|
|
|
Voorschriften |
Voorschriften toelichting
1. Inleidende
bepalingen
Artikel
3. Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 4. Beschrijving
in hoofdlijnen
2. Bestemmingsbepalingen
Artikel 6. Maatschappelijke doeleinden
Artikel 7. Gemengde doeleinden
Artikel 8. Recreatieve
doeleinden
Artikel 10. Bedrijfsdoeleinden
Artikel 11. Verkeersdoeleinden
Artikel 12. Verblijfsdoeleinden
Artikel 13. Spoorwegdoeleinden
Artikel 14. Groenvoorzieningen
Artikel 15. Woondoeleinden-waterwingebied
(dubbelbestemming)
3. Overige bepalingen
Artikel 16. Algemene
vrijstellingsbepaling
Artikel
19. Overgangsbepalingen
Bijlage 1. Stedenbouwkundige
bepalingen uit de Bouwverordening
Bijlage 2. Staat
van bedrijfsactiviteiten
Inhoudsopgave beschrijving in hoofdlijnen toelichting
1.
In deze voorschriften
wordt verstaan onder:
a.
aan huis
verbonden beroep |
:
|
de uitoefening aan
huis van bedrijvigheid op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch,
kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede
niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten; |
b.
ambachtelijk
bedrijf |
:
e |
een bedrijf waarin
bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk goederen worden
vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd, dan wel een bedrijf
waarin bedrijfsmatig diensten worden verleend; |
c.
ambachtelijke
dienstverlening |
:
|
een met een winkel
vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve
van het publiek, zoals een kapsalon, schoenmaker, sleutelbar, printshop,
edelsmid, zulks met uitsluiting van horecabedrijven en garagebedrijven; |
d.
antenne |
:
|
een constructie,
bestaande uit een mast, een ontvang- en zendmast of een stelsel van draden,
dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden; |
e.
bebouwings-karakteristiek |
:
|
de hoogte van de
hoofdgebouwen, de situering daarvan ten opzichte van de openbare weg, de mate
van aaneenbouwen en/of de onderlinge afstanden tussen de hoofdgebouwen en de
bouwmassa van de hoofdgebouwen ten opzichte van het bouwperceel; |
f.
bestaande
achtergevel |
:
|
de achtergevel
zoals deze bij de bouw van de betrokken woning is gerealiseerd; |
g.
bestaand
bouwwerk/ bestaande
vestiging |
:
|
een bouwwerk/vestiging,
dat/die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaat,
dat/die of in uitvoering is of dat/die na dat tijdstip is of mag worden
gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip
is ingediend of krachtens een bouwvergunning die na dit tijdstip, hoewel in
strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd; |
h.
bestemmingsgrens |
:
|
een op de plankaart
aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak; |
i.
bestemmingsvlak |
:
|
een op de plankaart
door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met
eenzelfde bestemming; |
j.
bouwlaag |
:
|
een gedeelte van
een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren
of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder; |
k.
bouwperceel |
:
|
een aangesloten
stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende
bebouwing is toegelaten; |
l.
bouwwerk |
:
|
elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij
direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond; |
m.
buurtontsluitings- weg |
: |
een weg, welke
blijkens aard, indeling en tracering bestemd is om te worden gebruikt ten
behoeve van de ontsluiting van een buurt; |
n.
bijgebouw |
:
|
een vrijstaand of
aangebouwd gebouw, dat in door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt
is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw; |
o.
bijzondere
woonvorm |
:
|
Woonruimte, waarin
al dan niet zelfstandige woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke
voorzieningen zoals een bejaardenhuis, woonzorgcomplex of daarmee gelijk te
stellen voorziening; |
p.
detailhandel |
:
|
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die
goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, geen horeca zijnde; |
q.
gebouw |
:
|
elk bouwwerk, dat
een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt; |
r.
hoofdgebouw |
:
|
een gebouw, dat op
een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste
bouwwerk valt aan te merken; |
s.
hoogtescheidings-lijn |
:
|
een op de kaart
binnen een bestemmingsvlak aangegeven lijn, die de scheiding vormt tussen de
gedeelten van dat vlak waarop verschillende (goot)hoogten toelaatbaar zijn; |
t.
horeca |
:
|
het bedrijfsmatig
(nagenoeg) volledig gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf en/of
van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken of het exploiteren van de
zaalaccommodatie; |
u.
horeca-1 |
:
|
inrichtingen ten
behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide
etenswaren, alsmede het verstrekken van alcoholhoudende en
niet-alcoholhoudende dranken. Het accent ligt op de verkoop van al dan niet
ter plaatse bereide etenswaren; hieronder afhaalcentra mede begrepen; |
v.
