Inhoud
Artikel 8 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 11 Gemengd – Uit te werken
Artikel 13 Waarde – Archeologie 1
Artikel 14 Waarde – Archeologie 2
Artikel 15 Waarde – Natuur en landschap
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Artikel 17 Algemene aanduidingsregels
Artikel 18 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlage 1: APV
Bijlage 2: Staat van Horeca-activiteiten
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan ‘Recreatiegebied Rondo’ van de gemeente Houten.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0321.0120BPRTRONDO-ONHR met de bijbehorende regels en bijlagen.
een dienstverlenend, administratief, juridisch, maatschappelijk, (para)medisch, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen beroep, dat in een woning en daarbij behorende gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel en horeca.
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Houten, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 28 januari 2010 (registratienummer 2009-071).
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
onderzoek verricht door of namens de gemeente, of door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
de provinciaal archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.
a t.a.v. bebouwing: een bouwwerk dat op het moment van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van ter-inzage-legging is ingediend, tenzij anders is bepaald;
b t.a.v. gebruik: het op grond van het toen geldende bestemmingsplan toegestane gebruik dat op het moment van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwblok of bestemmingsvlak gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
het oppervlak gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen. Dit is met inbegrip van ruimten zoals keukens, toiletten, bergruimten en dergelijke.
Bruto vloeroppervlak
waarden die samenhangen met het gebruik dat de mens in de loop der tijd van grond en gebouwen heeft gemaakt en die bestaan uit overblijfselen van het vroegere landschap, welke tot uitdrukking kunnen komen in beplanting, bebouwing, reliëf (bijvoorbeeld bolle akkers), verkaveling, slotenpatroon of architectuur, archeologische waarden hierbij begrepen.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling.
evenement, zoals bedoeld in artikel 2:24 van de Algemene Plaatselijke Verordening, tevens een besloten feest zonder uitstraling naar de buiten ruimte.
het totaal aan evenemententerreinen en evenementengebouwen.
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
ruimte voor het exposeren en verkopen van kunstwerken.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijk groene hoofdstructuur.
een groenelement dat al minimaal 25 jaar aanwezig is.
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of bezorgdienst. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere bijbehorende bouwwerken.
waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebonden organismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan, met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) is de binnen de beroepsgroep geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek.
ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen,
poelen, moerasjes en dergelijke, kleiner dan
een object laten harmoniëren met het omliggende landschap ten behoeve van de versterking van de landschappelijke kwaliteit bijvoorbeeld: op basis van een beplantingsplan. Contrasterende objecten dienen zoveel mogelijk te worden ingekleed met voldoende afschermende streekeigen beplanting.
bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
voorzieningen gericht op kunst, cultuur en ontspanning, zoals theaterfaciliteiten, galerieën en atelierruimtes, waaronder wordt begrepen culturele werkruimtes.
zaak en/of terrein dat op grond van de Monumentenwet of gemeentelijke monumentenverordening is aangewezen als monument vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren en daarmee samenhangende hydrologische waarden.
activiteit die nevengeschikt aan de hoofdactiviteit plaatsvindt en ten hoogste 50% in beslag neemt van de oppervlakte van alle aanwezige gebouwen op een bouwblok of een in de regels nader aangegeven andere maximum oppervlakte.
functie waarvoor maximaal 30% van het grondoppervlak c.q. de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
het in bewaring houden van goederen.
een gebied dat is aangewezen waarop geparkeerd mag worden als het reguliere parkeerterrein voor ten minste 90% bezet is.
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en of anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
vrijetijdsbesteding met als doel ontspanning en vermaak.
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
voorzieningen ten behoeve van recreatie.
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
het (gedeeltelijk) ondergronds gelegen vertrek dat zich bevindt onder de begane grond.
De Staat van horeca-activiteiten (bijlage) die van deze regels deel uitmaakt.
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
voorzieningen die worden opgebouwd voor een evenement en geen permanent karakter hebben.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met de bijbehorende regels.
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht in het recreatiegebied of op een toeristische plaats.
