Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Gemengd

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, die staan vermeld in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in de bijlage bij deze regels;

  2. kantoren;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is een nutsvoorziening toegestaan;

  4. parkeervoorzieningen, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de gemiddelde parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie nummer 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie';

  5. bij de bestemming passende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen;

 

3.2 Bouwregels

Op of in de gronden als bedoeld in artikel 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag binnen het bouwvlak ten hoogste zoveel bedragen als aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', met inachtneming van de parkeernorm als opgenomen in 3.1 sub d;

  3. de goothoogte en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. de bouwhoogte van palen, masten, verkeerstekens en technische installaties mag niet meer bedragen dan 12 m;

  2. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn en op ten minste 1 m van de weg of het openbaar groen mag niet meer bedragen dan 2 m;

  3. de hoogte van overige erf- of terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;

  4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 7 m.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 sub a ten behoeve van het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander soort bedrijf, dan het in dat lid bedoelde, indien:

  1. het een ander soort bedrijf is, dat in de van deze regels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten is vermeld als categorie 1 t/m 2, danwel indien dat bedrijf niet voorkomt op genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten, het daarmee gelijk te stellen is naar de gevolgen van de omgeving;

  2. het ander soort bedrijf geen opslag van goederen in de open lucht inhoudt of met zich meebrengt en;

  3. het ander soort bedrijf geen detailhandel of horeca betreft.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen, paden, plantsoen en park, ecologische beplantingen daaronder mede begrepen;

  2. voet- en fietspaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. kunstobjecten;

  5. geluidwerende voorzieningen in de vorm van geluidswallen en/of geluidsschermen;

  6. voorzieningen ten behoeve van water, zoals taluds en oevers en ten behoeve van de waterhuishouding, zoals riolering en waterafvoer.

 

4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 4.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen, behoudens speelvoorzieningen, kunstobjecten, palen en masten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 7 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van palen, masten, verkeerstekens, technische installaties mag niet meer bedragen dan 12 m;

  3. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

4.3 Ontheffing van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van de aanleg van parkeervoorzieningen, mits:

  1. de behoefte daaraan op de plaats waar de aanleg gewenst wordt geacht, voldoende vaststaat, en;

  2. het structurele karakter van de groenzone gehandhaafd blijft.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 5 Horeca

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een hotel, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een restaurant;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is een nutsvoorziening toegestaan;

  3. parkeervoorzieningen, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de gemiddelde parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie nummer 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie';

  4. bij de bestemming behorende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen, erven, groenvoorzieningen en overige voorzieningen;

 

5.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

5.2.1 Gebouwen

Gebouwen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag binnen het bouwvlak ten hoogste zoveel bedragen als aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', met inachtneming van de parkeernorm als opgenomen in 5.1 sub c;

  3. de goothoogte en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouw zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. de bouwhoogte voor palen, masten, verkeerstekens, technische installaties maximaal 12 m hoog;

  2. erf- of perceelafscheidingen, op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn en op ten minste 1 m van de weg of het openbaar groen maximaal 2 m hoog;

  3. overige erf- of terreinafscheidingen maximaal 1 m hoog;

  4. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3 m hoog.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6 Maatschappelijk

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'religie', voor een gebeds- en ontmoetingsruimte;

met daaraan ondergeschikt:

    1. een inpandige verblijfsruimte (dienstwoning) ten behoeve van het bieden van huisvesting/logies aan een persoon, wiens aanwezigheid uit hoofde van zijn functie in de moskee gewenst is;

    2. kantoorruimte;

    3. horeca;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', voor onderwijsdoeleinden;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de gemiddelde parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie nummer 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie';

  3. bij de bestemming behorende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen, erven, terreinen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;

 

6.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 6.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

6.2.1 Gebouwen

Gebouwen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' mogen gebouwen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'religie' is slechts 1 (één) gebouw toegestaan;

  3. het bebouwingspercentage mag binnen het bouwvlak ten hoogste zoveel bedragen als aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', met inachtneming van de parkeernorm als opgenomen in 6.1 sub c;

  4. de goothoogte en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  5. in afwijking van het bepaalde onder d geldt dat de bouwhoogte van een bij de gebedsruimte behorende minaret niet meer mag bedragen dan 15 m;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dienen gebouwen te worden gebouwd met een dove gevel.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouw zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. de bouwhoogte voor palen, masten, verkeerstekens, technische installaties maximaal 12 m;

  2. erf- of perceelafscheidingen, op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn en op ten minste 1 m van de weg of het openbaar groen maximaal 2 m;

  3. overige erf- of terreinafscheidingen maximaal 1 m;

  4. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 7 Sport

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. buiten- en binnensportactiviteiten;
    met daaraan ondergeschikt:

    1. horeca;

    2. een kinderopvang;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de gemiddelde parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie nummer 317, 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie';

  3. bij de bestemming behorende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;

 

7.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 7.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

7.2.1 Gebouwen

Gebouwen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag op het bouwperceel ten hoogste zoveel bedragen als aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', met inachtneming van de parkeernorm zoals opgenomen in artikel 7.1 sub b;

  3. de goot- en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte voor palen, masten, verkeerstekens, technische installaties maximaal 12 m;

  3. erf- of perceelafscheidingen, op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn en op ten minste 1 m van de weg of het openbaar groen maximaal 2 m;

  4. overige erf- of terreinafscheidingen maximaal 1 m;

  5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 8 Tuin

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen;

  2. het hobbymatig houden van dieren;

  3. erftoegangswegen.

