2 Bestaande situatie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven. Dit hoofdstuk geeft een uitgebreid beeld van alle voor dit bestemmingsplan relevante aspecten.
Nieuwegein in groter verband
De gemeente Nieuwegein ligt in het rivierkleigebied van de provincie Utrecht, tussen de gemeenten Utrecht, Houten, Vianen en IJsselstein. De Lek vormt in het zuiden de gemeentegrens van Nieuwegein. In sociaal-economisch opzicht maakt Nieuwegein deel uit van de Utrechtse agglomeratie die ruim een half miljoen inwoners telt. Met een landoppervlak van 2.565 ha is Nieuwegein bepaald klein, maar het inwonertal van 60.956 op 1 januari 2011 maakt het, na Utrecht, Amersfoort, Veenendaal en Stichtse Vecht, tot de vijfde gemeente van de provincie.
Nieuwegein is een jonge gemeente, in 1971 ontstaan als groeikern na samenvoeging van Jutphaas en Vreeswijk. De gemeentegrenzen zijn in de loop van de tijd onderhevig geweest aan veelvuldige veranderingen als gevolg van het expanderende Utrecht en aanpassingen aan de moderne infrastructuur. De bebouwing wordt vrijwel geheel ingesloten door moderne infrastructuur: de rijkswegen A2 en A12 in het westen en noorden en globaal de rijksweg A27 in het oosten en de Lek in het zuiden.
Plangebied
Het plangebied Galecopperzoom wordt deels begrensd door de watergang Galecopperwetering en de A12 in het noorden, de A.C. Verhoeflaan in het oosten, Galecopperlaan in het zuiden en de A2 in het westen. Het gebied bestaat grotendeels uit sportvoorzieningen en groen. Daarnaast maakt een school en enkele woningen langs de Galecopperdijk en de Reinesteijnseweg onderdeel uit van het plangebied.
2.2 Ruimtelijke (hoofd)structuur
Het gebied Galecop vormt van oudsher een agrarisch gebied in het noorden van het oude Jutphaas en het huidige Nieuwegein. Het visueel grotendeels open gebied vormt een uitloper van het Utrechts weidegebied. Twee oude bebouwingslinten met nog enkele woningen en oude boerderijen, de Galecopperdijk en de Reinesteijnseweg zijn doorbroken door het tracé van de rijksweg A12. Daarnaast doorsnijden de brede taluds van de verwevingsbanen van knooppunt Oudenrijn de van oudsher aanwezige strokenverkaveling. Galecopperzoom wordt doorsneden door watergang de Galecopperwetering. Tussen de Galecopperdijk en de Reinesteijnseweg ligt langs deze Galecopperwetering een asfaltweg met dezelfde naam.
2.3 Bebouwingsstructuur en typologien
In het gebied is naast de oorspronkelijke woonbebouwing ook de nieuwbouw van de school en de sportverenigingen aanwezig. De oorspronkelijke woonbebouwing kenmerkt zich door een typologie van boerenerf met woonhuis. Het gaat hier hoofdzakelijk om vrijstaande woningen op ruime kavels langs de historische linten.
De bebouwing van de sportvoorzieningen en de school kennen een andere korrelgrootte dan rest van de bebouwing in het gebied en zijn niet gekoppeld aan de structuur van de ondergrond.
2.4 Functionele structuur
Deze paragraaf schetst een beeld van de functionele structuur. Het betreft de
volgende functies: wonen, sport, maatschappelijke voorzieningen en groen en water.
Wonen
De Galecopperdijk en de Reinesteijnseweg zijn twee oude bebouwingslinten met nog enkele woningen en oude boerderijen.
Sport
In het plangebied ligt het sportpark met sportvelden en verenigingsgebouwen voor o.a. de volgende verenigingen: atletiek, voetbal, honkbal en rugby.
Verder is Petanquecentrum Nieuwegein gevestigd aan de Galecopperzoom 1. Er zijn zowel binnen- en buitenbanen. In het pand aan de Galecopperzoom 3 is de kynologenvereniging gevestigd.
