|
Op het perceel aan de Batuwseweg 23 in Uitweg, gemeente Lopik, is het voornemen om woningbouw te realiseren na de sloop van de bestaande bebouwing. Het perceel wordt in de huidige staat gebruikt ten behoeve van een bedrijf. Aan de noordzijde van het perceel wordt de nieuwe wijk Hof van Batuwe gerealiseerd.
Voor het perceel is de bestemming Wonen opgenomen maar zonder bouwvlak. Conform het vigerende bestemmingsplan 'Uitweg-Uitbreiding'' (2012) zijn hoofdgebouwen alleen toegestaan binnen een bouwvlak. Dit betekent dat in de bestaande situatie het niet mogelijk is om woningen te realiseren op de locatie.
Ter plaatse van het perceel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met deze bevoegdheid is het mogelijk om een bouwvlak op te nemen op het perceel. Het voorliggende wijzigingsplan betreft de uitwerking van deze bevoegdheid. Middels het voorliggende plan wordt de realisatie van maximaal twee woningen mogelijk gemaakt.
Het college stemt in principe in met het verzoek voor transformatie van bestaande bedrijfsgebouwen door een bestemmingsplan herziening met sloop en inrichting zoals voorgesteld in het principeverzoek, mits blijkt dat sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
In het voorliggende plan worden de voorwaarden behorend tot de wijzigingsbevoegdheid onderbouwd. Voor deze onderbouwing worden onder meer onderzoeken naar omgevingsaspecten uitgevoerd. Hiermee wordt de milieutechnische haalbaarheid van het plan getoetst.
Ligging plangebied
Allereerst wordt ingegaan op de regeling in het vigerende bestemmingsplan en de bijbehorende wijzigingsbevoegdheid, vervolgens komt de planbeschrijving aan bod. Vervolgens wordt het beleid toegelicht in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 komen de onderzoeken en onderbouwing van omgevingsaspecten aan bod. Daarna wordt de procedure toegelicht in hoofdstuk 5. In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de bestemmingsregeling van het onderhavige wijzigingsplan.
Het plangebied is gelegen aan de Batuwseweg 23. Dit perceel maakt deel uit van het bestemmingsplan 'Uitweg-Uitbreiding' welke op 27 maart 2012 is vastgesteld.
Het plangebied is bestemd met 'Wonen' (artikel 6). De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder meer wonen, erven en tuinen, water en parkeren. Conform de bouwregels van dit bestemmingsplan dienen hoofdgebouwen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hoofdgebouwen mogen vrijstaand, twee-aaneen en aaneengeschakeld worden gebouwd.
Door de bestemming 'Wonen' is de oude bestemming van kantoor en bijgebouwen komen te vervallen. Het perceel valt nu onder het overgangsrecht (artikel 14). Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Zolang dit niet gebeurt, kan de huidige functie van bedrijf worden doorgezet. Dit wordt als niet wenselijk gezien. Daarnaast kan werken op de locatie overlast geven voor de omgeving.
Het voornemen om woningen te realiseren past niet binnen het vigerende bestemmingsplan omdat er ter plaatse van het perceel geen bouwvlak is opgenomen. Wel past de realisatie van woningen, en daarmee de beëindiging van de bedrijfsvoering in de omgeving van het plangebied.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan
Voor de gronden binnen het plangebied met de bestemming 'Wonen' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met deze bevoegdheid is het mogelijk de bestemming 'Wonen' te wijzigen. In de zin dat er een bouwvlak kan worden opgenomen. Het voorliggende wijzigingsplan heeft betrekking op het toepassen van deze bevoegdheid. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 2.2. Middels de planbeschrijving en conclusie van verschillende onderzoeken naar omgevingsaspecten wordt in de conclusie van dit hoofdstuk toegelicht of het planvoornemen voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid.
Voor het plangebied is de wijzigingsbevoegdheid Wro-zone - wijzigingsgebied-1 opgenomen. In artikel 11 lid 1 van het bestemmingsplan Uitweg - Uitbreiding zijn de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om de bestemming 'Wonen' te wijzigen opgenomen.
Wro-zone - wijzigingsgebied-1
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied-1' de bestemming 'Wonen' wijzigen in die zin dat een bouwvlak kan worden opgenomen, met dien verstande dat:
Voor het planvoornemen is gekozen voor sloop van de bedrijfsbebouwing en nieuwbouw van woningen. Deze nieuwbouw wordt volledig ingepast binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Hierdoor volstaat het opstellen van een wijzigingsplan en de aanvraag voor een omgevingsvergunning en is een herziening van het bestemmingsplan niet nodig.
Huidige situatie
Het perceel wordt in de bestaande situatie gebruikt als bedrijfsperceel. Op het perceel staat een kantoorgebouw met bijbehorende bedrijfsgebouwen.
Het grootste gedeelte van de gronden behorende bij het bedrijf zijn door de ontwikkeling van de uitbreidingslocatie Hof van Batuwe ten noorden van de planlocatie herbestemd als Wonen. Het perceel aan de Batuwseweg 23 is het restant van het voormalige bedrijfsperceel.
De gemeente vindt het wenselijk dat ook dit perceel getransformeerd wordt naar Wonen passend in de omgeving.
