direct naar inhoud van Regels

Soesterberg

Status: Onherroepelijk
Idn: NL.IMRO.0342.BPSTB0006-0401

REGELS BESTEMMINGSPLAN SOESTERBERG

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan Soesterberg van de gemeente Soest.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0342.BPSTB0006-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar -ingevolge de regels- regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aardkundige waarden:

waarden die samenhangen met verschijnselen en processen van de niet levende natuur (geologie, reliëf, bodem, water) –al dan niet teweeggebracht door menselijk handelen– die een bijzondere betekenis hebben voor de mens omdat zij inzicht geven in de natuurlijke en cultuurhistorische ontstaansgeschiedenis van een gebied en/of (mede)bepalend zijn voor de identiteit en belevingswaarde van het landschap.

1.6 achtererfgebied:

Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.7 achtergevel:

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.9 ander geluidgevoelige gebouwen:

onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.

1.10 archeologisch deskundige:

de gemeentelijke archeoloog of een andere door Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.

1.11 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door de gemeente Soest of namens de gemeente Soest door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.12 archeologisch verwachtingsgebied:

terrein dat op basis van de Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart van de gemeente Soest op de verbeelding is aangeduid als gebied met lage, dan wel middelmatige of onbekende, dan wel hoge archeologische verwachting.

1.13 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.15 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage van de oppervlakte van het bouwvlak, dat mag worden bebouwd, of indien dat in de regels is aangegeven; van het bestemmings- of maatvoeringsvlak.

1.16 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende activiteiten.

1.17 bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door de hoofdbewoner, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede handelsactiviteiten via internetwinkels, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.18 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.20 begane grondbouwlaag:

de eerste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.21 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend of beroepsmatig verleend door de hoofdbewoner.

1.22 beschermd dorpsgezicht:

beschermd dorpsgezicht als bedoeld in de monumentenwet.

1.23 bestaand:

bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.24 bestemmingsgrens:

de grens van het bestemmingsvlak.

1.25 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

1.26 bijbehorende bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar la dan niet tegen aangebouwd gebouw, of andere bouwwerk, met een dak.

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.28 bouwgrens;

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.30 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 bruto vloer oppervlakte (bvo):

de totale oppervlakte van gebouwen ten dienste van de bedrijfsactiviteiten, met inbegrip van daartoe behorende opslag- en overige dienstruimten.

1.34 carport:

een vrijstaand bouwwerk, met maximaal twee gesloten wanden, dat bestemd is voor de stalling van auto's.

1.35 commissie voor welstand en monumenten

onafhankelijke commissie die adviezen levert op het gebied van welstand en monumenten aan het gemeentebestuur.

1.36 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld, dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen.

1.38 detailhandel volumineus:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair.

1.39 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven of het publiek zoals administratie-, advertentie-, advocaten-, advies-, en ingenieursbureaus, congres- en vergaderaccommodaties, makelaars, banken en andere financiële dienstverleners, reis- en uitzendbureaus, fotoateliers (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, postkantoren, kapsalons, schoonheidsinstituten, videotheken, stomerijen en wasserettes.

1.40 dove gevel:

een bouwkundige constructie, die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering -conform NEN 5077- die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 db(A) (in geval van weg- en railverkeerslawaai), alsmede een bouwkundige constructie, waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.41 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.42 evenement:

een voor het publiek toegankelijk, verplaatsbare, georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week.

1.43 extensieve recreatie:

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij men vooral het landschap of bepaalde aspecten daarvan sterk beleeft, zoals wandelen en fietsen, waarbij relatief weinig mensen aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid en die plaatsvinden in een gebied zonder recreatievoorzieningen.

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 geluidgevoelig object:

woning, ander geluidsgevoelig gebouw, woonwagenstandplaats en ligplaats voor een woonschip.

1.46 geluidgevoelige ruimte:

als geluidsgevoelige ruimte van een woning wordt aangemerkt: een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor zodanig gebruik is bestemd.

1.47 grootschalige detailhandel:

een vestiging van detailhandel met een minimaal winkelvloeroppervlak van 2.000 m² per vestiging in één branche, met uitzondering van de branches food (zoals supermarkten) en perifere detailhandel.

1.48 hoofdbewoner:

degene die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat, alsmede de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden.

1.49 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.50 horeca:

  1. een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  1. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;

  2. het verstrekken van nachtverblijf;

  3. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

  1. Tot horeca worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend.

1.51 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij:

  1. de transactie via internet tot stand komt;

  2. ter plaatse alleen opslag en distributie plaatsvindt;

  3. afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt.

1.52 kangoeroewoning:

een aan een eengezinswoning gekoppelde ondergeschikte woonruimte in de woning ten behoeve van een of twee personen die een familieband hebben met de hoofdbewoner.

1.53 kantoor:

een ruimte, die blijkens zijn indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor werkzaamheden van administratieve aard.

1.54 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.55 kinderboerderij:

een boerderij die voor iedereen toegankelijk is en die speciaal is ingericht voor kinderen, waar ze kennis kunnen maken met zeer veel, meestal inheemse dieren, zoals kippen, geiten, paarden, koeien, kalkoenen, ganzen, konijnen, varkens, fazanten, eenden en vele andere (boerderij)dieren.

1.56 landschapswaarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.57 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

1.58 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.59 markt:

een (gedeelte van een ) plein of straat waar handelaren hun waar aan de klanten verkopen.

1.60 monument:

bouwwerken welke krachtens de monumentenwet of een gemeentelijke verordening bescherming genieten.

1.61 natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.62 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.63 openbare dienstverlening:

de dienstverlening door een (semi-)overheidsinstelling in het kader van de uitoefening van de aan die instelling toegekende publieke taak.

1.64 overkapping:

een ander bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand.

1.65 peil:

  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, vermeerderd met 5 centimeter.

  2. in andere gevallen: de hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein, vermeerderd met 5 centimeter, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.66 perifere detailhandel:

een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  1. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, brommers, fietsen, keukens, sanitair, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

  2. grootschalige meubelbedrijven inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering;

  3. tuincentra en detailhandel in bulk-dierenbenodigdheden/hobbyartikelen;

  4. bouwmarkten.

1.67 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.68 straatmeubilair:

meubilair dat langs de openbare weg staat zoals lantaarnpalen, banken en afvalbakken.

1.69 theetuin

een aan de hoofdfunctie ondergeschikt horecabedrijf dat slechts beperkt is tot het verstrekken van alcoholvrije dranken en van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren. Een theeschenkerij (inpandig) wordt gelijk geschaard aan een theetuin. Met dien verstande dat bij een theetuin en theeschenkerij reguliere horeca uitdrukkelijk niet is toegestaan.

1.70 verbeelding:

de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen alsmede de aanduidingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

1.71 vlak:

een geografisch bepaald gebied.

1.72 vliesgevel:

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen, waarbij de afstand tussen vliesgevel en gevel tenminste 0,5 meter is en waarbij er tussen vliesgevel en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm³ per seconde per m² vloeroppervlak van de achterliggende woning(en).

1.73 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.74 waardevolle archeologische laag:

de grondlaag in de bodem waarin de archeologische waarden zijn te verwachten.

1.75 wonen-maatschappelijk:

vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, zoals gehandicapten, ouderen of anderszins verzorgingsbehoevenden, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn.

1.76 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.77 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

1.78 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: de kortste afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens;

  2. afstand tussen gebouwen: de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

  3. de bruto vloeroppervlakte van een gebouw: gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

  4. de netto vloeroppervlakte van een gebouw: binnen de afgewerkte omtrekwanden, onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw, zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair, zoals aanrechten en verwarmingslichamen; de vloeroppervlakte van een verdieping, waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt buiten beschouwing gelaten;

  5. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  6. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien het terrein voor en achter het bouwwerk niet even hoog ligt, wordt de goothoogte gemeten aan de voorgevel; voor de achtergevel liggen in dat geval de goothoogten op dezelfde werkelijke hoogte als bij de voorgevel. Indien de voorgevel wordt uitgevoerd als opgaande topgevel, gelden de goothoogten voor de zijgevels. Zij worden gemeten uit het terrein, aanliggende aan de voorgevel;

  7. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  8. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  9. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  10. de verticale bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

  11. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  1. ondergeschikte bouwonderdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

  2. relatie: indien op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, dan worden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels aangemerkt als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische bedrijven;

  2. instandhouding van de ter plaatse voorkomende waardevolle landschapselementen, zoals bomenrijen, singel- en laanbeplanting, streek en waterlopen;

  3. extensieve recreatie;

  4. watergangen en waterpartijen;

met de daarbij behorende:

  1. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen; sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

  2. overige voorzieningen, zoals ontsluitingsverhardingen, groenvoorzieningen, open terreinen, tuinen en erven.

 

3.2 bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van agrarische gebouwen gelden de volgende eisen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid.

 

3.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

Ander bouwwerk

Bouwhoogte

Licht- en vlaggenmasten

8 meter

Overkappingen pergola's

3,5 meter

Overige bouwwerken en geen gebouwen zijnde

5 meter

Perceelsafscheidingen

2 meter

 

3.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

 

3.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen;

  2. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;

  3. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;

  4. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;

  5. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben.

