De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen met ten hoogste twee rijstroken;
b. verhardingen voor pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen;
c. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en
opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen;
d. parkeerstroken en –voorzieningen;
e. fiets- en voetpaden;
f. bermen, groen- en speelvoorzieningen;
g. watergangen;
h. bij een en ander behorende andere
voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, beeldende kunst;
met dien verstande dat:
a. artikel 9 met voorrang van toepassing is, voorzover de gronden mede zijn bestemd voor ‘Waarde-Cultuurhistorie’.
Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken
voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en
b. andere bouwwerken, zoals lichtmasten,
informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties en straatmeubilair.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer
dan 20 m˛ en de bouwhoogte niet meer dan 3 m
bedragen;
b. van andere bouwwerken mag de bouwhoogte niet
meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven: