INHOUDSOPGAVE
Artikel 4 Agrarisch met waarden
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)
Artikel 18 Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)
Artikel 19 Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)
Artikel 20 Waarde - Archeologie 4 (dubbelbestemming)
Artikel 21 Waterstaat - Uiterwaardgebied
(dubbelbestemming)
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)
Artikel
23 Anti-dubbeltelregel
Artikel
24 Algemene
bouwregels
Artikel
25 Algemene
gebruiksregels
Artikel
26 Algemene
ontheffingsregels
Artikel
27 Algemene
wijzigingsregels
Artikel
28 Algemene
procedureregels
Bijlage: Staat van bedrijfsactiviteiten
In deze planregels wordt
verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan Kern Ophemert van de gemeente Neerijnen.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels en bijlagen.
aanbouw
een aan het
hoofdgebouw gebouwd gebouw, bestaande uit één bouwlaag
-gemeten vanaf het peil-, dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw
en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aan-huis-verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief,
therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te
stellen beroep of bedrijf dat, in een woonruimte wordt uitgeoefend, inclusief
ondergeschikte productiegebonden detailhandel.
archeologisch
deskundige:
De provinciaal of gemeentelijk archeoloog of een andere door het
college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied
van archeologie.
archeologisch
monument:
Terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd
archeologisch monument.
archeologisch
onderzoek:
Onder archeologisch onderzoek wordt verstaan het verrichten van een archeologische
opgraving, in de zin van de KNA. Een archeologisch onderzoek mag enkel worden
verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de
Archeologische Kwaliteit (CvAK), beschikkend over een opgravingsvergunning ex
artikel 39 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de
Nederlandse Archeologie (KNA).
archeologische
verwachting:
De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op
het voorkomen van archeologische relicten.
archeologische
waarde:
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied
voorkomende archeologische relicten.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de planregels
aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het
bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
bed and breakfast:
een bedrijf
dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf als nevenactiviteit
bij de hoofdfunctie van het gebouw en waarbij het verstrekken van consumpties
eventueel op een klein terras van ondergeschikte betekenis is.
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
bedrijfswoning:
een woonruimte in of bij een gebouw of op een
terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens
huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein
noodzakelijk is.
bijgebouw:
een niet voor
bewoning bestemd, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat zowel bouwkundig als
functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en ten dienste staat van het
hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat
door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren is
begrensd.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden,
waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van
goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.
extensieve
dagrecreatie:
recreatieve activiteit, zoals het bewandelen van hazenpaadjes, die
plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn
ligging, constructie, afmetingen en functie dan wel gelet op de bestemming als
het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
horecabedrijf:
een bedrijf of instelling gericht op het
verstrekken van logies en van maaltijden en spijzen of van dranken, met daaraan
ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende
terrassen, zoals een hotel, restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café.
inrichting:
elke
door de mens bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen
bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
maaiveld:
de bovenkant van het aansluitende afgewerkte
terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd
terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer
voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een
daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor
bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet
in combinatie met elkaar.
terras:
een
voor het publiek toegankelijk onbebouwd, onoverdekt, buitenterrein dat
onderdeel uitmaakt van een (horeca) bedrijf.
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
woonruimte:
een besloten ruimte,
die al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd is voor de
bewoning door één huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
a voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang
onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang
vermeerderd met
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van
het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met
3.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
de uitoefening van agrarische
activiteiten;
b
extensieve dagrecreatie;
c tuinen, erven en verhardingen;
d parkeervoorzieningen;
e groenvoorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Er mogen geen silo’s en mestopslagplaatsen worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
de uitoefening van agrarische
activiteiten;
b de aanleg en instandhouding van landschappelijke en ecologische waarden;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d wegen en paden;
e extensief recreatief medegebruik.
Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van deze bestemming mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a er mag geen schade worden of kunnen
worden toegebracht aan het belang van de landschappelijke en ecologische
waarden;
b de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
c de oppervlakte mag niet meer bedragen dan
4.4.1 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);
b de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
c het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
d het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
e het vellen van bos;
f
het aanbrengen van niet-omkeerbare
verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan
g het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.
4.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is
niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en ecologische waarden van de gronden.
De
voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven
die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de
milieucategorieën 1en 2;
b
bedrijfswoningen, uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
c
nutsvoorzieningen in de vorm van (bedrijfs)gebouwen,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’;
d tuinen, erven en verhardingen;
e parkeervoorzieningen;
f groenvoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen in de vorm van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
h
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale
goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a
De voorgevel van de bedrijfswoning
moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van
maximaal
b Per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
1 Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- De woning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd.
