INHOUDSOPGAVE
Artikel 4 Agrarisch met waarden
Artikel 18 Waarde – Archeologie 1
Artikel 19 Waarde – Archeologie 4
Artikel 20 Waterstaat – Uiterwaardgebied
Artikel 21 Waterstaat – Waterkering
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23 Algemene
bouwregels
Artikel 24 Algemene
gebruiksregels
Artikel 25 Algemene
afwijkingsregels
Artikel 26 Algemene
wijzigingsregels
Bijlage: Staat van bedrijfsactiviteiten
In deze planregels wordt verstaan
onder:
plan:
het bestemmingsplan Kern Haaften van de gemeente Neerijnen.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0304.BPhaaften-1005 met de bijbehorende regels en bijlagen.
aanbouw
een aan het hoofdgebouw
gebouwd gebouw, bestaande uit één bouwlaag -gemeten vanaf het peil-, dat
bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel
uitmaakt van het hoofdgebouw.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
archeologisch
deskundige:
De provinciaal of gemeentelijk archeoloog of een andere door het
college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied
van archeologie.
archeologisch
monument:
Terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als
beschermd archeologisch monument.
archeologisch
onderzoek:
Onder archeologisch onderzoek wordt verstaan het verrichten van een
archeologische opgraving, in de zin van de KNA. Een archeologisch onderzoek mag
enkel worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend
door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), beschikkend over
een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet en
werkend
volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
archeologische
verwachting:
De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op
het voorkomen van archeologische relicten.
archeologische
waarde:
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied
voorkomende archeologische relicten.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de
grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag
worden bebouwd.
bedrijf:
een inrichting of
instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken,
opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig
verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
bedrijfswoning:
een woonruimte in of bij een gebouw of op een
terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens
huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein
noodzakelijk is.
aan-huis-verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief,
therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te
stellen beroep of bedrijf dat, in een woonruimte wordt uitgeoefend, inclusief
ondergeschikte productiegebonden detailhandel.
bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd,
vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat zowel bouwkundig als functioneel
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en ten dienste
staat van het hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat
door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren is begrensd.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden,
waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van
goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten,
waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt
gestaan en geholpen.
extensieve dagrecreatie:
recreatieve
activiteit, zoals het bewandelen van hazenpaadjes, die plaats vindt binnen een
periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn
ligging, constructie, afmetingen en functie dan wel gelet op de bestemming als
het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
horecabedrijf:
een bedrijf of instelling gericht op het
verstrekken van logies en van maaltijden en spijzen of van dranken, met daaraan
ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende
terrassen, zoals een hotel, restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café.
inrichting:
elke
door de mens bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen
bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
kantoor:
het
bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in
ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
maaiveld:
de bovenkant van het aansluitende afgewerkte
terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein
het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
omgevingsvergunning:
een vergunning voor
het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
omgevingsvergunning voor het afwijken:
omgevingsvergunning
voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met
toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van
artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het bouwen:
omgevingsvergunning
voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de
Wabo.
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid:
omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op
grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer
voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een
daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor
bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet
in combinatie met elkaar.
terras:
een
voor het publiek toegankelijk onbebouwd, onoverdekt, buitenterrein dat
onderdeel uitmaakt van een (horeca) bedrijf.
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
woonruimte:
een besloten ruimte, die al dan niet tezamen
met één of meer andere ruimten, bestemd is voor de bewoning door één huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand
tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd
oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
breedte,
diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
a voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg
grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende
maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met
3.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
de uitoefening van agrarische
activiteiten;
b
glastuinbouw in de vorm van permanente kassen
ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’;
c
bedrijfswoningen ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijfswoning’;
d
een waterbassin ter plaatse van de
aanduiding ‘ specifieke vorm van agrarisch - waterbassin’;
e
extensieve dagrecreatie;
f tuinen, erven en verhardingen;
g parkeervoorzieningen;
h groenvoorzieningen;
i
nutsvoorzieningen;
j
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
d
De nieuwbouw van kassen is niet toegestaan, behoudens
glastuinbouw ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ tot een maximum van