maatschappelijke
doeleinden |
:
|
het openbaar
bestuur, medische, sociale, culturele, educatieve, recreatieve en daarmee
gelijk te stellen diensten; |
w.
maatschappelijke
dienstverlening |
:
|
voorzieningen op
het gebied van dienstverlening welzijn, gezondheidszorg, kunst en cultuur; |
x.
mast |
:
|
de draagconstructie
van een antenne; |
y.
monument |
:
|
zaken als bedoeld
in artikel 1 sub b van de Monumentenwet 1988, als zodanig geplaatst in het
register van beschermde monumenten als mede zaken die zijn geplaatst op de
gemeentelijke monumentenlijst; |
z.
onderkomens |
:
|
voor verblijf
geschikte - al dan niet aan hun bestemming onttrokken – voer-, vaar- en
vliegtuigen, arken, caravans en livingvans alsook tenten; |
aa.
parcellering |
:
|
de indeling van de
straatwand, bepaald door de breedte van de individuele panden c.q. de
perceelsbreedte; |
bb.
peil |
:
|
de gemiddelde
hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwperceel; |
cc.
perceelsgrens |
:
|
de grens van een
bouwperceel; |
dd.
het plan |
:
|
het bestemmingsplan
"Bilthoven Oost 2005"; |
ee.
de plankaart |
:
|
de kaart met
bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 blad waarop de bestemmingen van de
in het plan begrepen gronden zijn aangegeven, tekeningnummer 9P0123 d.d. juni
2005; |
ff.
prostitutie |
:
|
het aanbieden van
seksuele diensten tegen een materiële vergoeding; |
gg.
prostitutiebedrijf |
: |
een bedrijf waar
prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische
massagesalon mede begrepen; |
hh.
seksinrichting |
: |
een voor het
publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een
seksinrichting wordt in elk geval verstaan een parenclub en een
prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar; |
ii.
uitbouw |
: |
een aan een
hoofdgebouw aangebouwd bouwwerk dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is
aan het hoofdgebouw, maar in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het
hoofdgebouw; |
gg.
voorgevel |
: |
de (evenwijdig) aan
een weg gelegen en naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw; |
hh.
voorgevelrooilijn |
: |
een lijn, welke
zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande
hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de
weg heeft; |
ii.
vrijstaand
hoofdgebouw |
: |
een hoofdgebouw
zonder gemeenschappelijke wand(en) met een ander hoofdgebouw |
jj.
woning |
: |
een (gedeelte van
een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden. |
2.
Waar in dit plan
wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die
regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van eerste terinzagelegging van
het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Inhoudsopgave beschrijving in hoofdlijnen toelichting
1. Bij het toepassen van de voorschriften
wordt als volgt gemeten:
a.
oppervlakte
van een gebouw |
:
|
tussen (de
buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van gemeenschappelijke scheidsmuren); |
b.
hoogte van
een bouwwerk |
:
|
vanaf het peil tot
het hoogste punt van het bouwwerk; voor wat betreft gebouwen worden antennes,
schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte dakopbouwen hierbij niet
meegerekend; |
c.
goothoogte
van een gebouw |
:
|
vanaf het peil tot
de horizontale snijlijn van elk dakvlak met elk daaronder gelegen buitenwerks
verticaal gevelvlak; |
d.
afstand tot
de perceelsgrens |
:
|
tussen de grenzen
van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw
waar die afstand het kortst is; |
e.
bebouwings-percentage |
:
|
de op de plankaart
of in de voorschriften aangegeven bebouwingspercentages worden berekend over
het gehele terrein met de desbetreffende bestemming en gelden zowel voor elk
aaneengesloten gebied met een gelijkluidende bestemming als voor elk
afzonderlijk bouwperceel; |
f.
lengte,
breedte en diepte van een gebouw |
:
|
tussen (de lijnen,
getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van
gemeenschappelijke scheidsmuren); |
g.
vloeroppervlakte
van woningen |
:
|
de oppervlakte van
de voor bewoning bestemde vertrekken, waaronder mede wordt verstaan
verblijfsruimten. Niet meegerekend worden verkeersruimten, toiletten, douche-
en badruimten, alsmede ingebouwde bergingen. |
2.
De in lid 1 sub b
genoemde antennes, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte
dakopbouwen mogen de maximum hoogte met niet meer dan 3 m overschrijden.
Inhoudsopgave beschrijving in hoofdlijnen toelichting
Grond, welke eenmaal
in aanmerking is genomen bij de verlening van een bouwvergunning, waaraan
uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van
latere bouwplannen buiten beschouwing.
