PLANREGELS
(Bestemmingsplan “Portengen 2” van de gemeente Breukelen)
ARTIKEL
6 ALGEMENE
GEBRUIKSREGELS
ARTIKEL
7 ALGEMENE
PROCEDUREREGELS
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN
SLOTREGELS
In deze planregels wordt
verstaan onder:
1.1
plan:
het bestemmingsplan Portengen 2 van de gemeente
Breukelen;
1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0311.BPPortengen2-VG01
met de bijbehorende regels (en
eventuele bijlagen);
1.3
aanbouw:
een
gebouw dat aan een hoofdgebouw is aangebouwd, en daarmee in directe verbinding
staat en welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar volgens de regels regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een
vlak betreft;
1.6
atelier:
een werkruimte voor een kunstenaar;
1.7
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8
bebouwingspercentage:
het aangeduide percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden
bebouwd, of wanneer dat in deze planregels uitdrukkelijk is bepaald, het
percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd;
1.9
begane grond:
de verdieping van een gebouw die ter plaatse van de hoofdtoegang rechtstreeks toegankelijk is vanaf het maaiveld, en waartoe ten behoeve van het toelaatbare gebruik mede worden gerekend eventuele kelders, onderbouwen en/of souterrains;
1.10 beroep
aan huis:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee
gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij
het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke
uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming
is;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming;
1.13 bijgebouw:
een
gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel
gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar volgens
de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij
direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 carport:
gebouwde overkapping voor de stalling van motorvoertuigen, waarvan in ieder geval de naar de straat gekeerde zijde geen wand heeft;
1.21 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping;
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
verkoop, het verkopen verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de
goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten
welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder
rechtstreeks contact met het publiek;
1.24 eerste
verdieping:
de verdieping van een gebouw die gelijk boven de begane grond-verdieping is gebouwd;
1.25 erker:
uitbouw
aan de voor- of de zijgevel van het hoofdgebouw;
1.26 escortbedrijf:
een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die
bedrijfsmatig prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de
bedrijfsruimte wordt uitgeoefend en die qua aard en schaal het bedrijf of
beroep aan huis te boven gaat;
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 gevellijn
de aangeduide lijn die niet door de gevels van
gebouwen mag worden overschreden en die niet mag worden overschreden door
bouwwerken geen gebouwen zijnde hoger dan 1 meter;
1.29 goot,
druiplijn, boeiboord:
constructie of de overgang van gevel- naar dakvlak;
1.30 hoofdgebouw:
een gebouw dat binnen een bouwperceel door
constructie of afmetingen als het of één van de belangrijkste valt aan te
merken;
1.31 hoofdverblijf:
het adres dat fungeert als het centrum van iemands sociale en maatschappelijke activiteiten en dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving als woonadres;
1.32 horeca:
een bedrijf, waar bedrijfsmatige dranken en/of etenswaren voor gebruik ter
plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één
en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering
van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.33 hoveniersbedrijf
een bedrijf dat gericht is op het aanleggen en
onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen, niet zijnde een kwekerij
of tuincentrum;
1.34 kantoor:
het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve
van derden;
1.35 kap:
een constructie van hellende dakvlakken;
1.36 kleinschalige
bedrijvigheid aan huis:
bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis kan worden uitgeoefend waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt;
1.37 openbare
weg:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen
of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die
wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.38 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand;
1.39 peil:
a.
de hoogte van
de weg, voor gebouwen die onmiddellijk aan die weg grenzen;
b.
de gemiddelde
hoogte van het aansluitende en rondom afgewerkte maaiveld, voor gebouwen die
niet onmiddellijk aan de weg grenzen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.40 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen
met een ander tegen vergoeding;
1.41 raamprostitutie:
een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een
andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot
het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.42 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht;
1.43 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van de bestaande
ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat dient ter vergroting van de
woonfunctie;
1.44 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een
gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die
kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.45 voorgevellijn
de (denkbeeldige) lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
1.46 woning:
een gebouw dat
blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een
huishouden;
Bij toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
2.1
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord
of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen;
2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk;
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
3.2 Bouwregels
Op de voor Tuin aangewezen gronden zijn uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met dien
verstande dat:
a.
de bouwhoogte
voor (het verlengde van) de voorgevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
b.
de bouwhoogte
achter (het verlengde van) de voorgevellijn niet meer dan 2 meter mag bedragen.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen;
b.
tuinen en
erven;
c.
opslag van
goederen ten behoeve van één hoveniersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – opslag hoveniersbedrijf”.