Vooraanzicht bestaande bebouwing
Toekomstige situatie
Door de initiatiefnemer is gekozen voor sloop van de bestaande bebouwing en nieuwbouw van maximaal twee woningen. Het definitieve bouwplan zal met de aanvraag van de omgevingsvergunning worden meegezonden. Wel wordt hieronder uiteengezet wat er mogelijkerwijs voor woningen gerealiseerd kunnen worden.
Eén van de voorwaarden behorende bij de wijzigingsbevoegdheid is dat er maximaal twee woningen gerealiseerd mogen worden binnen het bouwvlak. Deze woningen kunnen uitgevoerd als zijnde tweekapper zoals in de afbeelding is weergegeven.
Mogelijke uitvoering woningen
In de onderstaande afbeelding is uitgewerkt hoe het perceel mogelijkerwijs ingericht kan worden als er twee woningen als zijnde tweekapper worden gerealiseerd. Er zullen in deze uitwerking twee bijgebouwen worden gerealiseerd.
De ontsluiting van het plangebied via de Batuwseweg verandert niet in de toekomstige situatie. Wel zal de inrit van de locatie worden aangepast. De bestaande inrit is breed genoeg gemaakt zodat een vrachtwagen bij het bedrijf kan komen. Na de realisatie van de woningen zal de inrit worden aangepast, het voornemen is om per woning een eigen inrit te maken.
Mogelijke indeling nieuwe situatie
Bouwhoogte en afstand tot zijdelingse perceelgrens
De afstand van de bebouwing tot de zijdelingse perceelgrens zal worden vergroot conform voorwaarde c behorende bij de wijzigingsbevoegdheid. De huidige afstand tussen de bebouwing en deze grens bedraagt 70 cm. In de nieuwe situatie wordt een minimale afstand van 2,5 meter van de bebouwing tot aan de perceelgrens aangehouden.
De tweekapper zal bestaan uit twee lagen met kap. De woningen aan de Batuwseweg, welke direct grenzen aan het plangebied, bestaan ook uit twee lagen met kap. De maximale bouwhoogte van de woningen zal 10 meter bedragen. De gekozen bouwhoogte en uitvoering van de woningen met twee lagen en kap sluiten aan op de omliggende omgeving.
Oriëntatie
In Uitweg zijn alle woningen nagenoeg voorzien van een kap. Er komen verschillende kapvormen voor, maar de meest toegepaste kapvorm is het zadeldak. De daken hebben verschillende nokrichtingen. Langs de Batuwseweg is een gevarieerde nokrichting aanwezig, zowel langs of haaks op de weg. In het overige deel van Uitweg is er veelmeer sprake van een uniforme kaprichting per cluster.
De woningen in de omgeving van het plangebied hebben een verschillende oriëntatie, een deel van de woningen zijn georiënteerd met de langsgevel aan de weg en met de kopgevel aan de weg. Langs de Batuwseweg komen beide type voor, terwijl in de rest van Uitweg het uniform is per cluster.
Zoals onder het kopje bouwhoogte is beschreven wordt er qua hoogte aangesloten op de omgeving. Ook qua oriëntatie wordt er aangesloten op de bebouwing in de omgeving van het plangebied. De twee woningen in het plangebied zijn met de kopgevel naar de weg georiënteerd evenals de meeste woningen die aan de oost- en westzijde van het plangebied zijn gelegen.
Oriëntatie van de woningen in de omgeving
Voorgevelrooilijn
Voorwaarde d behorende bij de wijzigingsbevoegdheid schrijft voor dat een woning de voorgevelrooilijn van de naastliggende woningen niet mag overschrijden. De nieuw te bouwen woningen worden op dezelfde voorgevelrooilijn gebouwd als de naastgelegen woningen. Het gedeelte van het perceel dat voor deze rooilijn is gelegen zal onbebouwd blijven en zal worden gebruikt ten behoeve van tuin.
Voorgevelrooilijn (rode lijn)
In Hoofdstuk 4 worden de onderzoeken en onderbouwingen van verscheidene omgevingsaspecten nader toegelicht. Dit dient te onderbouwing van voorwaarde e ''door middel van onderzoek dient te zijn aangetoond dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn'' behorende bij de wijzigingsbevoegdheid. De conclusie van dit hoofdstuk wordt meegenomen in de conclusie van de onderbouwing van de voorwaarden toebehorende aan de wijzigingsbevoegdheid.
Ter plaatse van het perceel aan de Batuwseweg is het voornemen om twee woningen te realiseren. Voor dit perceel is wel de bestemming Wonen opgenomen maar geen bouwvlak. Hierdoor is het bouwen van de woningen in de bestaande situatie niet mogelijk. Het voorliggende wijzigingsplan dient ter uitwerking van de wijzigingsbevoegdheid Wro-zone - wijzigingsgebied-1 welke is opgenomen het vigerende bestemmingsplan Uitweg - Uitbreiding. Middels de toepassing van deze bevoegdheid kan een bouwvlak worden ingepast op het perceel aan de Batuwseweg 23.
De voorwaarden behorende bij deze bevoegdheid zijn in het voorgaande hoofdstuk onderbouwd en worden in deze paragraaf kort toegelicht.
Voorwaarde a; binnen het bouwvlak zijn ten hoogste 2 woningen zijn toegestaan
Er worden maximaal twee woningen op het perceel gebouwd. Dit is geborgd in het voorliggende wijzigingsplan middels een aanduiding op de verbeelding.
Voorwaarde b, de maximale goot- respectievelijk bouwhoogte mag maximaal 6m/10m bedragen
De maximale goot- en bouwhoogte van de woningen zal respectievelijk 6 meter en 10 meter bedragen. De gekozen bouwhoogte en uitvoering van de woningen met twee lagen en kap en de oriëntatie van de woningen met de langsgevel aan de weg sluiten aan op de omliggende omgeving.
Voorwaarde c, afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens moet tenminste 2,5m bedragen;
De huidige afstand tussen de bebouwing en de westelijke perceelsgrens bedraagt 70 cm. In de nieuwe situatie wordt het bouwvlak op een afstand van 2,5 meter tot aan beide zijdelingse perceelgrens gesitueerd.
Voorwaarde d, een woning niet de voorgevelrooilijn van de naastliggende woningen mag overschrijden;
De nieuw te bouwen woningen worden op dezelfde voorgevelrooilijn gebouwd als de naastgelegen woningen. Het gedeelte van het perceel dat voor deze rooilijn is gelegen zal onbebouwd blijven en zal worden gebruikt ten behoeve van tuin.
Voorwaarde e, het moet aangetoond zijn dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn.
Middels beoordelingen en onderzoeken is aangetoond in Hoofdstuk 4 dat er geen belemmeringen zijn gezien vanuit milieu. Het verhard oppervlak in het plangebied neemt niet toe en het planvoornemen heeft geen invloed op de nabij gelegen watergangen. Het aspect water staat de uitvoering van het planvoornemen niet in de weg. Het planvoornemen draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen gevaarlijke inrichtingen of transportverbindingen gelegen die vanuit externe veiligheid gezien belemmeringen op kunnen leveren voor het planvoornemen. Ook de aspecten geluid en archeologie leveren geen belemmeringen op, voor deze aspecten wordt verwezen naar de onderzoeken in het bestemmingsplan 'Uitweg - Uitbreiding' met identificatienummer NL.IMRO.0331.07uitweguitbr-BP01 van de gemeente Lopik. Voor de aspecten Bodem en Flora en Fauna is in het kader van voorliggende wijzigingsplan onderzoek uitgevoerd. In het bodem onderzoek is ook de grond ter plaatse van de bestaande bebouwing onderzocht om te bepalen of de grond geschikt is voor woningbouw. De resultaten van de onderzoeken leveren geen belemmering op voor de ontwikkeling van de planlocatie met twee woningen.
In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Deze tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen
Nederland moet concurreren en daarnaast bereikbaar, leefbaar en veilig zijn, dat is het streven van het rijk. Het rijk voorziet dit door een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn:
Specifiek beleid ten aanzien deze kleinschalige ontwikkeling en deze locatie zijn in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte niet opgenomen. Dit is gedecentraliseerd naar de provincie en de gemeente.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, heeft medio 2009 als ontwerp ter inzage gelegen, destijds nog als AMvB Ruimte. Begin 2012 is de SVIR vastgesteld, de basis waarop de regelgeving van het Barro gebaseerd is. Op 1 oktober 2012 is het Barro volledig in werking getreden.
Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke
ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid
waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro
regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair
richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de
toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Het plangebied is niet gelegen binnen een invloedssfeer van het Barro.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). Deze schrijft voor dat gemeenten bij iedere nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting bij een bestemmingsplan moeten beschrijven (en onderbouwen) dat een voorgenomen ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. En vervolgens moet er aangetoond worden dat die behoefte kan worden voorzien door benutting van gronden in bestaand stedelijk gebied door herstructurering, transformatie of anderszins. Als dat niet mogelijk is dan is onderbouwing noodzakelijk waarom de ontwikkeling past buiten stedelijk gebied.
De Ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing bij stedelijke ontwikkelingen. Op basis van jurisprudentie blijkt dat ontwikkeling van één of enkele woningen niet gezien worden als een stedelijke ontwikkeling (Uitspraak Raad van State, ABRvS 18 december 2013, 201302867/1/R4). De bouw van de woningen aan de Batuwseweg 23 betreft de realisatie van maximaal 2 woningen, conform de uitspraak van de Raad van State wordt deze ontwikkeling niet gezien als stedelijke ontwikkeling.
Specifiek beleid ten aanzien deze kleinschalige ontwikkeling en deze locatie zijn in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte niet opgenomen. Het plangebied ligt niet binnen een invloedsgebied van de Barro. En tot slot een onderbouwing van de ladder is niet benodigd conform de uitspraak van de Raad van State.
Het Rijksbeleid staat een uitvoering van het plan niet in de weg.
De Provinciale ruimtelijke structuurvisie (PRS) en Provinciale ruimtelijke verordening (PRV) zijn op 4 februari 2013 door de Provinciale Staten vastgesteld. De PRS en PRV worden elke vier jaar opnieuw bekeken en eventueel aangepast, ofwel herijken. De eerste herijking is in juni 2015 begonnen en op 12 december 2016 vastgesteld. Provinciale Staten hebben bij de vaststelling deze zienswijzen meegenomen in hun overwegingen. De PRS en PRV zijn op 12 december 2016 integraal vastgesteld, dus met inbegrip van de 1e en 2e partiële herziening.
In deze paragraaf zijn de hoofdlijnen, doelstellingen en het van toepassing zijnde beleid uit de PRV en PRS beschreven.
Het plangebied is gelegen binnen het stedelijk gebied. Hiervoor is artikel 4.1 'Stedelijk gebied' opgenomen in de Verordening;
Uitsnede Verordening - stedelijk gebied
Het plangebied is gelegen binnen de Agrarische Cultuurlandschap welke deel uit maakt van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (Artikel 1.7).
Uitsnede Verordening - CHS
Wonen
Uit de kaart behorende bij de Verordening is gebleken dat het plangebied binnen het stedelijk gebied ligt. In de kaart behorende bij de structuurvisie is voor dit gebied de aanduiding binnenstedelijke woningbouw opgenomen.
Het streven van de Provincie is dat ten minste twee derde van het woningbouwprogramma binnen de actuele rode contouren gerealiseerd wordt. Er moet voldoende ruimte worden geboden voor het realiseren van een op de behoefte aansluitend aanbod van woningen en woonvoorzieningen. De rol van de Provincie is reguleren, stimuleren en participeren.
Stedelijk programma Lopik
In artikel 6.5.4 is het stedelijk programma voor Lopik, waarbinnen het plangebied
valt, opgenomen. Lopik maakt deel uit van de regio west van de Provincie Utrecht.
In de Provinciale structuurvisie 2013 was het volgende opgenomen;
Het woningbouwprogramma voor de gemeente Lopik is 300 woningen, met een onderverdeling van 180 woningen binnenstedelijk en 120 woningen uitbreiding. De uitbreiding wordt voorzien op de locaties Benschop - oost (80 woningen) en Lopik – oost (40 woningen). Beide locaties zijn al in de Structuurvisie Streekplan 2005-2015 opgenomen. Bij de planvorming en ontwikkeling van deze uitbreiding dient rekening te worden gehouden met de lange termijn gevolgen en bijkomende hogere kosten door de ligging in voor bodemdaling gevoelig gebied.
Herijking 2016:
Voor de uitbreidingslocatie Benschop is een bestemmingsplan vastgesteld, deze locatie is opgenomen in het stedelijk gebied. Voor het overige is het stedelijk programma ongewijzigd.
Cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS)
Uit de kaart behorende bij de Provinciale Verordening is op te maken dat het plangebied gelegen is binnen het Agrarische cultuurlandschap welke deel uit maakt van de CHS
Het agrarisch cultuurlandschap ligt in het Groene Hart en op de Utrechtse Heuvelrug. Vanwege de historisch kenmerkende gebouwen, structuren, bebouwingslinten, landschappen en verkavelingspatronen, vindt de Provincie het belangrijk dat cultuurhistorische waarden in samenhang met de kernkwaliteiten van het landschap Groene Hart, respectievelijk van het landschap Utrechtse Heuvelrug bij de planontwikkeling een rol spelen. Het plangebied is gelegen binnen het landschap Groene Hart.
Op basis van gaafheid en representativiteit van de verkavelingsstructuur en op basis
van de samenhang van de agrarische patronen en de bebouwingslinten zijn in het Groene
Hart vijf gebieden geselecteerd waar de Provincie specifieke aandacht vraagt voor
de cultuurhistorische waarden. Het gaat om de Lopikerwaard, de Ronde Venen en om gebieden
rond Kockengen-Kamerik-Zegveld, Linschoten en Westbroek.
Het Provinciaal belang bij deze gebieden is; behouden van de kwaliteit van de cultuurhistorische structuur en streven naar een betere beleefbaarheid ervan. De rol die de Provinciale daarin speelt is reguleren. Dit betekent dat gemeenten bij planontwikkeling voorwaarden dienen te stellen gericht op instandhouding van karakteristieke structuren van het agrarisch cultuurlandschap.
Het planvoornemen sluit aan bij Provinciale gedachte om zoveel mogelijk woningbouw binnen de rode contouren te realiseren. De voorgenomen woningbouw wordt binnen het bestaande stedelijk gebied gerealiseerd. Het planvoornemen zorgt niet voor een aantasting van het Agrarisch Cultuurlandschap.
Het plangebied valt onder het beheergebied van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, die verantwoordelijk is voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. Relevant beleid van het Hoogheemraadschap zijn het Waterbeheerplan 2010-2015 'Water Voorop!', Keur en Legger.
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft op 9 april 2010 het waterbeheerplan 'Water Voorop' vastgesteld. In dit plan is opgenomen dat het waterschap geeft met de watertoets advies over ruimtelijke plannen. De Stichtse Rijnlanden wil daarnaast, via de contacten met gemeenten, provincies en andere instanties in een vroeg stadium invloed uitoefenen op nieuwe ontwikkelingen.
Het waterschap kan ook via de keurvergunning voorwaarden aan een plan stellen, mits het om het belang van de waterkering of het watersysteem gaat.
De Stichtse Rijnlanden hanteert de volgende uitgangspunten voor ruimtelijke plannen:
Keur
Op 22 december 2009 is de Keur van het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden in werking getreden. In de Keur is onder meer opgenomen de regels ten aanzien van onderhoud en wanneer een watervergunning nodig is.