 

3.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 is vereist voor werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de karakteristieke waarden van de bomen en hagen geen afbreuk wordt gedaan.

 

3.3.3 toegestane werken of werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 mag slechts verleend worden, indien:

  1. de werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. door het stellen van voorwaarden ten aanzien van plaats, omvang, wijze en tijd van uitvoering aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden kan worden voorkomen;

  3. de mogelijkheden tot herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een bedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. bij deze doeleinden behorende tuinen, erven en bedrijfsterreinen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige voorzieningen;

  3. technische installaties, luifels, overkappingen, reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf van categorie 2', een bedrijf in categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf van categorie 3.1', een bedrijf in categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf van categorie 3.2', een bedrijf in categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf van categorie 4.1', een bedrijf in categorie 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen', wonen boven bedrijf;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel volumineus', volumineuze detailhandel;

  8. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - betonfabriek', betonfabriek;

  9. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerking', metaalbewerking;

  10. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - natuursteenbewerkingsbedrijf', natuursteenbewerkingsbedrijf;

  11. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsbedrijf', een nutsbedrijf;

  12. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'hovenier', een hoveniersbedrijf;

  13. ter plaatse van de functieaanduiding 'verkeer', verkeer.

 

4.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Bedrijfsgebouwen

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  6. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'minimale - maximale bouwhoogte' mogen de minimale en maximale bouwhoogten van gebouwen niet minder en niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfsgebouwen

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend bij het bedrijf;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 75 m² bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

5 meter

 

4.2.3 Bedrijfswoning

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;

  2. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 6 meter bedragen en de bouwhoogte maximaal 10 meter;

  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³ of indien de bestaande inhoud meer dan 600 m³ bedraagt, niet meer dan de bestaande inhoud;

  4. onder gebouwen zijn kelders toegestaan tot een diepte van 5 meter beneden peil.

 

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 75 m² bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

5 meter

 

4.2.5 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken bij bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel van bedrijfsgebouw en bedrijfswoning

achter de voorgevel van bedrijfsgebouw en bedrijfswoning

perceelafscheidingen

1 meter

3 meter

technische installaties

niet

5 meter

licht-, vlaggen- en andere masten

8 meter

10 meter

overig

3 meter

5 meter

 

4.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan zoals genoemd in lid 4.1;

  2. Op de voor 'Bedrijf' als bedoeld in lid 4.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds (1e herziening) d.d. 18 februari 2010.

 

4.4 afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3 en de vestiging van een bedrijf toestaan dat niet is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of dat daarin is genoemd in een naast hogere categorie, maar dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de rechtstreeks toegelaten bedrijfsactiviteiten.

 

4.5 wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het gebruik van de bestemming te wijzigen in:

  1. de bestemming 'Kantoor' of 'Wonen' met dien verstande dat:

  1. deze bevoegdheid geldt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2';

  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden, zoals belangen met betrekking tot het karakter van het gebied, mogen niet onevenredig worden geschaad;

  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

  1. de bestemming 'Centrum' met dien verstande dat:

  1. deze bevoegdheid geldt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2';

  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden, zoals belangen met betrekking tot het karakter van het gebied, mogen niet onevenredig worden geschaad;

  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 5 Bos

 

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos ten behoeve van het behoud en herstel van de aldaar voorkomende, dan wel daaraan eigen, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

  2. bos ten behoeve van de houtproduktie;

  3. extensief dagrecreatie medegebruik met daarbij behorende voorzieningen, zoals fiets- en voetpaden, ruiterpaden en picknickplaatsen;

  4. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - dieren', dieren.

 

5.2 bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.

 

5.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

 

5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Bos zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  3. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;

  6. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  7. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.

 

5.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

5.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en ecologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 6 Bos - Bostuin

 

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Bostuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

  2. bos ten behoeve van het behoud en herstel van de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;

  3. wegen en paden;

  4. perceelsontsluitingen.

 

6.2 bouwregels

In, op of boven deze gronden mag niet worden gebouwd.

 

6.3 afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes, zoals schuurtjes voor berging van tuingereedschappen, prieeltjes en planten kasjes, met inachtneming van het volgende:

  1. de bestemde grond mag niet gelegen zijn tussen de weg en de voorgevelbouwgrens;

  2. het totale oppervlak van de gebouwtjes per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 6m2 en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.

 

6.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

 

6.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Tuin - Bostuin' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,3 meter en het egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het verwijderen van bodemvegetatie;

  4. het vellen, rooien of beschadigen van opgaand houtgewas, een en andere voor zover de Boswet niet van toepassing is;

  5. het beplanten van de gronden met bomen of struiken die een blijvende verstoring van de in lid 6.1 bedoelde waarden tot gevolg kunnen hebben.

 

6.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

  3. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.

 

6.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning voorwaarden stellen aan de werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 Deze zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden zoals bedoeld in lid 6.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 7 Centrum

 

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

  2. dienstverlening met overwegend een baliefunctie, zoals reisbureaus, bankfilialen, makelaarskantoren, videotheken, kap- en schoonheidssalons, schoenmakers;

  3. maatschappelijke voorzieningen;

  4. wonen op de verdieping;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, voetgangersgebieden, voet- en fietspaden en nutsvoorzieningen;

  3. straatmeubilair en beeldende kunstwerken;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca van categorie 2', horeca in categorie 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten in bijlage 3;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'supermarkt', een supermarkt;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'laad- en loszone': een laad- en loszone.

 

7.2 bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen:

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende eisen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'oppervlakte' mag de oppervlakte van de supermarkt niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

7.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel

achter de voorgevel

Verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

Luifels en pergola's

niet

3,5 meter

Uitstalkasten en ander winkelstraatmeubilair

2,5 meter

2,5 meter

Perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

7.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

Op de voor 'Centrum' als bedoeld in lid 7.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds (1e herziening) d.d. 18 februari 2010.

 

7.4 afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd is bevoegd om af te wijken:

  1. met een omgevingsvergunning van het bepaald in lid 7.3 en de vestiging van een horecabedrijf toestaan dat niet is genoemd in de Staat van horeca-activiteiten, maar dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de rechtstreeks toegelaten horeca-activiteiten;

  2. van het in lid 7.1 bepaalde, in die zin, dat deze gronden tevens mogen worden gebruikt voor het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen, met dien verstande, dat:

  1. voor dit gebruik maximaal 10% van de bruto vloeroppervlakte (bvo) met een maximum van 25 m2 mag worden gebruikt ;

  2. de exploitatie van een terras is niet toegestaan.

Artikel 8 Cultuur en ontspanning

 

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sauna's en zwembaden;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. tuinen, erven en bedrijfsterreinen;

  3. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water en verkeer.

 

8.2 bouwregels

 

8.2.1 Bedrijfsgebouwen

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. binnen het bouwvlak mag voor maximaal 4.000 m² aan bedrijfsgebouwen gebouwd worden;

  3. het bruto vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6.000 m²;

  4. de bouwhoogte van een parkeerdek mag maximaal 3 meter bedragen.

 

8.2.2 Bedrijfswoningen

  1. Bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 7 meter bedragen en de bouwhoogte maximaal 10 meter;

  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³ of indien de bestaande inhoud meer dan 600 m³ bedraagt, niet meer dan de bestaande inhoud;

  4. onder gebouwen zijn kelders toegestaan tot een diepte van 5 meter beneden peil.

 

8.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

5 meter

 

8.2.4 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel

achter de voorgevel

Verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

9 meter

9 meter

Luifels en pergola's

3 meter

3 meter

Perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

3 meter

3 meter

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

Op de voor 'Cultuur en Ontspanning' als bedoeld in lid 8.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds (1e herziening) d.d. 18 februari 2010.

Artikel 9 Detailhandel

 

9.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. wonen op de verdieping;

  3. kantoren op de verdieping;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. tuinen, erven en bedrijfsterreinen;

  3. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water en verkeer;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'supermarkt', een supermarkt;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'sport', een sportvereniging;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca van categorie 1', horeca in categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten in bijlage 3;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca van categorie 2', horeca in categorie 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten in bijlage 3.

 

9.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

9.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

 

ander bouwwerk

voor de voorgevel

achter de voorgevel

Verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

Luifels en pergola's

niet

3,5 meter

Uitstalkasten en ander winkelstraatmeubilair

2,5 meter

2,5 meter

Perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

9.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

Op de voor 'Detailhandel' als bedoeld in lid 9.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds (1e herziening) d.d. 18 februari 2010.

 

9.4 afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het in lid 9.1 bepaalde, in die zin, dat deze gronden tevens mogen worden gebruikt voor het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen, met dien verstande, dat:

  1. voor dit gebruik maximaal 10% van de bruto vloer oppervlakte (bvo) met een maximum van 25 m2 mag worden gebruikt ;

  2. de exploitatie van een terras is niet toegestaan.

