Bestemmingsplan
Ligplaatsen voor woonboten
Gemeente Amersfoort
Postbus 4000
3800 EA Amersfoort
Bezoekadres: Stadhuisplein 1
3811 LM Amersfoort
Telefoon (033) 469 51 11
Fax (033) 461 07 10
E-mail: info_gemeente@amersfoort.nl
Kenmerk: # 3432269
Regels
INHOUDSOPGAVE REGELS
HOOFDSTUK 2. BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 5 Waterstaat – Waterkering (dubbelbestemming)
Artikel 6 Waarde – Archeologie (dubbelbestemming)
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene gebruiksregels 19
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SLOTREGELS
HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE REGELS
1.plan:
het bestemmingsplan Ligplaatsen woonboten Havenweg en De Schans van de gemeente Amersfoort;
2.bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.Bestemmingsplan ligplaatsen voor woonboten-0302;
3.aanbouw:
een uit architectonisch oogpunt herkenbare afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw;
4. aanduidingsvlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
5. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
6. ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
7. ander gebouw:
een aanbouw of een bijgebouw;
8. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
9. bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
10. bestaand gebruik:
gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;
11. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
12. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
13. Bevi-inrichtingen:
Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
14. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
15. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
16. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van onderbouw en ruimten in de kap;
17. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
18. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
19. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
20. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
21. bijgebouw:
een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde erf gelegen hoofdgebouw;
22.
floatland:
kunstmatige drijftillen of drijvende planteneilandjes met veel bloeiende
planten die verankerd kunnen worden;
23. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
24. geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;
25. kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan;
26. kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct,
alsmede beeldende kunst;
27.
ligplaats:
plaats in het water waar woonboten (schepen en arken) mogen liggen;
28. nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
29. onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
30. overbouwing:
een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;
31. overkapping:
een ander bouwwerk voorzien van een gesloten dak;
32. parkeereis:
het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;
33. peil:
- voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
- voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
- de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
34. prostitutie:
het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;
35. prostitutiebedrijf:
een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;
36. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutie¬bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
37. telecommunicatiemast:
een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;
38. verbeelding:
de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);
39. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
40. woonark:
een in of op het water geplaatst voorwerp met een rechthoekige hoofdvorm die niet op varen duidt, dat gelegen is op een vaste ligplaats en bedoeld is voor permanente bewoning, niet zijnde een waterwoning, welke in het kader van het plan niet wordt aangemerkt als een bouwwerk in de zin van de Woningwet;
41. woonschip:
een varend schip met een als
zodanig herkenbaar uiterlijk dat geschikt is voor permanente bewoning welke in
het kader van het plan niet wordt aangemerkt als een bouwwerk in de zin van de
Woningwet;
42.
woonboot:
een woonark of een woonschip
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
1. afstand tot de perceelgrens:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;
2. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
3. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
4. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
5. de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
6. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
7. de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:
tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;
8. oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen:
bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden niet meegerekend (gedeelten van) aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;
9. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
10. de lengte van een woonboot:
wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het langst is, ondergeschikte buiten de romp uitstekende delen zoals rondhouten en roerbladen niet meegerekend;
11. de breedte van een woonboot:
wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het breedst is, afgerond op 5 cm;
12. de hoogte van een woonboot:
wordt gemeten in meters vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van de romp of opbouw, masten, schoorstenen en dergelijke niet meegerekend, afgerond op 5 cm;
13. de diepgang van een woonboot:
de verticale afstand tussen het diepst stekende scheepsdeel en de waterspiegel.
14. Ondergeschikte bouwdelen ten aanzien van het bouwen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van scheidingslijnen, aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer-Verblijfsgebied ” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verkeersvoorzieningen;
b. woonerven, woonstraten, pleinen en speelvoorzieningen toegestaan;
b. voet- en fietspaden;
c. parkeervoorzieningen;
d. in-/uitritten;
e. bermen en groenvoorzieningen;
f. geluidwerende voorzieningen;
g. ter plaatse van de gronden met de op de verbeelding genoemde functieaanduiding (oe) “oever”, is gebruik van de gronden toegestaan voor tuinen en/of erven behorende bij de op de aangrenzende bestemming “Water” aanwezige woonboten;
h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen;
b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken luifels en pergola’s;
c. bebouwing behorende bij een op het aangrenzend water gelegen woonboot, zoals een geluidscherm en bijgebouwen.
3.2.2 Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen als bedoeld in lid 3.2.1, onder a, gelden de volgende bepalingen:
1. de bruto-inhoud van de gebouwen bedraagt ten hoogste 50 m3;
2. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m.
3.2.3. Voor het bouwen van andere bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1, onder b geldt, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
Luifels en
pergola’s |
3,5 m |
Andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken |
10 m |
Overige andere bouwwerken |
4 m |
Geluidwerende voorzieningen gemeten t.o.v. de as van de weg |
2.5 m |
3.2.4 Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen als bedoeld in lid 3.2.1, onder c, gelden de volgende bepalingen:
3.2.5 Voor het gebruik van de geluidwerende voorziening, welke tevens wordt gebruikt als waterkering, geldt dat deze voorziening standaard gesloten dient te zijn en slechts bij aankomst en vertrek mag worden open- en dichtgedaan.