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
de oppervlakte van alle op een bouwvlak gelegen bouwwerken tezamen.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
a
voor bouwwerken, waarvan de
hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse
van de hoofdtoegang vermeerderd met
b
in andere gevallen: de gemiddelde
hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd
met
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op het perceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van en bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a recreatieve voorzieningen;
b evenementen, beurzen, sportmanifestaties waaronder paardensport- en spel met ondergeschikte horeca, inclusief gelegenheid tot dansen, behorende tot categorie 4 van de Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 2);
c maatschappelijke en culturele voorzieningen, waaronder kunstateliers;
d cursussen;
e ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – paardensportvereniging’ tevens een paardensportvereniging met bijbehorende voorzieningen, zoals een paardenbak;
f groenvoorziening;
g de instandhouding en bescherming van historische groenelementen;
h agrarisch medegebruik in de vorm van grasland;
met daaraan ondergeschikt:
i speelvoorzieningen;
j voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder paden;
k parkeervoorzieningen;
l agrarisch medegebruik;
m water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd, met dien verstande dat:
1 ondergeschikte gebouwen buiten het bouwvlak zijn toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
de bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan
b
de oppervlakte per ondergeschikt
gebouw mag niet meer bedragen dan
c
de totale oppervlakte aan
ondergeschikte gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan
b Ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – paardenstal’: uitsluitend een paardenstal.
c
De goothoogte mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van vlaggenmasten
mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Voor het realiseren van paardenbakken geldt de volgende bepaling:
a Paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – paardensportvereniging’ worden gerealiseerd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen, indien dit noodzakelijk is in verband met:
a een goede stedenbouwkundige en/of (streekeigen) landschappelijke inpassing;
b een goede verkeerskundige inpassing;
c een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
d een goede hydrologische inpassing.
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a
Mestopslag is niet toegestaan ter
plaatse van gronden die gelegen zijn binnen een afstand van
b Verblijfsrecreatie is niet toegestaan.
c Tijdelijke voorziening zijn slechts toegestaan voor de duur van een evenement.
d
Ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke bouwaanduiding – paardenstal’ is een dagverblijf voor verzorgers
van de paarden toegestaan, met dien verstande dat de omvang niet meer mag
bedragen dan
Het is verboden op of in de in 3.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a het vellen van historische groenelementen;
b het aanleggen of verharden van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
Van het vereiste van een omgevingsvergunning zijn uitgezonderd werken en werkzaamheden die:
a van zodanig geringe omvang en/of ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van te beschermen historische groenelementen;
b behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming, met uitzondering van parkeervoorzieningen;
c reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
a het behoud en bescherming van de historische groenelementen is gewaarborgd.
De voor ‘Gemengd -
a horeca-activiteiten voor zover deze behoren tot en met categorie 2 van de van deze regels deel uitmakende ‘Staat van Horeca-activiteiten’, waarbij tevens zalenverhuur met regulier gebruik muziek/dans is toegestaan.;
b het verrichten van activiteiten gericht op cultuur, spel, vermaak en ontspanning, zoals een bowlingzaal, dartruimte, snooker- en poolruimte, dansschool, tentoonstellingsruimte, speeltuin, beurzen, schietbaan, glow-golf, laserquest en een kunstijsbaan;
met daaraan ondergeschikt:
c voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder paden;
d tuinen, erven en verhardingen;
e groenvoorzieningen;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g horeca-activiteiten voor zover behorende tot categorie 4 van de van deze regels deel uitmakende ‘Staat van Horeca-activiteiten’.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
e De verticale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘verticale bouwdiepte (m)’.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van vlaggenmasten
mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
a Ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak.
b
De verticale diepte van een
ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:
a een goede stedenbouwkundige en/of (streekeigen) landschappelijke inpassing;
b een goede verkeerskundige inpassing;
c een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
d een goede hydrologische inpassing.
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
a Parkeren ten behoeve van deze bestemming dient te geschieden op eigen terrein. Hiervoor dienen voldoende gebouwde en/of ongebouwde parkeervoorzieningen te worden gebouwd/aangelegd.
b Minimaal 10% van het bouwperceel dient te worden ingericht met groen-(voorzieningen).
c
Het bedrijfsvloeroppervlak dat
gebruikt wordt voor zalenverhuur met regulier gebruik muziek/dans mag niet meer
bedragen dan
d
Het bedrijfsvloeroppervlak dat
gebruikt wordt voor beurzen mag niet meer bedragen dan
Het is verboden op of in de in 4.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a het vellen van historische groenelementen;
b het aanleggen of verharden van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
Van het vereiste van een omgevingsvergunning zijn uitgezonderd werken en werkzaamheden die:
a van zodanig geringe omvang en/of ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van te beschermen historische groenelementen;
b behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming, met uitzondering van parkeervoorzieningen;
c reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
a het behoud en bescherming van de historische groenelementen is gewaarborgd;
b er op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – overloopterrein’ open verharding waarbij ten minste 70% open en onverhard blijft, wordt aangebracht.
