Artikel 4: Waarde – Archeologie
Artikel 5: Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 6: Algemene bouwregels
Artikel 7: Algemene gebruiksregels
Artikel 8: Algemene afwijkingsregels
Artikel 9: Algemene wijzigingsregels
Artikel 10: Algemene procedureregels
Bijlage 1. Lijst nevenactiviteiten bij agrarische
bedrijven
Bijlage 2: Omschakeling naar bedrijf
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan Zuidelijke Meentsteeg 8b van de gemeente Rhenen;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0340.BPZuidmeentsteeg8b-DE01met de bijbehorende regels en bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
gevel aan de achterkant van een gebouw;
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, in overeenstemming is;
- ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- ten aanzien van gebruik: het gebruik van gronden en stallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
niet – overdekte piste voorzien van een bewerkte of aangepaste bodem waar training en africhting van het paard, instructie aan derden en toetsing van prestaties van paarden in diverse disciplines plaatsvinden;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt ook gerekend verkoop via internet waarbij de goederen ter plaatse worden opgeslagen;
vormen van recreatief gebruik ondergeschikt aan de bestemming, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals fiets-, voet-, en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeerplaatsen, speelweiden, watersport en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel;
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:
- een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
- de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee – zelfstandig of als neventak –, waarbij dit houden van vee en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen;
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, of een (sta)caravan ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden;
paardenhouderij, bestaande uit één of meerdere binnenrijbanen dat uitsluitend is gericht op het bieden van paardrijmogelijkheden en het geven van instructie aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf, al dan niet met een horecavoorziening die is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van het manegebedrijf;
tijdelijke zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
terrein of een deel van een terrein ten behoeve van recreatief nachtverblijf in een tent, tentwagen, kampeerauto en/of caravan, niet zijnde een stacaravan, met de daarbij behorende kleinschalige centrale voorzieningen zoals een wasgelegenheid en toiletvoorziening;
activiteit die uitsluitend uitgeoefend kan worden naast de feitelijk aanwezige hoofdfunctie, en die wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt is aan die hoofdfunctie;
- voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het hoofdgebouw;
een complex van ruimten in bestaande (bedrijfs)bebouwing, dat dient voor recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming;
een kampeermiddel zonder
fundering met een maximale oppervlakte van
een kas ten behoeve van
wisselteelt, met een bouwhoogte van maximaal
een grondgebonden agrarisch bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor minimaal één huishouden;
de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur en/of ecologie;
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
een agrarisch bedrijf waar mensen met een integratieproblematiek omwille van ziekte, handicap, problematische opvoedingssituatie, (licht) delinquent verleden en na professionele beoordeling daartoe in staat te zijn geacht zonder enig ernstig veiligheidsrisico voor derden, gedurende de dag kunnen verblijven om via aangepaste dagbesteding geholpen worden om zich voor zover mogelijk te (re)integreren in de samenleving;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a.
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
e.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bij toepassing van het
bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen,
gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de uitoefening van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;
b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, intensieve veehouderij bedrijven;
c. nevenactiviteiten zoals genoemd in onderdelen A en B van de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Lijst nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven’;
d. extensief recreatief medegebruik;
e. water;
f. behoud en/of herstel van oever- en slootvegetaties;
g. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. bouwwerken;
i. erfbeplanting;
j. wegen en paden;
k. erven en terreinen.
Per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ een afwijkend aantal bedrijfswoningen is aangegeven. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is geen bedrijfswoning toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van bestaande schuilgelegenheden welke buiten het bouwvlak zijn toegestaan, met dien verstande, dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning;
b. de maatvoering van een gebouw dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Goothoogte in m |
Bouwhoogte in m |
Inhoud in m³ |
Oppervlakte in m² |
Dakhelling |
Agrarisch bedrijfsgebouw Bedrijfswoning Bijbehorend bouwwerk |
7 3 3 |
8,5 10 4,5 |
600 |
20 |
minimaal 30° maximaal 60° |
3.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. silo's zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, waarbij de maximale bouwhoogte voor mestsilo's 7 m en voor voedersilo's 15 m bedraagt;
b. lichtmasten zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan en tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
d. de bouwhoogte van windturbines/-molens mag niet meer bedragen dan 6 m;
e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 10 m;
f. de bouwhoogte en de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 4 m².