Inhoudsopgave beschrijving in hoofdlijnen toelichting
In dit artikel wordt
in hoofdlijnen beschreven op welke wijze met het bestemmingsplan de in het plan
aangegeven doeleinden worden nagestreefd:
I.
Algemeen
Het beleid in dit
plangebied is gericht op:
1.
Het behoud en de
versterking van de ruimtelijke karakteristiek, zoals deze voor het gehele
plangebied tot uitdrukking komt in de aanwezige hoofdinfrastructuur, de
verkeersstructuur en de verschillende deelgebieden, waarbij de diversiteit en
opbouw van de deelgebieden behouden dienen te blijven.
2. Alle maatregelen
en ontwikkelingen zullen moeten bijdragen aan het behoud en/of de versterking
van de aanwezige ruimtelijke karakteristiek.
II.
Ruimtelijk
1.
Verdichting in de
vorm van aanvullende woningbouw is niet toegestaan.
2.
In dit artikellid is
aangegeven welke elementen op het schaalniveau van het plangebied van belang
zijn voor de samenhang daarvan:
a. De zuid-westrand
wordt gevormd door de Boslaan en de aan de zuid-westzijde daarvan aanwezige
groenstructuur. Het groene karakter van deze rand dient te worden gehandhaafd
en de aansluiting op deze rand dient versterkt te worden door middel van:
-
het intact laten van
de groenstructuur;
-
het behouden van een
duidelijk verschil tussen de bebouwde omgeving en het groene buitengebied.
b. De noord-westrand
wordt gevormd door de overgang naar het centrumgebied. Het karakter van deze
rand dient te worden gehandhaafd door:
-
het handhaven van
deze stedelijke lob in het groen.
c. De oostrand wordt gevormd door het gebied bij de golfbaan
“De Biltse Duinen” en de gemeentegrens met Zeist waardoor een aantal functies
wordt doorsneden en het plangebied abrupt wordt beëindigd. Het overwegend
groene karakter van deze rand dient te worden gehandhaafd te worden door middel
van:
-
het intact laten van
het groene karakter.
d.
De noordrand wordt
gevormd door spoorlijn Utrecht – Amersfoort. Deze dient ruimtelijk benadrukt te
worden door middel van:
-
het
aanbrengen/handhaven van een duidelijk onderscheid tussen de verschillende
spoorwegkruisingen in bebouwing, beplanting en verharding;
-
het handhaven en
versterken van de groene zoom langs de spoorlijn als groene buffer.
e.
De zuidrand wordt
gevormd door het bos “Noord Houdringe” en camping “De Biltse Duinen”.
Het
karakter van deze groene rand dient gehandhaafd te worden door middel van:
-
het handhaven van een
duidelijk onderscheid tussen de bosrand en de bebouwing van het plangebied en
hun functies;
-
het handhaven van het
groene karakter van deze rand.
f.
De wegenstructuur van
het plangebied kan verdeeld worden in ontsluitingswegen en buurtwegen. Deze
onderverdeling van wegen dient gehandhaafd dan wel versterkt te worden door
middel van:
-
het meer continu
vormgeven van de profielen van de wegen;
-
het aanbrengen van
ruimtelijke verbeteringen in de vorm van een consequente profielindeling van de
wegen met een ontsluitingsfunctie;
-
het benadrukken van
de aanwezigheid van bepaalde wegen middels beplanting;
-
een duidelijke
functie-onderscheiding door de indeling van diverse wegen (drempels,
versmalling, 30 km/uur zones, eenrichtingsverkeer, etc.).
g.
Het specifieke
karakter van elk der deelgebieden, zoals ook is aangegeven in bijlage 2a bij de
toelichting van het plan, dient als volgt nader te worden beschermd in het
kader van het bestemmingsplan:
·
Deelgebied 1
-
handhaven van de
diversiteit aan woningen binnen dit deelgebied;
-
handhaven van de
hoogbouw aan de Groenlinglaan, Goudvinklaan, Geelgorslaan, Kruisbeklaan en
Sperwerlaan;
-
handhaven van de
rijenwoningen in het westelijk deel van dit deelgebied;
-
handhaven van de
overwegend twee-en drie-onder-één-kapwoningen en geschakelde woningen in het
oostelijk deel van dit deelgebied en
-
handhaven van de
overwegend vrijstaande woningen langs de Julianalaan.
·
Deelgebied 2
-
handhaven van de
ruime opzet van dit deelgebied, zoals die tot uitdrukking komt in de aanwezige
laanbeplanting, de grote tuinen en de grote groene lob aan de oostzijde van het
deelgebied;
-
het handhaven van het
groene karakter van de groenelementen in dit deelgebied.
III. Functioneel
1.