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b bermen en beplantingen;
c bos en bebossing;
d recreatief medegebruik;
e agrarisch medegebruik;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g voorzieningen voor langzaamverkeer, waaronder paden voor voet- en fietsverkeer;
h nutsvoorzieningen;
i opstelplaatsen voor de brandweer;
j behoud, herstel en/of ontwikkeling van de openheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - openheid;
k de instandhouding en bescherming van de ecologische waarden van de gronden.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
a
gebouwen ten behoeve van
nutsvoorzieningen waarvan de oppervlakte niet meer dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling:
a
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:
a een goede stedenbouwkundige en/of (streekeigen) landschappelijke inpassing;
b een goede verkeerskundige inpassing;
c een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
d een goede hydrologische inpassing.
Het bevoegde gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 5.2.1 voor het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden, met dien verstande dat:
a door de bouw van bouwwerken of de uitvoering van werken en werkzaamheden de archeologische waarden van het archeologische monument niet worden aangetast;
b nadere eisen kunnen worden gesteld aan de locatie, de fundering en de afmetingen van de bouwwerken, werken en werkzaamheden ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen.
Het is verboden op of in de in 5.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
b
het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de
bodem, allen dieper dan
c het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterhuishoudkundige doeleinden, sloten en greppels;
d het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
e
het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas
hoger dan
Het in lid 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a van zodanig geringe omvang en/of ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van de te beschermen ecologische, natuur- en landschappelijke waarden;
b behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;
c reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
d zijn genoemd onder 5.5.1c voor zover deze geen ruimtelijke effecten hebben en daarvoor op grond van de Waterwet of de Keur van het Hoogheemraadschap een vergunning of ontheffing is vereist of voor zover deze worden uitgevoerd door of vanwege dat Hoogheemraadschap.
a De in lid 5.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud en bescherming van de aanwezige waarden zijn gewaarborgd.
De voor ‘Horeca -
a horeca-activiteiten voor zover deze behoren tot en met categorie 2 van de van deze regels deel uitmakende ‘Staat van Horeca-activiteiten’;
b ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’: uitsluitend een parkeerterrein;
c behoud van monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - monument’;
met daaraan ondergeschikt:
d voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder paden;
e parkeervoorzieningen;
f tuinen, erven en verhardingen;
g groenvoorzieningen;
h water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
c
De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van vlaggenmasten
mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:
a een goede stedenbouwkundige en/of (streekeigen) landschappelijke inpassing;
b een goede verkeerskundige inpassing;
c een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
d een goede hydrologische inpassing.
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt tevens de volgende bepaling:
a Parkeren ten behoeve van deze bestemming dient te geschieden op eigen terrein. Hiervoor dienen voldoende gebouwde en/of ongebouwde parkeervoorzieningen te worden gebouwd/aangelegd.
b Minimaal 10% van het bouwperceel dient te worden ingericht met groen(voor-zieningen).
Het is verboden op of in de in 6.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a het vellen van historische groenelementen;
b het aanleggen of verharden van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
Van het vereiste van een omgevingsvergunning zijn uitgezonderd werken en werkzaamheden die:
a van zodanig geringe omvang en/of ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van te beschermen historische groenelementen;
b behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming, met uitzondering van parkeervoorzieningen;
c reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 6.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
a het behoud en bescherming van de historische groenelementen is gewaarborgd.
