De voor
"Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
instandhouding
en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden,
b.
instandhouding
van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen, en
c.
extensieve
openluchtrecreatie, zoals fiets-, voet- en
ruiterpaden voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden
aangetast, en
d.
extensief
agrarisch gebruik, voor over de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig
worden aangetast.
Op en in de gronden
als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken,
waarvan de bouwhoogte niet meer dan
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9.2, ten
behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van
de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen, mits de noodzaak daarvan
is aangetoond en de in lid 9.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden
aangetast.
9.3.2 Procedure bij ontheffing
Bij de
voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van een ontheffing wordt de
procedure gevolgd, die is vervat in de Afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht.
Artikel 26
(Aanlegvergunning) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel
aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met
de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.