Het beleid is er op
gericht om de overwegende woonfunctie van het plangebied te handhaven en de
mate van functiemenging zo veel mogelijk te beperken. Bedrijvigheid in het
plangebied mag niet toenemen.
2.
In een woning is een
aan huis verbonden beroep daarom alleen toegestaan onder de volgende
voorwaarden:
a.
de activiteiten mogen
aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in
die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit
betekent, dat ten behoeve van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40%
van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
b.
de activiteiten mogen
geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van
bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van ambachtelijke
bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze
voorschriften deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten medewerking wordt
verleend;
c.
de activiteiten mogen
zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk
doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
d.
de activiteiten mogen
geen detailhandel betreffen;
e.
de activiteiten mogen
geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen
onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
3.
Zonering bedrijven
3.1. Bedrijfsactiviteiten,
die behoren tot inrichtingen, zoals opgenomen in artikel 2.4. van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn niet toegestaan;
3.2. De zonering
van bedrijven houdt in dat uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan,
waarop de Wet milieubeheer niet van toepassing is, alsmede die genoemd in
categorie 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
3.3. Voor de in
deze voorschriften bedoelde Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar
de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
3.4. Detailhandel,
mits voortvloeiend uit de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten, is
uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
3.5. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde onder 3.2.
voor bedrijven in een naast hogere categorie, dan wel voor bedrijven, die niet
genoemd worden in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
Bedrijfsactiviteiten en naar hun aard gelijk te stellen zijn met de inrichtingen
als bedoeld in deze categorieën, zulks met uitzondering van garagebedrijven;
3.6. Burgemeester
en wethouders kunnen, met inachtneming van de in artikel 17 van deze
voorschriften opgenomen procedure, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Staat van Bedrijfsactiviteiten
wijzigen, gehoord de Inspecteur van de Volksgezondheid voor de Hygiëne van het
Milieu, door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien
ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne, dan wel technologische
ontwikkelingen daartoe aanleiding geven;
3.7. Alvorens tot
vaststelling van de wijziging als bedoeld in lid 3.6. over te gaan, horen
Burgemeester en wethouders de raadscommissie belast met de behartiging van
zaken betreffende de ruimtelijke ordening.
4.
Zonering horeca
4.1. De zonering van
horecabedrijven houdt in dat uitsluitend horecabedrijven in de categorie
horeca-1 binnen de bestemming Horecadoeleinden zijn toegestaan;
4.2. Voor de in deze
voorschriften bedoelde categorie-indeling van horecabedrijven wordt verwezen
naar artikel 1 lid 1 onder r en s van deze voorschriften.
IV.
Verkeer,
parkeren en groen
1.
Voor zover op de
plankaart dwarsprofielen zijn aangegeven, mag de inrichting van de wegen niet
afwijken van de aangegeven inrichting; plaatselijke overschrijdingen ten
behoeve van kruispunten, parkeerplaatsen, bushaltes, verkeersremmende
maatregelen en in- en uitvoegstroken zijn toegestaan.
2.
Binnen de
bestemmingen, waarin groenvoorzieningen zijn toegestaan en in de bestemming
Groenvoorziening mogen speelvoorzieningen worden gerealiseerd.
3.
Binnen de bestemming
Verblijfsdoeleinden dienen, waar mogelijk, groenvoorzieningen te worden
gerealiseerd. Binnen deze groenvoorzieningen zijn speelvoorzieningen
toegestaan.
4.
Binnen de bestemming
Verkeersdoeleinden dienen eveneens, waar mogelijk, groenvoorzieningen te worden
gerealiseerd.
5. Parkeren dient,
waar daartoe de ruimtelijke mogelijkheden aanwezig zijn, te geschieden op eigen
terrein. In de bestemming Maatschappelijke doeleinden kunnen Burgemeester en
wethouders dan ook nadere eisen stellen aan de situering en het aantal
parkeerplaatsen op eigen terrein, terwijl zij in de bestemming Woondoeleinden
nadere eisen kunnen stellen aan het handhaven van parkeergelegenheid op eigen
terrein.
6. Parkeren is binnen de bestemming Verblijfsdoeleinden, waar
daartoe de ruimtelijke mogelijkheden aanwezig zijn, ook ondergronds toegestaan
tot ten hoogste twee ondergrondse lagen.
V.
Onderkeldering
De planvoorschriften
inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn
in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien
verstande, dat onderkeldering van bebouwing en het daarbij behorende perceel
slechts door middel van een vrijstelling door Burgemeester en wethouders kan
worden toegestaan, tot maximaal de grondoppervlakte van de bebouwing die
bovengronds is toegestaan. Onderkeldering mag niet leiden tot een toename van
het aantal woningen.
VI.