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a sportvelden;
b gebouwen ten behoeve van sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen zoals clubgebouw, kantine en kleedkamers;
c een antenne-installatie ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’;
d een blaashal ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – blaashal’;
e een sportkantine ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport- sportkantine’;
f de instandhouding en bescherming van historische groenelementen;
met daaraan ondergeschikt:
g voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder paden;
h parkeervoorzieningen;
i tuinen, erven en verhardingen;
j groenvoorzieningen;
k water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
c
De goothoogte van een gebouw mag
niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van een gebouw mag
niet meer bedragen dan
e Het bouwen van een blaashal is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – blaashal’, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
1
De oppervlakte van de blaashal mag
niet meer bedragen dan
2
De bouwhoogte van de blaashal mag
niet meer bedragen dan
f
De goothoogte van de sportkantine
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – sportkantine’ mag
niet meer bedragen dan
g
De bouwhoogte van de sportkantine
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – sportkantine’ mag
niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De bouwhoogte van lichtmasten en
vangnetten mag niet meer bedragen dan
c De bouwhoogte van stellages ten behoeve van een blaashal ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - blaashal’ mag niet meer bedragen dan 9,5 m.
d
De bouwhoogte van vlaggenmasten
mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte van een
antenne-installatie mag niet meer bedragen dan
f
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:
a een goede stedenbouwkundige en/of (streekeigen) landschappelijke inpassing;
b een goede verkeerskundige inpassing;
c een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
d een goede hydrologische inpassing.
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
a Parkeren ten behoeve van deze bestemming dient te geschieden op eigen terrein. Hiervoor dienen voldoende gebouwde en/of ongebouwde parkeervoorzieningen te worden gebouwd/aangelegd.
b Minimaal 10% van het bouwperceel dient te worden ingericht met groen-(voorzieningen).
Het is verboden op of in de in 7.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a het vellen van historisch groenelementen.
Het in lid 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a van zodanig geringe omvang en/of ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van te beschermen historische groenelementen;
b behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming.
c reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud en bescherming van de historische groenelementen zijn gewaarborgd.
De voor ‘Verkeer - Wegverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf;
b voorzieningen voor langzaamverkeer ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – langzaamverkeer’;
c opstelplaatsen voor de brandweer;
met daaraan ondergeschikt:
d parkeervoorzieningen;
e groenvoorzieningen;
f waterhuishoudkundige voorzieningen;
g de instandhouding en bescherming van historische groenelementen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a uitsluitend bushokjes zijn toegestaan;
b
de bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan
c
de oppervlakte mag niet meer
bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van palen, masten en
portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer
bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:
a een goede stedenbouwkundige en/of (streekeigen) landschappelijke inpassing;
b een goede verkeerskundige inpassing;
c een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
d een goede hydrologische inpassing.
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt tevens de volgende bepaling:
a Parkeren ten behoeve van deze bestemming dient te geschieden op eigen terrein. Hiervoor dienen voldoende gebouwde en/of ongebouwde parkeervoorzieningen te worden gebouwd/aangelegd.
b Minimaal 10% van het bouwperceel dient te worden ingericht met groen(voor-zieningen).
Het is verboden op of in de in 8.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a het vellen van historische groenelementen.
Het in lid 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a die van zodanig geringe omvang en/of ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van te beschermen historische groenelementen;
b die behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;
c reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 8.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud en bescherming van de historische groenelementen zijn gewaarborgd.
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a waterstaatkundige en waterhuishoudkundige. voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en –afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
b wateroverbruggende voorzieningen ten behoeve van verkeer;
c ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – helofytenfilter’ de inrichting en het gebruik voor waterzuiveringsdoeleinden in de vorm van een helofytenfilter;
d ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – lichtmasten’ tevens lichtmasten.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van lichtmasten ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – lichtmasten’ mag niet
meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:
a een goede stedenbouwkundige en/of (streekeigen) landschappelijke inpassing;
b een goede verkeerskundige inpassing;
c een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
d een goede hydrologische inpassing.
Het bevoegde gezag kan ene omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde onder 9.2.1 voor het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden, met dien verstande dat:
a door de bouw van bouwwerken of de uitvoering van werken en werkzaamheden de archeologische waarden van het archeologische monument niet worden aangetast;
b nadere eisen kunnen worden gesteld aan de locatie, de fundering en de afmetingen van de bouwwerken, werken en werkzaamheden ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen.
