dien verstande dat het bouwdeel boven de maximaal toegestane goothoogte ten minste twee schuine dakvlakken heeft;

            d.  Uitsluitend op de gronden met de aanduiding (s) mogen de woningen gestapeld worden gebouwd;

            e.  Ter plaatse van de aanduiding (o1) dienen de gronden tussen maaiveld en 9 m bo­ven maaiveld onbebouwd te blijven;

            f.   Gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend overdekt toegestaan.

 


10.3.2.  Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

            a.  De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden die op de kaart zijn aangeduid als "te bebouwen er­ven" worden gebouwd;

            b. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag per te bebouwen erf niet meer dan 40 bedragen, met inachtneming van de volgende bepaling:

-        ten minste 60% van de gronden die op de kaart zijn aangeduid als "te bebouwen erven" dient onbebouwd en onoverdekt te blijven;

            c.  De diepte van aan- en uitbouwen aan de oorspronkelijke achtergevel van hoofdgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;

            d. De goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

            e.  De goothoogte van bijgebouwen met een hellend dakvlak mag niet meer dan 2,5 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m;

            f.   De bouwhoogte van bijgebouwen met een platte afdekking mag niet meer dan 3 m bedragen;

            g.  De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

10.3.3   Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorziening geldt een oppervlak per gebouw van ten hoogste 15  en een goothoogte van ten hoogste 4,5 m.

 

10.3.4.  Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

            a.  De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met   dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de
                 naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 m mag bedragen;

            b.  De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

10.4. Nadere eisen windcomfort

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de hoogte en de bouwwijze van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 20 m voor zover dit noodzakelijk is om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen voor het windcomfort in de verblijfsgebieden in de onmiddellijke nabijheid van de gebouwen, mede gelet op het karakter van de desbetreffende verblijfsgebieden, waarbij geldt dat:

a.          door de nadere eisen de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden niet onevenredig mag wordt geschaad;

b.          de bouwhoogte van (delen van) gebouwen met ten hoogste 10% mag worden terugge­bracht.

 

10.5. Vrijstellingsbevoegdheden

10.5.1.  Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

            a.  Het bepaalde in lid 10.3.1 onder a en toestaan dat entreeportalen met een maximaal oppervlak van en een bouwhoogte van 2,5 m buiten het bouwvlak aan het
                 hoofdgebouw mogen worden aangebouwd;

            b.  Het bepaalde in lid 10.3.2 onder a en toestaan dat erkers over ten hoogste 3/5 van de naar de weg toegekeerde gevel en zijgevel van het hoofdgebouw mogen worden opgericht met een maximale diepte van 1 m; de bouwhoogte mag niet meer be­dra­gen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

            c.  Het bepaalde in lid 10.3.2 onder b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw per te be­bouwen erf 60  mag bedragen, met dien verstande dat ten minste 75% van de gronden die op de kaart zijn aangeduid als "te bebouwen erven" onbebouwd dient te blijven;

            d.  Het bepaalde in arti­kel 10.3.1 onder f ten aanzien van het overdekt parkeren om onoverdekt parkeren op daken van gebouwen toe te staan, voor zover het desbe­treffende gebouw een bouwhoogte heeft van ten minste 10 m gemeten vanaf maai­veld.

10.5.2.  De in lid 10.5.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a.   Het straat- en bebouwingsbeeld;

b.   De woonsituatie;

c.   De verkeersveiligheid;

d.   De sociale veiligheid;

e.   De milieusituatie;

f.    De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden en gebouwen;

g.   De bezonningssituatie op de aangrenzende gronden en gebouwen.

 

10.6. Gebruiksvoorschriften

10.6.1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

10.6.2.  Tot een gebruik, strijdig met de bestemming(en), zoals bedoeld in lid 10.6.1, wordt in ieder geval gerekend:

            a.  Het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

            b.  Onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor de stalling van kam­peer- en verblijfsmiddelen, met uitzondering van de stalling van ten hoogste één toercaravan of boot op de bij de woning behorende gronden, niet zijnde de voor­tuin.

 

10.6.3. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 10.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige ge­bruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

10.7. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 10.6.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

 


Artikel 11             Nutsdoeleinden (ND)

11.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor nutsdoeleinden (ND) aangewezen gronden zijn bestemd voor een Hulpwarmtecentrale.

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

a.     Gebouwen, uitgezonderd dienstwoningen;

b.     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

c.     Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, ontsluitingswegen, paden, parkeer- en groen­voorzieningen.

 

11.2. Bouwvoorschriften

11.2.1.  Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

            a.  Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

            b.  De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;

            c.  In afwijking van het bepaalde in lid 11.2.1 onder b mag de op de kaart aangegeven bouwhoogte worden overschreden door schoorstenen tot een hoogte van 45 m;

            d.  Het bouwperceel mag binnen het bouwvlak tot maximaal het op de kaart aangegeven maximaal bebouwingspercentage worden bebouwd.

 

11.2.2.  Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

            a.  De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de
                 weg gekeerde gevel ten hoogste 1 m mag bedragen;

            b.  De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;

            c.  In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van opslagtanks ten            hoogste 12 m bedragen.

 

11.3. Gebruiksvoorschriften

11.3.1.  Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

 

11.3.2.  Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 11.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

11.4. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 11.3.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.


Artikel 12             Verkeersdoeleinden (V)

12.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Verkeersdoeleinden (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.           Wegen, waarvoor een maximumsnelheid geldt van ten hoogste 50 km per uur, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding (hs) een maximumsnelheid geldt van ten hoogste 70 km per uur, met ter plaatse van de Wijkerslootweg en ter plaatse van de aan­duiding (hs) geluidsreducerend wegdek;

        met ten hoogste het hieronder vermelde aantal doorgaande rijstroken:

-      ter plaatse van de Zuidstedeweg, de Wijkerslootweg en de Weg naar de Poort ten hoogste 2x3 doorgaande rijstroken;

-      ter plaatse van de A.C. Verhoefweg ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken;

-      voor de overige wegen ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook;

waarbij voor het bepalen van het aantal rijstroken busstroken en opstelstroken niet wor­den meegeteld;

b.         Straten en paden;

c.         Voet- en fietspaden;

d.         Watergangen, waterlopen en waterpartijen;

e.         Geluidswerende voorzieningen;

f.           Nutsvoorzieningen;

g.         Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

h.         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

i.           Gebouwen, in de vorm van overdekte viaducten ten behoeve van voetgangers en fietsers;

j.           Ongebouwde parkeervoorzieningen;

k.         Water en groenvoorzieningen.

 

12.2. Bouwvoorschriften

12.2.1.  Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepa­lingen:

            a.  De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,5 m bedragen;

            b.  In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen ten hoogste 4 m bedragen.

 

12.2.2.   Voor het bouwen van viaducten ten behoeve van een verbinding voor voetgangers en fietsers gelden de volgende bepalingen:

            a.  Er geldt geen maximale bouw­hoogte voor viaducten;

            b.  Ten behoeve van de te kruisen wegen dient een vrije ruimte van ten minste 4,5 m hoog te worden vrijgehouden.

 

12.3. Vrijstellingsbevoegdheid

12.3.1.  Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 12.2.1 onder a en een bouwwerk, geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale bouw­hoogte van 5 m.

 

12.3.2.  De in lid 12.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a.     Het straat- en bebouwingsbeeld;

b.     De woonsituatie;

c.     De verkeersveiligheid;

d.     De sociale veiligheid;

e.     De milieusituatie;

f.       De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden en gebouwen;

g.     De bezonningssituatie op de aangrenzende gronden en gebouwen.

 

12.4. Gebruiksvoorschriften

12.4.1.  Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemmingen.

 

12.4.2.  Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 12.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

12.5. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 12.4.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.