Maatschappelijke voorzieningen
In het gebied aan de Galecopperzoom 2 staat basisschool de Toonladder. Op sportpark Galecop is tevens Kinderdagverblijf Toverfluit gevestigd.
Groen en water
Het groen binnen het plangebied wordt gevormd door de begroeide geluidswallen langs de A2 en het groene uitloopgebied van de wijk Galecop dat aansluit op de sportvelden. In het groen zijn diverse paden en sport- en speelvoorzieningen (oa. voetbalkooi en skatebaan) aangelegd. Oude cultuurlijnen in het landschap zijn de Galecopperwetering en -dijk. Rondom de Galecopperwetering die van west naar oost in het plangebied loopt, heeft het groen als hoofdfunctie recreatie en beleving en als nevenfunctie natuurontwikkeling.
2.5 Verkeer, vervoer en parkeren
Bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer
Het plangebied Galecopperzoom wordt via de Galecopperlaan voor het autoverkeer ontsloten vanaf de A.C. Verhoefweg die een gebiedsontsluitende functie heeft. Deze gebiedsontsluitende weg begrenst het gebied aan de oostzijde. De A.C. Verhoefweg geeft in zuidelijke richting verbinding met de woongebieden en het centrum van Nieuwegein en in noordelijke richting verbinding met de rijksweg A12. Ten westen van het gebied bevindt zich de rijksweg A2 (Amsterdam-Maastricht). Het plangebied wordt gekenmerkt door de centrale ligging direct nabij knooppunten van het Nationale rijkswegennetwerk waardoor de externe ontsluiting en bereikbaarheid vanuit het gehele land optimaal zijn.
De interne infrastructuur van het gebied Galecopperzoom loopt via de Galecopperlaan naar de A.C. Verhoefweg. De Galecopperlaan is bedoeld en ingericht voor de ontsluiting van het gebied Galecopperzoom en de bestaande wijk Galecop en niet voor de ontsluiting van andere deelgebieden.
Bereikbaarheid voor langzaam verkeer
Door het plangebied lopen een aantal centrale fiets/voetverbindingen. Een belangrijke fietsverbinding van noord naar zuid bevindt zich op de Galecopperdijk.
Parkeren
Alle gebouwen op het sportcomplex zijn gegroepeerd rond een centraal gelegen parkeerterrein met een omvang van circa 400 parkeerplaatsen. Ook de sportverenigingen aan de westzijde hebben eigen parkeervoorzieningen.
2.6 Waterhuishouding
Algemeen
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.
Watertoetsproces
Door het gebied ligt de Galecopperwetering, deze voert het overtollige oppervlaktewater van het gebied Rijnenburg af naar het poldergemaal Galecop. De wetering is in eigendom, beheer en onderhoud bij het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.
Overstromingsrisicoparagraaf
Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied deel uit maakt van dijkring 15, Lopiker- en Krimpenerwaard . Deze dijk heeft een overschrijdingsnorm van eens per 2000 jaar. Deze dijkring is gekarakteriseerd als een dijkring die minder diep en minder snel onderloopt. De overstromingsdiepte is 2 à 5 m.
Voorliggend plan is een consoliderend plan, dus voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Daarom is een nadere beschouwing van het overstromingsrisico ook niet noodzakelijk. Het waterschap heeft aangegeven akkoord te zijn met dit bestemmingsplan.
2.7 Natuur en landschap (flora en fauna)
In Nederland is het rijksbeleid voor natuur vormgegeven via de Ecologische Hoofdstructuur. Het beleid van de Europese Unie (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn), heeft echter grote invloed op dit nationale natuurbeleid. Veel Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, ook wel aangeduid als speciale beschermingszones) liggen dan ook binnen de Ecologische Hoofdstructuur.
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober 2005 vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura 2000).
Er kan een tweedeling worden gemaakt in gebieds- en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.
Op een afstand van circa 1 kilometer ligt Nationaal Landschap Nieuw Hollandse Waterlinie (oranje op de onderstaande luchtfoto). Aan de westzijde van het gebied ligt een deel van de Ecologische Hoofdstructuur (groen op onderstaande luchtfoto). Laatstgenoemde is ook specifiek op de verbeelding aangeduid.
Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen reservaatgebieden of speciale beschermingszones, zoals Natura 2000-gebieden, aanwezig. Derhalve komt gebiedsbescherming niet meer aan de orde. Aangezien er geen ontwikkelingen in het bestemmingsplan zijn meegenomen hoeft een natuurtoets niet plaats te vinden.
Een gebied van 3 kilometer rond het plangebied Galecopperzoom
Soortenbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.
Gelet op het feit dat het bestemmingsplan alleen het huidig gebruik legaliseert en niet een nieuwe ontwikkeling betreft hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden. Indien er wordt gebouwd of een andere activiteit plaatsvindt binnen de regeling van het bestemmingsplan, zal echter wel rekening moeten worden gehouden met de eventueel aanwezige beschermde soorten.
2.8 Cultuurhistorie en archeologie
Archeologie
Voor de gemeente zijn een archeologische verwachtingskaart en een beleidsadvieskaart gemaakt (RAAP-rapport 2145, 2011) De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor de archeologische beleidsadvieskaart: aan de verwachtingen worden regels gekoppeld die inzichtelijk maken waar en welke gevallen archeologisch onderzoek geëist wordt.
Ten westen van de Galecopperdijk zijn eerder archeologische onderzoeken uitgevoerd, waarbij archeologische resten zijn aangetroffen. In het noordwesten van de Galecopperzoom is een middeleeuwse huisterp aangetroffen. Ten zuiden van deze huisterp, in een circa 70 m brede strook ten westen van de Galecopperdijk zijn eveneens archeologische resten gevonden, mogelijk sporen van Laat Middeleeuwse buitenplaatsen. Deze resten zijn nog niet nader onderzocht. Behalve een perceel langs de Galecopperzoom valt deze onderzochte zone buiten het plangebied.
Archeologie in het plangebied
Op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart is te zien dat er zich twee verschillende archeologische waardes bevinden in het bestemmingsplangebied, namelijk AWV 2 en AWV 6. Beide gebieden hebben een dubbelbestemming gekregen.
Archeologische verwachtingswaarde AWV2 is toegekend aan:
een zone in het uiterste noordwesten van het gebied. Dit gebied heeft een hoge verwachting op resten uit de IJzertijd-Romeinse Tijd.
een strook aan weerszijden van de Galecopperdijk met een hoge verwachting op resten uit de Middeleeuwen-Nieuwe Tijd, als onderdeel van de ontginningseenheid Galecop (een cope-ontginning).
De rest van het gebied heeft een lage verwachting voor alle perioden en heeft Archeologische verwachtingswaarde AWV6 toegekend gekregen.
Onderzoeksnoodzaak binnen AWV2 en AWV6
Voor AVW2 geldt dat alleen archeologisch onderzoek plaats dient te vinden bij plangebieden groter dan 500 m2, waar bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv reiken. Doel van het inventariserend onderzoek moet zijn: het vaststellen van de intactheid van de bodem en het opsporen van vindplaatsen.
Voor AVW6 geldt dat in deze gebieden alleen onderzoek plaats dient te vinden als er sprake is van plangebieden groter dan 10.000 m2, waar bodemingrepen dieper dan 150 cm -mv gaan plaatsvinden. Doel van inventariserend onderzoek is het vaststellen van de intactheid van het landschap.
Cultuurhistorie
Historische geografie en landschap
In het bestemmingsplangebied Galecopperzoom is de structuur van de middeleeuwse cope-ontginning Galecop nog goed te herkennen. De aanduiding cop of cope geeft aan dat we hier te maken hebben met een van bovenaf geplande, systematische ontginning, waarbij kolonisten een koopovereenkomst sloten met de landsheer. Onder bisschop Willem I werd omstreeks 1060 het moerassige gebied ingedeeld, ontwaterd en bewoonbaar gemaakt. Centraal in dit gebied werd van noord naar zuid een wetering gegraven, met daarlangs een kade, de huidige Galecopperdijk, de ontginningsbasis van de cope. Vanaf de wetering werden naar beiden kanten lange rechte sloten gegraven tot aan de achterkades, om zo het gebied te ontwateren. De sloten verdeelden het gebied in lange strookvormige percelen. Langs de Galecopperdijk werden de boerderijen gebouwd. Deze middeleeuwse structuur bleef in grote lijnen bewaard tot de verstedelijking.