De voor ‘Wonen - Vrijstaand’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
b behoud van monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - monument’;
met daaraan ondergeschikt:
c tuinen, erven en verhardingen;
d voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder paden;
e parkeervoorzieningen;
f groenvoorzieningen;
g water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h agrarisch medegebruik;
i ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – paardenbak’ tevens een paardenbak;
j ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding paardenstal’ tevens een paardenstal.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Op deze gronden mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd.
b Hoofdgebouwen dienen binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
c Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1.
d
De goothoogte van een hoofdgebouw
mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan
Voor het bouwen van aanbouwen, bijgebouwen, carports en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
a Aanbouwen, bijgebouwen, carports en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd.
b
De gezamenlijke oppervlakte mag
niet meer bedragen dan
c
De goothoogte mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Voor het realiseren van een paardenbak en een paardenstal gelden de volgende bepalingen:
a Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – paardenbak’ uitsluitend een paardenbak.
b Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – paardenstal’ uitsluitend een paardenstal.
c De goothoogte van een paardenstal mag niet meer bedragen dan 3m.
d
De bouwhoogte van een paardenstal mag
niet meer bedragen dan
Het bevoegde gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van:
a
het bepaalde onder 10.2.1 onder d
voor het bouwen van een hoofdgebouw met een goothoogte van niet meer dan
b het bepaalde onder 10.2.2 voor het bouwen van een hobbykas, met dien verstande dat:
1 per woning maximaal 1 hobbykas is toegestaan;
2
de oppervlakte niet meer mag
bedragen dan
3
de goothoogte niet meer mag
bedragen dan
4 de hobbykas wordt gesitueerd achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
c het bepaalde onder 10.2.2 onder b voor een groter maximaal oppervlak aan aanbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of de huisvesting van een persoon met een lichamelijke handicap, met dien verstande dat:
1 de bebouwing achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw wordt gesitueerd;
2
het totale oppervlak aan
aanbouwen, bijgebouwen, carports en overkappingen per woning niet meer bedraagt
dan
3 het bouwperceel, voor zover gelegen naast en achter het aangeduide bouwvlak voor niet meer dan 50% bebouwd wordt.
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
a Binnen de bestemming ‘Wonen - Vrijstaand’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1
de omvang van de activiteit mag
niet meer bedragen dan 1/3 deel met een maximum van
2 het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
3 detailhandel is niet toegestaan;
4 horeca is niet toegestaan;
5 seksinrichtingen en escortbedrijven zijn niet toegestaan;
6 de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
7 de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woon omgeving.
De voor ‘Gemengd – Uit te werken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a recreatieve voorzieningen;
b evenementen, beurzen, sportmanifestaties waaronder paardensport- en spel met ondergeschikte horeca, incl. terrassen en gelegenheid tot dansen, behorende tot categorie 4 van de Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 2)’;
c maatschappelijk-culturele voorzieningen, waaronder kunstateliers;
d cursussen;
e een bedrijfswoning;
f een verbindingsweg richting de Waterveste;
g ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – overloopterrein’, een overloopterrein;
met daaraan ondergeschikt:
h agrarisch medegebruik;
i groen- en speelvoorzieningen;
j paardenstallen;
k parkeervoorzieningen;
l tuinen, erven en verhardingen;
m voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder paden;
n water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Burgemeester en wethouders werken de in lid 11.1 opgenomen bestemmingsomschrijving uit met inachtneming van de volgende bepalingen:
a De bebouwing mag geen onevenredige beperking opleveren van de aangrenzende percelen.
b Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
c In het gebied wordt voldoende ruimte gereserveerd voor waterberging, zodat voldaan wordt aan de (wettelijk verplichte) watertoets.
d De bij het evenementengebouw behorende vaste parkeervoorzieningen worden binnen het uitwerkingsgebied gesitueerd, waarbij de volgende parkeernorm wordt gehanteerd:
1
voor auto’s minimaal 11
parkeerplaatsen per
2
voor fietsen minimaal 14
fietsenstallingplaatsen per
e Het maximum aantal bezoekers voor het evenementencomplex mag niet meer bedragen dan 140.000 bezoekers per jaar, met dien verstande dat er niet meer dan 2.000 bezoekers tegelijkertijd per dag aanwezig mogen zijn.
f De bebouwing wordt in een samenhangende rooilijn geplaatst.
g Er mogen niet meer dan drie hoofdgebouwen worden gerealiseerd.