- De woning mag uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
2 Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de bedrijfswoning
mag niet meer bedragen dan
- De goothoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
- De bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Bijgebouwen dienen op een afstand
van ten minste
b
De maximale gezamenlijke
oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
c
De goothoogte van vrijstaande
bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
d De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ gebouwd worden.
b Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet
meer dan
2
de bouwhoogte van
kinderspeelwerktuigen niet meer dan
3
de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten niet meer dan
4
de bouwhoogte van
bedrijfsinstallaties niet meer dan
c
De bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet
meer dan
2
de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a Van het bepaalde in 5.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:
1 het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2 van de als bijlage bij de planregels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
2 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a detailhandel;
b tuinen, erven en verhardingen;
c parkeervoorzieningen;
d groenvoorzieningen;
e
nutsvoorzieningen;
f
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De voorgevel moet worden
gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet
meer dan
2
de bouwhoogte van
kinderspeelwerktuigen niet meer dan
3
de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten niet meer dan
4
de bouwhoogte van
bedrijfsinstallaties niet meer dan
c
De bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet
meer dan
2
de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van het bepaalde in 6.1 voor het toestaan van perifere detailhandel, mits:
1 de voorzieningenstructuur in de kern niet onevenredig wordt aangetast;
2 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
3 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
De
voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
dienstverlening;
b
maatschappelijk;
c
wonen;
d
tuinen,
erven en verhardingen;
e
parkeervoorzieningen;
f
groenvoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De voorgevel moet worden
gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
dienen op een afstand van ten minste
c Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
d De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan:
1
2
25% van de oppervlakte van het
bouwperceel, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan
3
4
en met dien verstande, dat de bovengenoemde maten niet mogen worden
overschreden, met uitzondering van een hobbykas van maximaal
e
De goothoogte van een vrijstaand
bijgebouw mag niet meer bedragen dan
f De goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.
g De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de woning.
h
De afstand van een vrijstaand
bijgebouw tot de woning mag niet minder bedragen dan
i In afwijking van het bepaalde onder a en b, mag op de gronden behorende tot de voortuin per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de oppervlakte niet meer mag
bedragen dan maximaal
2
de diepte niet meer mag bedragen
dan
3
de bouwhoogte niet meer mag
bedragen dan
Voor het bouwen van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
dienen op een afstand van ten minste
c Het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 75%.
d De goothoogte van uit- en aanbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet
meer dan
2
de bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen
niet meer dan
3
de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan
4
de bouwhoogte van
bedrijfsinstallaties niet meer dan
c
De bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet
meer dan
2
de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan
De
voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
groenvoorzieningen;
b
een muziekkiosk, uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – muziekkiosk;
c
speelvoorzieningen;
d fiets- en voetpaden;
e verhardingen voor in- en uitritten;
f parkeervoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op deze gronden mag uitsluitend een muziekkiosk
worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
a Het gebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen- muziekkiosk’ worden gebouwd.
b
De oppervlakte van de muziekkiosk
mag niet meer bedragen dan
c
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erfafscheidingen
mag niet meer dan
b
De bouwhoogte van speeltoestellen
mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a horeca in de vorm van een restaurant/café;
b tuinen, erven en verhardingen;
c parkeervoorzieningen;
d groenvoorzieningen;
e
nutsvoorzieningen;
f
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De voorgevel moet worden
gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van erfafscheidingen
mag niet meer dan
c
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a kantoren;
b bedrijfswoningen;
c tuinen, erven en verhardingen;
d parkeervoorzieningen;
e groenvoorzieningen;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De voorgevel moet worden
gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van erfafscheidingen
mag niet meer dan
c
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
|
De
voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
openbare, sociale, culturele,
maatschappelijke, medische en religieuze doeleinden en onderwijsdoeleinden;
b de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangegeven bouwwerken;
c de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ aangegeven bouwwerken;
d
verkeersdoeleinden, waaronder
ontsluitingswegen, langzaam verkeersroutes en parkeervoorzieningen;
e
groenvoorzieningen;
f
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De voorgevel moet worden
gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van erfafscheidingen
mag niet meer dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De
voor ‘Sport‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a sportvelden;
b aan sportvoorzieningen ondergeschikte detailhandel;
c aan sportvoorzieningen ondergeschikte horeca;
d aan sportvoorzieningen ondergeschikte dienstverlening;
e voorzieningen voor verkeer en verblijf;
f parkeervoorzieningen;
g speelvoorzieningen;
h groenvoorzieningen;
i
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van tribunes mag
niet meer dan
c
De bouwhoogte van erfafscheidingen
mag niet meer dan
d
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De
voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b erkers, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
c verhardingen voor in- en uitritten;
d
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op deze gronden mogen uitsluitend
erkers worden gebouwd ten behoeve van de aangrenzende hoofdgebouwen. Hiervoor
gelden de volgende bepalingen:
a
De
horizontale diepte van een erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
b
De
erker mag over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel
van het hoofdgebouw worden gebouwd.
c
De
bouwhoogte van de erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste
bouwlaag van het hoofdgebouw.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
Op
de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte niet meer dan
-
pergola’s
waarvan de bouwhoogte niet meer dan
-
kinderspeelwerktuigen
waarvan de bouwhoogte niet meer dan
-
verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten (met uitsluiting van reclamemasten), waarvan de bouwhoogte
niet meer dan
b
Op
de gronden gelegen vóór de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte niet meer dan 1
m bedragen, met uitzondering van:
-
pergola’s
waarvan de bouwhoogte niet meer dan
-
overig
tuinmeubilair (zoals genoemd in de Woningwet), waarvan de bouwhoogte niet meer
dan 2 m mag bedragen;
-
verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten (met uitzondering van reclamemasten), waarvan de bouwhoogte
niet meer dan
De
voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf;
b parkeervoorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d speelvoorzieningen;
e de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ aangegeven
bouwwerken;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van palen, masten en
portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer
bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De
voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
waterstaatkundige doeleinden ten
behoeve van waterbeheersing en waterberging;
b
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen;
almede
daaraan ondergeschikt:
c
groenvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
|
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen;
c bed & breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bed & breakfast’;
d de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangegeven bouwwerken;
e de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ aangegeven bouwwerken;
f tuinen, erven en verhardingen;
g water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’/ ’twee-aaneen’/’vrij-staand’/’specifieke bouwaanduiding – patio’ mogen uitsluitend de aangeduide type(n) worden gebouwd.
b Hoofdgebouwen dienen binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
c
De voorgevel moet worden
gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
d De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
e De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
f De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van de specifieke aanduiding:
1 ‘vrijstaand’
mag aan beide zijden niet minder dan
2 ‘twee-aaneen’
mag aan één zijde niet minder dan
3 ‘aaneengebouwd’
mag alleen bij de eindwoningen: niet minder dan 2,5 m bedragen.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
dienen op een afstand van ten minste
c Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
d De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan:
1
2
25% van de oppervlakte van het
bouwperceel, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan
3
4
en met dien verstande, dat de bovengenoemde maten niet mogen worden
overschreden, met uitzondering van een hobbykas van maximaal
e
De goothoogte van een vrijstaand
bijgebouw mag niet meer bedragen dan
f De goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.
g De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de woning.
h
De afstand van een vrijstaand
bijgebouw tot de woning mag niet minder bedragen dan
i In afwijking van het bepaalde onder a en b, mag op de gronden behorende tot de voortuin per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de oppervlakte niet meer mag
bedragen dan maximaal
2
de diepte niet meer mag bedragen
dan
3
de bouwhoogte niet meer mag
bedragen dan
j Voor zover de bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen, ten tijde van het ter inzage leggen het ontwerp van dit bestemmingsplan, groter zijn dan deze regels maximaal toelaten, gelden de bestaande maten als maximale maten.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet
meer dan
2
de bouwhoogte van overkappingen
niet meer dan
3
de bouwhoogte van
kinderspeelwerktuigen niet meer dan
4
de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan
5
de bouwhoogte van
bedrijfsinstallaties niet meer dan
c
De bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet
meer dan
2
de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:
a
van het bepaalde in lid 16.2.2 onder b, voor herbouwen
van een aanbouw, bijgebouw of overkapping tot op minder dan
1
het
aan- en/of bijgebouw of de overkapping wat betreft de situering en afmetingen
past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
2
door
de bouw van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping geen onevenredige
gronden aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning van het uitzicht van de
naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
3
het
aan- en/of bijgebouw of de overkapping is verbonden met het hoofdgebouw aan de
voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel met de voorgevel respectievelijk de
zijgevel van het hoofdgebouw één geheel vormt;
4
de
oppervlakte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste
5
de
goothoogte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste
6
het
gedeelte van het gebouw dat voor de voorgevelrooilijn wordt gebouwd, (geheel of
nagenoeg geheel) gesloten wanden mag hebben;
7
de
afstand tot de weg, indien de bouwgrens overschreden wordt, minimaal
b
van het bepaalde in lid 16.2.2 onder e voor een
goothoogte tot maximaal
1
Er
mag geen tweede bouwlaag ontstaan.
2
De
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen mogen niet onevenredig
worden aangetast.
1
2
35% van de oppervlakte van het
bouwperceel, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan
3
4
d
van het bepaalde in lid 16.2.2 onder h voor een afstand
van en vrijstaande bijgebouw tot het hoofdgebouw tot minder dan
16.4.1 Aan-huis-verbonden beroep
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel is niet toegestaan.
d De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
16.4.2 Bed & breakfast
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een ‘bed & breakfast’ toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De omvang van de activiteit mag
niet meer bedragen dan
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel is niet toegestaan.
d De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie
a
Op deze terreinen mogen ten behoeve van de in
lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk
zijn.
b
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze
gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien
daarvoor ontheffing door burgemeester en wethouders is verleend. Ontheffing
wordt verleend, indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch
onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten
niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
c
Ontheffing, zoals in sub b bedoeld, is niet
vereist, indien:
1
Op basis van aanvullend en/of definitief
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn;
2
Het bouwplan betrekking heeft op wijziging of
vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid
en de bestaande fundering wordt benut;
3
Het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan
d
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen
over het verlenen van een ontheffing als bedoeld in sub b, winnen zij schriftelijk
advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de
archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de
eventueel te stellen voorwaarden verbonden aan de ontheffing.
e
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen
over het verlenen van een ontheffing als bedoeld in sub b, wordt de in artikel 28
voorgeschreven procedure gevolgd.
f
In geval van bouwvergunningverlening is het aan
de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan
archeologische waarnemingen te doen ten tijde van de bouwwerkzaamheden.
a
Het is verboden op of in de in het plangebied gelegen
gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester
en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,
of werkzaamheden uit te voeren:
1
grondwerkzaamheden dieper dan
2
het verlagen van het waterpeil;
3
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard
waarbij stobben worden verwijderd;
4
het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur;
5
het werken met opsporingsapparatuur (waaronder
vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door
het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
b
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod
van sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van aanvullend
en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
c
Het verbod, zoals in sub a bedoeld, is niet van
toepassing, indien:
1 het gaat om onderhouds- en
vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en
werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
2 op basis van aanvullend en/of definitief
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn;
3 de werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van
het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
4 de werken en werkzaamheden op aanvullend of
definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
d
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen
over het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in sub a, winnen zij
schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de
archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de
eventueel te stellen voorwaarden.
e
In geval van aanlegvergunningverlening is het
aan de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan
archeologische waarnemingen te doen ten tijde van het uit te voeren werk.
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie
a
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid
1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd die voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk
zijn.
b
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze
gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien
daarvoor ontheffing door burgemeester en wethouders is verleend. Ontheffing
wordt verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de
bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
c
Ontheffing, zoals in sub b bedoeld, is niet
vereist, indien:
1
Op basis van een aanvullend en/of definitief
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige
archeologische relicten aanwezig zijn;
2
Het bouwplan betrekking heeft op wijziging of
vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid
en de bestaande fundering wordt benut;
3
Het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan
d
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen
over het verlenen van een ontheffing als bedoeld in sub b, winnen zij schriftelijk
advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische
waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te
stellen voorwaarden verbonden aan de ontheffing.
e
Alvorens burgermeester en wethouders beslissen
over het verlenen van een ontheffing als bedoeld in sub b, wordt de in artikel 28
voorgeschreven procedure gevolgd.
f
Indien een bouwvergunning is verleend is het ten
tijde van de bouwwerkzaamheden aan de gemeente Neerijnen of een daardoor
aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen.
a
Het is verboden op of in de in het plangebied
gelegen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester
en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,
of werkzaamheden uit te voeren:
1
grondwerkzaamheden dieper dan
2
het verlagen van het waterpeil;
3
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard
waarbij stobben worden verwijderd;
4
het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur;
5
het werken met opsporingsapparatuur (waaronder
vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door
het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
b
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod
van lid 1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van aanvullend
en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
c
Het verbod, zoals in lid 1 bedoeld, is niet van
toepassing, indien:
1
het gaat om onderhouds- en
vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en
werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
2
op basis van aanvullend en/of definitief
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn;
3
de werken en werkzaamheden:
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
4
de werken en werkzaamheden op aanvullend of
definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
d
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen
over het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 1, winnen zij
schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de
archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de
eventueel te stellen voorwaarden.
e
In geval van aanlegvergunningverlening is het
aan de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan
archeologische waarnemingen te doen ten tijde van het uit te voeren werk.
De voor ‘Waarde - Archeologie
De voor ‘Waarde - Archeologie
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat
- Uiterwaardgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemmingen, mede bestemd voor:
a de afvoer
en doorstroming van rivierwater.
