Artikel 1.1 Begrippen
In deze planregels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan “Bieshorstlaan 69” van de gemeente Zutphen;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0301.bp1203Bieshorst69-on01.gml met de bijbehorende regels;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de planregels regels worden gestel ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van gronden;
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig en daarmee gelijk te stellen beroep dat in of bij een woning wordt uitgeoefend (met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen) door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
aanlegvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
begane grond:
de verdieping van een gebouw die ter plaatse van de hoofdtoegang rechtstreeks toegankelijk is vanaf het maaiveld, en waartoe ten behoeve van het toelaatbare gebruik mede wordt gerekend eventuele kelders, onderbouwen en/of souterrains;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar volgens de planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
consumentverzorgende bedrijfsactiviteit:
het als eenmanszaak beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht
op consumentenverzorging, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumen-
tenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van
de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en de daarbij behorende
bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehand-
haafd en de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van de woonfunctie; de
volgende consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten zijn met inachtneming van de hier
gestelde voorwaarden toelaatbaar: fotograaf, autorijschool, bloemschikker, decorateur,
fietsenreparateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, pottenbakker,
instrumentenmaker, kaarsenmaker, klompenmaker, lijstenmaker, loodgieter, meubelma-
ker, computerservice (o.a. systeembouw/-analyse), schoonheidsspecialiste, kapsalon,
reisorganisatie (kleinschalig), koeriersdienst, prothesemaker, reparatie van kleine consu-
mentenartikelen (antiek/radio’s TV’s/horloges ets.) en glazenwasser;
carport:
gebouwde overkapping voor de stalling van motorvoertuigen, waarvan in ieder geval de naar de straat gekeerde zijde geen wand heeft;
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
dienstverlening: het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden.
eerste verdieping:
de verdieping van een gebouw die gelijk boven de begane grondverdieping is gebouwd;
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
goot, druiplijn, boeiboord:
constructie of de overgang van gevel- naar dakvlak;
grondgebonden woning:
een woning die direct met de grond is verbonden, en die niet als een gestapelde woning is aan te merken;
hoofdverblijf:
het adres dat fungeert als het centrum van iemands sociale en maatschappelijke activiteiten en dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving als woonadres;
huishouden:
onder een huishouden wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;
kantoor:
het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden;
kap:
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak;
openbare weg:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
peil:
het peil voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, is de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van de openbare weg waarop het desbetreffende gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde is georiënteerd;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
raamprostitutie:
een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
verbeelding:
de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 blad, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven;
voortuin:
gronden met de bestemming tuin die zijn gesitueerd aan de voorzijde van de woning;
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
woning:
een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
zelfstandige woonruimte:
het kenmerk van een zelfstandige woonruimte is, dat deze een eigen toegang heeft en door 1 huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte (art. 30 huisvestingswet). Elke andere situatie moet derhalve worden aangemerkt als onzelfstandige woonruimte.