Artikel 13             Verkeers- en verblijfsdoeleinden (VV)

13.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor verkeers- en verblijfsdoeleinden (VV) aangewezen gronden zijn be­stemd voor:

a.          Woonstraten en pleinen, waarvoor een maximumsnelheid geldt van ten hoogste 30 km per uur;

b.          Voet- en fietspaden;

c.          Watergangen, waterlopen en waterpartijen;

d.          Gebouwde parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend onder maaiveld tot een verticale diepte van ten hoogste 4 m onder peil zijn toegestaan, met dien verstande dat gebouwde parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding (p) ook bo­ven maaiveld zijn toegestaan;

e.          Geluidswerende voorzieningen;

f.            Nutsvoorzieningen;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

g.          Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

h.          Gebouwen, in de vorm van overdekte viaducten ten behoeve van voetgangers en fietsers;

i.            Verhardingen, waaronder ongebouwde parkeervoorzieningen;

j.            Water en groenvoorzieningen.

 

13.2. Bouwvoorschriften

13.2.1.  Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de doeleinden zoals ge­noemd onder lid 13.1 onder d tevens gebouwen worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 21 m.

 

13.2.2.       Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepa­lingen:

            a.  De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,5 m bedragen;

            b.  In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen ten hoogste 4 m bedragen.

 

13.2.3.   Voor het bouwen van viaducten ten behoeve van een verbinding voor voetgangers en fietsers gelden de volgende bepalingen:

            a.  Er geldt geen maximale bouw­hoogte voor viaducten;

            b.  Ten behoeve van de te kruisen wegen dient vanaf maaiveld een vrije ruimte van ten minste 4,5 m hoog te worden vrijgehouden.

 

13.3. Vrijstellingsbevoegdheid

13.3.1.  Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 13.2.2 onder a en een bouwwerk, geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale bouw­hoogte van 5 m.

 

13.3.2.  De in lid 13.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen oneven­redige aantasting plaatsvindt van:

a. Het straat- en bebouwingsbeeld;

b. De woonsituatie;

c. De verkeersveiligheid;

d. De sociale veiligheid;

e. De milieusituatie;

f.   De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden en gebouwen;

g. De bezonningssituatie op de aangrenzende gronden en gebouwen.

 

13.4. Gebruiksvoorschriften

13.4.1.  Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemmingen.

 

13.4.2.  Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 13.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige ge­bruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

13.5. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 13.4.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.


Artikel 14             Verkeersdoeleinden railverkeer (VR)

14.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Verkeersdoeleinden railverkeer (VR) aangewezen gronden zijn be­stemd voor:

a.     Spoorwegvoorzieningen;

b.     Gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen ten behoeve van de bestemmingen Verkeers­doeleinden (V) en Verkeers- en verblijfsdoeleinden (VV);

c.     Geluidswerende voorzieningen;

d.     Gebouwde parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de parkeerplaatsen uitsluitend onder maaiveld tot een verticale diepte van ten hoogste 4 m onder peil zijn toegestaan;

e.     Watergangen, waterlopen en waterpartijen;

f.      Nutsvoorzieningen;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

g.     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

h.     Gebouwen, waaronder begrepen overdekte viaducten ten behoeve van voetgangers en fietsers;

i.      Wegen en paden;

j.      Water en groenvoorzieningen.

 

14.2. Bouwvoorschriften

14.2.1.  Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

            a.  De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen;

            b.  De bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen mag ten hoogste 4 m bedragen;

            c.  De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

14.2.2.  Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

            a.  De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 m bedragen;

            b.  De oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 75 bedragen.

 

14.2.3.   Voor het bouwen van viaducten ten behoeve van een verbinding voor voetgangers en fietsers gelden de volgende bepalingen:

            a.  In afwijking van het bepaalde in lid 14.2.2 mogen er tevens gebouwen worden ge­bouwd, voor zover het een overdekt viaduct betreft;

            b.       In afwijking van het bepaalde in lid 14.2.2 onder a geldt er geen maximale bouw­hoogte voor viaducten;

            c.  Ten behoeve van de te kruisen wegen dient vanaf maaiveld een vrije ruimte van ten minste 4,5 m hoog te worden vrijgehouden.