Legger
Het Hoogheemraadschap heeft vier vastgestelde leggers met ieder specifieke regelgeving. In hoofdstuk 2 is de legger oppervlaktewateren en de legger regionale waterkering nader toegelicht. Middels deze leggers is nagegaan of het plangebied eventueel van invloed is op een waterkering of op het onderhoud van een primaire watergang.
Het beleid van Hoogheemraadschap levert geen belemmeringen op voor het plangebied. In hoofdstuk 4 is nader uitgewerkt dat het plangebied niet is gelegen binnen een beschermingszone van een regionale waterkering of van een primaire watergang.
Het planvoornemen voorziet niet in werkzaamheden nabij een watergang of een aanpassing van een waterkering. Een watervergunning is niet benodigd. Wel wordt in het kader van vooroverleg het Waterschap geïnformeerd over het planvoornemen.
In samenwerking met de gemeente Montfoort heeft de gemeente Lopik het woonbeleid en haar ambities op het gebied van wonen vastgelegd in de “Nota Volkshuisvesting 2006-2010”. De nota dient onder meer als basis en leidraad voor de beoordeling van nieuwbouwplannen. Prestatieovereenkomsten met woningcorporaties, afspraken en overeenkomsten met marktpartijen alsmede ten behoeve van overleg in regionaal verband en met hogere overheden over het streekplan en de Nota Ruimte (onder ander Groene Hart). De visie is uitgesplitst in een viertal beleidslijnen:
In het beleid is tevens een hard- en zacht nieuwbouwprogramma opgenomen. Voor de locatie Uitweg, Batuwseweg is een zacht nieuwbouwprogramma van 45 woningen opgenomen. Het plan voor het realiseren van de twee woningen draagt bij aan de uitwerken van dit programma in nieuwe woningen.
Op 1 februari 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Lopik de Toekomstvisie Lopik
2030 vastgesteld. Deze toekomstvisie presenteert een opsomming van de sterke en zwakke
punten van de gemeente en de ontwikkelingen die de gemeente staan te wachten. De toekomstvisie
bevat de strategische hoofdlijnen, een missie en een aantal ambities die de gemeente
Lopik richting 2030 wil realiseren. Daarbij streeft de gemeente Lopik naar behoud
en versterking van de kwaliteiten van de dorpse gemeenschap met een ondernemende en
agrarische mentaliteit, profiterend van de ligging in het Groene Hart en aan de Lek,
nabij stedelijk gebied. De Toekomstvisie moet nader worden geconcretiseerd in programma's
en projecten.
Er zijn in deze visie vier ambities opgesteld:
Gezien het door hogere overheden gevoerde beleid is een sterke groei van de woningvoorraad in de gemeente Lopik niet realistisch. Het uitgangspunt voor woningbouw is het bouwen voor de eigen bevolking en het bewaren van een evenwichtige bevolkingssamenstelling. Nieuwbouw binnen de contouren is mogelijk. Nieuwbouw dient strategisch te worden ingezet.
De gemeente Lopik beschrijft in de toekomstvisie dat men actief keuzes wil maken om de bovenstaande ontwikkelingen te sturen. Dat kan bestaan uit het realiseren van woningbouw om het inwoneraantal op peil te houden of het stimuleren van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid (ongeacht het inwoneraantal) om de kern aantrekkelijk te houden. Dit zorgt er onder andere voor dat inwoners zich hechten en binden aan een gebied waardoor de uitstroom beperkt wordt en/of jongeren terugkeren om zich te vestigen in de gemeente. De insteek is dat de gemeente Lopik een agrarische gemeente met een traditionele samenleving is en blijft, met een levendige gemeenschap die zichtbaar is in de kernen.
Het onderhavig plan maakt kleinschalige woningbouw voor de eigen bevolking mogelijk. Dit sluit aan bij de toekomstvisie van de gemeente Lopik.
Voor het vigerende bestemmingsplan 'Uitweg-Uitbreiding' is een onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd (d.d. 25 januari 2011). Uit het onderzoek destijds is gebleken dat binnen het plangebied geen sprake was van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Derhalve is het aanvragen van hogere waarden niet van toepassing. De hoogst gemeten waarde bedroeg 44 dB. Na het uitvoeren van het geluidsonderzoek is het stedenbouwkundige plan nog enigszins gewijzigd. De afstand van de woningen is ten opzichte van de wegen echter niet verkleind. Daar komt bij dat de Lopikerweg een 30 km/h zone is, die wettelijk gezien geen geluidszone heeft.
Gezien de lage geluidsbelasting van 44 dB die in 2011 is geconstateerd wordt niet verwacht dat de geluidsbelasting door de Lekdijk nu wel boven de uitkomt. Er wordt derhalve verwezen naar het onderzoek uit 2011, welke als bijlage bij het vigerende bestemmingsplan 'Uitweg - Uitbreiding' met identificatienummer NL.IMRO.0331.07uitweguitbr-BP01 van de gemeente Lopik is opgenomen.
Het perceel wordt in de bestaande situatie gebruikt door een bedrijf. Er kan er vanuit worden gegaan dat geluidsbelasting op de Batuwseweg door de realisatie van de woningen niet toeneemt.
