Artikel 8                   Verkeer - Wegverkeer

8.1      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Wegverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      voorzieningen voor verkeer en verblijf;

b      voorzieningen voor langzaamverkeer ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – langzaamverkeer’;

c       opstelplaatsen voor de brandweer;

 

met daaraan ondergeschikt:

d      parkeervoorzieningen;

e      groenvoorzieningen;

f        waterhuishoudkundige voorzieningen;

g       de instandhouding en bescherming van historische groenelementen.

 

8.2      Bouwregels

 

8.2.1      Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a                                          uitsluitend bushokjes zijn toegestaan;

b                                          de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;

c                                           de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 .

 

8.2.2      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

b      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

8.3      Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

a      een goede stedenbouwkundige en/of (streekeigen) landschappelijke inpassing;

b      een goede verkeerskundige inpassing;

c       een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;

d      een goede hydrologische inpassing.

 

8.4      Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt tevens de volgende bepaling:

a      Parkeren ten behoeve van deze bestemming dient te geschieden op eigen terrein. Hiervoor dienen voldoende gebouwde en/of ongebouwde parkeervoorzieningen te worden gebouwd/aangelegd.

b      Minimaal 10% van het bouwperceel dient te worden ingericht met groen(voor-zieningen).

 

8.5      Omgevingsvergunning voor het aanleggen

 

8.5.1      Omgevingsvergunning voor het aanleggen

Het is verboden op of in de in 8.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

a      het vellen van historische groenelementen.

 

8.5.2      Uitzonderingen

Het in lid 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a      die van zodanig geringe omvang en/of ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van te beschermen historische groenelementen;

b      die behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;

c       reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

8.5.3      Toelaatbaarheid

a      De in lid 8.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud en bescherming van de historische groenelementen zijn gewaarborgd.