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
b. de verkeersveiligheid;
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak bij volwaardig grondgebonden agrarische bedrijven met maximaal 15% van het oppervlak, mits:
a. voor vergroting van het bouwvlak dient in ieder geval een ondernemersplan te worden opgesteld waaruit blijkt dat afwijking noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden aangetast;
c. de afwijking niet leidt tot een aantasting van het landschappelijk karakter van het gebied;
d. de vergroting van het bouwvlak inpasbaar is in de landschapsstructuur; waar mogelijk zal door het stellen van voorwaarden een versterking van de landschapsstructuur worden nagestreefd;
e. de vergroting van het bouwvlak niet leidt tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden, in welk kader moet zijn voldaan aan de vereisten op grond van het natuurbeschermingsrecht waaronder in elk geval wordt begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet;
f. de vergroting van het bouwvlak niet leidt tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies.
3.4.2. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 lid a ten behoeve van de bouw van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. per volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 schuilgelegenheden toegestaan;
b. een schuilgelegenheid is uitsluitend toegestaan indien dit in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c. een schuilgelegenheid wordt gebouwd op meer dan 500 m afstand van de bij het agrarisch bedrijf behorende bedrijfsgebouwen, dan wel op agrarische gronden indien deze door een belangrijke barrière zijn gescheiden;
d. de gezamenlijke oppervlakte aan schuilgelegenheden mag niet meer dan 50 m² bedragen;
e. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 4 m.
3.4.3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw tot 12 m, mits dit in verband met de bedrijfsvoering noodzakelijk is. De bedrijfsgebouwen dienen landschappelijk ingepast te worden ingepast conform het advies van de landschapscoördinator van de gemeente Rhenen van 16 september 2010.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.3. Onder strijdig gebruik met deze bestemming en aanduidingen wordt in ieder geval begrepen:
a. het gebruik van de gronden ten behoeve van een manegebedrijf;
b. het gebruik van de gronden gelegen buiten het bouwvlak voor het plaatsen en geplaatst houden van tunnelkassen;
c. het gebruik van de gronden gelegen buiten het bouwvlak ten behoeve van opslag, uitgezonderd voor zover toegestaan;
d. het gebruik van gronden ten behoeve van een kwekerij, uitgezonderd voor zover in deze regels toegestaan.
3.6 Afwijken van de
gebruiksregels
3.6.1. Nevenactiviteiten
bij agrarische bedrijven
3.6.2. Buitenrijbaan
3.6.3. Zwembaden
3.7 Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden
a. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen groter dan 100 m², uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;
c. het aanleggen van boomgaarden.
a. werken of werkzaamheden ter verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemmingen, waaronder tevens de aanleg van wegen en paden is begrepen;
b. werken of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
d. werken of werkzaamheden, behorende bij de aanleg van zwembaden, indien en voor zover daarvoor ontheffing van de bestemmingsregels is verleend;
e. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke ordening bevoegd, de binnen de bestemming ‘Agrarisch’ met bouwvlak
aangegeven gronden te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ of ‘Wonen’ met de
nadere aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – voormalig agrarisch bedrijf’,
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden aangetast;
b. het bepaalde in het artikel ‘Wonen’ van het ‘Bestemmingsplan Buitengbied 2010’ van de gemeente Rhenen is van toepassing;
c. in afwijking van het bepaalde in het artikel ‘Wonen’ van het ‘Bestemmingsplan Buitengbied 2010’ van de gemeente Rhenen, mag bij een boerderij met een bestaande aangebouwde deel het geheel als woning worden verbouwd en gebruikt;
d. aangetoond moet zijn dat het agrarisch bedrijf duurzaam is beëindigd;
e. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw.