De uitgestrektheid van het oude landschap is verloren gegaan door bebouwing in het zuiden, nieuw groen in het oosten en westen en de A12 in het noorden. Toch is een groot deel van het gebied de middeleeuwse opzet nog te herkennen. Centraal ligt nog duidelijk de Galecopperdijk, omgeven door sloten met daarlangs enkele (soms verlaten) erven. Het graslandgebied heeft nog een zekere uitgestrektheid en de strokenstructuur en sloten vormen nog een landschappelijk ensemble met de oude ontginningsbasis. Het westen en zuidwesten is nu in gebruik als park, speelweide of sportaccommodatie. In de inrichting schijnt het oude landschap nog door en sommige poldersloten bestaan nog in het groen. Helemaal in het westen vormt de Reinesteijnse Weg nog de herkenbare achterkade van de polder.
Stedenbouwkundige ontwikkeling en bebouwingskarakteristiek
De Galecopperzoom ligt ten noorden van de woonwijk Galecop, die in de jaren 90 van de twintigste eeuw ontwikkelt in het noordelijke deel van de gemeente Nieuwegein. Dit voormalige buitengebied, de polder Galecop, ligt noordelijk van de wijken, die na 1970 tot stand zijn gekomen in het kader van het definitieve Structuurplan uit 1969.
In het bestemmingsplangebied zijn belangrijke historische structuren zichtbaar gebleven: de ontginningsassen Reinesteijnseweg langs de westflank, en de Galecopperdijk en de Galecopperwetering. Deze ontginningsassen zijn bepalend voor de verkavelingsstructuren en de situering van de lintbebouwing langs de oude wegen. Langs de Reinesteijnseweg zijn elementen van de oude verkavelingsstructuren en de agrarische lintbebouwing herkenbaar gebleven. Cultuurhistorische waarde bezit hier de boerderij Reinesteijnseweg 9, een langhuisboerderij met markant gedetailleerde voorgevel uit 1910. Van de spaarzaam aanwezige lintbebouwing langs de Galecopperdijk is alleen de langhuisboerderij op nr. 13 van belang (gemeentelijk monument). De vermoedelijk laat 18de-eeuwse boerderij, ‘Oudervrucht’ genaamd, heeft een rieten kap. Op het erf bevindt zich nog een hooiberg.
In het gebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig. In het plangebied bevindt zich een gemeentelijk monument, Galecopperdijk 13, boerderij (GM). Deze is op de plankaart van een specifieke aanduiding voorzien.
De woning aan de Reinesteijnseweg 9 is benoemd tot waardevol object en eveneens aangeduid op de verbeelding. Deze is op de plankaart van een specifieke aanduiding voorzien.
2.9 Milieu
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.
2.9.1 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten. Voorliggend bestemmingsplan is een consoliderend plan dus aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Er wordt volstaan met een beschrijving van de huidige situatie.
2.9.1.1 Industriegeluid
Op basis van de Wet geluidhinder geldt een verplichte zonering voor industrieterreinen, waarop inrichtingen zijn gevestigd of kunnen worden gevestigd, die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken. Binnen dit bestemmingsplan of de directe omgeving liggen geen gezoneerde industrieterreinen en/of geluidzones hiervan.
2.9.1.2 Weg- en railverkeergeluid
Sinds de wijziging van de Wet Geluidhinder op 1 juli 2012 zijn de meeste Rijkswegen en spoorwegen aangegeven op geluidplafondkaarten. Dit betekent dat langs deze (spoor)wegen geluidproductieplafonds (GPP's) zijn vastgesteld op bepaalde referentiepunten langs de (spoor)weg.
