INHOUDSOPGAVE
Artikel 6 Cultuur
en Ontspanning
Artikel 14 Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)
Artikel 15 Waarde - Archeologie 4 (dubbelbestemming)
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Artikel 18 Algemene
bouwregels
Artikel 19 Algemene
gebruiksregels
Artikel 20 Algemene
ontheffingsregels
Artikel 21 Algemene
wijzigingsregels
Artikel 22 Algemene
procedureregels
Bijlage: Staat van bedrijfsactiviteiten
In deze planregels wordt verstaan
onder:
plan:
het bestemmingsplan Kern Tuil van de gemeente Neerijnen.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels en bijlagen.
aanbouw
een aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, bestaande uit één bouwlaag
-gemeten vanaf het peil- , dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw
en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aan-huis-verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief,
therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te
stellen beroep of bedrijf dat, in een woonruimte wordt uitgeoefend, inclusief
ondergeschikte productiegebonden detailhandel.
archeologisch
deskundige:
De provinciaal of gemeentelijk archeoloog of een andere door het
college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied
van archeologie.
archeologisch
monument:
Terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd
archeologisch monument.
archeologisch
onderzoek:
Onder archeologisch onderzoek wordt verstaan het verrichten van een archeologische
opgraving, in de zin van de KNA. Een archeologisch onderzoek mag enkel worden
verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de
Archeologische Kwaliteit (CvAK), beschikkend over een opgravingsvergunning ex
artikel 39 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de
Nederlandse Archeologie (KNA).
archeologische
verwachting:
De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op
het voorkomen van archeologische relicten.
archeologische
waarde:
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied
voorkomende archeologische relicten.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de planregels
aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het
bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
bed
& breakfast:
een bedrijf dat tot
hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf als nevenactiviteit bij de
hoofdfunctie van het gebouw en waarbij het verstrekken van consumpties
eventueel op een klein terras van ondergeschikte betekenis is.
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
bedrijfswoning:
een woonruimte in of bij een gebouw of op een
terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens
huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein
noodzakelijk is.
bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat zowel
bouwkundig als functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en ten dienste
staat van het hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat
door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren is
begrensd.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden,
waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van
goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.
extensieve
dagrecreatie:
recreatieve
activiteit, zoals het bewandelen van hazenpaadjes, die plaats vindt binnen een
periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn
ligging, constructie, afmetingen en functie dan wel gelet op de bestemming als
het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
horecabedrijf:
een bedrijf of instelling gericht op het
verstrekken van logies en van maaltijden en spijzen of van dranken, met daaraan
ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende
terrassen, zoals een hotel, restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café.
inrichting:
elke door
de mens bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen
bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
maaiveld:
de bovenkant van het aansluitende afgewerkte
terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd
terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer
voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een
daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor
bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet
in combinatie met elkaar.
terras:
een voor
het publiek toegankelijk onbebouwd, onoverdekt, buitenterrein dat onderdeel
uitmaakt van een (horeca) bedrijf.
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
woonruimte:
een besloten ruimte, die al dan niet tezamen
met één of meer andere ruimten, bestemd is voor de bewoning door één
huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand
tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd
oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
breedte,
diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
a voor
bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte
van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met
b in
andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het
afgewerkte bouwterrein vermeerderd met
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
de uitoefening van agrarische activiteiten;
b
boomgaard, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van agrarisch – boomgaard’
c
bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijfswoning’;
d
extensieve dagrecreatie;
e tuinen, erven en verhardingen;
f parkeervoorzieningen;
g groenvoorzieningen;
h
nutsvoorzieningen;
i
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd.
b Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
c Per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd.
d De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
e De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd (ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’), mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a De woning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd.
b
De voorgevel van de bedrijfswoning moet worden
gesitueerd in voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven
Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
b
De maximale gezamenlijke oppervlakte van
bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
c
De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan
d De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Er mogen geen silo’s en mestopslagplaatsen worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor
‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven die
zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de
milieucategorieën 1en 2;
b
bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijfswoning’;
c
nutsvoorzieningen in de vorm van (bedrijfs)gebouwen,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’;
d tuinen, erven en verhardingen;
e parkeervoorzieningen;
f groenvoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde;
h
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De goothoogte mag
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte’ is aangegeven.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd (ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’),mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a
De voorgevel van de bedrijfswoning moet worden
gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal
b Per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
1 Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- De woning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd.