3.8.2. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ en gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ eenmalig te wijzigen ten behoeve van het vergroten van bouwvlakken met maximaal 30% van het oppervlak tot ten hoogste 1 ha, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. voor de wijziging dient in ieder geval een ondernemersplan te worden opgesteld waaruit blijkt dat wijziging noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden aangetast;
c. de wijziging mag niet leiden tot een aantasting van het landschappelijk karakter van het gebied;
d. een wijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;
e. een wijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting dient inpasbaar te zijn in de landschapsstructuur; waar mogelijk zal door het stellen van voorwaarden een versterking van de landschapsstructuur worden nagestreefd;
f. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies;
g. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, waaronder in elk geval begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet, in acht te worden genomen;
h. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een watertoets te worden verricht.
3.8.3. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de binnen de bestemming ‘Agrarisch’ gelegen gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ te wijzigen ten behoeve van de vestiging van intensieve veehouderijbedrijven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de vestiging van intensieve veehouderijen uitsluitend van toepassing is op bestaande agrarische bouwvlakken;
b. voor de wijziging dient in ieder geval een ondernemersplan te worden opgesteld waaruit blijkt dat wijziging noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
c. aangetoond dient te zijn dat de wijziging, gelet op de omvang, ligging en aard van het agrarische bedrijf ten opzichte van in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte milieuhinder zal veroorzaken dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate worden geschaad;
d. de bedrijfseconomische noodzaak van de wijziging moet zijn aangetoond;
e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden aangetast;
f. de wijziging mag niet leiden tot een aantasting van het landschappelijk karakter van het gebied;
g. een wijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting dient inpasbaar te zijn in de landschapsstructuur; waar mogelijk zal door het stellen van voorwaarden een versterking van de landschapsstructuur worden nagestreefd;
h. een wijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;
i. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, waaronder in elk geval begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet, in acht te worden genomen;
j. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een watertoets te worden verricht.
3.8.4. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de gronden die zijn bestemd als ‘Agrarisch’ te wijzigen naar de bestemming ‘Bedrijf’, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. het betreft een bedrijf zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Omschakeling naar bedrijf’;
b. aangetoond moet zijn dat het agrarisch bedrijf duurzaam is beëindigd;
c. de functiewijziging plaats vindt binnen het bouwvlak;
d. ten minste 50% van de bestaande bebouwing dient te worden gesloopt waarbij de oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van de functiewijziging ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ niet meer dan 1000 m² mag bedragen en voor de overige gronden niet meer dan 750 m²;
e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden aangetast;
f. de functiewijziging mag geen nadelige gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid;
g. er dient op eigen terrein voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd, in relatie tot de te verwachten parkeerbehoefte;
h. de functiewijziging geen wezenlijke wijziging van de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende bebouwing inhoudt;
i. de functiewijziging mag niet leiden tot een aantasting van het landschappelijk karakter van het gebied;
j. uit een beeldkwaliteitsplan inclusief een erfinrichtingsplan moet blijken dat een kwalitatief hoogwaardige invulling wordt gegeven aan de architectuur van het hoofdgebouw en de inrichting van omliggende terreinen in hun ruimtelijke samenhang;
k. de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
l. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functie landbouw;
m. de functiewijziging mag niet eerder plaatsvinden dan nadat uit een bodemonderzoek is gebleken dat daartegen geen bezwaar bestaat;
n. de functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;
o. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt –voor zover van toepassing- het bepaalde in artikel 34 in acht genomen;
p. bij een functiewijziging dienen de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid in acht te worden genomen;
q. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen in acht genomen;
r. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, waaronder in elk geval begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet, in acht te worden genomen;
s. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een watertoets te worden verricht;
t. er dient voldaan te worden aan de wettelijke bepalingen inzake luchtkwaliteit.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
4.2.1. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
4.2.2. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 4.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
b. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 250 m²;
c. mits het bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
4.3.2. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
4.3.3. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden gericht op:
a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b. het doen van opgravingen;
c. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
4.4 Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden
a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b. het doen van opgravingen;
c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
4.4.3. Het verbod, als bedoeld in artikel 4.1.1, is niet van toepassing indien:
a. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 100 m²;
b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
6.1 Afwijkende maatvoering
Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
- goot- en bouwhoogte;
- oppervlakte;
- inhoud;
- afstanden;
- afdekking van gebouwen,
zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.