Wegverkeer
De rijkswegen die Nieuwegein omringen: de A2, A12 en A27 zijn allemaal opgenomen op geluidplafondkaart en hebben dus geen zone meer. De GPP's die niet overschreden mogen worden, zijn opgenomen in het geluidregister van Rijkswaterstaat. Ook voor wegverkeerslawaai geldt dat onderzoek niet verplicht is voor bestaande situaties, die niet wijzigen door het vaststellen of herzien van het bestemmingsplan. Aanvullend onderzoek is dus niet noodzakelijk.
Opgemerkt wordt nog dat aan de Reinesteijnseweg een geluidwal wordt / gedeeltelijk is gerealiseerd. Hier is een apart bestemmingsplan voor opgesteld (bestemmingsplan Geluidwal Galecopperzoom).
Railverkeer
Voor Nieuwegein zijn geen spoorwegen op de geluidplafondkaart aangegeven, maar wel op de zonekaart volgens art. 106 Wet Geluidhinder. De zone vanwege de sneltram is 100 m aan weerszijden van het spoor. De sneltram ligt op behoorlijke afstand van de Galecopperzoom, waardoor de zone niet over het bestemmingsplangebied heen ligt. Bovendien is onderzoek niet verplicht voor bestaande situaties, die niet wijzigen door het vaststellen of herzien van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan betreft een actualisatie van het vigerend bestemmingsplan. Aanvullend onderzoek is dus niet noodzakelijk.
2.9.2 Bedrijven en Milieuzonering
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. Rond bedrijven liggen hindercirkels waarvan de minimale afstanden ten opzichte van gevoelige functies (zoals woningen) bepaald worden aan de hand van onder andere het bedrijfstype en de omvang van het bedrijf. Voor het bepalen van de minimale afstanden worden de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" en de "Wet geurhinder en veehouderij (2006)/ Besluit landbouw milieubeheer (2006)" gebruikt.
Het voorliggende plan is een consoliderend plan waarin er van wordt uitgegaan dat elk bedrijf een vergunning heeft die is afgestemd op de huidige situatie. In de vigerende milieuvergunningen (nu omgevingsvergunning) is rekening gehouden met de woningen die binnen de hindercirkels staan.
Bestaande functies in het plangebied
Het plangebied kan worden aangemerkt als een rustig buitengebied. Binnen het plangebied komen naast de woonfunctie ook andere functies voor zoals een school en diverse sportverenigingen en sportvelden. In dit plan is sprake van vastlegging van de bestaande situatie.
Aan de oostzijde is een sportveldencomplex met verlichting gelegen. In de Handreiking wordt hiervoor een afstand van 50 meter genoemd. Er worden geen nieuwe gevoelige functies binnen 50 meter mogelijk gemaakt. Binnen een straal van 50 meter van de sportverenigingen aan de Galecopperzoom (1 en 3) zijn geen woningen gelegen.
Voor scholen geldt een afstand van 30 meter. Binnen het plan en naar de omgeving wordt voldaan aan genoemde afstanden. Bovendien betreft dit bestaande situaties waarvoor uitgangspunt is dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.
Bestaande functies rondom het plangebied
Aan de Reinesteijnseweg 8 ligt een loon- en verhuurbedrijf (milieucategorie 2). Er wordt van uitgegaan dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.
2.9.3 Externe veiligheid
Toetsingskader
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's dienen binnen aanvaardbare grenzen te blijven. De regels zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRnvgs). Deze circulaire wordt ingetrokken als het Besluit externe veiligheid transport (Btev) en de regelgeving voor het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen in werking treedt (naar verwachting 2013). In deze regelgeving worden twee normstellingen gehanteerd:
Het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.
Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR:
Langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd;
Rond bedrijven waarin opslag en/of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Voor iedere toename van het GR geldt een verantwoordingsplicht binnen het zogenaamd invloedsgebied, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. Voor transportassen kan als toetsingsafstand voor ruimtelijke beperkingen 200 m aangehouden worden, voor bedrijven verschilt het invloedsgebied per type bedrijf.
