direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: 't Jannendorp 1a, Achterveld
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0327.233-0301

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer is voornemens om een extra woning te realiseren op eigen terrein gelegen tussen de Verjaagde Ruiterweg, de Jan van Arkelweg en Het Jannendorp. Voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is een ruimtelijke onderbouwing van het plan benodigd. Voorliggend document voorziet in deze onderbouwing.

1.2 Projectgebied

Het plangebied bevindt zich in de gemeente Leusden, aan de noordzijde van de kern Achterveld. Het perceel ligt op een punt waar 3 wegen langs lopen: de Verjaagde Ruiterweg, de Jan van Arkelweg en Het Jannendorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.233-0301_0001.png"

Uitsnede Google Maps.Het plangebied is met een rode cirkel aangeduid.

Het perceel heeft een totale oppervlakte van 1.502 m². Deze wordt opgesplitst in twee percelen; een voor de bestaande woning (1.029 m²) en een voor de te realiseren woning (473 m²).

1.3 Doelstelling

Het realiseren van een extra woning op het noordelijke deel van het perceel aan de Verjaagde Ruiterweg 53 te Achterveld.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. In de SVIR zijn, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.

Deze hoofddoelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen. De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende plan.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, is op 1 oktober 2012 volledig in werking getreden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De volgende onderwerpen uit het Barro moeten worden vertaald in bestemmingsplannen: (1) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, (2) Kustfundament, (3) Grote Rivieren, Waddenzee en Waddengebied, (4) Defensie, (5) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, (6) Rijksvaarwegen, (7) Hoofdwegen en spoorwegen, (8) Elektriciteitsvoorzieningen, (9) EHS, (10) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de (11) uitbreidingsruimte van het IJsselmeer.

In het Barro zijn geen regels opgenomen die relevant zijn voor de voorliggende ruimtelijke onderbouwing.

2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.

Toetsingskader

De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een ‘stedelijke ontwikkeling’ is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat bij woningbouw in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Het voorliggende initiatief betreft de realisatie van één woning. Vanwege de kleinschalige omvang van het project kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De duurzaamheidsladder is niet van toepassing.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Provinciale Ruimtelijke Strutuurvisie

De provincie Utrecht heeft in haar Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) beleid en visie opgesteld op basis van vier pijlers voor de ruimtelijk ontwikkeling: duurzame leefomgeving, beschermen kwaliteiten, vitale dorpen en steden en dynamisch landelijk gebied.

Als onderdeel van de pijler 'vitale dorpen' is een rode contour opgesteld rondom bestaande kernen. Dit is een instrument dat bijdraagt aan het handhaven van de kwaliteit van het landelijk gebied en ondersteun het realiseren van de binnenstedelijke ambitities.

Het plangebied valt binnen de rode contouren die zijn aangeduid in de PRS. Daarmee sluit het planvoornemen aan op het provinciale beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.233-0301_0002.png"

Uitsnede kaart 8: wonen en werken PRS

2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.

In de PRV worden dus de ambities en doelstellingen uit de PRS vertaald naar een regelpakket.

Het plangebied valt binnen 'Stedelijk gebied', te zien in onderstaande afbeelding. In artikel 4.1 wordt onder andere gesteld dat de toelichting op een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'Stedelijk gebied' een beschrijving bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen.

Om kleinschalige binnenstedelijke ontwikkelingen niet onnodig te belasten met regelgeving is het artikel gericht op uitleglocaties en transformaties. Dit neemt niet weg dat andere locaties deze aandacht niet behoeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.233-0301_0003.png"

Uitsnede kaart 7: wonen en werken, PRV

Conclusie

Het planvoornemen sluit aan bij het provinciale beleid.

