1. De gronden gelegen binnen een afstand
van
2. Op deze gronden mogen, in afwijking van het elders in deze voorschriften bepaalde, geen gebouwen worden gebouwd.
3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 voor het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de vrijwaringszone.