Toetsing plangebied
In of in de nabijheid van het plangebied zijn de volgende risicobronnen aanwezig:
De rijkswegen A2 en A12;
Defensieleiding P20;
Amsterdam Rijnkanaal;
Propaantanks aan de Reinesteijnseweg en de Galecopperdijk.
Rijkswegen A2 en A12
De contour voor het plaatsgebonden risico als gevolg van de A2 en A12 zijn bepaald ten behoeve van het Basisnet weg. Voor de A2 bedraagt deze 0 meter en tevens is er geen plasbrandaandachtsgebied. Het plaatsgebonden risico van de A12 bedraagt 25 meter gemeten vanaf het midden van de weg. Daarnaast is er een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter, gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook. Deze zones vallen buiten het plangebied. Het groepsrisico als gevolg van de A2 bedraagt minder dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. Voor de A12 ligt dit tussen de 0,1 en 1 x de oriëntatiewaarde. Uit berekeningen van Stad Utrecht blijkt dit circa 0,3 x de oriëntatiewaarde te zijn, in zijn geheel veroorzaakt door de bebouwing aan Utrechtse zijde (Papendorp).
Defensieleiding
Ten oosten van het plangebied loopt op meer dan 70 meter een hogedruk 8 inch stalen leiding van defensie. Door de leiding worden uitsluitend K2- en K3-producten vervoerd. De contour voor het plaatsgebonden risico ligt op de leiding, het invloedsgebied van het groepsrisico is een strook van 31 meter aan weerskanten van de leiding. Deze leiding is derhalve niet van invloed op het plangebied.
Amsterdam-Rijnkanaal
Het plangebied bevindt zich op meer dan 155 meter van het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK). In het Basisnet water is het ARK aangewezen als een zgn. zwarte vaarweg. De PR10-6 contour ligt maximaal tot op de oever, er is geen veiligheidszone. Wel is er een plasbrandaandachtsgebied van 25 meter waarbinnen slechts gemotiveerd gebouwd mag worden. Daarnaast moet het groepsrisico verantwoord worden binnen 200 meter van de vaarweg bij bepaalde dichtheden. De aanwezige sportvelden in het plangebied met daarin ook een kinderdagverblijf bevinden zich op meer dan 200 meter van het Amsterdam Rijnkanaal. Zowel het groepsrisico als het plaatsgebonden risico is derhalve geen aandachtspunt.
Propaantanks
In het plangebied bevinden zich twee propaantanks: aan de Reinesteijnseweg 10a (1.200 liter), Galecopperdijk 13 (2.700 liter). De dichtstbijzijnde propaantank buiten het plangebied ligt aan de Reinesteijnseweg 8a (3.000 liter). Voldaan wordt in alle gevallen aan de veiligheidsafstanden uit het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer. De regelgeving met betrekking tot het groepsrisico is niet van toepassing op deze propaantanks.
Route gevaarlijke stoffen
Vanaf de A12 loopt door Nieuwegein een aangewezen route voor gevaarlijke stoffen door Nieuwegein over de Laagravenseweg, Plettenburgerbaan,
Zuidstedeweg, Binnenwal en Brugwal naar het bedrijf Ecolab. Deze route ligt op enige afstand van het plangebied en heeft hierop geen invloed. Wel zijn er ontheffingen van deze route afgegeven voor het plangebied ten behoeve van de aflevering van propaan voor de woningen en bedrijven aan de Reinesteijnseweg en Galecopperdijk. De frequentie van vervoer is zeer beperkt waardoor het plaatsgebonden risico of groepsrisico geen aandachtspunt is.
Verantwoording groepsrisico plangebied
Dit plan maakt geen nieuwe bestemmingen mogelijk. De hoogte van het groepsrisico kan daarom niet verder toenemen als gevolg van dit plan. Hieronder wordt ingegaan op het maatgevend scenario, de te nemen maatregelen, rampenbestrijding en de zelfredzaamheid.
