18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie
a
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid
1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd die voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk
zijn.
b
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze
gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien
daarvoor ontheffing door burgemeester en wethouders is verleend. Ontheffing wordt
verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de
bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
c
Ontheffing, zoals in sub b bedoeld, is niet
vereist, indien:
1
Op basis van een aanvullend en/of definitief
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen
behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
2
Het bouwplan betrekking heeft op wijziging of
vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt
uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
3
Het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan
d
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen
over het verlenen van een ontheffing als bedoeld in sub b, winnen zij schriftelijk
advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische
waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te
stellen voorwaarden verbonden aan de ontheffing.
e
Alvorens burgermeester en wethouders beslissen
over het verlenen van een ontheffing als bedoeld in sub b, wordt de in artikel
28 voorgeschreven procedure gevolgd.
f
Indien een bouwvergunning is verleend is het ten
tijde van de bouwwerkzaamheden aan de gemeente Neerijnen of een daardoor
aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen.
a
Het is verboden op of in de in het plangebied
gelegen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1
grondwerkzaamheden dieper dan
2
het verlagen van het waterpeil;
3
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard
waarbij stobben worden verwijderd;
4
het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur;
5
het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen
metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het
opgraven van archeologische vondsten en relicten.
b
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van
lid 1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van aanvullend
en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
c
Het verbod, zoals in lid 1 bedoeld, is niet van
toepassing, indien:
1
het gaat om onderhouds- en
vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en
werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
2
op basis van aanvullend en/of definitief
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
3
de werken en werkzaamheden:
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
4
de werken en werkzaamheden op aanvullend of
definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
d
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen
over het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 1, winnen zij
schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de
archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de
eventueel te stellen voorwaarden.
e
In geval van aanlegvergunningverlening is het
aan de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan
archeologische waarnemingen te doen ten tijde van het uit te voeren werk.