 

9.5 wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het gebruik van de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Kantoor' of 'Wonen' met dien verstande dat:

  1. deze bevoegdheid geldt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2';

  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden, zoals belangen met betrekking tot het karakter van het gebied, mogen niet onevenredig worden geschaad;

  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10 Groen - Structuurgroen

 

10.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Structuurgroen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen die deel uit maken van de hoofdgroenstructuur van Soest, ten behoeve van het behoud en herstel van de aldaar voorkomende, dan wel daaraan eigen, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

met de daarbij behorende:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een ontsluitingsweg;

  2. openbaar groen, speelvoorzieningen, verblijfsgebied en geluidwerende voorzieningen;

  3. overige voorzieningen, zoals watergangen en waterpartijen, waterbergingen, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen, alsmede voet- en fietspaden, ontsluitingsverhardingen, openbare verlichting, nutsvoorzieningen, open terreinen en landschappelijke beplantingen.

 

10.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.2.1 Andere bouwwerken

  1. Op de voor 'Groen - Structuurgroen' aangewezen gronden zijn geen gebouwen toegestaan;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

bouwhoogte

Voorzieningen ten behoeve van de openbare veiligheid

18 meter

Openbare verlichting

10 meter

Geluidsvoorziening

10 meter

Speelvoorzieningen

5 meter

Overige andere bouwwerken

3 meter

 

10.3 nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vanwege de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, alsmede over het behoud van monumentale en waardevolle bomen.

 

10.4 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

De voor 'Groen - Structuurgroen' als bedoeld in lid 10.1 aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor parkeren.

 

10.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

 

10.5.1 Verbod:

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen;

  2. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;

  3. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;

  4. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;

  5. het planten en/of het vellen/rooien van bomen en/of beplanting;

  6. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen en/of beplanting ten gevolge hebben of kunnen hebben.

 

10.5.2 Uitzonderingen:

Het verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de karakteristieke waarden van het groen geen afbreuk wordt gedaan.

 

10.5.3 Toetsingscriteria:

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.5.1 mag slechts verleend worden, indien:

  1. de werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. door het stellen van voorwaarden ten aanzien van plaats, omvang, wijze en tijd van uitvoering aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden kan worden voorkomen;

  3. de mogelijkheden tot herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 11 Groen - Wijkgroen

 

11.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Wijkgroen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbaar groen;

met de daarbij behorende:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – accent': een landschappelijk accent of een bouwkundig accent in de vorm van een bouwwerk geen gebouw zijnde;

  2. speelvoorzieningen, verblijfsgebied en geluidwerende voorzieningen;

  3. overige voorzieningen, zoals watergangen en waterpartijen, waterbergingen, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen, alsmede voet- en fietspaden, ontsluitingsverhardingen, openbare verlichting, nutsvoorzieningen, open terreinen en landschappelijke beplantingen;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden', cultuurhistorische waarden.

 

11.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.2.1 Andere bouwwerken

  1. Op de voor 'Groen - Wijkgroen' aangewezen gronden zijn geen gebouwen toegestaan;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

 

ander bouwwerk

bouwhoogte

Voorzieningen ten behoeve van de openbare veiligheid

18 meter

Openbare verlichting

10 meter

Geluidsvoorziening

10 meter

Speelvoorzieningen

5 meter

Overige andere bouwwerken

3 meter

 

11.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

 

11.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen;

  2. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;

  3. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;

  4. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;

  5. het planten en/of het vellen/rooien van bomen en/of beplanting;

  6. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen en/of beplanting ten gevolge hebben of kunnen hebben.

 

11.3.2 Uitzonderingen

Het verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de karakteristieke waarden van het groen geen afbreuk wordt gedaan.

 

11.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.3.1 mag slechts verleend worden, indien:

  1. de werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. door het stellen van voorwaarden ten aanzien van plaats, omvang, wijze en tijd van uitvoering aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden kan worden voorkomen;

  3. de mogelijkheden tot herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

Artikel 12 Horeca

 

12.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca in de categorieën 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten in bijlage 3;

  2. wonen op de verdieping;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. tuinen, erven en bedrijfsterreinen;

  3. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2', horeca in categorie 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten in bijlage 3;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3', horeca in de categorieën 1 t/m 3 van de Staat van horeca-activiteiten in bijlage 3;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - bruidssuite', uitsluitend een bruidssuite;

  4. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'gemeentelijke monumenten': gemeentelijke monumenten.

 

12.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

12.2.1 Gebouwen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

12.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel

achter de voorgevel

Verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

Speelvoorzieningen

1 meter

3 meter

Luifels en pergola's

niet

3,5 meter

Perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

12.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

Op de voor 'Horeca' als bedoeld in lid 12.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds (1e herziening) d.d. 18 februari 2010.

 

12.4 wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Kantoor' of 'Wonen' met dien verstande dat:

  1. deze bevoegdheid geldt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1';

  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden, zoals belangen met betrekking tot het karakter van het gebied, mogen niet onevenredig worden geschaad;

  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Kantoor

 

13.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

  2. wonen op de verdieping;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. tuinen, erven en bedrijfsterreinen;

  3. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van kantoor - natuurwetenschappelijk onderzoek', natuurwetenschappelijk onderzoek;

  2. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'gemeentelijke monumenten': gemeentelijke monumenten.

 

13.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

13.2.1 Gebouwen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

13.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel

achter de voorgevel

Verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

Speelvoorzieningen

1 meter

3 meter

Luifels en pergola's

niet

3,5 meter

Uitstalkasten en ander winkelstraatmeubilair

2,5 meter

2,5 meter

Perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

13.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

Op de voor 'Kantoor' als bedoeld in lid 13.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds (1e herziening) d.d. 18 februari 2010.

Artikel 14 Maatschappelijk

 

14.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen op het gebied van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, kinderopvang voor kinderen van 0 tot en met 12 jaar, recreatie, gezondheids- en revalidatiezorg, ouderenzorg en –huisvesting, alsmede openbare dienstverlening;

met de daarbij behorende:

  1. ondergeschikte kantine en sportfaciliteiten ten dienste van de maatschappelijke functie;

  2. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  3. tuinen, erven en instellingsterreinen;

  4. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water en speel- en sportvoorzieningen;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'rijksmonumenten': rijksmonumenten;

  2. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'gemeentelijke monumenten': gemeentelijke monumenten.

met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'begraafplaats', uitsluitend een begraafplaats is toegestaan;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag', uitsluitend opslag is toegestaan.

 

14.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

14.2.1 Gebouwen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. in afwijking van het bepaalde onder lid 14.2.1. onder a is ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag' een gebouw of ander bouwwerk met een maximale bouwhoogte van 4 meter toegestaan.

 

14.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

bouwhoogte

perceelafscheidingen

3 meter

speel- en sportvoorzieningen

3 meter

technische installaties

5 meter

 

14.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

Op de voor 'Maatschappelijk' als bedoeld in lid 14.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds (1e herziening) d.d. 18 februari 2010.

Artikel 15 Maatschappelijk - Militaire zaken

 

15.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. defensiedoeleinden met de daarbij behorende bebouwing;

  2. opslagterreinen;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen;

met dien verstande dat:

  1. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;

  2. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'rijksmonumenten': rijksmonumenten.

 

15.2 bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Gebouwen

  1. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  2. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

15.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

bouwhoogte

Masten en palen

45 meter

Overige bouwwerken

12 meter

Perceelafscheidingen

5 meter

 

Artikel 16 Natuur

 

16.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding en ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende landschappelijke-, natuur- en cultuurhistorische waarden;

  2. instandhouding van de ter plaatse voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;

  3. extensieve recreatie met bijbehorende voorzieningen en picknickplaatsen, mits de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet wezenlijk worden verstoord;

  4. fiets- en voetpaden met daarbij behorende voorzieningen;

  5. wegen ten behoeve van de ontsluiting voor de bestemmingen 'Woongebied - Apollo Noord' en 'Cultuur en ontspanning';

  6. ontsluitingen die haaks staan op Korndorfferlaan ten behoeve van het openbaar vervoer met een totale breedte van maximaal 20 m;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting': een ontsluiting;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - sortie', een sortie;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen.

 

16.2 bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. gebouwen zijn niet toegestaan;

  2. op de gronden mogen uitsluitend wildrasters en terreinafscheidingen met een maximale hoogte van 2 meter worden gebouwd.

 

16.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden

 

16.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of banen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

  3. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparaten met een grotere hoogte of diepte van 0,75 meter;

  5. het vellen of rooien van bomen en hagen, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover het betreft de normale uitoefening van het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande bodemgebruik en voor zover de Boswet en de krachtens die wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;

  6. het beplanten van gronden met bomen en ander opgaand houtgewas;

  7. het dempen of aanleggen van waterlopen, sloten en andere wateren.

 

16.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 16.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerktreding van het plan;

  3. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.

 

16.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden zoals bedoeld in lid 16.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 17 Recreatie

 

17.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': een volkstuincomplex met daarbij behorende gebouwen, paden, verhardingen, groenvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en water.

 

17.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

17.2.1 Gebouwen

  1. alleen gebouwen ten dienste van gereedschapsberging en volkstuinonderhoud zijn toegestaan;

  2. per volkstuin van tenminste 50m2 is maximaal 1 gereedschapsberging toegestaan met een oppervlakte van maximaal 4m2 en een bouwhoogte van maximaal 1,50 meter.