Gesteld wordt dat het aspect geluid geen belemmeringen oplevert voor het planvoornemen.
In de Wet milieubeheer (Wm) zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Hoofdstuk 5.2 ‘Luchtkwaliteitseisen’ wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen.
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate, ofwel niet in betekende mate (NIBM), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. NIBM projecten kunnen - juridisch gezien - zonder toetsing aan de grenswaarden voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
In de Regeling ‘niet in betekende mate’ (NIBM) is onder voorschrift 3A.2 opgenomen dat woningbouwlocaties die niet meer 1500 nieuwe woningen bevat en ontsloten is via één ontsluitingsweg niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het voorliggende plan betreft de bouw van maximaal 2 woningen. De woningen worden ontsloten via de Batuwseweg. In de huidige situatie wordt het perceel al gebruikt door werknemers van het bedrijf. De realisatie van twee woningen zorgen niet voor een toename van het aantal verkeersbewegingen ten opzichte van de bestaande woningen.
Gesteld kan worden dat het plan niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing van dit aspect is daarmee niet benodigd.
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen
Om de milieuhygiënische situatie van de bodem ter plaatse van het plan vast te stellen heeft adviesbureau van Dijk in juni 2017 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het volledige rapport toebehorende aan het onderzoek is opgenomen in Bijlage 1.
Voorafgaand aan het veldonderzoek is een vooronderzoek uitgevoerd. Hierin is gekeken naar de historische, huidige en toekomstige situatie.
Onderzoek
Naar aanleiding hiervan is het onderzoek opzet conform de NEN 5740 'onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie', waarbij extra aandacht is uitgegaan naar mogelijke bodemverontreiniging als gevolg van de slootdemping.
Ten behoeve van het veldonderzoek zijn negen boringen uitgevoerd en is het grondwater onderzocht. De grondmonsters zijn vervolgens onderworpen aan een analytisch-chemisch onderzoek.
Conclusie
Uit de analyseresultaten blijkt dat de zandige toplaag van de bodem licht verontreinigd is met PCB. De kleiige onderlaag is niet verontreinig met de onderzochte parameters.
Het grondwater ter plaatse is licht verontreinigd met barium. Een dergelijk licht verhoogd gehalte wordt vaker in het grondwater vastgesteld en wordt doorgaans veroorzaakt door natuurlijke ophoping. Daarnaast is het grondwater licht verontreinigd met som dichlooretheen.
Met betrekking tot de vastgestelde milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse kan worden geconcludeerd dat er gezien de geringde mate aan verontreiniging milieuhygiënisch gezien geen bezwaar tegen de herontwikkeling.
Vanuit bodem zijn er geen belemmeringen voor het planvoornemen.
Voor het vigerende bestemmingsplan heeft Go Consult in 2011 een onderzoek naar geur uitgevoerd. De conclusie was dat in de omgeving van de beoogde woningen in het plangebied van De Uitweg te Lopik niemand onevenredig in zijn belangen geschaad wordt en dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd kan worden.
Het plangebied is gelegen buiten de geurcontour van een nabijgelegen veehouderij. Er zijn geen agrarische bedrijven in de omgeving die hinder veroorzaken En ook gezien de conclusie van het onderzoek uit 2011 kan worden gesteld dat geur geen belemmering vormt.
Voor de analyse van het aspect externe veiligheid is de risicokaart gebruikt. Ten noorden van Uitweg ligt de N210. Deze Provinciale autoweg ligt op een afstand van meer dan 2 kilometer van het plangebied. Ten noordoosten van Uitweg ligt een buisleiding van defensie. Deze leiding ligt ook op meer dan 2 kilometer afstand van het plangebied. Ten oosten van het plangebied is aan de Lek nog een inrichting gesitueerd ter plaatse van Lekdijk oost 16 (kampeerterrein Klein Scheveningen). Op dit terrein ligt een opslag voor propaan of ander vloeibaar gemaakt gas. Ook deze inrichting ligt op een afstand van meer dan 2 kilometer.
Uitsnede risicokaart
Conclusie
In de nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen of transportverbindingen gelegen die gezien vanuit externe veiligheid belemmeringen kunnen opleveren voor het planvoornemen. Het aspect externe veiligheid staat het planvoornemen niet in de weg
De gemeente Lopik heeft een Waarden en Verwachtingenkaart opgesteld op het gebied van archeologie. Een uitsnede hiervan is opgenomen in de onderstaande afbeelding. Voor het plangebied geldt een lage archeologische verwachting.
Archeologische waarden en verwachtingen kaart
In 2010 is voor het vigerende bestemmingsplan 'Uitweg-Uitbreiding' een archeologisch onderzoek bestaande uit een vooronderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd.
Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen is destijds geconstateerd dat in het plangebied (maximale ontgravingsdiepte van ca. 1 m -Mv, 0 m +NAP), bij de realisering van de voorgenomen inrichting geen archeologische waarden zullen worden verstoord.
Indien diepere ingrepen dan circa 1 m -Mv (0 m +NAP) plaatsvinden, bijvoorbeeld door onderkeldering van huizen, dan wordt het potentieel archeologisch niveau wel bereikt.