h Aan het hoofdgebouw ondergeschikte gebouwen zijn toegestaan
i
De afstand van de bebouwing tot de
dubbelbestemming ‘Waarde – Natuur en landschap’ bedraagt aan één zijde ten
minste
j
De afstand van de bebouwing tot de
bestemming ‘Groen’ bedraagt ten minste
k Er dient een blusvoorziening gerealiseerd te worden.
l Ten minste 10% van het perceel dient ingericht te worden ten behoeve van groenvoorzieningen.
m De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - overloopterrein’ dienen als overloopterrein voor het parkeren te worden ingericht, met dien verstande dat er open verharding wordt aangebracht waarbij ten minste 70% open en onverhard met een graslandkarakter blijft.
n
De breedte verbindingsweg richting
de Waterveste bedraagt ten minste
o Er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gerealiseerd.
p De financieel economische uitvoerbaarheid moet gewaarborgd zijn.
q Voldaan wordt aan de vereisten van de Flora- en faunawet.
r Bij de uitwerking dienen de navolgende bouwregels in acht te worden genomen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan
b
Het gezamenlijk grondoppervlak van
de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen
c
De gezamenlijke inhoud van de
hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan
d
Het gezamenlijk bruto
vloeroppervlak van de evenementengebouwen niet meer mag bedragen dan
e Een bedrijfswoning mag alleen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
1 er niet meer dan 1 bedrijfswoning is toegestaan;
2
de inhoud van de bedrijfswoning
mag niet meer bedragen dan
3 de bedrijfswoning dient in één van de maximaal 3 toegestane evenementengebouwen te worden gerealiseerd.
f Aan de hoofdgebouwen ondergeschikte gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
a
de bouwhoogte niet meer mag
bedragen dan
b
de oppervlakte per ondergeschikt
gebouw niet meer mag bedragen dan
c
de totale oppervlakte aan
ondergeschikte gebouwen niet meer mag bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De bouwhoogte van lichtmasten mag
niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan met in achtneming van de in dat plan opgenomen regels.
a Op deze gronden mogen uitsluitend werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.
b Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
1 op normale onderhoudswerkzaamheden zijn gericht en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het gebied;
2 reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop et bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;
3 mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a
Mestopslag is niet toegestaan ter
plaatse van gronden die gelegen zijn binnen een afstand van
b Verblijfsrecreatie is niet toegestaan.
c Tijdelijke voorzieningen zijn slechts toegestaan voor de duur van het evenement.
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse afvalwatertransportleidingen.
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
a
bouwwerken tot een maximale
bouwhoogte van
Het bevoegde gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van:
a van het bepaalde in 12.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
1 het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd;
2 burgemeester en wethouders schriftelijk advies dienen te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Riool’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakte¬verhardingen;
b het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
a die van zodanig geringe omvang en/of ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van te beschermen historische groenelementen;
b die behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;
c reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 12.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening zijn gewaarborgd.
b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 wint het bevoegde gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
De op de verbeelding als ‘Waarde – Archeologie
a instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden;
b behoud en herstel van cultuurhistorische waarden in de vorm van een archeologisch monument ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – archeologisch monument’.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a Op de gronden ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van waarde - archeologisch monument’ is het, ongeacht het hierna bepaalde niet toegestaan bouwwerken te bouwen of werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in de gronden uit te voeren.
b In afwijking van hetgeen in de overige voor deze gronden geldende bestemmingen is bepaald, zijn op deze gronden binnen deze dubbelbestemming toegestaan:
—
bouwwerken met een oppervlakte
kleiner dan
—
bouwwerken met een
funderingsdiepte van minder dan
a Het bevoegde gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 13.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, mits uit archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
b In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen;
3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.
a
In het belang van de
archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van
aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in
sub b, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde
gezag, op en in de in lid 1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van
1
het uitvoeren van
graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden,
dieper dan
2 het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
3 het ophogen en egaliseren van gronden;
4 het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen of onderbemalen, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en veranderen van waterlopen, sloten en greppels;
5 het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
6
het slopen van gebouwen en het
verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan
b De omgevingsvegunning kan slechts worden verleend indien:
1 door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
2 vooraf door aanvragen van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld:
a dat de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
b er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of;
c de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
c Het in sub a gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
1 in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen;
2 waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
d Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 1, wint het bevoegde gezag advies in van een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat het bestemmingsvlak:
a naar ligging wordt verschoven;
b naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
c van de verbeelding wordt verwijderd;
d voor zover uit een nader archeologisch onderzoek geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden daartoe aanleiding geeft.