Grondwaterbeschermingsgebied
en waterwingebied
1. Het grootste deel van het plangebied is gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied en een heel klein deel van een aantal tuinen aan de Julianalaan in het waterwingebied.[ 1]
Dit
betekent dat de eerstgenoemde gronden tevens zijn bestemd voor de bescherming
van de kwaliteit van het grondwater en dat in dat deel van het plangebied ook
de Provinciale Milieuverordening van toepassing is. De genoemde tuinen aan de
Julianalaan zijn voorzien van een dubbelbestemming
woondoeleinden-waterwingebied ter bescherming van de waterwinning.
2.
Aanlegvergunning
2.1. Onverminderd het bepaalde in de Provinciale Milieuverordening is het verboden op of in de gronden op de plankaart nader aangeduid als grondwaterbeschermingsgebied en/of op of in de gronden met de dubbelbestemming woondoeleinden-waterwingebied zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
a. werken, daaronder begrepen leidingen en installaties tot
stand te brengen met tot doel door middel daarvan het vervoeren door en/of het
opslaan of storten van schadelijke stoffen op de bodem mogelijk te maken;
b. kadavers op of in de bodem te brengen of te hebben,
onverminderd het bepaalde in de Destructiewet;
c. natuurlijke meststoffen of kunstmeststoffen, anders dan ten
behoeve van de normale bodemstructuur op de slaan;
d. slib, afkomstig van rioolwaterzuiveringsinstallaties of
rioolstelsels, al dan niet vermengd met andere stoffen, te verspreiden;
e. grond te roeren dieper dan 2,5 meter onder het maaiveld.
2.2 Geen
aanlegvergunning als bedoeld in lid 2.1. is vereist voor werken en
werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming
gerichte beheer van de grond;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht
worden dit plan;
d. gelet op de in de doeleindenomschrijving opgenomen
doeleinden voor deze gronden van ondergeschikte betekenis moeten worden
beschouwd.
2.3. Burgemeester
en wethouders verlenen een vergunning als door de in lid 2.1. genoemde werken of
werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan de
kwaliteit van het grondwater niet in gevaar komt.
Inhoudsopgave beschrijving in hoofdlijnen toelichting
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het
plan, indien het betreft:
a. het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals
transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en
meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten,
schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes
niet meer zal bedragen dan 50 m3 en de hoogte ervan niet meer zal
bedragen dan 3,50 m;
b. het overschrijden van de bepalingen inzake goothoogte,
hoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
c. het overschrijden van de bepalingen inzake de hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
d. het overschrijden van de in de voorschriften genoemde
maximum hoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en
ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, schoorstenen en torens van
gebouwen, mits de hoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
e. overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen, zoals aangegeven
op de plankaart, met ten hoogste 3 m door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende
verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke;
f.
geringe afwijkingen
van de bepalingen opgenomen in deze voorschriften inzake de afmetingen van
woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen,
voorzover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide
personen noodzakelijk is en geen vrijstelling van de desbetreffende bepalingen
van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit
artikel;
g. geringe afwijkingen van het beloop van een weg, groenstroken
of de begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting en
verkaveling blijkt, dat deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een
juiste verwerkelijking van het van het plan gewenst of noodzakelijk zijn en
mits de afwijkingen, ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven
niet meer dan 5 m bedragen;
h. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele
telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
1.
de hoogte van een
vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 m;
2.
de hoogte van een
mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;
3.
plaatsing van een
mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 m
of hoger is;
4.
plaatsing op
woongebouwen en/of een gemeentelijk monument is slechts toegestaan, indien kan
worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is en geen gevaar voor de
volksgezondheid bestaat.
Inhoudsopgave beschrijving in hoofdlijnen toelichting
Bij toepassing van de in artikel 4 lid III onder 3.6 genoemde wijzigingsbevoegdheid wordt afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.
Inhoudsopgave beschrijving in hoofdlijnen toelichting
1.
Het is verboden de
gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming of in strijd met een gebruik
waarvoor ingevolge de bepalingen van dit plan vrijstelling is verleend te
(laten) gebruiken.
2.
Onder een strijdig
gebruik, als bedoeld in lid 1, wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de
onbebouwde gronden als:
3.
Onder een strijdig
gebruik, als bedoeld in lid 1 wordt tevens verstaan:
a.
een gebruik van
woningen voor enige vorm van detailhandel;
b.
een gebruik van
vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep en/of
voor bewoning;
c.
een gebruik van
gebouwen en/of bijgebouwen ten behoeve van seksinrichtingen.
4.