21.2 Bouwregels
a In of op de voor stroomvoerend rivierbed
bestemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van de in lid 21.2 sub b genoemde
riviergebonden en de in lid 21.2 sub c genoemde niet-riviergebonden
activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven
bestemmingen dit toelaten.
b De
riviergebonden activiteiten zijn:
1 de aanleg of wijziging van
waterstaatkundige (kunst)werken;
2 de realisatie van voorzieningen
voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
3 de bouw of wijziging van
scheepswerven;
4 de vestiging of uitbreiding van
overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor
zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
5 de aanleg of wijziging van scheepswerven;
6 de realisatie van natuur;
7 de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
8 de realisatie van voorzieningen die
onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of
9 de winning van oppervlaktedelfstoffen.
c De
niet-riviergebonden activiteiten betreffen:
1 een groot openbaar belang en de activiteit
kunnen redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
2 een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor
bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs
niet uiten het rivierbed worden gerealiseerd;
3 een functieverandering binnen de bestaande
bebouwing; of
4 een activiteit die per saldo meer ruimte voor
de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
d De
activiteiten genoemd onder lid 21.2 sub b en c moeten voldoen aan de volgende
voorwaarden:
1 Er moet sprake zijn van een zodanige situering
en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren va het waterstaatwerk
gewaarborgd blijft.
2 Er mag geen sprake zijn van een feitelijke
belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit.
3 Er moet sprake zijn van een zodanige situering
en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van
het bergend vermogen zo gering mogelijk is.
4 De resterende waterstandseffecten of de afname
van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de
financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
5 En specifiek voor het bepaalde in sub d onder
punt 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden,
waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd
zijn.
e In
afwijking van het bepaalde in lid 21.3 sub a is een aantal kleine, tijdelijke
of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten toegestaan. Deze betreffen:
1 activiteiten als bedoeld in het Besluit
bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken;
2 activiteiten als bedoeld in artikel 4.3.1 van
het Besluit ruimtelijke ordening;
3 een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10%
van de bestaande bebouwing;
4 overige activiteiten van, vanuit rivierkundig
opzicht, ondergeschikt belang;
5 activiteiten ten behoeve van rivierbeheer- of
-verruiming;
6 tijdelijke activiteiten,
7 een en ander mits voldaan wordt aan het
bepaalde in lid 21.2 sub d onder punt 1 tot en met 3.
f Medewerking kan slechts worden verleend na
het bereiken van overeenstemming met de rivierbeheerder.
21.3 Wijzigingsbevoegdheid
a Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de
grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen dan wel de dubbelbestemming
geheel op te heffen, uitsluitend naar aanleiding van en conform door de
Staatssecretaris bekrachtigde wijzigingen in de kaartbijlage van de
'Beleidsregels grote rivieren', Staatscourant 12 juli 2006.
b Indien toepassing wordt gegeven aan de in sub
a bedoelde wijzigingsbevoegdheid, dient de procedure te worden gevolgd als
omschreven in artikel 28 van deze planregels.
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:
a voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
b aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;
c verhardingen;
d groenvoorzieningen.
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden geen gebouwen worden gebouwd.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor het beheer en onderhoud
van de waterkering mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
24.1 Maatvoering
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
24.2 Bebouwingspercentages
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van ter-inzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Onder strijdig gebruik, als bedoeld
in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval verstaan:
a gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
b van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:
1
de overschrijding van de
voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan
2 de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
3 er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
e van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de inhoud per gebouwtje niet meer
dan
2
de bouwhoogte niet meer dan
f van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1
ten behoeve van kunstwerken, geen
gebouwen zijnde, tot niet meer dan
2
ten behoeve van waarschuwings-
en/of communicatiemasten tot niet meer dan
3
ten behoeve van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan
g van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te
wijzigen door:
a
de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Archeologie
b
aan gronden alsnog de dubbelbestemming ‘Waarde -
Archeologie
Met betrekking tot de voorbereiding
van ontheffing ingevolge de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en
wethouders, geldt de volgende procedure:
a Het voornemen wordt
gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad.
b Het voornemen ligt vervolgens
twee weken ter inzage op het gemeentehuis.
c Gedurende de periode van de
terinzagelegging kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar
maken aan het college van burgemeester en wethouders.
d Na afloop van de termijn van de
terinzagelegging beslissen burgemeester en wethouders omtrent ontheffing.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,
mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning
wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde
onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kern Ophemert.
Rosmalen,
mei 2009 Vastgesteld:
23 april 2009
Croonen Adviseurs b.v.