 

8.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 8.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

8.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. erf- en terreinafscheidingen mogen worden opgericht tot een bouwhoogte van maximaal 2 m, op ten minste 1 m afstand van de openbare weg of het openbaar groen of het openbaar water.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 9 Verkeer

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, pleinen en parkeervoorzieningen;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. bermen, groen- en speelvoorzieningen;

  4. watergangen en - partijen;

  5. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals riolering en waterafvoer;

  6. bijbehorende voorzieningen, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens, kunstobjecten, nutsvoorzieningen en straatmeubilair;

 

9.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 9.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

9.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m, behoudens palen, masten en verkeerstekens, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 10 Water

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. watergangen en -partijen met daarbij behorende taluds en oevers;

  2. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals riolering en waterafvoer;

  3. overige voorzieningen, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen en kunstobjecten, uitgezonderd zijn steigers en andere aanlegplaatsen.

 

10.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 10.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

10.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. een bouwhoogte van maximaal 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 11 Wonen

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. het uitoefenen van een beroep aan huis, met dien verstande dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 11.4, niet meer mag bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m2;

  3. mantelzorg;

  4. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen, overkappingen, pergola's, vlaggen- en andere masten, schotel- en andere antennes, speeltoestellen en tuinmeubilair;

  5. overige bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeer- en groenvoorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 11.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

11.2.1 Woningen

Woningen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' en 'vrijstaand' mogen woningen worden gebouwd in die hoedanigheid;

  3. binnen een bouwvlak mag tussen twee niet aaneengebouwde woningen de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen of niet minder dan de bestaande afstand, indien die minder dan 3 m is;

  4. de goot- en bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan 6 m respectievelijk
    10 m.

 

11.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. de gezamenlijke oppervlakte (inclusief overkappingen) mag bij elke woning niet meer dan 50% bedragen van de oppervlakte van de bij de woning behorende gronden buiten het bouwvlak;

  2. onverminderd het bepaalde onder a mag de gezamenlijke oppervlakte van vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken (exclusief overkappingen) buiten het bouwvlak bij elke woning niet meer bedragen dan:

    1. 60 m² bij percelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;

    2. 100 m2 bij percelen met een oppervlakte vanaf 1.000 m2;

  3. de goothoogte mag niet meer dan 3,25 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;

  4. de bouwhoogte voor zover gelegen op het zijerf van de naar de weg gekeerde zijgevel van een woning mag niet meer dan 3,25 m bedragen.

 

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van een vlaggenmast maximaal 6 m mag bedragen en de bouwhoogte van een pergola maximaal 3 m;

  2. erf- of perceelsafscheiding gelegen voor (het verlengde) van de voorgevel mag maximaal 1 m zijn.

 

11.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1, ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteit aan huis, in een woning en daarbij behorende bouwwerken, mits:

  1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, maar in ieder geval niet meer dan 75 m²;

  2. geen buitenopslag van goederen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten op de bij de betreffende woning behorende gronden plaatsvindt;

  3. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvindt;

  4. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaats vinden, en

met inachtneming van het bepaalde in artikel 18.2.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 12 Leiding - Leidingstrook

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. een rioolpersleiding.

 

12.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in artikel 12.1, mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.1, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende, andere bestemming dan de in artikel 12.1 bedoelde, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

 

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.4.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 12.4.2, geldt dat het verboden is zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden als bedoeld in artikel 12.1;

  1. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  3. het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden.

 

12.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in sublid 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden;

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen aanlegvergunning was vereist;

    2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende aanlegvergunning.

 

12.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 12.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, danwel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen;

  1. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en;

  2. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 13 Waarde - Archeologie

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vastgestelde en verwachte archeologische waarden.

 

13.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

13.2.1 Begrenzing

Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  1. 'specifieke vorm van waarde - vastgestelde hoge archeologische waarde': voor bodemingrepen groter dan 30 m2 en dieper dan 0,3 m;

  2. 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 200 m2 en dieper dan 0,5 m;

  3. 'specifieke vorm van waarde - middelmatige archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 0,5 m;

  4. 'specifieke vorm van waarde - lage archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 m;

  5. 'specifieke vorm van waarde - onbekende archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 m;

  6. 'specifieke vorm van waarde - oppervlaktewater': voor bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 m, waarbij geldt dat gebieden waar de waterdiepte groter is dan 1,50 m buiten beschouwing blijven.

 

13.2.2 Verlenen van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 13.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

 

13.2.3 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunnung voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen, kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

 

13.2.4 Verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

13.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door:

  1. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 13.2.1 betrekking op hebben te vergroten en/of te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is; of

  2. de oppervlaktes en/of dieptes als genoemd in artikel 13.2.1 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.