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a
De voorgevel van de bedrijfswoning moet worden
gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal
b Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
1 De woning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd.
2 De woning mag uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
3 De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
4 De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
c
De maximale gezamenlijke oppervlakte van
bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
d
De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan
e De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Er mogen geen silo’s en mestopslagplaatsen worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan
c De bouwhoogte van het waterbassin ter plaatse van de aanduiding ‘ specifieke vorm van agrarisch - waterbassin’, mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
de uitoefening van agrarische
activiteiten;
b de aanleg en instandhouding van landschappelijke en ecologische waarden;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d wegen en paden;
e extensief recreatief medegebruik.
Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van deze bestemming mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a
Er mag
geen schade worden of kunnen worden toegebracht aan het belang van de
landschappelijke en ecologische waarden.
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
c
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
4.4 Omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van
een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);
b de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
c het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
d het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
e het vellen van bos;
f
het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen
en/of verharde oppervlakten van meer dan
g het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.
4.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van
toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en ecologische waarden van de gronden.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven
die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de
milieucategorieën 1en 2;
b
bedrijfswoningen, uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
c
nutsvoorzieningen in de vorm van (bedrijfs)gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘nutsvoorziening’;
d
de
instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ aangegeven bouwwerken;
e tuinen, erven en verhardingen;
f parkeervoorzieningen;
g groenvoorzieningen;
h
nutsvoorzieningen;
i
nutsvoorzieningen in de vorm van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
j
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a
De voorgevel van de bedrijfswoning moet worden
gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal
b Per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
1 Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- De woning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd.
- De woning mag uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
2 Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer
bedragen dan
- De goothoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
- De bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
b
De maximale gezamenlijke oppervlakte van
bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
c
De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan
d De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ gebouwd worden.
b Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen
uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden
gebouwd.
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan
2
de bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen niet
meer dan
3
de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten niet meer dan
4
de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties niet meer
dan
c
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan
2
de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten niet meer dan
5.3 Afwijking van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a van het bepaalde in 5.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:
1 het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2 van de als bijlage bij de planregels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
2 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a detailhandel;
b tuinen, erven en verhardingen;
c parkeervoorzieningen;
d groenvoorzieningen;
e
nutsvoorzieningen;
f
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De voorgevel moet worden gesitueerd in de
voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan
2
de bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen niet
meer dan
3
de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten niet meer dan
4
de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties niet meer
dan
c
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan
2
de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten niet meer dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a van het bepaalde in 6.1 voor het toestaan van perifere detailhandel, mits:
1 de voorzieningenstructuur in de kern niet onevenredig wordt aangetast;
2 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
3 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
b van het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan van dienstverlening en/of kantoren, mits:
1 de functiewijziging inpasbaar is vanuit een stedenbouwkundig ruimtelijk oogpunt;
2 geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
3 op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
4 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat.
5 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
De
voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
(balie)dienstverlening;
b
maatschappelijk;
c
wonen;
d
tuinen,
erven en verhardingen;
e
parkeervoorzieningen;
f
groenvoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De voorgevel moet worden gesitueerd in de
voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer
dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a van het bepaalde in lid 7.1 voor het toestaan van detailhandel en/of kantoren, mits:
1 de functiewijziging inpasbaar is vanuit een stedenbouwkundig ruimtelijk oogpunt;
2 geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
3 op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
4 bij een omgevingsvergunning ten behoeve van detailhandel de voorzieningenstructuur in de kern niet onevenredig wordt aangetast;
5 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
6 geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
De
voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
groenvoorzieningen;
b
een muziekkiosk, uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – muziekkiosk’;
c
de
instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ aangegeven bouwwerken;
d
speelvoorzieningen;
e fiets- en voetpaden;
f verhardingen voor in- en uitritten;
g parkeervoorzieningen;
h
nutsvoorzieningen;
i
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
Op deze gronden mag uitsluitend een
muziekkiosk worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
a Het gebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen- muziekkiosk’ worden gebouwd.