- De woning mag uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
2 Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
- De goothoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
- De bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
b
De maximale gezamenlijke oppervlakte van
bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
c
De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan
d De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ gebouwd worden.
b Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
c
De goothoogte mag
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan
2
de bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen niet
meer dan
3
de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten niet meer dan
4
de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties niet meer
dan
c
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan
2
de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a Van het bepaalde in 4.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:
1 het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2 van de als bijlage bij de planregels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
2 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bos en bebossing;
b groenvoorzieningen;
c paden en wegen;
d parkeervoorzieningen;
e water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
De voor ‘Cultuur en Ontspanning‘ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a een speeltuin;
b groenvoorzieningen;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Op deze gronden mag één gebouw worden gebouwd.
b De
oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan
c De
bouwhoogte mag niet meer bedragen
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a De
bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan
b De
bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan
c De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b een theetuin, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - theetuin’;
c bed & breakfast, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘bed & breakfast’;
d detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
‘detailhandel’;
e de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangegeven gebouwen;
f
tuinen, erven en
verhardingen;
g parkeervoorzieningen;
h groenvoorzieningen;
i
nutsvoorzieningen;
j
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b De
voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand
van niet meer dan
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
c Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
d De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan:
1
2 25%
van de oppervlakte van het bouwperceel, indien het bouwperceel een oppervlakte
heeft van meer dan
3
4
en met dien verstande, dat de bovengenoemde
maten niet mogen worden overschreden, met uitzondering van een hobbykas van
maximaal
e De
goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan
f De goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.
g De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de woning.
h De
afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de woning mag niet minder bedragen dan
i In afwijking van het bepaalde onder a en b, mag op de gronden behorende tot de voortuin per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer mag bedragen dan maximaal
2 de
diepte niet meer mag bedragen dan
3 de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
Voor het bouwen van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
c Het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 75%.
d De goothoogte van uit- en aanbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b De
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn
mag niet meer dan
1 de
bouwhoogte van pergola’s niet meer dan
2 de
bouwhoogte van overkappingen niet meer dan
3 de
bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen niet meer dan
4 de
bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan
5 de
bouwhoogte van bedrijfsinstallaties niet meer dan
c De
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag
niet meer dan
1 de
bouwhoogte van pergola’s niet meer dan
2 de
bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan
7.3.1
Bed & breakfast
Binnen de bestemming ‘Gemengd’ is de uitoefening van een ‘bed & breakfast’ toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De
omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
7.3.2
Detailhandel
Binnen de bestemming ‘Gemengd’ is de uitoefening van een ‘detailhandel’ toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepaling van toepassing is:
a
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen
dan
De voor
‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
groenvoorzieningen;
b
speelvoorzieningen;
c fiets- en voetpaden;
d verhardingen voor in- en uitritten;
e parkeervoorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g
water en waterhuishoudkundige doeleinden.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer
dan
b
De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer
bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
|
De voor
‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
openbare, sociale, culturele, maatschappelijke, medische en
religieuze doeleinden en onderwijsdoeleinden;
b
woningen in de zin van senioren-, bedrijfs-, zorg- en
schoolwoningen;
c
begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;
d de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangegeven bouwwerken;
e de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ aangegeven bouwwerken;
f
verkeersdoeleinden, waaronder ontsluitingswegen, langzaam
verkeersroutes en parkeervoorzieningen;
g
groenvoorzieningen;
h
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De voorgevel moet worden gesitueerd in de
voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer
dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De voor ‘Tuin’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b erkers, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
c verhardingen voor inritten;
d
water en waterhuishoudkundige doeleinden.