 

14.3. Vrijstellingsbevoegdheden

14.3.1.  Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

            c.  Het bepaalde in lid 14.2.1 onder c en een bouwwerk, geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale bouwhoogte van 5 m;

            a.  Het bepaalde in lid 14.2.2 onder a en een gebouw toestaan met een maximale bouwhoogte van 5 m;

            b.  Het bepaalde in lid 14.2.2 onder b en een gebouw toestaan met een oppervlak van ten hoogste 100 .

 

14.3.2.  De in lid 14.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen oneven­redige aantasting plaatsvindt van:

a. Het straat- en bebouwingsbeeld;

b. De woonsituatie;

c. De verkeersveiligheid;

d. De sociale veiligheid;

e. De milieusituatie;

f.   De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden en gebouwen;

g.  De bezonningssituatie op de aangrenzende gronden en gebouwen.

 

14.4. Gebruiksvoorschriften

14.4.1.  Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemmingen.

 

14.4.2.  Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 14.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

14.5. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 14.4.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.


Artikel 15             Groenvoorzieningen (G)

15.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor groenvoorzieningen (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.          Groenvoorzieningen;

b.          Nutsvoorzieningen;

c.          Geluidswerende voorzieningen;

d.          Ter plaatse van de aanduiding (vv) tevens voor ten hoogste vier inritten met een breedte van ieder ten hoogste 15 m voor verkeer ten behoeve van de parkeervoorziening binnen de bestemming Verkeers- en verblijfsdoeleinden (VV) en voor verkeer ten behoeve van de gronden met de bestemming Maatschappelijke doeleinden (M);

e.          Watergangen, waterlopen en waterpartijen;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

f.            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

g.          Gebouwen, in de vorm van overdekte viaducten ten behoeve van voetgangers en fietsers;

h.          Water, groenvoorzieningen en beplantingen;

i.            Speelvoorzieningen;

j.            Bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en paden.

 

15.2. Bouwvoorschriften

15.2.1.  Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende

            bepalingen:

            a.  De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en zijnde, mag ten hoogste 2,5 m bedragen;

            b.  In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten en ge­luidswerende voorzieningen ten hoogste 4 m bedragen.

 

15.2.2.   Voor het bouwen van viaducten ten behoeve van een verbinding voor voetgangers en fietsers gelden de volgende bepalingen:

            a.  Er geldt geen maximale bouw­hoogte voor viaducten;

            b.  Ten behoeve van de te kruisen wegen dient vanaf maaiveld een vrije ruimte van ten minste 4,5 m hoog te worden vrijgehouden.

 

15.3. Gebruiksvoorschriften

15.3.1.  Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

15.3.2.  Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 15.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige
            gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

15.4. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 15.3.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

 

15.5. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid" te wijzigen in de bestemming Verkeers- en verblijfsdoeleinden (VV), met in achtneming van de volgende bepaling:

-             Wijziging is uitsluitend toegestaan indien dit voor de uitbreiding van het busstation noodza­kelijk is.

 

15.6. Wijzigingsprocedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 15.5 is de procedure zoals opgenomen in artikel 25 van toepassing.

 

 

 

 


Artikel 16             Water (WA)

16.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor water (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     Waterberging;

b.     Waterhuishouding;

c.     Waterlopen;

d.     Verkeer te water, waaronder pleziervaart;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

e.     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

f.      Watergangen, waterlopen en waterpartijen;

g.     Taluds, oevers en onderhoudsstroken;

h.     Kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

 

16.2. Bouwvoorschriften

16.2.1.  Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

16.2.2.  Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

            -    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,5 m bedragen.

 

16.3. Vrijstellingsbevoegdheid

16.3.1.  Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder 16.2.2 en een bouwwerk, geen gebouw zijnde, toestaan met een maximale bouwhoog­te van 5 m.

 

16.3.2.  De in lid 16.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen oneven­redige aantasting plaatsvindt van:

a. Het straat- en bebouwingsbeeld;

b. De woonsituatie;

c. De verkeersveiligheid;

d. De sociale veiligheid;

e. De milieusituatie;

f.   De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden en gebouwen;

g. De bezonningssituatie op de aangrenzende gronden en gebouwen.

 

16.4. Gebruiksvoorschriften

16.4.1.  Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

16.4.2.   Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 16.4.1, wordt in ie­der geval gerekend het gebruik van de gronden voor het afmeren van woonschepen.

 

16.4.3.   Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 16.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige ge­bruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

16.5. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 16.4.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

 

16.6. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid" te wijzigen in de bestemming Verkeers- en verblijfsdoeleinden (VV), met in achtneming van de volgende bepaling:

-             Wijziging is uitsluitend toegestaan indien dit voor de uitbreiding van het busstation noodza­kelijk is.

 


16.7. Wijzigingsprocedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 16.6 is de procedure zoals opgenomen in artikel 25 van toepassing.


Artikel 17             Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming)

17.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor waterstaatsdoeleinden aangewezen gronden zijn primair bestemd voor:

a.     Waterberging;

b.     Waterhuishouding;

c.     Waterkering;

d.     Waterlopen;

En secundair voor de overige daaraan gegeven bestemmingen.

Ten dienste van en in verband met de primaire bestemming zijn toegelaten:

e.     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

f.      Watergangen, waterlopen en, waterpartijen;

g.     Taluds, oevers en onderhoudsstroken;

h.     Kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

 

17.2. Voorschriften vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming waterstaatsdoeleinden is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering en/of waterloop, verenigbaar is met het belang van de waterkering en/of waterloop.

 

17.3. Bouwvoorschriften

17.3.1.  In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

 

17.3.2.  Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

17.4. Vrijstellingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 17.3.1 en 17.3.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

-             geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatsbelangen;

-             vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterstaatsvoorzie­ning.

 

17.5. Gebruiksvoorschriften

17.5.1.  Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemmingen.

 

17.5.2.  Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 17.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige ge­bruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

17.6. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 17.5.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

 

 


Artikel 18             Geluidszone (dubbelbestemming)

18.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor geluidzone aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting vanwege het industrieterrein van geluidsgevoelige gebouwen.

 

18.2. Bouwvoorschriften

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:

-             Een op grond van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen toelaatbaar ge­luidsgevoelig gebouw mag niet worden gebouwd.

 

18.3. Vrijstellingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 18.2 en toe­staan dat geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits:

-             De geluidbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

 

18.4. Gebruiksvoorschriften

18.4.1.  Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

 

18.4.2.  Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 18.4.1, wordt in ie­der geval gerekend:

             -    het gebruik van niet-geluidsgevoelige gebouwen als geluidsgevoelige gebouwen.

 

18.4.3.  Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 18.4.2 en toestaan dat niet-geluidsgevoelige gebouwen worden gebruikt als geluidsgevoelig
            gebouw, mits:

            -    de geluidbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidsge voelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrens-
     waarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

 

18.4.4.  Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 18.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige
            gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

18.5. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 18.4.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.


Artikel 19             Leidingen (dubbelbestemming)

19.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor leidingen aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:

a.          Ter plaatse en binnen een afstand van 4 m ter weerszijden van de aanduiding aardgaslei­ding een aardgasleiding, met een druk van 40 bar en een diameter van 8 inch;

b.          Ter plaatse en binnen een afstand van 3 m ter weerszijden van de aanduiding brandstoflei­ding een brandstofleiding.

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde.

 

19.2. Voorschriften vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming leidingen is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en voor zover zulks, gehoord de beheerder van de leiding, verenigbaar is met het belang van de leiding.

 

19.3. Bouwvoorschriften

19.3.1.  In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

 

19.3.2.  Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

19.3.3.  Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

            -    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,5 m bedragen.

 

19.4. Vrijstellingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 19.3.1 en 19.3.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

-             geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

-             vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.

 

19.5. Aanlegvoorschriften

19.5.1.  Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leidingen zonder of in afwij­king van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergun­ning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

            a.   Het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

            b.   Het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;

            c.   Het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

            d.   Het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;

            e.   Diepploegen;

            f.    Het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven en daarmee verband houdende constructies;

            g.   Het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

 

19.5.2.  Het verbod als bedoeld in lid 19.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamhe­den die:

            a.   Betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

            b.   Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

            c.   Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

19.5.3.  De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 19.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

            a.   Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

            b.   Vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.