b
De oppervlakte van de muziekkiosk mag niet meer
bedragen dan
c
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer
dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a horeca in de vorm van een restaurant/(eet)café;
b tuinen, erven en verhardingen;
c parkeervoorzieningen;
d groenvoorzieningen;
e
nutsvoorzieningen;
f
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De voorgevel moet worden gesitueerd in de
voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer
dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan
|
De
voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
openbare, sociale, culturele,
maatschappelijke, medische en religieuze doeleinden en onderwijsdoeleinden;
b de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangegeven bouwwerken;
c de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ aangegeven bouwwerken;
d
verkeersdoeleinden, waaronder
ontsluitingswegen, langzaam verkeersroutes en parkeervoorzieningen;
e
een begraafplaats ter plaatse van de
aanduiding ‘begraafplaats’;
f
een molen ter plaatse van de
‘specifieke bouwaanduiding – molen’;
g
groenvoorzieningen;
h
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b
De voorgevel moet worden gesitueerd in de
voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer
dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De
voor ‘Sport‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a sportvelden;
b aan sportvoorzieningen ondergeschikte detailhandel;
c aan sportvoorzieningen ondergeschikte horeca;
d aan sportvoorzieningen ondergeschikte dienstverlening;
e voorzieningen voor verkeer en verblijf;
f parkeervoorzieningen;
g speelvoorzieningen;
h groenvoorzieningen;
i
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van tribunes mag niet meer dan
c
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer
dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De
voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b erkers, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
c verhardingen voor in- en uitritten;
d
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen.
Op deze gronden mogen uitsluitend erkers worden
gebouwd ten behoeve van de aangrenzende hoofdgebouwen. Hiervoor gelden de
volgende bepalingen:
a
De
horizontale diepte van een erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
b
De
erker mag over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel
van het hoofdgebouw worden gebouwd.
c
De
bouwhoogte van de erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste
bouwlaag van het hoofdgebouw.
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
Op de
gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte maximaal
-
pergola’s
waarvan de bouwhoogte maximaal
-
kinderspeelwerktuigen
waarvan de bouwhoogte maximaal
-
verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten (met uitsluiting van reclamemasten), waarvan de
bouwhoogte maximaal
b
Op de
gronden gelegen vóór de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte maximaal
-
pergola’s
waarvan de bouwhoogte maximaal
-
overig
tuinmeubilair (zoals genoemd in de Woningwet), waarvan de bouwhoogte maximaal
-
verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten (met uitzondering van reclamemasten), waarvan de
bouwhoogte maximaal
De
voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf;
b parkeervoorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d speelvoorzieningen;
e garageboxen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – garagebox’;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:
a
De bouwhoogte van garageboxen ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – garagebox’ mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor
geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De
voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
waterstaatkundige doeleinden ten
behoeve van waterbeheersing en waterberging;
b
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen;
alsmede
daaraan ondergeschikt:
c
groenvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan
|
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen;
c bedrijven aan huis uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’;
d detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
e de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangegeven bouwwerken;
f de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ aangegeven bouwwerken;
g een toren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - toren’;
h tuinen, erven en verhardingen;
i water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
De bouwhoogte van de toren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – toren’ mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’/’twee-aaneen’/’vrij-staand’/’gestapeld’/‘specifieke bouwaanduiding – patio’ mogen uitsluitend de aangeduide type(n) worden gebouwd.
b Hoofdgebouwen dienen binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
c
De voorgevel moet worden gesitueerd in de
voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan
d De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
e De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
f De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van de specifieke aanduiding:
1 ‘vrijstaand’
mag aan beide zijden niet minder dan
2 ‘twee-aaneen’
mag aan één zijde niet minder dan
3 ‘aaneengebouwd’ mag alleen bij de eindwoningen: niet minder
dan 2,5 m bedragen.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een
afstand van ten minste
c Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
d De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan:
1
2
25% van de oppervlakte van het bouwperceel,
indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan
3
4
en
met dien verstande, dat de bovengenoemde maten niet mogen worden overschreden,
met uitzondering van een hobbykas van maximaal
e
De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag
niet meer bedragen dan
f De goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.
g De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de woning.
h
De afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de
woning mag niet minder bedragen dan
i In afwijking van het bepaalde onder a en b, mag op de gronden behorende tot de voortuin per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de oppervlakte niet meer mag bedragen dan
maximaal
2
de diepte niet meer mag bedragen dan
3
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
j Voor zover de bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen, ten tijde van het ter inzage leggen het ontwerp van dit bestemmingsplan, groter zijn dan deze regels maximaal toelaten, gelden de bestaande maten als maximale maten.
k Bedrijven aan huis in bijgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’ toegelaten.
l Detailhandel in bijgebouwen is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ toegelaten.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan
2
de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan
3
de bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen niet
meer dan
4
de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten niet meer dan
5
de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties niet meer
dan
c
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan
1
de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan
2
de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen,
antennes en vlaggenmasten niet meer dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken:
a
van het bepaalde in lid 15.2.2 onder b, voor herbouwen
van een aanbouw, bijgebouw of overkapping tot op minder dan
1
het
aan- en/of bijgebouw of de overkapping wat betreft de situering en afmetingen
past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
2
door de
bouw van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping geen onevenredige gronden
aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning van het uitzicht van de
naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
3
het
aan- en/of bijgebouw of de overkapping is verbonden met het hoofdgebouw aan de
voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel met de voorgevel respectievelijk de
zijgevel van het hoofdgebouw één geheel vormt;
4
de
oppervlakte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste
5
de
goothoogte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste
6
het
gedeelte van het gebouw dat voor de voorgevelrooilijn wordt gebouwd, (geheel of
nagenoeg geheel) gesloten wanden mag hebben;
7
de
afstand tot de weg, indien de bouwgrens overschreden wordt, minimaal
b
van het bepaalde in lid 15.2.2 onder e voor een
goothoogte tot maximaal
1
Er mag
geen tweede bouwlaag ontstaan.
2
De
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen mogen niet
onevenredig worden aangetast.
1
2 35%
van de oppervlakte van het bouwperceel, indien het bouwperceel een oppervlakte
heeft van meer dan
3
4
d van het bepaalde in lid
15.2.2 onder h voor een afstand van en vrijstaande bijgebouw tot het
hoofdgebouw tot minder dan
15.4.1 Aan-huis-verbonden beroep
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel is niet toegestaan.
d De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 15.1voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als
nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen
van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel is niet toegestaan.
d De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse gastransportleidingen.
16.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
a
bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van
de ondergrondse gastransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van
16.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a van het bepaalde in 16.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
1 het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd;
2 het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding – Gas’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
a De in lid 16.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening zijn gewaarborgd.
b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse rioolpersleidingen.
17.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
a
bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van
17.3 Afwijking
van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a van het bepaalde in 17.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
1 het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd;
2 het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Riool’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
Het in lid 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
a De in lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening zijn gewaarborgd.
b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid sub 17.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie
a
Op deze terreinen mogen ten behoeve van de in
lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk
zijn.
b
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze
gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien
daarvoor een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde onder a is
verleend. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien mede op basis van
aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de
archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of
kunnen worden geschaad.
c
Een omgevingsvergunning, zoals in sub b bedoeld,
is niet vereist, indien:
1
Op basis van aanvullend en/of definitief
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn.