Onder strijdig
gebruik als bedoeld in lid 2 valt niet het opslaan van nieuwe bouwmaterialen en
puin en andere oude bouwmaterialen op gronden waarop of waarin onderhouds-,
herstel- of sloopwerkzaamheden worden uitgeoefend, mits deze zaken voor de uit
te voeren werkzaamheden nodig of van het bouwwerk dat hersteld of gesloopt
wordt afkomstig zijn.
5.
Burgemeester en
wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte
toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige
gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Inhoudsopgave beschrijving in hoofdlijnen toelichting
Bouwen
1a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van
tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestond of in uitvoering was, dan
wel is of kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag
voor dat tijdstip is ingediend, en dat afwijkt van het in dit plan - behoudens
in dit artikellid - bepaalde ten aanzien van de toelaatbaarheid van bebouwing,
mag, mits de bestaande afwijkingen ook naar hun aard niet worden vergroot en
behoudens onteigening, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits dit
geen algehele vernieuwing of verandering van het in de aanhef bedoelde bouwwerk
tot gevolg heeft.
1b. Uitsluitend indien het bouwwerk door een
calamiteit teniet is gedaan, mag geheel worden vernieuwd, met inachtneming van
de grenzen welke ten aanzien van het bouwen ter plaatse bij het plan -
behoudens dit artikellid - zijn bepaald tenzij herbouw hierdoor niet zou zijn
toegestaan, en mits de aanvraag tot bouwvergunning is ingediend binnen 18
maanden nadat het bouwwerk is teniet gegaan.
1c. Tot niet meer dan
115% van de oppervlakte van het in de aanhef bedoelde bouwwerk mag worden
uitgebreid, met inachtneming van de grenzen welke ten aanzien van het bouwen
ter plaatse bij het plan - behoudens in dit artikellid - zijn bepaald.
Gebruik
2.
Het gebruik van
gronden, anders dan voor bebouwing, alsmede het gebruik van zich op die gronden
bevindende bouwwerken, dat in strijd is met het in dit plan - behoudens in dit
artikellid - bepaalde en dat bestaat op het tijdstip, waarop het plan voor
zover betrekking hebbend op de strijdigheid van dat gebruik van kracht wordt,
mag worden voortgezet en/of gewijzigd, mits door die wijziging de strijdigheid
met het plan niet wordt vergroot.
Inhoudsopgave beschrijving in hoofdlijnen toelichting
Overtreding van de
bepaling vervat in artikel 4 lid VI, onder 2.1., artikel 5 lid 6, artikel 10
lid 5, artikel 18 lid 1 t/m 3 en artikel 19 lid 2, wordt aangemerkt als een
economisch delict in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
Inhoudsopgave beschrijving in hoofdlijnen toelichting
Dit plan kan worden
aangehaald onder de titel:
bestemmingsplan
"Bilthoven Oost 2005".
Aldus vastgesteld in
de openbare vergadering van de raad der gemeente De Bilt op
voorzitter, de
griffier,
|
|
|
Bijlage
1 Stedenbouwkundige
bepalingen uit de bouwverordening |
Artikel 2.5.5. Ligging
van de voorgevelrooilijn
De voorgevelrooilijn is:
a.
langs een wegzijde
met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de
bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke,
zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande
bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn
overeenkomstig de richting van de weg geeft;
b.
langs een wegzijde
waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag
worden gebouwd:
c.
bij een wegbreedte
van tenminste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
d.
bij een wegbreedte
geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg.
Artikel 2.5.6. Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.7. is het verboden
een
bouwvergunningplichtig bouwwerk te bouwen met overschrijding
van de
voorgevelrooilijn.
Artikel 2.5.7. Toegelaten overschrijding van de
voorgevelrooilijn
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de
voorgevelrooilijn is niet
van toepassing op:
a.
onderdelen van een
bouwvergunningplichtig bouwwerk die bij het afzonderlijk realiseren opgevat
zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen van niet-ingrijpende
aard, als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onder e, van de Woningwet;
b.
andere onderdelen van
een bouwvergunningplichtig bouwwerk, die bij het afzonderlijk realiseren niet
vallen onder de werking van artikel 43, eerste lid, onder e, van de Woningwet,
te weten:
1. ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen,
rioolleidingen en rioolputten;
2. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen, mits zij de grens
van de weg met niet meer dan 0,30 m overschrijden.
Artikel 2.5.8. Vrijstelling voor overschrijdingen van de
voorgevelrooilijn
1.