6.2 Onderkeldering
Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder (bedrijfs)woningen en bedrijfsgebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.
7.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van (zelfstandige) bewoning, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
b. het in enigerlei vorm buiten de bedrijfsgebouwen opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
c. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een binnenbak, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines/ windmolens en zendmasten/antennemasten, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan.
7.2 Uitzondering strijdig gebruik
Onder een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horecaterrein, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift, vergunning of ontheffing is verleend.
Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afgeweken worden van:
a. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 m;
c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat deze bouwhoogte ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot met niet meer dan 5 m inclusief antennes, uitsluitend mits de masten worden geplaatst op gebouwen gelegen binnen het bouwvlak in de bestemming ‘Agrarisch’, met een maximum van drie per agrarisch bouwvlak;
d. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
e. het bepaalde ten aanzien van het tijdelijk gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk wordt verbouwd en gebruikt ten behoeve van bewoning, met dien verstande dat:
f. het bepaalde ten aanzien van de bestemmingsregels bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een tijdelijke woonunit wordt geplaatst en gebruikt, met dien verstande dat:
9.1 Wijzigingsbevoegdheid
archeologie
9.1.1. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
9.1.2. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
10.1 Procedure ontheffing
Met betrekking tot de voorbereiding van de ontheffing ingevolge artikel 3.6 lid 1 onder c Wro door burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
10.2 Procedure nadere eisen
Met betrekking tot de voorbereiding van het stellen van nadere eisen ingevolge artikel 3.6 lid onder d Wro door burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
10.3 Verwijzing naar andere
wettelijke regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
b. Bij omgevingsvergunning kan eenmalig afgeweken worden van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder lid a met maximaal 10%.
c. Het bepaalde onder lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder lid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het bepaalde onder lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregelingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van
het bestemmingsplan
Zuidelijke
Meentsteeg 8b Achterberg
van de
gemeente Rhenen.
Aldus vastgesteld door de Raad van Gemeente Rhenen in de vergadering van d.d. 28 juni 2011. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bepaald dat de uitspraak van d.d. 13 december 2011 in de plaats treedt van het vaststellingsbesluit, voor zover dat is vernietigd.
De voorzitter, De griffier,
………………………… …………………………
Onderdeel
a:
- horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin, een ijs/snackverkooppunt;
- detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten tot een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
- opslag- en stallingsbedrijven;
- bezoekers- en cursuscentrum;
- atelier, museum, galerie en kunsthandel;
- andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld.
Onderdeel
b:
- dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
- sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis, zorgboerderij, dierenkliniek, artsenpraktijk;
- andere activiteiten op het gebied van recreatie en zorg, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld.
Onderdeel
c:
Niet
agrarische bedrijfsactiviteiten:
- ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
- zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
- andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld.
Andere
activiteiten:
- verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatie-appartementen, pension;
- agrarische hulpbedrijven niet zijnde landbouw-mechanisatiebedrijven, zoals een loonwerkbedrijf, veehandelsbedrijf, fouragehandel;
- landbouw verwante bedrijven, zoals een paardenpension, hoveniers- en boomverzorgingsbedrijf;
- ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij.
Bedrijven:
- opslag- en stallingsbedrijven;
- agrarische hulpbedrijven niet zijnde landbouwmechanisatiebedrijven, zoals een loonwerkbedrijf, veehandelsbedrijf, fouragehandel;
- landbouw verwante bedrijven, zoals een paardenpension, hoveniers- en boomverzorgingsbedrijf;
- ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een palingrokerij, wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;
- ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
- zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
- sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis, dierenkliniek, artsenpraktijk;
- zorgboerderij;
- dan wel bedrijven, die in ruimtelijk opzicht daarmee gelijk kunnen worden gesteld.