 

17.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van perceelafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen.

 

17.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

Op de voor 'Recreatie' als bedoeld in lid 17.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds (1e herziening) d.d. 18 februari 2010.

Artikel 18 Tuin

 

18.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

  2. perceelsontsluitingen;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - theetuin', een theetuin;

  2. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'bijbehorende bouwwerken', één bijbehorend bouwwerk.

 

18.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

18.2.1 Erkers en ingangspartijen

Erkers en ingangspartijen, buiten het bouwvlak, aan de voorgevel van een woning zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de breedte van de betreffende uitbouw mag niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel zijn, dan wel niet breder dan het bestaande raam waarvoor de erker in de plaats komt;

  2. de diepte van betreffende uitbouw mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning, niet dieper zijn dan 1,5 meter;

  3. de goothoogte van betreffende uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 meter gemeten vanaf peil;

  4. de bouwhoogte van betreffende uitbouw mag niet meer bedragen dan 4 meter gemeten vanaf peil;

  5. de oppervlakte van betreffende uitbouw wordt meegeteld bij de maximale bebouwing zoals bedoeld in lid 18.2.2.

 

18.2.2 Andere bouwwerken

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel hoofdgebouw

achter de voorgevel hoofdgebouw

vlaggenmasten

8 meter

8 meter

perceelafscheidingen

1 meter

2 meter

overige bouwwerken, geen gebouwen

1 meter

2 meter

  1. een overkapping boven de voordeur is toegestaan, mits:

  1. de breedte maximaal 120% bedraagt van de breedte van de entreepartij;

  2. de horizontale diepte niet meer dan 1,50 meter bedraagt, gemeten uit de voorgevel van het gebouw waaraan wordt aangebouwd;

  3. het om een open constructie zonder zijwanden gaat;

  4. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.

Artikel 19 Tuin - Overkapping

 

19.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Overkapping' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. overkappingen;

  2. tuinen;

  3. perceelsontsluitingen;

  4. andere bouwwerken.

 

19.2 bouwregels

 

19.2.1 Overkappingen

Bestaande overkappingen mogen niet worden uitgebreid en/of worden aangepast.

 

19.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel hoofdgebouw

achter de voorgevel hoofdgebouw

vlaggenmasten

8 meter

8 meter

perceelafscheidingen

1 meter

2 meter

overige bouwwerken, geen gebouwen

1 meter

2 meter

 

Artikel 20 Verkeer

 

20.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, rijbanen, inclusief in-, uitvoeg- en opstelstroken, verkeerstekens en verkeersborden;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. voet- en fietspaden;

  3. groen- en speelvoorzieningen;

  4. bermen en overige verhardingen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen;

  6. overige voorzieningen, zoals straatmeubilair nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen;

alsmede voor:

  1. (boeken)markten en evenementen;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg;

  3. ter plaats van de specifieke bouwaanduiding 'kunstwerk': een kunstwerk;

  4. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'carports': carports;

  5. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'garageboxen': garageboxen.

 

20.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

20.2.1 Carports

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn geen gebouwen en/of overkappingen toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carports', carports zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 2,50 meter.

 

20.2.2 Garageboxen:

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn geen gebouwen en/of overkappingen toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garageboxen', garageboxen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

 

20.2.3 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

maximale bouwhoogte

licht-, vlaggen- en andere masten

10 meter

geluidwerende voorzieningen

5 meter

Speelvoorzieningen

5 meter

Kunstwerken

8 meter

overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

3 meter

 

20.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Het gebruik van garageboxen voor een bedrijf, detailhandel en/of horeca is in strijd met dit bestemmingsplan;

  2. Op de voor 'Verkeer' als bedoeld in lid 20.1 aangewezen gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds (1e herziening) d.d. 18 februari 2010.

Artikel 21 Wonen

 

21.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. al dan niet met een beroep of bedrijf aan huis;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  3. bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;

  4. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel': detailhandel;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'dienstverlening': dienstverlening;

  3. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang': onderdoorgang.

 

21.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

21.2.1 Hoofdgebouwen

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;

  3. ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;

  4. ter plaatse van de bouwaanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-onder- één-kapwoningen toegestaan;

  5. ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

  6. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  7. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 1' zijn dakopbouwen met een hogere goot- en bouwhoogte toegestaan;

  8. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 2' zijn dakopbouwen met een hogere goot- en bouwhoogte toegestaan;

  9. onder woningen zijn kelders toegestaan tot een verticale bouwdiepte van 3,3 meter;

  10. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'gemeentelijke monumenten': gemeentelijk monument.

 

21.2.2 Bijbehorende bouwwerken

  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bij de woning behorende gronden met de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' met een maximum van 150m2;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

5 meter

  1. van bijbehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52° met de horizon omhooglopen.

 

21.2.3 Andere bouwwerken

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

situering

bouwhoogte

voor de voorgevel van het hoofdgebouw

1 meter

achter de voorgevel van het hoofdgebouw

2 meter

  1. voor het bouwen van een zwembad dient het volgende in acht te worden genomen:

  1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 3 meter te bedragen.

  1. voor het bouwen van een dakopbouw ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 1' dient het volgende in acht te worden genomen:

  1. de goothoogte van de woning mag na realisering van de dakopbouw niet meer bedragen dan 8 meter en de bouwhoogte niet meer dan 9 meter;

  2. de dakvlakken van de dakopbouw dienen evenwijdig te zijn aan de dakvlakken met een helling van 20° van de bestaande woning.

  1. voor het bouwen van een dakopbouw ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 2' dient het volgende in acht te worden genomen:

  1. de dakopbouw mag uitsluitend vanuit de nok van de woning worden gerealiseerd in het dakvlak aan de achterzijde van de woning;

  2. de dakopbouw mag niet breder zijn dan 3,60 meter (exclusief dakoverstrekken);

  3. de goothoogte van de dakopbouw mag niet hoger zijn dan 8 meter en de bouwhoogte niet meer dan 9 meter;

  4. de dakhelling mag niet meer bedragen dan 20°;

  5. de dakopbouw dient te worden afgedekt door een kap;

  6. de nokrichting van de dakopbouw dient gelijk te zijn aan de nokrichting van de woning;

  7. de dakopbouw dient, horizontaal gemeten, tenminste 1,20 meter achter de gevel te liggen.

 

21.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor de bouw van een bijbehorend bouwwerk met een hogere goot- en/of bouwhoogte, mits:

  1. daarmee een betere aansluiting op de hoogte van de begane grond laag van het hoofdgebouw kan worden verkregen;

  2. de kapvorm en dakhellingen van het hoofdgebouw worden overgenomen;

  3. de bouwhoogte tenminste 2 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw ligt.

 

21.4 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken dient functioneel ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, dus te gebruiken voor functies zoals garage, stalling, hobbyruimte, bergruimte, kas, huisdierenverblijf, en voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep;

  2. Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  1. de woonfunctie daardoor niet mag worden verdrongen en maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken voor de bedoelde activiteiten mag worden gebruikt;

  2. het beroep- of bedrijf aan huis door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend;

  3. in het kader van een beroep of bedrijf aan huis mogen maximaal 2 personen in de woning werkzaam zijn;

  4. uitsluitend beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die genoemd zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis in bijlage 2, dan wel beroeps- of bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis zijn genoemd maar die daarmee naar hun aard en invloed op de omgeving vergeleken kunnen worden;

  5. er geen horeca of detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

  6. aan de in de 'Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds' (1e herziening) d.d. 18 februari 2010 van de Gemeente Soest vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  7. door de bedrijvigheid geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar gebied rond de betreffende kleinschalige bedrijvigheid mogen plaatsvinden;

  8. er geen reclame wordt gemaakt aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximale oppervlakte van 0,5 m², voor de mededeling van het beroep, de openingstijden etc.;

  9. er geen buitenopslag in de tuin mag plaatsvinden.

 

21.5 wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Kantoor' met dien verstande dat:

  1. deze bevoegdheid uitsluitend geldt ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2';

  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden, zoals belangen met betrekking tot het karakter van het gebied, mogen niet onevenredig worden geschaad;

  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 22 Wonen - Gestapeld

 

22.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. al dan niet met een beroep of bedrijf aan huis;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;

  2. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  3. andere bouwwerken;

  4. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

 

22.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

22.2.1 Gebouwen

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. er zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;

  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

22.2.2 Andere bouwwerken

de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

situering

bouwhoogte

voor de voorgevel van het hoofdgebouw

1 meter

achter de voorgevel van het hoofdgebouw

2 meter

 

22.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

Hoofdgebouwen mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  1. de woonfunctie daardoor niet mag worden verdrongen en maximaal 50 m² van de woning voor de bedoelde activiteiten mag worden gebruikt;

  2. het beroep- of bedrijf aan huis door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend, waarbij er tegelijkertijd maximaal 2 arbeidskrachten in de woning aan het werk mogen zijn;

  3. uitsluitend beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die genoemd zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis in bijlage 2, dan wel beroeps- of bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis zijn genoemd maar die daarmee naar hun aard en invloed op de omgeving vergeleken kunnen worden;

  4. er geen horeca of detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

  5. aan de in de 'Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds' (1e herziening) d.d. 18 februari 2010 van de Gemeente Soest vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  6. door de bedrijvigheid geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar gebied rond de betreffende kleinschalige bedrijvigheid mogen plaatsvinden;

  7. er geen reclame wordt gemaakt aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximale oppervlakte van 0,5 m², voor de mededeling van het beroep, de openingstijden etc.;

  8. er geen buitenopslag in de tuin mag plaatsvinden.