4.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de bescherming van het waterschapsbelang, zoals de instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding,
b. watergangen en -partijen,
c. onderhoudspaden, taluds, oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en bermen met de daarbij behorende kunstwerken,
d. ligplaatsen voor woonboten, ter plaatse van de aanduiding “woonbotenligplaats”,
e. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het wegverkeer en langzaam verkeer,
f. floatlands tussen de woonschepen aan de Schans,
g. 1 ponton.
4.2. Bouwregels
4.2.1 Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers en bruggen.
4.2.2 Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in lid 2 gelden de volgende bepalingen:
a. bij het beoordelen van een aanvraag om vergunning voor het oprichten van een ander bouwwerk, horen burgemeester en wethouders de beheerder van de waterkering of de watergang omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld;
b. de bouwhoogte van de andere bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels:
5.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat - Waterkering” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, de bescherming, de verbetering en het beheer van de waterkering. *
* Zie ook artikel 12: “Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden”.
5.2. Bouwregels
5.2.1 Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.
5.2.2 De bouwhoogte van de andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 meter.
5.3. Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de voorschriften van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:
a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de waterkering en de veiligheid daarvan;
b. vooraf
schriftelijk advies is ingewonnen bij het Waterschap Vallei & Eem omtrent
het onder a gestelde.
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
6.2.1 archeologisch onderzoeksrapport
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
6.2.2 uitzondering
Het bepaalde onder 6.2.1. met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
6.2.3 verlening vergunning
6.2.4 voorwaarden verlening vergunning
De volgende genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:
6.2.5 weigering
De onder 6.2.1. bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
6.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
d.
het aanleggen,
verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks
indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
g. het omzetten van grasland in bouwland;
h.
het aanleggen van ondergrondse
kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur op een
grotere diepte dan 30 cm.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:
a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.
8.2. Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
• de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
• het straat- en bebouwingsbeeld;
afwijken ten behoeve van het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:
a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.
8.3 Parkeren
Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto’s in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
a. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de Parkeernota gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 27 januari 2009;
b. de in lid a genoemde parkeernorm flexibel is tot een maximum, in die gevallen waarvoor in de genoemde Parkeernota een dergelijk maximum is opgenomen en onder de volgende voorwaarden:
1. voor kantoren op intercity- of knooppuntlocaties en detailhandel op intercity- of knooppuntlocaties:
a. een door de initiatiefnemer opgesteld en door de gemeente getoetst mobiliteitsprofiel;
b. het leveren van een financiële bijdrage aan de gemeente per extra te realiseren parkeerplaats voor bedrijfsgericht parkeren ter grootte van de in genoemde bijlage bedragen;
2. voor kantoren op snelweg- of overige locaties en woningen op snelweg- of overige locaties: een door de initiatiefnemer opgesteld en door de gemeente getoetst mobiliteitsprofiel.
c. de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto’s moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2.00 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen en bij haaks of gestoken parkeren de ruimte ten minste 2.50 m bij 5.00 m bedragen;
2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
8.4 Laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
8.5 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het:
a. het bepaalde in lid 3 en lid 4 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
b. het bepaalde in lid 3, onder a en b, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
1. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
2. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf.
8.6. Procedure bij afwijken
Bij afwijken wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
8.7 Wijziging parkeernormen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 3 bedoelde parkeernormen en bedragen te wijzigen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening is in ieder geval het gebruik:
a. van onbebouwde gronden:
1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto’s, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.
10.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:
a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri’s, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
10.2 Voorwaarden
Afwijkingen als bedoeld in lid 1 worden geweigerd indien door het afwijken:
a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen onevenredig worden geschaad.
10.3 Procedure bij afwijken
Bij afwijken wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
11.1 Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Behoudens het bepaalde in artikel 11.2, is het
verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken
zijnde, of van werkzaamheden op en in de hierna
aangegeven gronden de daarbij van toepassing verklaarde andere werken en
werkzaamheden uit te voeren:
|
andere werken en werkzaamheden * |
|
||||||||||||
Gronden |
a. |
b. |
c. |
d. |
e. |
f. |
g. |
h. |
i. |
j. |
k. |
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
Alle gronden met de dubbelbestemming “Waterstaat-Waterkering” |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
- |
- |
- |
- |
+ |
+ |
|
||
* de letters worden hieronder verklaard. +: van toepassing, - : niet van toepassing |
||||||||||||||
a |
a. aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
|
|||||||||||||
b. |
|
|||||||||||||
c. |
|
|||||||||||||
d. |
|
|||||||||||||
e. |
|
|||||||||||||
f. |
|
|||||||||||||
g. |
|
|||||||||||||
h. |
|
|||||||||||||
i. |
|
|||||||||||||
j. |
|
|||||||||||||
k. |
|
|||||||||||||
11.2. Uitzonderingen voor omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Het in lid 11.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m²;
d. werken en werkzaamheden als bedoeld in het artikel 11.1, onder e, voorzover daarvoor een bouwvergunning is vereist.
11.3. Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 11.1, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 11.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
11.4 Procedure
a. Voor zij beslissen over een vergunning voor gronden ter plaatse van de aanduiding "Waterstaat-Waterkering" , vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan het Waterschap Vallei en Eem.
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing verklaren.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “ Ligplaatsen voor woonboten”.