4.2 Bouwregels
4.2.1
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende regels:
a.
het
hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.
per bouwvlak
mag ten hoogste één woning worden gebouwd;
c.
het bouwvlak
mag volledig bebouwd worden;
d.
de voorgevel
van het hoofdgebouw dient in de naar de openbare weg toegekeerde bouwgrens
gebouwd te worden;
e.
de goothoogte
van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
f.
de bouwhoogte
van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 meter;
g.
de inhoud van
een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 600 m³;
h.
het
hoofdgebouw dient voorzien te worden van een kap, waarvan de dakhelling niet minder
dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
4.2.2
Aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden
de volgende regels:
a.
de
gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen,
mag per woning niet meer dan
b.
aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van niet minder
dan 4 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
c.
de afstand
van enig bijgebouw en overkappingen, voor zover niet aangebouwd, tot de woning
mag niet minder dan 2 meter bedragen;
d.
de goothoogte
van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 0,25 meter boven de eerste
bouwlaag van de woning, met dien verstande dat deze goothoogte als maximale
hoogte geldt indien de aan- of uitbouw met een platdak wordt uitgevoerd;
e.
indien het
dak van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping met een kap wordt
uitgevoerd, mag de dakhelling niet meer graden bedragen dan de dakhelling van
de bijbehorende woning;
f.
van
bijgebouwen mag de goothoogte niet meer dan 2,5 meter en de bouwhoogte niet
meer dan 5 meter bedragen;
g.
de bouwhoogte
van overkappingen mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
4.2.3 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende regels:
a.
voor het
bouwen van overkappingen gelden de onder 4.2.2 opgenomen bouwregels;
b.
de bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2
meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor zover gelegen voor de
voorgevellijn van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter;
4.3 Ontheffing
van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:
a. het tweede lid sub 1 onder e ten behoeve van het afwijken van de voorgeschreven goothoogte van het hoofdgebouw met ten hoogste 50 centimeter;
b. het tweede lid sub 1 onder f ten behoeve van het afwijken van de voorgeschreven bouwhoogte van het hoofdgebouw met ten hoogste 50 centimeter;
c. het tweede lid sub 1 onder g ten behoeve van het afwijken van de voorgeschreven inhoudsmaat van het hoofdgebouw met ten hoogste 5%, mits de overige bepalingen in dit artikel in acht worden genomen;
4.4 Specifieke
gebruiksregels
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Strijdig gebruik
Het volgende gebruik wordt in ieder geval aangemerkt als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan en valt onder het verbod van artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening:
a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het
onder de bestemming toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig
gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder
opslagruimte voor vuurwerk;
b. het plaatsen en/of geplaatst houden van
onderkomens;
c.
het storten
en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
d. het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen
voor een seksinrichting;
e. (raam)prostitutie;
f. bewoning als het gaat om vrijstaande bijgebouwen;
g. andere doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders ontheffing hebben verleend.
Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheden, als omschreven in deze regels, dienen de navolgende procedureregels in acht genomen te worden:
a. het ontwerpbesluit ligt gedurende 4 weken ter gemeentesecretarie ter inzage;
b. de burgemeester maakt deze tervisielegging tevoren in één of meerdere dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
c. in de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen, wie in de gelegenheid wordt gesteld van zienswijze te doen blijken en op welke wijze dit kan geschieden;
d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren brengen met betrekking tot het ontwerpbesluit;
e. burgemeester en wethouders nemen een met redenen omkleed besluit den doen daarvan mededeling aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht.
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
8.1.3 Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangregels van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
8.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
8.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
8.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
8.2.4 Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Deze planregels worden
aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan
‘Portengen 2’
van de gemeente Breukelen
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van ..... 201…
De Griffier, De Voorzitter,