 

Artikel 23 Woongebied - Apollo Noord

 

23.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Apollo Noord' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  2. tuinen en erven;

  3. groen;

  4. water;

  5. wegen, paden en wijkontsluitingswegen;

  6. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  7. bij de bestemming behorende overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, verblijfsgebieden en straatmeubilair, waaronder wordt mede begrepen (ondergrondse) containers voor vuil- en/of glasinzameling en daarmee vergelijkbare afvalstoffen;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een ontsluitingsweg;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': behoud van de cultuurhistorische waarden en de aanleg van uitsluitend een geluidswal en/of een geluidscherm;

  10. andere binnen een woongebied voorkomende functies.

 

23.2 bouwregels

 

23.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen uitsluitend grondgebonden vrijstaande, halfvrijstaande, aaneengebouwde en gestapelde woningen worden gebouwd;

  2. binnen deze bestemming mag het aantal woningen niet meer bedragen dan maximaal 200;

  3. de afstand van de voorgevel van de woning tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens moet minimaal 3 meter bedragen;

  4. tussen twee niet aaneengebouwde woningen mag de afstand van elk van de hoofdgebouwen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 meter bedragen;

  5. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter;

  6. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 meter;

  7. de te bebouwen oppervlakte van vrijstaande woningen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 35% van het bouwperceel;

  8. de te bebouwen oppervlakte van halfvrijstaande woningen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 40% van het bouwperceel;

  9. de te bebouwen oppervlakte van aaneengebouwde woningen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel;

  10. de bouwperceelbreedte van een vrijstaande woning dient ten minste 12 meter te bedragen, gemeten in de voorgevelrooilijn.

 

23.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op het bij een woning behorende perceel op een afstand van 3 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bij de woning behorende gronden met een maximum van 150m2;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

5 meter

  1. van bijbehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52° met de horizon omhooglopen;

  2. in afwijking van artikel 23.2.1. onder c. en 23.2.2. onder a. zijn bijbehorende bouwwerken aan de voorgevel van de woning toegestaan mits de diepte daarvan niet meer bedraagt dan 1,50 meter met een breedte van maximaal 60% van de breedte van het hoofdgebouw.

 

23.2.3 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken

Bouwhoogte

Perceelsafscheidingen niet grenzend aan het openbaar gebied

2 meter

Perceelsafscheidingen grenzend aan het openbaar gebied

1 meter

Geluidvoorziening

10 meter

Speelvoorzieningen

5 meter

Licht-, vlaggen en andere masten

10 meter

Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

3 meter

 

23.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders van Soest zijn, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, bestaande waardevolle bomen, openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

 

23.4 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in artikel 23.2.1 onder f en toestaan dat de maximale bouwhoogte mag worden verhoogd met twee bouwlagen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de parkeerbalans in het gebied;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en voorts is aangetoond dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

  1. het bepaalde in lid 23.2.2 onder c voor de bouw van een bijbehorend bouwwerk met een hogere goot- en/of bouwhoogte, mits;

  2. daarmee een beter aansluiting op de hoogte van de begane grond laag van het hoofdgebouw kan worden verkregen;

  3. de kapvorm en dakhellingen van het hoofdgebouw worden overgenomen;

  4. de bouwhoogte minstens 2 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw ligt;

  5. Het bepaalde in artikel 23.2.3. onder a voor perceelsafscheidingen grenzend aan het openbaar gebied kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels door een perceelsafscheiding van ten hoogste 2 meter toe te staan mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar wordt geacht.

 

23.5 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken dient functioneel ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, dus te gebruiken voor functies zoals garage, stalling, hobbyruimte, bergruimte, kas, huisdierenverblijf, en voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep;

  2. Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  1. de woonfunctie daardoor niet mag worden verdrongen en maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken voor de bedoelde activiteiten mag worden gebruikt;

  2. het beroep- of bedrijf aan huis door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend;

  3. in het kader van een beroep of bedrijf aan huis mogen maximaal 2 personen in de woning werkzaam zijn;

  4. uitsluitend beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die genoemd zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis in bijlage 2, dan wel beroeps- of bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis zijn genoemd maar die daarmee naar hun aard en invloed op de omgeving vergeleken kunnen worden;

  5. er geen horeca of detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

  6. aan de in de 'Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds' (1e herziening) d.d. 18 februari 2010 van de Gemeente Soest vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  7. door de bedrijvigheid geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar gebied rond de betreffende kleinschalige bedrijvigheid mogen plaatsvinden;

  8. er geen reclame wordt gemaakt aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximale oppervlakte van 0,5 m², voor de mededeling van het beroep, de openingstijden etc.;

  9. er geen buitenopslag in de tuin mag plaatsvinden.

 

Artikel 24 Woongebied - Rademakershof

 

24.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Rademakershof' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  2. tuinen en erven;

  3. groen;

  4. water;

  5. wegen, paden wijkontsluitingen;

  6. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  7. bij de bestemming behorende overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, verblijfsgebieden en straatmeubilair, waaronder wordt mede begrepen (ondergrondse) containers voor vuil- en/of glasinzameling en daarmee vergelijkbare afvalstoffen;

  8. andere binnen een woongebied voorkomende functies.

 

24.2 bouwregels

 

24.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen uitsluitend grondgebonden halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen worden gebouwd;

  2. binnen deze bestemming mag het aantal woningen niet meer bedragen dan maximaal 15;

  3. de afstand van de voorgevel van de woning tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens moet minimaal 1 meter bedragen;

  4. de afstand van de hoofdgebouwen tot de bestemming 'Verkeer' als bedoeld in artikel 20, mag niet minder dan 5 meter te bedragen;

  5. tussen twee niet aaneengebouwde woningen mag de afstand van elk van de hoofdgebouwen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 meter bedragen;

  6. de diepte van een woning mag niet meer bedragen dan 12 meter;

  7. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  8. de te bebouwen oppervlakte van halfvrijstaande woningen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 60% van het bouwperceel;

  9. de te bebouwen oppervlakte van aaneengebouwde woningen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 65% van het bouwperceel.

 

24.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op het bij een woning behorende perceel op een afstand van 3 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan;

  2. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de bestemming 'Verkeer' als bedoeld in artikel 20, mag niet minder dan 5 meter te bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bij de woning behorende gronden met een maximum van 150m2;

  4. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

5 meter

  1. van bijbehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52° met de horizon omhooglopen;

  2. in afwijking van artikel 24.2.1. onder c, 24.2.1. onder d en 24.2.2. onder a zijn bijbehorende bouwwerken aan de voorgevel van de woning toegestaan mits de diepte daarvan niet meer bedraagt dan 1,50 meter met een breedte van maximaal 60% van de breedte van het hoofdgebouw.

 

24.2.3 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken

Bouwhoogte

Perceelsafscheidingen niet grenzend aan het openbaar gebied

2 meter

Perceelsafscheidingen grenzend aan het openbaar gebied

1 meter

Geluidvoorziening

10 meter

Speelvoorzieningen

5 meter

Licht-, vlaggen en andere masten

10 meter

Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

3 meter

 

24.3 nadere eisen

Burgemeester en Wethouders van Soest zijn, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, bestaande waardevolle bomen, openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

 

24.4 afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 24.2.2 onder d voor de bouw van een bijbehorend bouwwerk met een hogere goot- en/of bouwhoogte, mits:

  1. daarmee een beter aansluiting op de hoogte van de begane grond laag van het hoofdgebouw kan worden verkregen;

  2. de kapvorm en dakhellingen van het hoofdgebouw worden overgenomen;

  3. de bouwhoogte minstens 2 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw ligt.

  1. Het bepaalde in artikel 24.2.3. voor perceelsafscheidingen grenzend aan het openbaar gebied kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels door een perceelsafscheiding van ten hoogste 2 meter toe te staan mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar wordt geacht.

 

24.5 specifieke gebruiksregels

 

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken dient functioneel ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, dus te gebruiken voor functies zoals garage, stalling, hobbyruimte, bergruimte, kas, huisdierenverblijf, en voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep;

  2. Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  1. de woonfunctie daardoor niet mag worden verdrongen en maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken voor de bedoelde activiteiten mag worden gebruikt;

  2. het beroep- of bedrijf aan huis door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend;

  3. in het kader van een beroep of bedrijf aan huis mogen maximaal 2 personen in de woning werkzaam zijn;

  4. uitsluitend beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die genoemd zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis in bijlage 2, dan wel beroeps- of bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis zijn genoemd maar die daarmee naar hun aard en invloed op de omgeving vergeleken kunnen worden;

  5. er geen horeca of detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

  6. aan de in de 'Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds' (1e herziening) d.d. 18 februari 2010 van de Gemeente Soest vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  7. door de bedrijvigheid geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar gebied rond de betreffende kleinschalige bedrijvigheid mogen plaatsvinden;

  8. er geen reclame wordt gemaakt aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximale oppervlakte van 0,5 m², voor de mededeling van het beroep, de openingstijden etc.;

  9. er geen buitenopslag in de tuin mag plaatsvinden.

