PLANREGELS

(Bestemmingsplan “Portengen 2” van de gemeente Breukelen)

 

 

 

HOOFDSTUK 1      INLEIDENDE REGELS. 3

ARTIKEL 1         BEGRIPPEN. 3

ARTIKEL 2         WIJZE VAN METEN. 8

HOOFDSTUK 2      BESTEMMINGSREGELS. 9

ARTIKEL 3         TUIN. 9

ARTIKEL 4         WONEN. 10

HOOFDSTUK 3      ALGEMENE REGELS. 13

ARTIKEL 5         ANTI-DUBBELTELREGEL 13

ARTIKEL 6         ALGEMENE GEBRUIKSREGELS. 14

ARTIKEL 7         ALGEMENE PROCEDUREREGELS. 15

HOOFDSTUK 4      OVERGANGS- EN SLOTREGELS. 17

ARTIKEL 8         OVERGANGSREGELS. 17

ARTIKEL 9         SLOTREGEL 18


 

 

 


HOOFDSTUK 1   INLEIDENDE REGELS

 

ARTIKEL 1                BEGRIPPEN

 

In deze planregels wordt verstaan onder:

 

 

1.1         plan:

het bestemmingsplan Portengen 2 van de gemeente Breukelen;

 

1.2         bestemmingsplan: 

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0311.BPPortengen2-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

 

1.3         aanbouw:

          een gebouw dat aan een hoofdgebouw is aangebouwd, en daarmee in directe verbinding staat en welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

1.4         aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.5         aanduidingsgrens:

         de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.6         atelier:

een werkruimte voor een kunstenaar;

 

1.7         bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.8         bebouwingspercentage:

het aangeduide percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze planregels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd;

 

1.9         begane grond:

de verdieping van een gebouw die ter plaatse van de hoofdtoegang rechtstreeks toegankelijk is vanaf het maaiveld, en waartoe ten behoeve van het toelaatbare gebruik mede worden gerekend eventuele kelders, onderbouwen en/of souterrains;

 

1.10      beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.11      bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.12      bestemmingsvlak:

         een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.13      bijgebouw:

          een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

 

1.14      bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.15      bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.16      bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.17      bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

1.18      bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar volgens de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.19      bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.20      carport:

gebouwde overkapping voor de stalling van motorvoertuigen, waarvan in ieder geval de naar de straat gekeerde zijde geen wand heeft;

 

1.21      dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping;

 

1.22      detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.23      dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

 

1.24      eerste verdieping:

de verdieping van een gebouw die gelijk boven de begane grond-verdieping is gebouwd;

 

1.25      erker:

          uitbouw aan de voor- of de zijgevel van het hoofdgebouw;

 

1.26      escortbedrijf:

een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend en die qua aard en schaal het bedrijf of beroep aan huis te boven gaat;

 

1.27      gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.28      gevellijn       

de aangeduide lijn die niet door de gevels van gebouwen mag worden overschreden en die niet mag worden overschreden door bouwwerken geen gebouwen zijnde hoger dan 1 meter;

 

1.29      goot, druiplijn, boeiboord:

constructie of de overgang van gevel- naar dakvlak;

 

1.30      hoofdgebouw:

een gebouw dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als het of één van de belangrijkste valt aan te merken;

 

1.31      hoofdverblijf:

het adres dat fungeert als het centrum van iemands sociale en maatschappelijke activiteiten en dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving als woonadres;

 

1.32      horeca:

een bedrijf, waar bedrijfsmatige dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

1.33      hoveniersbedrijf

een bedrijf dat gericht is op het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen, niet zijnde een kwekerij of tuincentrum;

 

1.34      kantoor:

het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden;

 

1.35      kap:

een constructie van hellende dakvlakken;

 

1.36      kleinschalige bedrijvigheid aan huis:

bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis kan worden uitgeoefend waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt;

 

1.37      openbare weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

 

1.38      overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand;

 

1.39      peil:

a.  de hoogte van de weg, voor gebouwen die onmiddellijk aan die weg grenzen;

b.  de gemiddelde hoogte van het aansluitende en rondom afgewerkte maaiveld, voor gebouwen die niet onmiddellijk aan de weg grenzen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.40      prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.41      raamprostitutie:

een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.42      seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht;

 

1.43      uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van de bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat dient ter vergroting van de woonfunctie;

 

1.44      voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

 

1.45      voorgevellijn

de (denkbeeldige) lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;

 

1.46      woning:

een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;

 

 

 

 

 

 

 

 

 


ARTIKEL 2                WIJZE VAN METEN

 

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

 

2.1         dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.2         de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.3         de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.4         de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.5      de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 


HOOFDSTUK 2   BESTEMMINGSREGELS

 

ARTIKEL 3                TUIN

 

3.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

3.2      Bouwregels

Op de voor Tuin aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met dien verstande dat:

a.    de bouwhoogte voor (het verlengde van) de voorgevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;

b.    de bouwhoogte achter (het verlengde van) de voorgevellijn niet meer dan 2 meter mag bedragen.