2
Het bouwplan betrekking heeft op wijziging of
vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt
uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
3
Het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan
d
Alvorens het bevoegd gezag beslist over het
verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sub b, wint zij schriftelijk
advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de
archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de
eventueel te stellen voorwaarden verbonden aan de omgevingsvergunning.
e
In geval van verlening van een
omgevingsvergunning voor het bouwen is het aan de gemeente Neerijnen of een
daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te
doen ten tijde van de bouwwerkzaamheden.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a
Het is verboden op of in de in het plangebied
gelegen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1
grondwerkzaamheden dieper dan
2
het verlagen van het waterpeil;
3
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard
waarbij stobben worden verwijderd;
4
het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur;
5
het werken met opsporingsapparatuur (waaronder
vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door
het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
b
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod
van sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van aanvullend
en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
c
Het verbod, zoals in sub a bedoeld, is niet van
toepassing, indien:
1 het gaat om onderhouds- en
vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en
werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
2 op basis van aanvullend en/of definitief
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn;
3 de werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van
het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
4 de werken en werkzaamheden op aanvullend of
definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
d
Alvorens het bevoegd gezag beslist over het
verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, wint zij schriftelijk
advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de
archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de
eventueel te stellen voorwaarden.
e
In geval van verlening van de
omgevingsvergunning is het aan de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen
partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van het
uit te voeren werk.
De voor ‘Waarde - Archeologie
20.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat -
Uiterwaardgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen,
mede bestemd voor:
a de afvoer
en doorstroming van rivierwater.
20.2 Bouwregels
a In of op de voor stroomvoerend
rivierbed bestemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van de in lid 20.2 sub b
genoemde riviergebonden en de in lid 20.2 sub c
genoemde niet-riviergebonden activiteiten worden
gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten.
b De riviergebonden activiteiten zijn:
1 de aanleg of wijziging van waterstaatkundige
(kunst)werken;
2 de realisatie van voorzieningen voor een
betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
3 de bouw of wijziging van scheepswerven;
4 de vestiging of uitbreiding van
overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover
de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
5 de aanleg of wijziging van scheepswerven;
6 de realisatie van natuur;
7 de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
8 de realisatie van voorzieningen die
onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of;
9 de winning van oppervlaktedelfstoffen.
c De niet-riviergebonden activiteiten betreffen:
1 een groot openbaar belang en de activiteit
kunnen redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
2 een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang
voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan
redelijkerwijs niet uiten het rivierbed worden gerealiseerd;
3 een functieverandering binnen de bestaande
bebouwing; of
4 een activiteit die per saldo meer ruimte voor
de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
d De
activiteiten genoemd onder lid 20.2 sub b en c moeten voldoen aan de volgende
voorwaarden:
1 Er moet sprake zijn van een zodanige situering
en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren va het waterstaatwerk
gewaarborgd blijft.
2 Er mag geen sprake zijn van een feitelijke
belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit.
3 Er moet sprake zijn van een zodanige situering
en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van
het bergend vermogen zo gering mogelijk is.
4 De resterende waterstandseffecten of de
afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd,
waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd
zijn.
5 En specifiek voor het bepaalde in sub d onder
punt 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden,
waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd
zijn.
e In
afwijking van het bepaalde in lid 20.2 sub a is een aantal kleine, tijdelijke
of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten toegestaan. Deze betreffen:
1
een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de
bestaande bebouwing;
2
overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht,
ondergeschikt belang;
3
activiteiten ten behoeve van rivierbeheer- of
-verruiming;
4
tijdelijke activiteiten;
5
een en ander mits voldaan wordt aan het bepaalde in lid
19.2 sub d onder punt 1 tot en met 3.
f Medewerking kan slechts worden verleend na
het bereiken van overeenstemming met de rivierbeheerder.
20.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd om de grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen dan
wel de dubbelbestemming geheel op te heffen, uitsluitend naar aanleiding van en
conform door de Staatssecretaris bekrachtigde wijzigingen in de kaartbijlage
van de 'Beleidsregels grote rivieren', Staatscourant 12 juli 2006.
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
b aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;
c verhardingen;
d groenvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de
waterkering mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 21.2 om te bouwen ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de volgende regels:
a De bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen.
b Het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
23.1 Maatvoering
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
23.2 Bebouwingspercentages
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval
verstaan:
a gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.