Artikel 25 Leiding - Riool

 

25.1 bestemmingsomschrijving

 

25.1.1 algemeen

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor (de aanleg van) een afvalwatertransportleiding, met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - riool'.

25.1.2 andere bestemmingen

Voor zover de in lid 25.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor (een) andere daar voorkomende bestemming(en), is daarbij het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en) secundair van toepassing.

 

25.2 bouwregels

 

25.2.1 algemeen

  1. Op en in de gronden als bedoeld in lid 25.1 mogen bouwwerken ten behoeve van de genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  2. ten dienste van de afvalwatertransportleiding uitsluitend gebouwen mogen worden gebouwd, met een grondoppervlakte van maximaal 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;

  3. ten dienste van de afvalwatertransportleiding uitsluitend andere bouwwerken mogen worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;

  4. indien de betreffende gronden tevens zijn aangewezen voor (een) dubbelbestemming(en) genoemd in lid 25.1.2, burgemeester en wethouders voor de bouw van de bouwwerken genoemd in dit lid onder a. en b. uitsluitend een omgevingsvergunning verlenen, indien tevens aan het bepaalde in de regels behorende bij die dubbelbestemming(en) is voldaan.

 

25.2.2 samenvallende bestemmingen

Voor zover de gronden genoemd in lid 25.1.1 samenvallen met (een) andere daar voorkomende bestemming(en), mag ten behoeve van die andere bestemming(en) -met inachtneming van de voor die bestemming(en) geldende regels - uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover:

  1. de belangen van de afvalwatertransportleiding de betreffende bebouwing verdragen, door de bebouwing geen schade aan de afvalwatertransportleiding wordt toegebracht en geen gevaar voor personen en goederen ontstaat;

  2. burgemeester en wethouders vóór het verlenen van de voor de betreffende bebouwing benodigde omgevingsvergunning, over dat bouwwerk dan wel die werkzaamheden schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de afvalwatertransportleiding en deze een positief advies heeft uitgebracht.

 

25.3 specifieke gebruiksregels

 

25.3.1 strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en/of bouwwerken met deze bestemming wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 32, in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden/bouwwerken voor andere doeleinden dan de doeleinden genoemd in lid 25.1 dan wel voor andere doeleinden dan de doeleinden behorende bij de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en);

  2. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden op een wijze die schadelijk is voor de belangen van de afvalwatertransportleiding.

 

25.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of van werkzaamheden

 

25.4.1 algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op en/of in de gronden met de in onderstaande tabel aangegeven dubbelbestemming, de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

dubbelbestemming  

werken en werkzaamheden1  

  

a.  

b. 

c.  

d. 

e.  

f.  

g. 

h. 

i.

j.

k. 

Leiding - Riool  

x

x  

x  

x  

o

x  

x  

x  

Verklaring:
x = omgevingsvergunningplichtige aanlegactiviteit
o = niet-omgevingsvergunningplichtige aanlegactiviteit  

¹werken en werkzaamheden:

  1. het aanleggen en/of verharden van (kavel)wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  2. het verlagen van de bodem, het afgraven, ontgrondingen, ophogen en/of egaliseren van de gronden, het ophogen van gronden (meer dan 10 cm) in verband met grootschalige verwerking van bagger;

  3. het aanleggen en/of dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen;

  4. het aanbrengen van boven- en/of ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;

  6. diepwoelen, diepploegen, d.w.z. het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 meter of meer diep);

  7. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren danwel het leggen van drainageleidingen;

  8. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden of het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en/of diepwortelende beplanting, waaronder begrepen rietplanting;

  9. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor normaal onderhoud of graslandverbetering;

  10. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;

  11. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.

25.4.2 uitzonderingen

Het in lid 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en/of onderhoud van graslanden;

  2. reeds in uitvoering zijnde (legale) werken en werkzaamheden bij de tervisielegging van het ontwerp van dit plan of werken en werkzaamheden waarvoor reeds een aanlegvergunning is verleend;

  3. de aanleg en/of normaal onderhoud van natuurvriendelijke oevers;

  4. het onderhoud en/of beheer van de aanwezige leidingen;

  5. het leggen van drainageleidingen, indien deze leidingen niet dieper dan 0,5 meter beneden het maaiveld worden aangelegd.

 

25.4.3 toelaatbaarheid omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.4.1 wordt slechts verleend, indien en voor zover:

  1. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft geen schade aan de afvalwatertransportleiding veroorzaken of kunnen veroorzaken;

  2. een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen de belangen van (een) andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), tot uitkomst heeft dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

 

25.4.4 advies omtrent omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen alvorens omtrent de aanvraag om omgevingsvergunning te beslissen advies inwinnen bij de beheerder van de afvalwatertransportleiding.

Artikel 26 Leiding - Water

 

26.1 bestemmingsomschrijving

 

26.1.1 algemeen

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een (ondergrondse) watertransportleiding, met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - water'.

26.1.2 andere bestemmingen

Voor zover de in lid 26.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor (een) andere daar voorkomende bestemming(en), is daarbij het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en) secundair van toepassing.

 

26.2 bouwregels

 

26.2.1 algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1 mogen bouwwerken ten behoeve van de genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. ten dienste van de watertransportleiding uitsluitend gebouwen mogen worden gebouwd, met een grondoppervlakte van maximaal 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;

  2. ten dienste van de watertransportleiding uitsluitend andere bouwwerken mogen worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;

  3. indien de betreffende gronden tevens zijn aangewezen voor (een) dubbelbestemming(en) genoemd in lid 26.1.2, burgemeester en wethouders voor de bouw van de bouwwerken genoemd in dit lid onder a. en b. uitsluitend een omgevingsvergunning verlenen, indien tevens aan het bepaalde in de regels behorende bij die dubbelbestemming(en) is voldaan.

 

26.2.2 samenvallende bestemmingen

Voor zover de gronden genoemd in lid 26.1.1 samenvallen met (een) andere daar voorkomende bestemming(en), mag ten behoeve van die andere bestemming(en) -met inachtneming van de voor die bestemming(en) geldende regels - uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover:

  1. de belangen van de watertransportleiding de betreffende bebouwing verdragen, door de bebouwing geen schade aan de watertransportleiding(en) wordt toegebracht en geen gevaar voor personen en goederen ontstaat of kan ontstaan;

  2. burgemeester en wethouders vóór het verlenen van de voor de betreffende bebouwing benodigde omgevingsvergunning, over dat bouwwerk dan wel die werkzaamheden schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de watertransportleiding en deze een positief advies heeft uitgebracht.

 

26.3 specifieke gebruiksregels

 

26.3.1 strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en/of bouwwerken met deze bestemming wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 32, in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden/bouwwerken voor andere doeleinden dan de doeleinden genoemd in lid 26.1 dan wel voor andere doeleinden dan de doeleinden behorende bij de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en);

  2. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden op een wijze die schadelijk is voor de belangen van de watertransportleiding.

 

26.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of van werkzaamheden

 

26.4.1 algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op en/of in de gronden met de in onderstaande tabel aangegeven dubbelbestemming(en), de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

dubbelbestemming  

werken en werkzaamheden1  

  

a.

b. 

c. 

d. 

e. 

f. 

g. 

h. 

i.

j. 

k. 

Leiding - Water  

x  

x  

x  

x  

o  

x  

x  

x  

Verklaring:
x = omgevingsvergunningplichtige aanlegactiviteit
o = niet-omgevingsvergunningplichtige aanlegactiviteit  

¹werken en werkzaamheden:

  1. het aanleggen en/of verharden van (kavel)wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  2. het verlagen van de bodem, het afgraven, ontgrondingen, ophogen en/of egaliseren van de gronden, het ophogen van gronden (meer dan 10 centimeter) in verband met grootschalige verwerking van bagger;

  3. het aanleggen en/of dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen;

  4. het aanbrengen van boven- en/of ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;

  6. diepwoelen, diepploegen, d.w.z. het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 meter of meer diep);

  7. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren dan wel het leggen van drainageleidingen;

  8. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden of het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en/of diepwortelende beplanting, waaronder begrepen rietplanting;

  9. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor normaal onderhoud of graslandverbetering;

  10. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;

  11. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.

 

26.4.2 uitzonderingen

Het in lid 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en/of onderhoud van graslanden;

  2. reeds in uitvoering zijnde (legale) werken en werkzaamheden bij de tervisielegging van het ontwerp van dit plan of werken en werkzaamheden waarvoor reeds een aanlegvergunning is verleend;

  3. de aanleg en/of normaal onderhoud van natuurvriendelijke oevers;

  4. het onderhoud en/of beheer van de aanwezige leidingen;

  5. het leggen van drainageleidingen, indien deze leidingen niet dieper dan 0,5 meter beneden het maaiveld worden aangelegd.