ARTIKEL 4                WONEN

 

 

4.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     wonen;

b.     tuinen en erven;

c.     opslag van goederen ten behoeve van één hoveniersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – opslag hoveniersbedrijf”.

 

4.2      Bouwregels

 

4.2.1     Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.    per bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd;

c.    het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;

d.    de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de naar de openbare weg toegekeerde bouwgrens gebouwd te worden;

e.    de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;

f.    de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 meter;

g.    de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 600 m³;

h.    het hoofdgebouw dient voorzien te worden van een kap, waarvan de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;

 

4.2.2     Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mag per woning niet meer dan 564 m² bedragen;

b.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van niet minder dan 4 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

c.    de afstand van enig bijgebouw en overkappingen, voor zover niet aangebouwd, tot de woning mag niet minder dan 2 meter bedragen;

d.    de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 0,25 meter boven de eerste bouwlaag van de woning, met dien verstande dat deze goothoogte als maximale hoogte geldt indien de aan- of uitbouw met een platdak wordt uitgevoerd;

e.    indien het dak van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping met een kap wordt uitgevoerd, mag de dakhelling niet meer graden bedragen dan de dakhelling van de bijbehorende woning;

f.    van bijgebouwen mag de goothoogte niet meer dan 2,5 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedragen;

g.    de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;

 

4.2.3     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.    voor het bouwen van overkappingen gelden de onder 4.2.2 opgenomen bouwregels;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor zover gelegen voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter;

 

4.3      Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

a.    het tweede lid sub 1 onder e ten behoeve van het afwijken van de voorgeschreven goothoogte van het hoofdgebouw met ten hoogste 50 centimeter;

b.    het tweede lid sub 1 onder f ten behoeve van het afwijken van de voorgeschreven bouwhoogte van het hoofdgebouw met ten hoogste 50 centimeter;

c.    het tweede lid sub 1 onder g ten behoeve van het afwijken van de voorgeschreven inhoudsmaat van het hoofdgebouw met ten hoogste 5%, mits de overige bepalingen in dit artikel in acht worden genomen;

 

4.4      Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1     Beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Een woning mag worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, mits:

a.     wonen de hoofdfunctie blijft in de woning;

b.     het vloeroppervlak in gebruik voor de beroepsuitoefening aan huis niet meer bedraagt dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 50 m²;

c.     het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;

d.     het geen horeca of detailhandel betreft;

e.     in de omgeving van de desbetreffende woning geen ernstige c.q. onevenredige hinder optreedt en geen afbreuk wordt gedaan aan het landelijke karakter van de omgeving;

f.      in de omgeving van de desbetreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:

a.     het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden;

b.     behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning plaatsvinden.

 

4.4.2   Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – opslag hoveniersbedrijf” ten behoeve van buitenopslag van goederen ten behoeve van één hoveniersbedrijf met een hoogte van meer dan 2 meter;

b.    het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.

 

4.5         Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het vierde lid sub 1 onder b ten behoeve van de beroepsuitoefening aan huis tot een oppervlakte van ten hoogste 45% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 65 m², mits de overige bepalingen in dit artikel in acht worden genomen.

 

 

 


 

 

ARTIKEL 5                ANTI-DUBBELTELREGEL

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


ARTIKEL 6                ALGEMENE GEBRUIKSREGELS

 

 

Strijdig gebruik

Het volgende gebruik wordt in ieder geval aangemerkt als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan en valt onder het verbod van artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening:

a.  opslagdoeleinden, anders dan in verband met het onder de bestemming toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;

b.  het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;

c.   het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

d.  het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;

e.  (raam)prostitutie;

f.   bewoning als het gaat om vrijstaande bijgebouwen;

g.  andere doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders ontheffing hebben verleend.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


ARTIKEL 7                ALGEMENE PROCEDUREREGELS

 

Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheden, als omschreven in deze regels, dienen de navolgende procedureregels in acht genomen te worden:

a.     het ontwerpbesluit ligt gedurende 4 weken ter gemeentesecretarie ter inzage;

b.     de burgemeester maakt deze tervisielegging tevoren in één of meerdere dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;

c.     in de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen, wie in de gelegenheid wordt gesteld van zienswijze te doen blijken en op welke wijze dit kan geschieden;

d.     gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren brengen met betrekking tot het ontwerpbesluit;

e.     burgemeester en wethouders nemen een met redenen omkleed besluit den doen daarvan mededeling aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht.


 


HOOFDSTUK 4   OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

ARTIKEL 8                OVERGANGSREGELS

 

8.1      Overgangsrecht bouwwerken

 

8.1.1   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.     na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

8.1.2     Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

 

8.1.3     Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangregels van dat plan.

 

 

8.2      Overgangsrecht gebruik

 

8.2.1   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

8.2.2     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

8.2.3     Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

8.2.4     Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

ARTIKEL 9                SLOTREGEL

 

 

Deze planregels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan

‘Portengen 2’

van de gemeente Breukelen

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van ..... 201…

 

 

De Griffier,                                         De Voorzitter,