Artikel 18   Wonen (W)

18.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

b.      Hoofdgebouwen;

c.       Ter plaatse van de aanduiding (wl)(2) uitsluitend voor een woonschepenligplaats van maxi­maal 2 woonschepen;

d.      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

e.       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

f.       Tuinen, erven en paden.

 

18.2. Regeling aan-huis-verbonden beroepen

18.2.1.  Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de vol­gende voorwaarden:

a.   Ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 ;

b.   De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

c.   De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting of horeca betreffen;

d.   De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het In­rich­tingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

e.   De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;

f.    Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activi­teit(en).

 

18.2.2.  Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a.   Het bepaalde in artikel 18.2.1 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een mel­dingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieube­heer, voor zover het bedrijven betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende "Staat van vrijstelling toelaatbare ac­tiviteiten in het kader van een aan-huis-verbonden beroep";

b.   Het bepaalde in artikel 18.2.1 onder f en een aan-huis-verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen minimaal 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voor het medische beroepen betreft.

 

18.3. Bouwvoorschriften

18.3.1.  Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.   Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.   De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;

c.   De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plan­kaart is aangegeven;

d.   Voor zover slechts de goothoogte van een hoofdgebouw op de plankaart is aange­geven mag het hoofdgebouw worden verhoogd tot maximaal 4 m boven de aange­geven goothoogte, met dien verstande dat het bouwdeel boven de maximaal toege­stane goothoogte minimaal twee schuine dakvlakken heeft.

 

18.3.2.  Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

a.   Op deze gronden mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wor­den gebouwd;

b.   De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en over­kappin­gen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 40  bedragen, met in­achtne­ming van de volgende bepaling:

-     minimaal 60% van de gronden zonder de aanduiding "bouwvlak" dient onbe­bouwd en onoverdekt te blijven;

c.   De diepte van aan- en uitbouwen aan de oorspronkelijke achtergevel van hoofdge­bou­wen mag maximaal 3 m bedragen;

d.   De goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

e.   De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;

f.    De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;

g.   De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

18.3.3.  Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gel­den de volgende bepalingen:

a.   De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;

b.   De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

18.4. Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.       Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b.      Een goede woonsituatie;

c.       De verkeersveiligheid;

d.      De sociale veiligheid;

e.       De milieusituatie;

f.       De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

18.5. Vrijstelling van de bouwvoorschriften

18.5.1.  Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het overschrijden van bestemmingsgrenzen van de bestemmingen Agrarisch en Tuin, voor zover dit geldt voor:

a.   Het bepaalde in lid 18.3.1 onder a en toestaan dat entreeportalen met een maximaal oppervlak van en een bouwhoogte van 2,5 m buiten het bouwvlak aan het hoofdgebouw mogen worden aangebouwd;

b.   Het bepaalde in lid 18.3.2 onder a en toestaan dat erkers met een breedte van maxi­maal 3/5 van de naar de weg toegekeerde gevel en zijgevel van het hoofdgebouw aan de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw worden aangebouwd met een maximale diepte van 1 m; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

c.   Het bepaalde in lid 18.3.2 onder a en toestaan dat carports in de voortuin worden ge­bouwd met een maximale oppervlakte van 18  en een maximale bouwhoogte van 3 m, mits het perceel onmiddellijk grenst aan de bestemming Verkeer of Verkeers- en verblijfsgebied, er tussen de perceelsgrens en het bouw­vlak een onbebouwde zone van minimaal 5 m aanwezig is en de aansluitende rijweg minimaal 7 m breed is;

d.   Het bepaalde in lid 18.3.2 onder b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoog­ste 60  mag bedragen, met dien verstande dat minimaal 75% van de gronden, behorende bij het hoofdgebouw, onbebouwd dient te blijven.

 

18.5.2.  De in lid 18.5.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen oneven­re­dige aantasting plaatsvindt van:

a.   Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b.   Een goede milieusituatie;

c.   De verkeersveiligheid;

d.   De sociale veiligheid;

e.   De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

18.6. Gebruiksvoorschriften

18.6.1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

18.6.2.  Tot een gebruik, strijdig met de bestemming(en) zoals bedoeld in lid 18.6.1, wordt in ie­der geval gerekend:

a.   Het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

b.   Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

c.   Opslag van goederen buiten het bouwvlak;

d.   Opslag van goederen binnen het bouwvlak indien de stapelhoogte van goederen meer dan 4 m bedraagt.

 

18.6.3. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 18.6.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige ge­bruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

18.7. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 18.6.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a sub 2º van de Wet op de economische delicten.