Burgemeester en
wethouders kunnen – met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid –
vrijstelling verlenen van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de
voorgevelrooilijn voor:
a.
ondergrondse
bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde
daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;
b.
bouwwerken, geen
gebouw zijnde, anders dan bedoeld in artikel 43, eerste lid, onder f, van de
Woningwet, die naar hun aard en bestemming op een voor de voorgevelrooilijn
gelegen erf toelaatbaar zijn;
c.
laadperrons, stoepen
en stoeptreden, die de grens van de weg overschrijden;
d.
erkers, serres en
andere uitbouwen, alsmede balkons en galerijen, die de voorgevelrooilijn niet
meer dan 1,50 m overschrijden;
e.
trappenhuizen,
buitentrappen en liftschachten, hijsinrichtingen en stortbuizen, alsmede andere
luifels, dakoverstekken, uitspringende schoorsteenwanden, reclametoestellen en
draagconstructies voor reclames dan bedoeld zijn in artikel 2.5.7;
f.
overbouwingen ten dienste
van de verbinding tussen twee bouwwerken;
g.
bouwwerken aan of bij
een monument – als bedoeld in de Monumentenwet 1988 dan wel in de provinciale
of gemeentelijke monumentenverordening – voor zover zulks niet bezwaarlijk is
met het oog op de in historisch-esthetisch opzicht gewenste aansluiting bij het
karakter van de bestaande omgeving.
2.
Voor het bouwen boven
een weg kan alleen vrijstelling worden verleend, indien niet lager gebouwd
wordt dan:
·
4,20 m boven de
hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 m breedte ter
weerszijden van die rijweg;
·
2,20 m boven de
hoogte van een ander deel van de weg; en dan nog voor zover de veiligheid van
de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.
Artikel 2.5.10 Plaatsing van de
voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken
1.
Een naar de weg
gekeerd gevelvlak van een gebouw moet in de voorgevelrooilijn zijn geplaatst.
2.
Het bepaalde in het
eerste lid is niet van toepassing in:
a.
de gevallen genoemd
in artikel 2.5.7 en in die waarin de vrijstelling genoemd in de artikelen 2.5.8
en 2.5.9 is verleend;
b.
in de gevallen
genoemd in artikel 2.5.13 en in die waar vrijstelling genoemd in artikel 2.5.14
is verleend, voor zover het bouwwerk geheel achter de achtergevelrooilijn is
geplaatst;
c.
in de gevallen,
bedoeld in het derde lid.
3.
Indien van wegen die
elkaar kruisen of van een weg die een knik maakt van 90 graden of minder, de
tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen zich in beide wegen of zich voor
en na de knik op onderlinge tussenafstanden van minder dan 3 m bevinden, moet
de bebouwing op de hoeken – over een hoogte op een dergelijke hoek van niet
meer dan 4,2 m boven straatpeil – worden afgerond of afgeschuind, met dien
verstande dat de daardoor onbebouwd blijvende oppervlakte niet groter dan 2 m2
behoeft te zijn.
4.
Burgemeester en
wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste lid
voor:
c.
vrijstaande enkele of
dubbele eengezinshuizen;
d.
bijgebouwen, anders
dan de in artikel 2, onder a, van het Besluit meldingplichtige bouwwerken
bedoelde gebouwen;
e.
gebouwen ten dienste
van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, en de
daarbijbehorende woningen;
f.
gedeelten van naar de
weg gekeerde gevels;
g.
gevallen, waarin de
welstand bij het verlenen van de vrijstelling is gebaat.
Artikel 2.5.11 Ligging van de achtergevelrooilijn
1.
De
achtergevelrooilijn is evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en bevindt zich:
a.
in een aan alle
zijden bebouwd of te bebouwen driehoekig, vierhoekig of regelmatig veelhoekig
bouwblok op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan de helft van de
straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen, doch op geen
grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 m. Indien meer dan een
ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen kan worden beschreven, geldt
de grootste;
b.
in een aan alle
zijden bebouwd of te bebouwen bouwblok van een andere dan onder a genoemde vorm
op zodanige afstand van de voorgevelrooilijn, bepaald op de wijze als onder a
bepaald, na herleiding van de vorm van het bouwblok tot een of meer der onder a
genoemde vorm van het bouwblok het meest nabijkomen, doch op geen grotere
afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 m;
c.
in een slechts aan
drie zijde bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze drie zijden
op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan ¼ van de afstand tussen de
voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te
bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de
voorgevelrooilijn dan 15 m;
d.
in een slechts aan
twee tegenover elkaar gelegen zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig
bouwblok, langs deze twee zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk
aan ¼ van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover
elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen
grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 m;
e.
in alle niet onder a
tot en met d genoemde gevallen op een afstand die wordt bepaald met
inachtneming van de beginselen, welke zijn neergelegd in a tot en met d van dit
lid, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 m.
2.
