direct naar inhoud van Regels

0230BPLGOWB (Laagraven-Oudwulverbroek)

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0321.0230BPLGOWB-VAST

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 30 Algemene bouwregels

 

30.1 Algemene regels m.b.t. ondergronds bouwen

 

30.1.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m²;

  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;

  4. bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

 

30.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.1.1 onder c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.

 

30.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten

 

30.2.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingswet, op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

30.2.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingswet, op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan, minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

30.2.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 30.2.1 en lid 30.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

Artikel 31 Algemene gebruiksregels

Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

  2. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

  3. de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis in vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

 

 

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

 

32.1 Perenleischerm

 

32.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'perenleischerm' dient het het bestaande cultuurhistorische groenelement in de vorm van een perenleischerm te worden behouden.

 

32.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en-of van werkzaamheden

 

32.1.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 32.1.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het vellen of rooien van houtgewas dat deel uitmaakt van het cultuurhistorisch groenelement in de vorm van een perenleischerm.

 

32.1.2.2 Uitzonderingen

Van het vereiste van een omgevingsvergunning zijn uitgezonder werken en werkzaamheden die:

  1. behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

32.1.2.3 Toelaatbaarheid

De genoemde omgevingsvergunning in lid 32.1.2.1kan slechts worden verleend, indien:

  1. geen onevenredige afbreuk gedaan wordt aan de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

  2. advies is ingewonnen bij de gemeentelijke landschapscoördinator of een daar aan gelijk te stellen adviseur.

 

32.2 Veiligheidszone - LPG

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

 

32.3 Veiligheidszone - Windturbine

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine' zijn geen beperkt kwetsbare objecten toegestaan, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanwezige of geprojecteerde beperkt kwetsbare objecten.

 

 

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

 

 

33.1 Afwijking van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels:

  1. ten aanzien van de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, en hierbij toestaan dat de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;

  2. ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:

  1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:

  • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;

  • binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen;

  1. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:

  • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;

  • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten;

  1. afwijken van de bestemmingsplanregels, zodat zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte kan worden omgezet, mits:

  1. de omzetting geen onevenredige toename van de verkeersintensiteit tot gevolg heeft;

  2. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de parkeernorm per woning 0,6 p.p. bedraagt;

  3. minimaal 5 m² berging aanwezig is per onzelfstandige woonruimte.

  1. voor het realiseren van voorzieningen voor duurzame energie;

  2. de op de verbeelding of in de regels gegevens bouwvlakken, maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.

 

33.2 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten behoeve van het gebruik van een bestaand bijgebouw ten behoeve van wonen of het plaatsen van een tijdelijke woonunit bij een woning, mits:

  1. de medische/sociale urgentie wordt aangetoond;

  2. de tijdelijkheid wordt vastgelegd;

  3. geen extra bebouwingsmogelijkheden gerealiseerd worden;

  4. de nieuwe situatie geen belemmering vormt voor omwonenden en bedrijven;

  5. het bouwwerk ondergeschikt is aan de woning, met een maximale maat van 80 m2.

 

 

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

  2. het wijzigen van de Staat van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;

  3. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.

 

 

Artikel 35 Algemene procedureregels

 

35.1 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die deel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

 

Artikel 36 Overige regels

 

36.1 Wet / wettelijke regeling

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan, tenzij anders bepaald.