2.3 Gemeentelijk beleid

Dynamische Duurzaamheidsagenda Leusden 2016 – 2030

De gemeenteraad heeft de Dynamische Duurzaamheidsagenda Leusden 2016 – 2030 vastgesteld. Doel is om uiterlijk in 2040 energieneutraal te zijn. Inzet vanuit de gemeente is om te komen tot energieneutrale gebouwen. Dus bijvoorbeeld uitgaan van all-electric (zonder gasaansluiting).

De initiatiefnemer zal in het kader van de planontwikkeling de duurzaamheidsagenda als inspiratiebron gebruiken.

Woonvisie 2016-2025 Leusden

De 'Woonvisie 2016-2025 Leusden’ is een actualisatie van de Woonvisie 2012-2022. Leusden bestaat uit de vitale kernen Leusden, Achterveld en Stoutenburg. Visie op deze gebieden is: Leusden is een groen dorp waarin van oudsher veel gezinnen wonen. De voorzieningen in Leusden zijn daarop afgestemd. Door demografische ontwikkelingen wordt een steeds groter aantal woningen bewoond door een- en tweepersoonshuishoudens. Tot circa 2025 wil de gemeente binnen de rode contour nog tenminste 800 tot 1.200 woningen realiseren. De bouw van woningen voor senioren moet de doorstroom bevorderen, waardoor woningen beschikbaar komen voor gezinnen. De gemeente wil hieraan nog een extra impuls geven door extra (betaalbare) woningen te bouwen voor starters op de woningmarkt. Ten aanzien van dit bouwprogramma stelt de gemeente de volgende eisen. Alle nieuw te bouwen woningen moeten energieneutraal zijn.


Uitgangspunten voor deze ontwikkelingen is dat tot 2025 een versnelling van het woningbouwprogramma plaatsvindt met een bandbreedte van 800 – 1.200 woningen, zodat het inwoneraantal in deze periode minimaal stabiel blijft op het huidige niveau. Dit bouwprogramma is 20 - 40% bestemd voor woningen voor in hoofdzaak senioren en secundair voor één- en tweepersoonshuishoudens, waaronder starters. In de praktijk komt dit neer op ca. 300 woningen voor senioren en starters (30% van 1000 woningen).

 

Conclusie

De realisatie van een nieuwe woning sluit aan bij de het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Geldende planologische situatie

Het plangebied heeft in het bestemmingsplan 'Achterveld 2014' de bestemming 'Wonen'. Er is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' in het gehele gebied en een gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.233-0301_0004.jpg"

De wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigingsgebied is opgenomen in artikel 24.1 van het bestemmingsplan:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1', het plan te wijzigen zodanig dat één extra woning kan worden gebouwd, mits:

  • a. bij een woning, op eigen terrein of elders in voldoende parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien;
  • b. voldaan wordt aan milieuhygiënische eisen.

De initiatiefnemer heeft er voor gekozen geen wijzigingsplan te laten maken, maar een omgevingsvergunning (uitgebreide procedure) te doorlopen, zodat na de procedure meteen gebouwd kan gaan worden.

3.2 Huidige situatie

Het huidige perceel bestaat uit een bestaande woning met een bijgebouw. De oprit van de woning is gericht op het zuiden (Verjaagde Ruiterweg-zijde). Het plangebied ligt aan de rand van de bebouwde kom en sluit aan de noordzijde aan op het open kampenlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.233-0301_0005.png"

Afbeelding: Uitsnede Google Streetview, plangebied gezien vanuit het oosten.

Bovenstaande afbeelding geeft de huidige situatie weer aan de oostzijde van het perceel.

3.3 Toekomstige situatie

Voorliggend planvoornemen gaat uit van het toevoegen van een woning aan de noordzijde van het perceel aan de Verjaagde Ruiterweg 53. Het bestaande perceel van circa 1.500 m² wordt gesplitst in een deel van 1.029 m² voor de bestaande woning en 473 m² voor de te realiseren woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.233-0301_0006.png"

3D-impressie van de nieuwe woning in de directe omgeving, gezien vanuit het oosten.