 

26.4.3 toelaatbaarheid omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.4.1 wordt slechts verleend, indien en voor zover:

  1. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft geen schade aan de watertransportleiding veroorzaken of kunnen veroorzaken;

  2. een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen de belangen van (een) andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), tot uitkomst heeft dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

 

26.4.4 advies omtrent omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen alvorens omtrent de aanvraag om omgevingsvergunning te beslissen advies inwinnen bij de beheerder van de watertransportleiding.

Artikel 27 Waarde - archeologie lage verwachting

 

27.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde, waarbij de bestemming 'Waarde - archeologie lage verwachting' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

27.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

27.2.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie lage verwachting' mede bestemde gronden is het verboden om zonder een afwijking van het bevoegd gezag te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen.

 

27.2.2 Uitzonderingen

Het onder 27.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter, of;

  2. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd, of;

  3. bebouwing waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad, of;

  4. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 30 centimeter en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;

  5. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  1. de bestaande fundering wordt gebruikt;

  2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 10.000 m² wordt uitgebreid, of;

  1. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10.000 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

27.3 afwijken van de bouwregels

 

27.3.1 Afwijking:

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 27.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

 

27.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

27.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de afwijking moeten worden verbonden.

 

27.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of van werkzaamheden

 

27.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - archeologie lage verwachting' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 10.000 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

  5. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  8. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld.

 

27.4.2 Uitzonderingen

Het onder 27.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen, of;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of;

  3. die het archeologisch onderzoek betreffen, of;

  4. die een oppervlakte van 10.000 m² of minder beslaan, of;

  5. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd, of;

  6. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

27.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in 27.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

27.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

27.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

27.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - archeologie lage verwachting' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 28 Waarde - archeologie middelhoge verwachting

 

28.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gebied met middelhoge archeologische verwachtingswaarde, waarbij de bestemming 'Waarde - archeologie middelhoge verwachting' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

28.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

28.2.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - archeologie middelhoge verwachting' mede bestemde gronden is het verboden om zonder een afwijking van het bevoegd gezag te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen.

 

28.2.2 Uitzonderingen

Het onder 28.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter, of;

  2. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd, of;

  3. bebouwing waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad, of;

  4. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 30 centimeter en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;

  5. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  1. de bestaande fundering wordt gebruikt;

  2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 500 m² wordt uitgebreid, of;

  1. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

28.3 afwijken van de bouwregels

 

28.3.1 Afwijking:

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 28.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

 

28.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

28.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de afwijking moeten worden verbonden.

 

28.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of van werkzaamheden

 

28.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 500 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

  5. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  8. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld.

 

28.4.2 Uitzonderingen

Het onder 28.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen, of;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het bestemmingsplan, of;

  3. die het archeologisch onderzoek betreffen, of;

  4. die een oppervlakte van 500 m² of minder beslaan, of;

  5. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd, of;

  6. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

28.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in 28.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

28.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

28.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

28.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - archeologie middelhoge verwachting' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 29 Waarde - Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht

 

29.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het gemeentelijk beschermde dorpsgezicht, waarbij de bestemming 'Waarde - Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

29.2 nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken vanwege de instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde dorpsgezicht.

 

29.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of van werkzaamheden

 

29.3.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, kavelsloten, greppels en andere wateren;

  2. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  3. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  4. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 1.000 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden.

 

29.3.2 Uitzonderingen

Het in 29.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  1. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;

  2. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

29.3.3 Toetsingscriteria

De in 29.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;

  2. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van het beschermde stadsgezicht en de Monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene bouwregels

 

31.1 bestaande en afwijkende maatvoering en situering

  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels in artikel 30 zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen.

  2. Het bepaalde in lid 31.1.a. geldt niet voor bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

31.2 maximum goothoogte

Van een gebouw waarvan de maximum goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken boven de denkbeeldige vlakken, die de denkbeeldige verticale vlakken onder een hoek van 142° snijden ter hoogte van de maximum goothoogte. Onder de denkbeeldige verticale vlakken worden de verticale vlakken verstaan boven twee tegenover elkaar liggende zijden van het bouwvlak evenwijdig aan de hoofdrichting van de nok. Deze bepaling is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, dakkapellen en goten (zie toelichting in 31.3: figuur maximale goothoogte).

  1. Van een gebouw waarvoor geen bouwvlak is opgenomen en waarvan de maximum goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de denkbeeldige verticale vlakken waarin de twee langste gevels van het bouwwerk liggen onder een hoek van 142° snijden ter hoogte van de maximum goothoogte. Deze bepaling is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, dakkapellen en goten.

  2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot het uiterlijk, de afmeting en de plaatsing van dakkapellen.

 

31.3 figuur maximale goothoogte

 [image]

 

31.4 onderkeldering van gebouwen

Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:

  1. de verticale bouwdiepte mag maximaal 3,30 meter bedragen;

  2. het deel van de kelder, dat verder reikt dan het oppervlak van het gebouw vanaf peil wordt meegeteld bij de oppervlaktebebouwing buiten het bouwvlak en bedraagt niet meer dan de maxima zoals deze zijn gesteld in de daar voorkomende bestemming;

  3. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel van de kelder worden gebouwd;

  4. toelaatbaar zijn uitsluitend ondergrondse ruimten, die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen.

Artikel 32 Algemene gebruiksregels

 

32.1 gebruik van gronden en bouwwerken

Onverminderd het bepaalde in artikel 36 (Overgangsrecht) is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen. Onder het verboden gebruik valt in ieder geval het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen.

 

32.2 verboden gebruik

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dit gebruik als zodanig uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens het plan;

  2. het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, en als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking of het beheer van de bestemming;

  3. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte;

  4. het gebruik van mantelzorgwoningen, bed & breakfastkamers, kampeerboerderijen en zomer- en recreatiewoningen voor permanente bewoning.

 

32.3 afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders van Soest wijken af van het bepaalde in artikel 32.2 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende reden wordt gerechtvaardigd.

Artikel 33 Algemene aanduidingsregels

 

33.1 Luchtvaartverkeerzone

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone' gelden, in aanvulling op de regels in de andere daar voorkomende bestemming(en), beperkingen van de bouwhoogte.

 

33.1.1 bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen deze zone, geldt de volgende regel:

  1. ter plaatse van de maximaal toegestane bouwhoogte bij de onderliggende bestemming mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de daar aangegeven bouwhoogte bedragen. Deze bouwhoogte mag echter niet meer bedragen dan de maximale hoogte die op de verbeelding binnen de luchtvaartverkeerzone middels de aanduiding 'maximum hoogte' is aangegeven;

  2. burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 33.1.1 onder a voor het bouwen hoger dan de op de verbeelding aangegeven hoogten;

  3. alvorens af te wijken vragen burgemeester en wethouders advies aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW). Indien het advies van IVW negatief is, weigeren burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.2.1 onder b.

 

33.2 veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' is het bouwen van nieuwe gebouwen, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan, uitsluitend toegestaan indien is gebleken dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de voorgestane ontwikkelingen.

 

33.3 veiligheidszone - vuurwerk

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - vuurwerk' is het bouwen van nieuwe gebouwen, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan, uitsluitend toegestaan indien is gebleken dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de voorgestane ontwikkelingen.

 

33.4 veiligheidszone - munitie - c

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie - c' is/zijn gebouwen met vlies- of gordijngevelconstructies en gebouwen met een zeer groot glasoppervlakte, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt en bedrijven die bij calamiteit gevaar voor munitieopslag of omgeving opleveren niet toegestaan.

 

33.5 geluidzone - snelweg

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - snelweg' mogen in afwijking van hoofdstuk 'Bestemmingsregels', geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimten worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen, waardoor die aangemerkt kunnen worden als geluidsgevoelig object, tenzij:

  1. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden;

  2. voor deze woningen een hogere grenswaarde is verleend op grond van artikel 110 van de Wet geluidhinder;

  3. de geluidsgevoelige ruimten in de woningen of andere geluidsgevoelige objecten zodanig worden vernieuwd, veranderd of vergroot dat:

  1. het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 33.5 onder a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met dien verstande dat de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten vanwege het snelwegverkeerslawaai niet hoger zal zijn dan de verkregen of daarbij te verkrijgen hogere grenswaarde.

 

33.6 geluidzone - weg

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg' mogen in afwijking van hoofdstuk 'Bestemmingsregels', geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimten worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen, waardoor die aangemerkt kunnen worden als geluidsgevoelig object, tenzij:

  1. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden;

  2. voor deze woningen een hogere grenswaarde is verleend op grond van artikel 110 van de Wet geluidhinder;

  3. de geluidsgevoelige ruimten in de woningen of andere geluidsgevoelige objecten zodanig worden vernieuwd, veranderd of vergroot dat:

  1. het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 33.6 onder a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met dien verstande dat de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten vanwege het wegverkeerslawaai niet hoger zal zijn dan de verkregen of daarbij te verkrijgen hogere grenswaarde.