Het maatgevend scenario voor het plangebied is een zgn. koude BLEVE op een van de rijkswegen als gevolg van een ongeluk met een LPG-tankauto. Door een mechanische beschadiging stroomt al het gas in zeer korte tijd uit de tankauto en vormt een gaswolk. In geval van een directe ontsteking resulteert dit in een grote vuurbal. Tot op 270 m kunnen er dodelijke slachtoffers vallen. Verspreid in het plangebied bevinden zich binnen de potentiële effectafstand van een BLEVE een vijftal woningen en de sportbestemming aan de Galecopperzoom 3 op 160 meter. Vanwege deze beperkte aanwezigheid is de kans op een calamiteit met veel slachtoffers gering.
In het Basisnet maximale plafonds (“gebruiksruimten”) opgenomen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijkswegen. Aldus is er een grens gesteld aan de toename van de vervoersstromen en derhalve de risico´s. Indien deze gebruiksruimte overschreden wordt zal de minister maatregelen treffen om de risico´s te beperken.
Voor de gemeente als geheel is op 21 juni 2005 het crisisbeheersingsplan gemeente Nieuwegein vastgesteld. Voor de maatgevende ramp scenario´s welke hierboven zijn genoemd is geen apart rampenbestrijdingsplan (wel is er voor het Amsterdam een apart rampenbestrijdingsplan). In het crisisbeheersingsplan zijn de taken voor de hulpdiensten brandweer, politie en GHOR beschreven. Tevens staan hierin de procedures beschreven voor opschaling en afzetting van de omgeving.
Onder zelfredzaamheid wordt de mogelijkheid verstaan om zichzelf in geval van een incident tijdig in veiligheid te kunnen brengen. Dat wil zeggen dat omwonenden en ook medewerkers zonder hulp van hulpdiensten op een plaats weten te komen waar zij de schadelijke effecten niet ondervinden. Aard en aantal van de ontsluitingswegen is voldoende te noemen. In het effectgebied komen geen objecten met verminderde zelfredzaamheid voor. De afstand om tot buiten het letaliteitsgebied te vluchten is relatief kort (maximaal 250 m).
Conclusie
Uit voorgaande volgt dat externe veiligheid geen belemmering is voor het bestemmingsplan.
2.9.4 Luchtkwaliteit
Ruimtelijke plannen dienen voor luchtkwaliteit te voldoen aan de normen zoals deze zijn gesteld in de wet. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen zijn grenswaarden opgenomen.
Op basis van de Wet milieubeheer (artikel 5.16 ) kan een bestemmingsplan onder andere worden vastgesteld, indien aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. Het is niet aannemelijk dat sprake is van overschrijding van deze grenswaarden omdat in het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande functies in het stedelijk gebied worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Nader onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan is niet noodzakelijk.
Sinds 2002 brengt de gemeente Nieuwegein elk jaar haar luchtkwaliteit in beeld. Een van de meetpunten ligt aan de Reinesteijnseweg. De normen voor stikstof en fijn stof worden op dit moment op een aantal plekken in Nieuwegein nog niet gehaald. Dit betreft in het plangebied de Reinesteijnseweg 9. De gemeten jaargemiddeld concentratie voldoet aan de grenswaarde van 40 µg/m3 voor 2015 (bron: Jaarrapportage concentratiemetingen stikstofdioxide Nieuwegein 2011, buro Blauw) .
Het Rijk zal in het kader van de overschrijding op luchtkwaliteit op deze woning een scherm realiseren. Het 6 m hoge scherm dient door Rijkswaterstaat gerealiseerd te worden en uiterlijk in 2014 af te zijn. Deze verplichting volgt uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit scherm valt buiten het plangebied.
2.9.5 Bodem
Voorliggend bestemmingsplan betreft een grotendeels consoliderend plan, het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Er hoeft dan ook geen onderzoek verricht te worden naar de mogelijke bodem- of grondwaterverontreiniging in het kader van dit bestemmingsplan.
Indien sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bebouwingsvlakken (die ook al in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen) zal het bedoelde onderzoek in het kader van de verlening van de bouwvergunning aan de orde komen.
2.9.6 Belemmeringen
Radarverstoring
Nieuwegein ligt in de nabijheid van de radarinstallatie Soesterberg. Rond deze radarinstallatie geldt een radarverstoringsgebied. In het radarverstoringsgebied kunnen gebouwen (maar ook windmolens) met een hoogte van meer dan 45 meter mogelijk de werking van de radar verstoren. Er zijn in dit plangebied geen gebouwen of andere bouwwerken van 45 meter of hoger voorzien. Van mogelijke radarverstoring is dan ook geen sprake.
2.9.7 Sociale Veiligheid
Onder "Sociale Veiligheid" wordt verstaan: een omgeving maken waar men zich vrij van de dreiging van of een confrontatie met geweld, kan bewegen. Het begrip "sociale veiligheid" kent twee kanten: de onveiligheidsgevoelens en de werkelijke onveiligheid. De factoren die kunnen bijdragen aan meer veiligheid zijn: informeel toezicht, persoonlijke controle en het imago van het gebied. Toegespitst op het plangebied Galecopperzoom betekent dit, dat door inrichting en beheer van het openbare gebied een goede sociale controle mogelijk is. In het plangebied is een aantal aspecten te noemen waarbij sociale veiligheid bijzondere aandacht vraagt.
Vrijliggende groenvoorzieningen
Hieronder wordt verstaan de groenzone aan de westzijde van de wijk tussen de Reinesteijnseweg en de rijksweg A2 en de groenzone die van oost naar west loopt in het verlengde van het sportcomplex. Bij grootschalige groenvoorzieningen is het van belang, dat de inrichting zowel ruim van opzet als overzichtelijk is en blijft. Het instrument dat dit waarborgt is het gemeentelijk groenbeheersplan. De inrichting van de gebieden is niet enkel van toepassing op de groenvoorzieningen, maar ook op de structuur van de routes daar doorheen. De routes moeten voldoende breed en goed gelegen zijn. Tevens is van belang dat de verlichting van de doorgaande fietspaden van voldoende niveau is, waardoor sociale onveiligheidsgevoelens beperkt kunnen worden. Via het groenbeheersplan wordt dat bewaakt.
Langzaamverkeersroutes
In het plangebied is een onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire langzaamverkeersroutes. De primaire routes zijn de belangrijkste fietsverbindingen met een noord-zuid en oost-west oriëntatie (onder andere de route langs de Galecopperdijk en de Galecopperwetering). Voor het merendeel worden de routes begeleid door woonbebouwing. Voorzover deze door groenvoorzieningen lopen, moet (in het bijzonder in de avonduren) voldoende verlichting aanwezig zijn. In de praktijk is dit gerealiseerd.
2.9.8 Milieueffectrapportage
Algemeen
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.
Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met een oppervlakte vanaf 100 ha is er een beoordelingsplicht en daaronder meestal niet, maar in sommige gevallen wel. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2 'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.
De consequentie van de nieuwe regeling is dat elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(beoordeling) noodzakelijk;
belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.
Plangebied Galecopperzoom
De mogelijk mer-plichtige activiteiten in dit bestemmingsplan betreft de functie woningen. Woningen vallen onder de beschrijving “D 11.2 De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen” uit bijlage D van het Besluit MER. Echter vanwege het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is er geen sprake is van aanleg, wijziging of uitbreiding.
Ook in de Provinciale Milieuverordening staan geen activiteiten waarvoor een (plan- of project-) MER of m.e.r.-beoordeling moeten worden opgesteld.
Ecologie
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen reservaatgebieden of speciale beschermingszones, zoals Natura 2000-gebieden. De Natura 2000-gebieden liggen op een dusdanige afstand en buiten de gemeentegrenzen van Nieuwegein, dat de mogelijkheden binnen dit bestemmingsplan geen nadelige invloed of in ieder geval geen significante nadelige invloed op de instandhoudingsdoelen van deze Natura 2000-gebieden heeft. Er hoeft dan ook geen Passende beoordeling in het kader van de Europese Habitatrichtlijn te worden opgesteld.
Conclusie
Op basis van bovenstaande is dit bestemmingsplan niet MER-plichtig.