Artikel 8
Wonen (W)

1     Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.          wonen;

b            aan huis verbonden beroep, waarvan het bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 25% van het bruto vloeroppervlak van de woning met een maximum van 50 m²;

c.          tuinen en erven.

 

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

d.          woningen;

e.          aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

f.           parkeergelegenheden;

g.          ontsluitingspaden;

h.          beplanting;

i.           b                                    ouwwerken, geen gebouwen zijnde;

j.           bebouwing voor nutsdoeleinden.

 

 

2     Bouwvoorschriften

 

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 1 genoemde doeleinden onder de volgende voorwaarden:

 

I.           Hoofdgebouwen

a.    de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de plankaart aangeduide bouwvlakken worden gebouwd;

b.   de goothoogte en totale hoogte van de hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven;

c.    hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° mag bedragen.

 

II.          Onderbouwing

Onderbouwing is uitsluitend toegestaan in één bouwlaag en binnen de op de plankaart aangeduide bouwvlakken, voor zover gelegen onder de bebouwing van het hoofdgebouw.

 


III.        Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

a.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden gebouwd;

b.   de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per perceel mag, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, niet meer bedragen dan 50 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;

c.    in afwijking van lid b. mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op percelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m², voor zover gelegen buiten het bouwvlak, niet meer bedragen dan 60 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;

d.   de goothoogte en bouwhoogte van aan-, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen of overkappingen mogen niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden vermeerderd met ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;

e.    de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

f.    de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;

g.   de dakhelling van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw;

 

IV.        Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de hoogte van erfscheidingen mag indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht niet meer bedragen dan 1 m;

b.   in overige gevallen mag de bouwhoogte van erfscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;

c.    de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-     van palen en masten                                                                 5 m;

-     van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde              3 m.

 

V.          Indien meer dan 50% van een perceel is bebouwd en/of de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per perceel meer bedraagt dan 50 m², dan wordt de desbetreffende bebouwing geacht te voldoen aan de bepalingen van het plan, met dien verstande dat vergroting van de afwijking(en) niet is toegestaan, mits deze maatvoering op legale wijze krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening en/of Woningwet c.a. tot stand is gekomen.

 

 

3     Vrijstelling

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van

a.          het bepaalde in lid 1 onder a ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteit met dien verstande dat:

1.    de woonfunctie als overwegende functie op het desbetreffende perceel en/of in de desbetreffende woning niet wordt aangetast;

2.    dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast;

3.    voor zover de vrijstelling betrekking heeft op bijgebouwen, ten minste een grondgebonden berging ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is;

4.    de oppervlakte van de gebouwen die gebruikt en/of verbouwd worden voor praktijkruimte, niet meer dan 25% van de totale vloeroppervlakte van de desbetreffende woning bedraagt, met een maximum van 100 m².

b.          het bepaalde in lid 2 sub IIIa, en toe te staan dat een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping tot minimaal 1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan wordt gebouwd.