De nieuwe woning heeft een bruto vloeroppervlakte van 94 m², wordt drie lagen met een nokhoogte van circa 8,4 m. Bovenstaande afbeelding geeft een impressie hoe de woning er uit komt te zien in de omgeving.

De nieuwe oprit wordt aangesloten aan 'Het Jannendorp', locatie zichtbaar op afbeelding in paragraaf 3.2. Hierbij is het van belang dat deze zo ver mogelijk van de T-splitsing 'Jan van Arkelweg - Het Jannendorp' liggen en op minimaal 4,5 meter afstand van de bomenstructuur aan Het Jannendorp.

De bouwlocatie betreft betreft een locatie aan de rand van Achterveld op de overgang naar het open kampenlandschap. De woning kenmerkt zich door een bouwvolume bestaande uit één bouwlaag onder een hoog opgaand zadeldak, met de nokrichting parallel aan de weg, en met in het voorgevelaanzicht een plat afgedekt hoger opgaand entree accent dat de gootlijn doorbreekt. Het voorstel past in de stedenbouwkundige structuur ter plaatse.

Duurzaamheid

In de nieuwe woning wordt duurzaam gebouwd. Er komt geen gasaansluiting, maar een warmtepomp. Tevens wordt overwogen om zonnecollectoren t.b.v. warmwater toe te passen en zonnepanelen op het dak van de woning.

Ruimtelijke kwaliteit

De Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Leusden heeft in mei 2018 een positief advies uitgebracht over het bouwplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Erfgoed

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.


De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.1.1 Archeologie

In het plangebied heerst een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'. Voor het bouwen van een extra woning moet de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport overleggen waarin de archeologisch waarden van de gronden die zullen worden verstoord. Er is een uitzondering opgenomen in artikel 20.2.2 onder b voor de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen die niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 500 m² bedraagt.

Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 473 m². Dat is kleiner dan 500 m², dus hoeft er geen archeologisch onderzoek plaats te vinden.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.1.2 Cultuurhistorie

In onderstaande afbeelding is te zien dat er in de omgeving van het plangebied enkele cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig is. Voorliggend plan heeft geen effect op deze bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.233-0301_0007.jpg"

Uitsnede Webkaart Provincie Utrecht. Historische bebouwing (MIP) aangeduid met zwarte stippen.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.2 Bodem

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodem- en grondwateronderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek moet uitwijzen of de locatie mag worden aangewend voor de gewenste ontwikkeling.

Onderzoek

Er is bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van de voorgenomen nieuwbouw van een woning en eventuele vervanging van de huidige woning. Het volledige onderzoek is na te lezen in Bijlage 1.

Het onderzoek is gedaan volgens de strategie "onverdacht" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van lichte verontreinigingen met PAK, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie.

Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.3 Ecologie

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 23 april 2018 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. De weersomstandigheden waren: bewolkt, circa 17C en een zwakke wind.

De volledige inventarisatie is na te lezen in Bijlage 2.


Conclusie

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan. Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Wnb voor soorten of een vergunning van de Wnb voor gebieden niet nodig. Het plan is daarnaast op het punt van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.

Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat de natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

4.4 Milieuzonering

Tussen milieuhinderlijke en milieugevoelige bestemmingen gelden richtafstanden op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009). Woningen zijn milieugevoelige bestemmingen.

Ten oosten van het plangebied ligt een brandweerkazerne. De richtafstand voor brandweerkazernes is 50 meter, vanuit het aspect geluid. De afstand tussen het plangebied en de brandweerkazerne bedraagt ruim 60 m.

Ten noorden van het plangebied ligt een manege. De richtafstand voor maneges is 50 meter, met name door het aspect geur. De afstand tussen het plangebied en de manege bedraagt circa 120 m.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.5 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) is bij de wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen. In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Dit geldt niet voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

De wegen hebben in de zin van de Wet geluidhinder geen zone. In dat kader is onderzoek voor de Wet geluidhinder niet noodzakelijk. Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening is toch besloten deze wegen akoestisch nader te onderzoeken. Met name de Jan van Arkelweg kent een zekere doorgaande functie en is deels uitgevoerd in klinkers.

Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai afkomstig van de Jan van Arkelweg en 't Jannendorp op de gevels van de te realiseren woning in het kader van de bestemmingsplanwijziging 't Jannendorp 1a te Achterveld in de gemeente Leusden. Het volledige onderzoek is terug te vinden in Bijlage 3.


Uit het onderzoek blijkt dat de woning voldoet aan de wettelijke eisen wat betreft het wegverkeerslawaai. De maximale geluidsbelasting vanwege de Jan van Arkelweg bedraagt maximaal 45 dB. Geconcludeerd mag worden dat de Wet geluidhinder zich wat betreft wegverkeerslawaai zich niet verzet tegen de komst van de woning en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.6 Verkeer (parkeren) en luchtkwaliteit

4.6.1 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer. Hierin is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.

Voorliggend wijzigingsplan heeft betrekking op de realisatie van één extra woning op het perceel aan de Verjaagde Ruiterweg 53. Het voorgestelde bouwplan kan gezien worden als een 'nibm' project. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.6.2 Verkeer en parkeren

Een van de voorwaarden in de wijzigingsbevoegdheid in het plangebied betreft het voorzien van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of elders. Voor het plangebied worden de kengetallen van het CROW gebruikt voor de parkeernormering (publicatie 317).

Voor een vrijstaande koopwoning in 'rest bebouwde kom' geldt een minimum van 1,8 parkeerplaatsen per woning in matig stedelijk gebied met 0,33 parkeerplaatsen per woning voor het bezoekersaandeel. Voor de realisatie van één woning moeten dus twee parkeerplaatsen gerealiseerd worden.

Op het nieuwe erf is voldoende ruimte om te voorzien in het realiseren van twee parkeerplaatsen.

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid houdt zich bezig met de risico's als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen. In dat kader zijn vier onderwerpen van belang:

  • bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • bedrijven die op grond van overige milieuwetgeving afstandsnormen voor veiligheid bezitten, zoals het Vuurwerkbesluit of het Activiteiten-besluit (bv. propaantanks);
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water;
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.


Het Interprovinciaal Overleg heeft een digitale risicoatlas gepubliceerd. Kaartmateriaal is te zien op de onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.233-0301_0008.png"

Uitsnede Risicokaart.nl, plangebied met rood kader aangeduid.

Er zijn geen activiteiten, inrichtingen, transportroutes of planologisch relevante kavels en leidingen in de nabijheid van het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.8 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn, zie Bijlage 4.

Beoordeling

In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het Waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven. Dit is per e-mail bevestigd op 23 mei 2018 door de heer Bronkhorst van het Waterschap.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voornemen om een woning te bouwen is besproken met de omgeving. Direct omwonenden hebben in december 2017 aangegeven akkoord te zijn met het planvoornemen.

Op grond van art. 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening wordt het planvoornemen relevante instanties, zoals de provincie Utrecht, het Waterschap. Het Waterschap heeft door middel van de digitale watertoets reeds een positief advies uitgebracht.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende initiatief betreft de bouw van één vrijstaande woning. Derhalve is het plan exploitatieplanplichtig. De gemeente Leusden sluit met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst af, waarin de verantwoordelijkheid voor gemaakte kosten wordt vastgelegd.

Hierbij dient vermeld te worden, dat de gemeente alleen medewerking verleend aan het initiatief, als de exploitatiekosten van het initiatief voor de gemeente niet negatief zijn. De exploitatie is op deze manier anderszins verzekerd. Voor de realisatie van het plan hoeft door de gemeente geen investering gedaan te worden. De ontwikkelingskosten worden geheel door de initiatiefnemer gedragen.


Conclusie

Door het sluiten van een anterieure overeenkomst is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.