 

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels

 

34.1 afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan mits dit stedenbouwkundig acceptabel wordt geacht:

  1. voor het overschrijden van bouwgrenzen, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;

  2. voor het overschrijden van voorgeschreven maten en percentages tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;

  3. voor het toestaan van bijzondere dakvormen;

  4. voor het bouwen van portieken, liftschachten en stedenbouwkundige accenten;

  5. voor de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken bij een woning voor de stalling van scootmobielen of daaraan gelijk te stellen vervoersmiddelen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter en de oppervlakte niet meer dan 10 m² mag bedragen;

  6. voor het plaatsen van beeldende kunstwerken met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

 

34.2 criteria

Er wordt niet afgeweken als bedoeld in lid 34.1 indien daardoor afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

34.3 kangoeroewoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit bestemmingsplan teneinde in woningen een kangoeroewoning toe te staan, met dien verstande dat:

  1. de kangoeroewoning deel uitmaakt van een grotere woning, maar als zelfstandige wooneenheid is aan te merken en daarmee fysiek één geheel vormt;

  2. de kangoeroewoning geen eigen woonadres krijgt;

  3. per eengezinshuis maximaal één kangoeroewoning is toegestaan;

  4. het geheel van de oorspronkelijke woning/kangoeroewoning past binnen de maatvoering van de woning zoals die is opgenomen in de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan;

  5. de voor de kangoeroewoning benodigde parkeervoorzieningen op eigen erf wordt gerealiseerd;

  6. ten behoeve van de afwijking een ruimtelijke onderbouwing wordt ingediend;

  7. de woonoppervlakte van de buidelwoning maximaal 30% van de totale woonoppervlak bedraagt;

  8. de kangeroewoning slechts wordt toegestaan onder de bij de omgevingvergunning te stellen verplichting dat de aanvrager schriftelijk verklaart te voldoen aan het bepaalde in dit lid.

 

34.4 mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32 lid 2 sub c en worden toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk bij een hoofdgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  1. een dergelijke bewoning aantoonbaar noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;

  2. er geen onevenredig aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

  3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;

  4. de mantelzorg wordt beëindigd indien daarvan geen gebruik meer wordt gemaakt ;

  5. de mantelzorg woonruimte slechts wordt toegestaan onder de bij de omgevingvergunning te stellen verplichting dat de aanvrager schriftelijk bij de aanvraag verklaart te voldoen aan het bepaalde in dit lid.

 

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels

 

35.1 overschrijding van bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de begrenzing van bestemmings- en bouwvlakken wijzigen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken en zones niet meer dan 20% wordt verkleind of vergroot.

 

35.2 wijzigen van Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uit makende Staat van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in bijlage 1 wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.

 

35.3 wijzigen van Beleidsnota parkeernormen en parkeersfonds

Burgemeester en wethouders kunnen voor het toepassen van de Beleidsnota parkeernormen (1e herziening) d.d. 18 februari 2010 het bestemmingsplan wijzigen voor zover dit nodig is in verband met een nieuwe door de gemeenteraad vastgestelde Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds.

 

35.4 wijzigen van de Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart

Burgemeester en wethouders kunnen voor het toepassen van de Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart het bestemmingsplan wijzigen voor zover dit nodig is in verband met:

  1. een nieuwe door de gemeenteraad vastgestelde Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart, dan wel;

  2. een door Burgemeester en wethouders vastgestelde wijziging van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Waardevol Gebied 1, 2 of 3, zodanig, dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgraving, daartoe aanleiding geeft.

 

35.5 Wro-zone - wijzigingsgebied - 1

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' gelden de regels zoals opgenomen in de bestemmingen waarin naar deze aanduiding wordt verwezen.

 

35.6 Wro-zone - wijzigingsgebied - 2

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' gelden de regels zoals opgenomen in de bestemmingen waarin naar deze aanduiding wordt verwezen.

 

35.7 Wro-zone - wijzigingsgebied - 3

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 3' twee woningen worden toegestaan waarbij de volgende regels in acht moeten worden genomen:

  1. maximaal twee halfvrijstaande grondgeboden woningen, uitgevoerd als bouwlagen met kap, met een goothoogte van maximaal 5 meter en een bouwhoogte van maximaal 9 meter;

  2. de afstand van de nieuw te realiseren hoofdgebouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen;

  3. de diepte van de hoofdgebouwen mag maximaal 12 meter bedragen;

  4. de totale voorgevelbreedte van de twee hoofdgebouwen mag maximaal 16 meter bedragen;

  5. de nieuwe woning dient te worden ontsloten via een inrit aan de Kampweg;

  6. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  7. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  8. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  9. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  10. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  11. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen onoverkomelijk beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

35.8 Wro-zone - wijzigingsgebied - 4

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen, in die zin dat de geldende bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 4' wordt gewijzigd in de bestemming 'Centrum' en dat de geldende aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' (vm) wordt verwijderd indien de uitoefening van de betreffende functie blijvend beëindigd is, waarbij de volgende regels in acht moeten worden genomen:

  1. maximaal twee woningen op de verdieping;

  2. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  3. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  4. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  5. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  6. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  7. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen onoverkomelijk beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

35.9 Wro-zone - wijzigingsgebied - 5

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen, in die zin dat de geldende bestemmingen 'Horeca' ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 5' wordt gewijzigd in de bestemming 'Kantoor' of 'Wonen' en waarbij de volgende regels in acht moeten worden genomen:

  1. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  2. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  3. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  4. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  5. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen onoverkomelijk beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

35.10 Wro-zone - wijzigingsgebied - 6

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen, in die zin dat de geldende bestemmingen 'Bos', Groen-Wijkgroen' en 'Verkeer' ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 6' wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' waarbij de volgende regels in acht moeten worden genomen:

  1. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  2. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer;

  3. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  4. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  5. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen onoverkomelijk beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

35.11 Wro-zone - wijzigingsgebied - 7

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen, in die zin dat de geldende bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 7' deels wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Groen-Wijkgroen', 'Tuin' en 'Wonen' waarbij de volgende regels in acht moeten worden genomen:

  1. na de bestemmingswijziging zijn binnen de bestemming 'Bedrijf' de planregels van artikel 4 (Bedrijf) van toepassing waarbij alleen bedrijven zijn toegestaan van categorie 1 en 2 zoals vermeld in Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage;

  2. Het deel van het perceel dat de bestemming 'Bedrijf' valt, mag voor maximaal 60% bebouwd worden;

  3. de afstand van de bedrijfsgebouwen dient tenminste 40 meter te bedragen, gemeten vanaf het in de bestemming 'Verkeer' gelegen gedeelte van de Banningstraat;

  4. de bedrijfsbebouwing mag maximaal een goothoogte hebben van 6 meter en een bouwhoogte van 9 meter;

  5. de afstand van de nieuw te realiseren bedrijfsbebouwing tot aan de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;

  6. binnen de bestemming 'Wonen' zijn maximaal drie woningen toegestaan; één vrijstaande woning en twee halfvrijstaande woningen;

  7. de voorgevelbreedte van de vrijstaande woning mag maximaal 12 meter bedragen;

  8. de totale voorgevelbreedte van de twee halfvrijstaande woningen mag maximaal 16 meter bedragen;

  9. de diepte van de hoofdgebouwen met een woonfunctie mag maximaal 12 meter bedragen;

  10. de afstand van de nieuw te realiseren hoofdgebouwen met een woonfunctie tot aan de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen;

  11. de voorgevel van de nieuw te realiseren hoofdgebouwen met een woonfunctie dienen op minimaal 6 meter van de bestemming 'Verkeer' te worden gerealiseerd;

  12. de gronden behorende bij de nieuw te realiseren woningen en de gronden achter de voorgevel en 3 meter achter het verlengde van de voorgevel daarvan worden bestemd als 'Wonen';

  13. de gronden behorende bij de nieuw te realiseren woningen worden voor zover deze gelegen zijn voor de voorgevel en 3 meter achter het verlengde van de voorgevel bestemd als 'Tuin';

  14. een strook van 7 meter breed langs de gehele lengte grenzend aan de Amersfoortsestraat zal bestemd worden als 'Groen-Wijkgroen';

  15. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zekergesteld;

  16. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (1e Herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010, vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;

  17. er mag geen nadelige invloed ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden voorzien;

  18. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem en archeologische waarden ontstaat;

  19. alle wettelijke verplichte onderzoeken zijn gedaan;

  20. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen onoverkomelijk beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 36 Overgangsrecht

 

36.1 overgangsrecht bouwwerken

  1. en bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan éénmalig in afwijking van het bepaalde onder lid 36.1.a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 36.1. onder a met maximaal 10%;

  2. Het bepaalde in lid 36.1. onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

36.2 overgangsrecht gebruik

  1. et gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 36.2. onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 36.2. onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. Het bepaalde in lid 36.2. onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;

  5. Het bepaalde onder 36.2. onder a t/m d is niet van toepassing voorzover uit de Richtlijnen 97/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van het ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaande gebruik.

 

36.3 hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen Burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Soesterberg.

Postadres:
Postbus 2000
3760 CA Soest
Telefoon: (035) 6093411
E-mail: postbus2000@soest.nl