19.6. Gebruiksvoorschriften

19.6.1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemmingen.

19.6.2.  Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 19.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige ge­bruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

19.7. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 19.5.1 en 19.6.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

 


 

 




Hoofdstuk II                        Overige bepalingen

 

 

Artikel 20             Anti-dubbeltelbepaling

Gronden welke eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waar­aan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouw­plannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 21             Bestaande afstanden en andere maten

21.1. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van be­staande bouw­werken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maxi­maal toelaatbaar worden aangehouden.

 

21.2. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van be­staande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedra­gen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoe­veelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

21.3. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 21.1 en 21.2 uitslui­tend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

 

 

Artikel 22             Aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

a.          bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;

b.          brandweeringang;

c.          bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d.          de ruimte tussen bouwwerken;

e.          parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

 


Artikel 23             Algemene vrijstellingsbevoegdheden

23.1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a.          De bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b.          De bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aan­sluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveilig­heid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;

c.          De bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien        een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d.          De bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes wor­den gebouwd, mits:

        -    De inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 zal bedragen;

e.          De bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;

f.            Het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat       de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals   schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:

        -    De maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

        -    De bouwhoogte ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

 

23.2. Vrijstelling als bedoeld in lid 23.1 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige af­breuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

23.3. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 1 lid 5 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die:

a.          Zijn genoemd in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsacti­viteiten onder de categorie 3 èn;

b.          Naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn ge­noemd in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de cate­gorie 1 of 2, voor zover het geen geluidszoneringsplichtige inrichtin­gen betreft.

 

23.4. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 1 lid 5 en toestaan dat tevens bedrijven worden ge­vestigd die niet zijn genoemd in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Be­drijfsactivitei­ten, voor zover de betrokken bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de van deze voorschriften deel uit­makende Staat van Be­drijfsactiviteiten onder de categorie 1 of 2, mits het geen geluidszo­neringsplichtige inrichtingen betreft.

 

 


Artikel 24             Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzi­gen ten behoeve van:

a.     Overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is        in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

b.     Overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aan­sluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveilig-   heid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.

De overschrijdingen mo­gen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

 

 

Artikel 25             Algemeen procedurevoorschrift

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing

 


Artikel 26             Overgangsbepalingen

26.1. Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken

Bouwwerken, welke ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan be­staan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met in achtneming van het be­paalde bij of krachtens de Woningwet en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:

a.     Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.     Na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,        mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen 2 jaar na het tenietgaan.

 

26.2. Vrijstellingsbepaling

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 26.1, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een een­malige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 26.1 toegelaten bouwwerken met ten hoogste 10%.

 

26.3. Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat ge­bruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.

 

26.4. Uitzonderingen op het overgangsrecht

26.4.1.  Lid 26.1 is niet van toepassing op bouwwerken die op het genoemde tijdstip weliswaar bestaan, maar gebouwd zijn in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

 

26.4.2.  Lid 26.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.

 

 

 

Artikel 27             Slotbepaling

Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel: Voorschriften deel uitmakend van het bestemmingsplan Binnenstad van de gemeente Nieuwegein.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van:

..........

 

 

 

 

de voorzitter,                                                                                                             de griffier,

 

 


Bijlage

1.   Staat van Bedrijfsactiviteiten

 

 

behorende bij de voorschriften van bestemmingsplan Binnenstad van de gemeente Nieuwegein

 

 

 


Bijlage

2.   Staat van Horeca-activiteiten

 

 

behorende bij de voorschriften van bestemmingsplan Binnenstad van de gemeente Nieuwegein

 


Bijlage

3.   Lijst na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-verbonden beroep

 

 

SBI

OMSCHRIJVING

182

Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)

2222.6

Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen

2223A

Grafische afwerking

2223B

Binderijen

2224

Grafische reproductie en zetten

2225

Overige grafische activiteiten

223

Reproductiebedrijven opgenomen media

362

Fabricage van munten, sieraden e.d.

9251, 9252

Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.

9302

Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten

9305B

Persoonlijke dienstverlening