Voor het voorliggende plan is deze conclusie ook van toepassing. Bij de realisatie
van de woningen vindt geen verstoring dieper dan 1 meter onder het maaiveld plaats.
De initiatief nemer is voornemens om de bestaande fundering te gebruiken. En tot slot
het archeologisch bodemarchief is reeds verstoord vanwege de aanwezige bebouwing.
Gesteld kan worden dat archeologie de realisatie van de woningen niet in de weg staat.
Derhalve wordt dan ook verwezen naar het archeologisch onderzoek welke als bijlage
bij het vigerende bestemmingsplan 'Uitweg - Uitbreiding' met identificatienummer NL.IMRO.0331.07uitweguitbr-BP01
van de gemeente Lopik is opgenomen.
Onverlet blijft dat indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, Op basis van artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet dient een ieder die een vondst doet bij graafwerkzaamheden waarvan redelijkerwijs vermoed kan worden dat het gaat om een archeologische vondst, direct melding hiervan te maken, bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed of, in dit geval, de gemeente Lopik.
In juni 2017 heeft adviesbureau Elzerman een quickscan flora en fauna uitgevoerd in het plangebied. Het volledige rapport toebehorend aan het onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.
Onderzoek
De flora en fauna quickscan richtte zich op de beschermde soorten uit de Wet natuurbescherming. Op basis van de geschiktheid van het gebied en directe aanwijzingen voor aanwezigheid van een soort is een beeld geschetst van de beschermde situatie(s). De te verwachten effecten van de werkzaamheden op de beschermde soorten zijn bepaald. Dit kan leiden tot een advies over het treffen van beschermingsmaatregelen en/of aanvragen van een ontheffing. De te verwachten effecten op beschermde natuurgebieden zijn niet behandeld.
De flora en fauna quickscan bestond uit een bureauonderzoek aangevuld met een veldbezoek.
Kader
Wet natuurbescherming
Per 1 januari 2017 heeft de Wet natuurbescherming de Flora- en faunawet, Boswet en Natuurbeschermingswet 1998 vervangen.
Algemene Zorgplicht (Art. 1.11). In beginsel zijn alle in Nederland in het wild levende dieren en planten beschermd.
De bescherming wordt vormgegeven door verbodsbepalingen en een Algemene Zorgplicht.
De Wnb richt zich op de bescherming van soorten en gebieden. Echter, de intrinsieke
waarde van elk individueel dier en plant wordt wel erkend. Mensen mogen hier dus niet
onzorgvuldig mee omgaan.
Verbodsbepalingen (Art. 3.1 t/m 3.10). De bescherming van planten en dieren is gebaseerd op het ‘Nee, tenzij’-principe. Dit wil zeggen, dat in principe werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen geen negatief effect mogen hebben op beschermde flora en fauna, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.
Conclusie
Voor de bouw van woningen op een uitbreidingslocatie in de gemeente Lopik, provincie Utrecht, is een flora en fauna quickscan uitgevoerd. Dit verkennende onderzoek richt zich op beschermde soorten van de Wet natuurbescherming (Art. 3.1-3.10). Middels een veldbezoek en bureaustudie is in beeld gebracht of beschermde soorten te verwachten zijn. Het plangebied bestaat uit een verhard terrein met een bedrijfspand en werkschuur aan de Batuwseweg 23 in Uitweg.
Bij de quickscan zijn geen beschermde flora en fauna vastgesteld. Het plangebied is
ongeschikt voor strikt beschermde soorten. De bouwstijl van de bebouwing maakt het
ongeschikt voor nestgelegenheid van jaarrond beschermde vogels, zoals Huismus en Gierzwaluw.
Beide soorten broeden wel in de omgeving. Wat betreft de strikt beschermde zoogdieren
werd op voorhand vooral rekening gehouden met mogelijkheden voor vleermuizen. De beperkte
hoogte, het type dakbedekking en ontbreken van spleten en kieren in het bedrijfspand
maken het ontoegankelijk voor vleermuizen. De werkschuur biedt deze mogelijkheden
ook niet. Bovendien heeft de schuur geen open spouwruimte of dakbeschot waar een vleermuis
tussen kan verblijven.
Het gehele plangebied is verhard waardoor er nauwelijks wilde planten groeien. De enkele aangetroffen soorten betreffen algemeen voorkomende ruigtekruiden. De overige soortgroepen kunnen op basis van de biotoop en/of de verspreiding worden uitgesloten.
Bij de werkzaamheden dient altijd de Algemene Zorgplicht (art. 1.11 uit Wnb) in acht
te worden genomen. Dit houdt in dat handelingen, die een negatief effect kunnen hebben
op wilde, inheemse planten of dieren, zoveel mogelijk voorkomen moeten worden. Bij
dit project geldt dat vooral voor de watergang ten noorden van het plangebied. Indien
hier graafwerkzaamheden gepland zijn of het water (deels) gedempt wordt dan moeten
voorzorgsmaatregelen getroffen worden ten aanzien van amfibieën en vissen. Aanbevolen
wordt om voorafgaand aan de werkzaamheden de sloot af te vissen en de aanwezige dieren
te verplaatsen naar nabijgelegen water. In de werkzaamheden gepland zijn tijdens een
vorstperiode dan dienen de vissen en amfibieën buiten de vorstperiode verplaatst te
worden.