Op deze gronden mogen uitsluitend erkers
worden gebouwd ten behoeve van de aangrenzende hoofdgebouwen. Hiervoor gelden
de volgende bepalingen:
a
De
horizontale diepte van een erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
b
De
erker mag over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel
van het hoofdgebouw worden gebouwd.
c
De
bouwhoogte van de erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste
bouwlaag van het hoofdgebouw.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
Op de gronden
gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte niet meer dan
-
pergola’s
waarvan de bouwhoogte niet meer dan
-
kinderspeelwerktuigen
waarvan de bouwhoogte niet meer dan
-
verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten (met uitsluiting van reclamemasten), waarvan de
bouwhoogte niet meer dan
b
Op de
gronden gelegen vóór de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m
bedragen, met uitzondering van:
-
pergola’s
waarvan de bouwhoogte niet meer dan
-
overig
tuinmeubilair (zoals genoemd in de Woningwet), waarvan de bouwhoogte niet meer
dan 2 m mag bedragen;
-
verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten (met uitzondering van reclamemasten), waarvan de
bouwhoogte niet meer dan
De voor
‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf;
b parkeervoorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d speelvoorzieningen;
e water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor
geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor
‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
waterstaatkundige doeleinden ten behoeve van waterbeheersing
en waterberging;
b
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede
daaraan ondergeschikt:
c
groenvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
|
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen;
c aan-huis-verbonden bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’;
d de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangegeven bouwwerken;
e de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ aangegeven bouwwerken;
f tuinen, erven en verhardingen;
g water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’/’twee-aaneen’/’vrij-staand’/’specifieke bouwaanduiding – patio’ mogen uitsluitend de aangeduide type(n) worden gebouwd.
b Hoofdgebouwen dienen binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
c
De voorgevel moet worden gesitueerd in de
voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
d De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
e De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
f De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van de specifieke aanduiding:
1 ‘vrijstaand’
mag aan beide zijden niet minder dan
2 ‘twee-aaneen’
mag aan één zijde niet minder dan
3 ‘aaneengebouwd’
mag alleen bij de eindwoningen: niet minder dan 2,5 m bedragen.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een
afstand van ten minste
c Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
d De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan:
1
2
25% van de oppervlakte van het bouwperceel,
indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan
3
4
en
met dien verstande, dat de bovengenoemde maten niet mogen worden overschreden,
met uitzondering van een hobbykas van maximaal
e
De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag
niet meer bedragen dan
f De goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.
g De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de woning.
h
De afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de
woning mag niet minder bedragen dan
i In afwijking van het bepaalde onder a en b, mag op de gronden behorende tot de voortuin per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de oppervlakte niet meer mag bedragen dan
maximaal
2
de diepte niet meer mag bedragen dan
3
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
j Voor zover de bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen, ten tijde van het ter inzage leggen het ontwerp van dit bestemmingsplan, groter zijn dan deze regels maximaal toelaten, gelden de bestaande maten als maximale maten.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan
2
de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan
3
de bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen niet
meer dan
4
de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten niet meer dan
5
de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties niet meer
dan
c
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan
2
de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten niet meer dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:
a
van het bepaalde in lid 13.2.2 onder b, voor bouwen van
een aanbouw, bijgebouw of overkapping tot op minder dan
1
het
aan- en/of bijgebouw of de overkapping wat betreft de situering en afmetingen
past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
2
door de
bouw van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping geen onevenredige gronden
aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning van het uitzicht van de
naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
3
het
aan- en/of bijgebouw of de overkapping is verbonden met het hoofdgebouw aan de
voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel met de voorgevel respectievelijk de
zijgevel van het hoofdgebouw één geheel vormt;
4
de
oppervlakte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste
5
de
goothoogte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste
6
het
gedeelte van het gebouw dat voor de voorgevelrooilijn wordt gebouwd, (geheel of
nagenoeg geheel) gesloten wanden mag hebben;
7
de
afstand tot de weg, indien de bouwgrens overschreden wordt, minimaal
b
van het bepaalde in lid 13.2.2 onder e voor een
goothoogte tot maximaal
1
er mag
geen tweede bouwlaag ontstaan;
2
de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen mogen niet onevenredig
worden aangetast;
1
2 35%
van de oppervlakte van het bouwperceel, indien het bouwperceel een oppervlakte
heeft van meer dan
3
4
d
van het bepaalde in lid 13.2.2 onder h voor een afstand
van en vrijstaande bijgebouw tot het hoofdgebouw tot minder dan
13.4.1
Aan-huis-verbonden beroepen
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel is niet toegestaan.
d De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
13.4.2
Aan-huis-verbonden bedrijven
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a Een aan huis verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’.
b De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
d Detailhandel is niet toegestaan.
e De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
f De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 13.1 sub c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel is niet toegestaan.
d De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde
- Archeologie
a
Op deze terreinen mogen ten behoeve van de in
lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk
zijn.
b
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze
gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien
daarvoor ontheffing door burgemeester en wethouders is verleend. Ontheffing
wordt verleend, indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch
onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten
niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
c
Ontheffing, zoals in sub b bedoeld, is niet
vereist, indien:
1
Op basis van aanvullend en/of definitief
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn;
2
Het bouwplan betrekking heeft op wijziging of
vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid
en de bestaande fundering wordt benut;
3
Het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan
d
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen
over het verlenen van een ontheffing als bedoeld in sub b, winnen zij schriftelijk
advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de
archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de
eventueel te stellen voorwaarden verbonden aan de ontheffing.
e
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen
over het verlenen van een ontheffing als bedoeld in sub b, wordt de in artikel
22 voorgeschreven procedure gevolgd.
f
In geval van bouwvergunningverlening is het aan
de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan
archeologische waarnemingen te doen ten tijde van de bouwwerkzaamheden.
a
Het is verboden op of in de in het plangebied
gelegen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester
en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,
of werkzaamheden uit te voeren:
1
Grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm en over een
oppervlakte groter dan 100m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven
(ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven,
verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van
drainage;
2
Het verlagen van het waterpeil;
3
Het aanleggen of rooien van bos of boomgaard
waarbij stobben worden verwijderd;
4
Het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur;
5
Het werken met opsporingsapparatuur (waaronder
vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door
het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
b
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod
van sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van aanvullend
en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
c
Het verbod, zoals in sub a bedoeld, is niet van
toepassing, indien:
1 het
gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en
beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
2 op
basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat
op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
3 de
werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan;
- mogen
worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een
ontgrondingvergunning;
4 de
werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek
zijn gericht.
d
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen
over het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in sub a, winnen zij
schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de
archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de
eventueel te stellen voorwaarden.
e
In geval van aanlegvergunningverlening is het
aan de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan
archeologische waarnemingen te doen ten tijde van het uit te voeren werk.
De voor ‘Waarde
- Archeologie
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:
a voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
b aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;
c verhardingen;
d groenvoorzieningen.
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden geen gebouwen worden gebouwd.
Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de
waterkering mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
18.1 Maatvoering
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
18.2 Bebouwingspercentages
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel
7.10 Wro, wordt in ieder geval
verstaan:
a gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
b van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:
1
de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet
meer mag bedragen dan
2 de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
3 er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
e van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de inhoud per gebouwtje niet meer dan
2
de bouwhoogte niet meer dan
f van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde,
tot niet meer dan
2
ten behoeve van waarschuwings- en/of
communicatiemasten tot niet meer dan
3
ten behoeve van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, tot niet meer dan
g van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te
wijzigen door:
a
de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Archeologie
b
aan gronden alsnog de dubbelbestemmingen ‘Waarde
- Archeologie
Met betrekking tot de voorbereiding van
ontheffing ingevolge de Wet ruimtelijke ordening door burgemeester en
wethouders, geldt de volgende procedure:
a Het voornemen wordt
gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad.
b Het voornemen ligt vervolgens
twee weken ter inzage op het gemeentehuis.
c Gedurende de periode van de terinzagelegging
kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het
college van burgemeester en wethouders.
d Na afloop van de termijn van de
terinzagelegging beslissen burgemeester en wethouders omtrent ontheffing.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,
mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning
wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde
onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kern Tuil.
Rosmalen, mei
2009 Vastgesteld:
23 april 2009
Croonen Adviseurs b.v.