De voor ‘Waarde – Archeologie
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a In afwijking van hetgeen in de overige voor deze gronden geldende bestemmingen is bepaald, zijn op gronden binnen deze dubbelbestemming toegestaan:
1
bouwwerken met een oppervlakte
kleiner dan
2
bouwwerken met een
funderingsdiepte van minder dan
a Het bevoegde gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 14.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, mits uit archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
b In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen;
3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologie die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
a
In het belang van de
archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van
aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in
sub b, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde
gezag, op en in de in lid 1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van
1
het uitvoeren van
graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden,
dieper dan
2 het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
3 het ophogen en egaliseren van gronden;
4 het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen of onderbemalen, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en veranderen van waterlopen, sloten en greppels;
5 het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
6
het slopen van gebouwen en het
verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan
b De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
1 door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
2 vooraf door aanvragen van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld:
a dat de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
b er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
c de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
c Het in sub a gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
1 in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een deskundige op het terrein van de archeologie;
2 waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
d Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 1, wint het bevoegde gezag advies in van een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat het bestemmingsvlak:
a naar ligging wordt verschoven;
b naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
c van de verbeelding wordt verwijderd,
voor zover uit een nader archeologisch onderzoek geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
De voor ‘Waarde – Natuur en landschap’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a het behoud en/of het herstel van natuur- en landschapswaarden in de vorm van bomenlanen en zichtassen.
Op de voor ‘Waarde – Natuur en landschap’ aangewezen gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd.
a het bevoegde gezag kan ene omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 15.2 voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, mits uit onderzoek blijkt dat de natuur- en landschapswaarden in de vorm van bomenlanen en zichtassen niet onevenredig worden aangetast.
Het is verboden op of in de in 15.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a het aanleggen van landschapselementen en opgaand houtgewas;
b het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
c het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen;
d het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterhuishoudkundige doeleinden, sloten en greppels;
e het vellen van (historische) groenelementen en/of bomenlanen.
Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
a die van zodanig geringe omvang en/of ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van te beschermen historische groenelementen;
b die behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;
c reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a De in lid 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud en de bescherming van de aanwezige waarden zijn gewaarborgd.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – weg’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.
Binnen de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone –
lpg
Binnen de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone –
lpg
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘maximaal aantal bezoekers’ de volgende regels:
a Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘maximaal aantal bezoekers’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, het aantal bezoekers niet meer bedragen dan 140.000 per jaar, met dien verstande dat er niet meer dan 2.000 bezoekers tegelijkertijd per dag aanwezig mogen zijn.
b Het bevoegde gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 3.4 onder a voor het toestaan van meer dan 2.000 bezoekers tegelijkertijd per dag bij een evenement, met inachtneming van de volgende bepalingen:
1 Er mogen maximaal 8 grootschalige evenementen plaatsvinden met 2.000 - 5.000 bezoekers tegelijkertijd per dag.
2 Er mogen maximaal 4 grootschalige evenementen plaatsvinden waarbij geen limiet geldt ten aanzien van maximum aantal bezoekers tegelijkertijd per dag.
3 Er dient op eigen terrein of elders te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
4 De wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid mag niet negatief worden beïnvloed.
Het bevoegde gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in het plan voor:
a het afwijken van de voorgeschreven minimum- en maximummaten met niet meer dan 10%, mits:
1 daarvoor in deze regels geen bijzondere afwijkingsmogelijkheden zijn opgenomen;
2 dit noodzakelijk is voor de stedenbouwkundige dan wel architectonische inpassing;
b het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, telecommunicatiemasten en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken alsmede geluidwerende voorzieningen, met dien verstande dat:
1
de bebouwde oppervlakte niet meer
mag bedragen dan
2
de goothoogte van gebouwen niet
meer mag bedragen dan
3
de bouwhoogte van gebouwen niet
meer mag bedragen dan
4
de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan
c van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
a bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
c het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
d de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
e de ruimte tussen bouwwerken.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegde gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Indien toepassing van het bepaalde in lid 20.2 zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Recreatiegebied Rondo’.
Rosmalen, 10 augustus 2011 Vaststelling: 20 september 2011