Inhoudsopgave beschrijving in hoofdlijnen toelichting
Doeleindenomschrijving
1. De op de plankaart voor Woondoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen;
b. tuinen en erven;
c. groenvoorzieningen en verblijfsdoeleinden.
Bebouwingsvoorschriften
2. Op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
a. per bestemmingsvlak mogen niet meer woningen worden gerealiseerd dan ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan bestaan;
b. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte;
c. de hoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte;
d. hoofdgebouwen dienen met de voorgevel in of ten hoogste 2 meter achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd. Waar op de plankaart een bouwvlak is aangegeven, mag een hoofdgebouw uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
e. ten behoeve van ondergeschikte uitbreidingen op de begane grond van een hoofdgebouw, zoals erkers en toegangen, mag de voorgevelrooilijn met ten hoogste 1 meter worden overschreden, terwijl de hoogte van deze ondergeschikte uitbreiding mag niet meer bedragen dan 3 meter;
f. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande diepte;
g. uitbreiding van hoofdgebouwen aan de bestaande achtergevel is toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
1. de diepte van de uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 meter;
2. de breedte van de uitbouw mag niet meer bedragen dan de gehele gevelbreedte;
3. de goothoogte van de uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 meter;
4. de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste perceelsgrens mag niet minder dan 8 meter bedragen;
h. behoudens het bepaalde sub g mag op een afstand van tenminste 4 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw maximaal 15% van een bouwperceel met bijgebouwen worden bebouwd, een en ander:
1. met een maximum van 24 m² bij bouwpercelen kleiner dan 200 m²;
2. met een maximum van 36 m² bij bouwpercelen groter dan 200 m² maar kleiner dan 300 m²; en
3. met een maximum van 50 m² bij bouwpercelen groter dan 300 m²;
bestaande bijgebouwen, waarvan de situering niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald, mogen op die plaats worden gehandhaafd en herbouwd;
i. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter bij aan een hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen en niet meer dan 2,50 meter bij vrijstaande bijgebouwen;
j. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient tenminste 3 meter te bedragen bij vrijstaande hoofdgebouwen.
Vrijstelling
3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 sub d voor een andere situering van de voorgevel, indien uit een ingekomen bouwaanvraag blijkt dat een andere verkaveling gewenst is en door de gewijzigde ligging van de voorgevel de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast.
Nadere eisen
4. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:
a. de situering van hoofd- en bijgebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens, indien dit noodzakelijk is in verband met de gebruiksmogelijkheden van gronden en bouwwerken op het aangrenzende bouwperceel en/of de bebouwingskarakteristiek van de omgeving, met dien verstande, dat maximaal een afstand van 3 meter geëist kan worden;
b. het handhaven van de parkeergelegenheid op het betreffende perceel.
Afstemming
5. Op deze bestemming is tevens het bepaalde in artikel 4 van deze voorschriften van toepassing.