Indien in een
hoekbebouwing de elkaar snijdende achtergevelrooilijnen een scherpe hoek vormen
moeten de achterzijden van die bebouwing – in het belang van de toetreding van
daglicht – over een afstand van tenminste 5 m ter weerzijden van bedoeld
snijpunt tenminste 2 m terugliggen ten opzichte van beide achtergevelrooilijnen.
3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van
het bepaalde in het tweede lid, voor zover de aard, de indeling en het gebruik
van de gebouwen in de hoekbebouwing dit toelaten.
|
|
|
Bijlage
2 Staat
van bedrijfsactiviteiten |
Categorie 1: activiteiten,
welke door hun aard toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woningen in
een rustige woonwijk;
Categorie 2: activiteiten,
welke door hun aard slechts toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast
woningen in een rustige woonwijk, indien geconcentreerd in een centrum;
Categorie 3A: activiteiten,
welke door hun aard toelaatbaar zijn aan de rand van rustige woonwijken ( 50
m);
Categorie 3B: activiteiten,
welke door hun aard toelaatbaar zijn aan de rand van rustige woonwijken ( 100
m);
Categorie 4A: activiteiten,
welke door hun aard gescheiden dienen te zijn van woonwijken (min. 200 m),
bijvoorbeeld door middel van groenstroken, plantsoenen of water;
Categorie 4B: activiteiten,
welke door hun aard gescheiden dienen te zijn van woonwijken (min. 300 m),
bijvoorbeeld door middel van groenstroken, plantsoenen of water;
Categorie 5: welke
door hun aard behoorlijk ver (min. 500 m) verwijderd moeten zijn van
woonwijken;
Categorie 6: activiteiten,
welke door hun aard uitsluitend op grote afstand (min. 1500 m) van woongebieden
gesitueerd kunnen worden.
De gebruikte
afkortingen zijn:
-
cat. : categorie -
grth : groothandel -
kW : kiloWatt -
MW MegaWatt -
n.e.g. niet elders genoemd |
-
opp. oppervlakte -
p.c. : productiecapaciteit -
p.o. : productie
oppervlakte -
SBI standaardbedrijfsindeling -
v.c. : verwerkingscapaciteit |
De volgende
Categorieën zijn geselecteerd:
-
1,2
De volgende SBI-codes
zijn geselecteerd:
-
22
-
52
-
70
-
72 t/m 75
-
85
-
91 t/m 93
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE
VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren) 1
2222.6 Kleine drukkerijen en 2
kopieerinrichtingen
2223 Grafische afwerking 1
2223 Binderijen 2
2224 Grafische reproductie en
zetten 2
2225 Overige grafische
activiteiten 2
223 Reproductiebedrijven
opgenomen media 1
52
DETAILHANDEL EN
REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
527
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en
motorfietsen) 1
70 VERHUUR VAN EN HANDEL IN
ONROEREND GOED
70 Verhuur van en handel in
onroerend goed 1
72 COMPUTERSERVICE- EN
INFORMATIETECHNOLOGIE
72 Computerservice- en 1
informatietechnologie-bureaus
e.d.
73 SPEUR- EN
ONTWIKKELINGSWERK
731 Natuurwetenschappelijk
speur- en 2
ontwikkelingswerk
732 Maatschappij- en
geesteswetenschappelijk 1
onderzoek
74 OVERIGE ZAKELIJKE
DIENSTVERLENING
74 Overige zakelijke
dienstverlening: 1
kantoren
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst
e.d. 1
75 OPENBAAR BESTUUR,
OVERHEIDSDIENSTEN,
SOCIALE
VERZEKERINGEN
75 Openbaar bestuur
(kantoren e.d.) 2
85 GEZONDHEIDS- EN
WELZIJNSZORG
8512,
8513 Artsenpraktijken, klinieken
en 1
dagverblijven
8514,
8515 Consultatiebureaus 1
853 Verpleeghuizen 2
91 DIVERSE ORGANISATIES
9131 Kerkgebouwen e.d. 2
92 CULTUUR, SPORT EN
RECREATIE
921,
922 Studio's (film, TV,
radio, geluid) 2
9234 Muziek- en balletscholen 2
9234.1 Dansscholen 2
9251,
9252 Bibliotheken, musea,
ateliers, e.d. 1
9262 Sportscholen,
gymnastiekzalen 2
9301.2 Chemische wasserijen en
ververijen 2
9301.3 Wasverzendinrichtingen 2
9301.3 Wasserettes, wassalons 1
9302 Kappersbedrijven en 1
schoonheidsinstituten
9303 Begrafenisondernemingen:
9303 - uitvaartcentra 1
9304 Badhuizen en sauna-baden 2
9305
Persoonlijke
dienstverlening n.e.g. 1
[ 1]Niet echt duidelijk