Het aspect flora en fauna levert geen belemmering op voor het planvoornemen.
Het plangebied is gelegen binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. In hoofdstuk 3 is het beleid van dit Hoogheemraadschap nader toegelicht. In deze paragraaf wordt het omgevingsaspect water nader beoordeeld. Met de kaarten behorende bij de Leggers van het Hoogheemraadschap wordt nagegaan of het plangebied in een beschermingszone van een waterkering of watergang ligt. Ook komt de watertoets en het waterpeil aan bod.
Watertoets
In de bestaande situatie is het gehele plangebied verhard. In de toekomstige situatie neemt de verharding af omdat de ruimte aan de voorzijde van het perceel gebruikt zal worden ten behoeve van tuin. Het realiseren van waterberging is niet benodigd. Het hemelwater kan worden afgevoerd via de aangrenzende sloot naast het plangebied.
Wat betreft riolering wordt er aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel.
Waterpeil
Het grondwaterpeil in de polder en bij de bestaande woningen is 0,07 m+NAP. Het peil van de Enge IJssel staat op 0,30 m+NAP, circa 23 cm hoger dan het grondwaterpeil in de polder. Het is belangrijk hiermee rekening te houden en aan te sluiten bij het bestaande polderpeil om ervoor te zorgen dat er geen wateroverlast ontstaat.
Bij de nieuwbouw wordt overal rekening gehouden met een oppervlaktewaterpeil van 0,06 m+NAP. Drooglegging van de woningen is 80 tot 100 cm ten opzichte van het hoogste waterpeil.
Leggers
Uit legger oppervlaktewateren blijkt dat het plangebied aan de oostzijde grenst aan een tertiaire watergang. Het plangebied is niet gelegen binnen de beschermingszone van deze watergang. Het onderhoud van deze watergang wordt niet uitgevoerd door het waterschap.
Uit dezelfde legger is op te maken dat aan de overzijde van de Batuwseweg een primaire watergang ligt welke onderhouden wordt door het waterschap. Het plangebied ligt buiten de beschermingszone van deze watergang en heeft geen invloed op het functioneren van deze watergang.
Uitsnede Legger oppervlaktewateren
Uit de Legger regionale waterkeringen blijkt dat ten westen van het plangebied de Enge IJssel is gelegen welke functioneert als zijnde waterstaatswerk. Het plangebied is niet gelegen binnen de beschermingszone van de Enge IJssel.
Uitsnede Legger regionale waterkeringen
Conclusie
Het planvoornemen beïnvloedt het functioneren van waterkeringen en/of het onderhouden van watergangen niet. In de toekomstige situatie neemt de verharding in het plangebied af en neemt het aantal m2 groen toe. Omdat de verharding afneemt is het realiseren van waterberging niet benodigd. Het aspect water staat het uitvoeren van het plan niet in de weg.
Ingevolge de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure dienen alle ruimtelijke plannen te worden voorbereid met toepassing van het in afdeling 3.4 Awb geregelde voorbereidingsprocedure.
Het wijzigingsplan maakt deel uit van het vigerende bestemmingsplan 'Uitweg - Uitbreiding'' dat in het kader van de vaststellingsprocedure onderworpen is geweest aan het wettelijk vooroverleg. Het wijzigingsplan zal worden voorgelegd aan de overlegpartner.
Ingevolge de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure dienen alle ruimtelijke plannen te worden voorbereid met toepassing van het in afdeling 3.4 Awb geregelde voorbereidingsprocedure. Dit betekent dat het college het wijzigingsplan ter inzage heeft gelegd. In deze periode konden belanghebbenden hun zienswijzen naar voren brengen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen. Hierna hebben burgemeester en wethouders besloten tot vaststelling van het wijzigingsplan op 24 april 2018. Na deze fase wordt het vaststellingsbesluit ter inzage gelegd. Tegen het vaststellingsbesluit van burgemeester en wethouders kan door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Er is sprake van een wijziging van de verbeelding van het bestemmingsplan “Uitweg - Uitbreiding”. De bestemming ‘Wonen' blijft gehandhaafd. Aan de bestemming wordt een bouwvlak toegevoegd. Binnen dit bouwvlak kan de voorgenomen woningbouw worden gerealiseerd.
Voor wat betreft de planregels zijn/blijven de overeenkomstige regels van het geldende bestemmingsplan “Uitweg - Uitbreiding”, zijnde het “moederplan” voor dit plan, van toepassing.
Het bestemmingsplan 'Uitweg - Uitbreiding' met identificatienummer NL.IMRO.0331.07uitweguitbr-BP01 van de gemeente Lopik.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Het wijzigingsplan 'Batuwseweg 23, Uitweg' van de gemeente Lopik, zoals vervat in de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0331.07Batuwseweg23-WP01 met de bijbehorende regels.
Op het wijzigingsplan zijn de regels behorende bij het plan zoals genoemd in 1.1 voor zover relevant, van toepassing.
De van toepassing zijnde algemene regels van het bestemmingsplan Uitweg - Uitbreiding met identificatienummer NL.IMRO.0331.07uitweguitbr-BP01. zijn onverminderd op dit plan van toepassing.