25.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:
1
de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet
meer mag bedragen dan
2 de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
3 er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
e van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de inhoud per gebouwtje niet meer dan
2
de bouwhoogte niet meer dan
f van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen
zijnde, tot niet meer dan
2
ten behoeve van waarschuwings- en/of
communicatiemasten tot niet meer dan
3
ten behoeve van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, tot niet meer dan
g van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
25.2 Zone
ontheffingsgebied
Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - ontheffingsgebied’ een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bestemmingsregels teneinde detailhandel en/of ambachtelijke bedrijven te vestigen, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a Bij de omgevingsvergunning ten behoeve van detailhandel mag de voorzieningenstructuur in de kern niet onevenredig worden aangetast.
b Bij de omgevingsvergunning ten behoeve van een ambachtelijke bedrijf dient deze milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de omgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
c Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefklimaat.
d Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
e De omgevingsvergunning mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
26.1 Waarde
- Archeologie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te
wijzigen door:
a
de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Archeologie
b
aan gronden alsnog de dubbelbestemming ‘Waarde -
Archeologie
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd, ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone –
wijzigingsgebied
a
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
c
De afstand van bebouwing tot de aanduidingsgrens mag niet minder bedragen dan
d De wijziging dient inpasbaar te zijn vanuit een stedenbouwkundig ruimtelijk oogpunt.
e De wijziging dient economisch uitvoerbaar te zijn.
f Er mag geen sprake zijn van archeologische belemmeringen.
g Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
h Er dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd, ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone –
wijzigingsgebied
a Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 2.
b De woningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd.
c
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
e
De diepte mag niet meer bedragen dan
f De wijziging dient inpasbaar te zijn vanuit een stedenbouwkundig ruimtelijk oogpunt.
g De wijziging dient economisch uitvoerbaar te zijn.
h Er mag geen sprake zijn van archeologische belemmeringen.
i Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
j Er dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien.
26.4 wro-zone
– wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd, ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone –
wijzigingsgebied
a
Het
aantal nieuw te bouwen woningen mag niet meer bedragen dan 3.
b
De woningen mogen uitsluitend vrijstaand en/of
twee-aaneen worden gebouwd.
c
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
d
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
e
De
diepte mag niet meer bedragen dan
f
De
wijziging dient inpasbaar te zijn vanuit een stedenbouwkundig ruimtelijk
oogpunt.
g
De
wijziging dient economisch uitvoerbaar te zijn.
h Er mag geen sprake zijn van archeologische belemmeringen.
i
Er mag
geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
j
Er
dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien.
26.5 wro-zone
– wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd, ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone –
wijzigingsgebied
a Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1.
b De woning mag uitsluitend vrijstaand worden gebouwd.
c
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
e
De diepte mag niet meer bedragen dan
f
De
wijziging dient inpasbaar te zijn vanuit een stedenbouwkundig ruimtelijk
oogpunt.
g
De
wijziging dient economisch uitvoerbaar te zijn.
h Er mag geen sprake zijn van archeologische belemmeringen.
i
Er mag
geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
j
Er
dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien.
26.6 wro-zone
– wijzigingsgebied 5
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd, ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone –
wijzigingsgebied
a Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1 indien vrijstaand wordt gebouwd, en niet meer dan 2 indien twee-aaneen wordt gebouwd.
b De woning(en) mag/mogen uitsluitend vrijstaand of twee-aaneen worden gebouwd.
c
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
e
De diepte mag niet meer bedragen dan
f
De
wijziging dient inpasbaar te zijn vanuit een stedenbouwkundig ruimtelijk
oogpunt.
g
De
wijziging dient economisch uitvoerbaar te zijn.
h Er mag geen sprake zijn van archeologische belemmeringen.
i
Er mag
geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
j
Er dient
op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien.
a
Een bouwwerk
dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning
voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
1
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2
na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b
Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk
als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c
Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige
gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen
in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde
onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer
dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten
of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing
op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Kern Haaften.
Rosmalen, december 2010 Vastgesteld 9 december 2010
Croonen Adviseurs b.v. Onherroepelijk
4 maart 2011