Toelichting
Bestemmingsplan "Giese Pan"
Gemeente Zevenaar
Datum |
27 november 2013 |
Gemeente |
Zevenaar |
Webadres gemeente |
www.zevenaar.nl |
|
http://0299.roview.net |
Contactpersoon gemeente |
Brenda van der Meer-Harmsen |
Kenmerk |
IN13.1303 (B&W) |
Identificatienummer (IDN) |
NL.IMRO.0299.BP05GIESEPAN-VA01 |
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 2
1 Inleiding 3
PARAGRAAF 1.1 Aanleiding 3
PARAGRAAF 1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied 3
PARAGRAAF 1.3 Vigerend bestemmingsplan 5
PARAGRAAF 1.4 Opzet van het bestemmingsplan 6
PARAGRAAF 1.5 Leeswijzer 7
2 Beschrijving bestaande situatie 8
PARAGRAAF 2.1 Inleiding 8
PARAGRAAF 2.2 Voorgeschiedenis 8
PARAGRAAF 2.3 Argumentatie legalisering 9
PARAGRAAF 2.4 Beschrijving bestaande situatie 9
PARAGRAAF 2.5 Beschrijving toekomstige situatie 10
3 Uitgangspunten 11
PARAGRAAF 3.2 Bouwvlak en bebouwingspercentage 11
PARAGRAAF 3.3 Maximale bouwhoogte 11
PARAGRAAF 3.4 Beeldkwaliteit 11
PARAGRAAF 3.5 Milieuaspecten 12
PARAGRAAF 3.6 Archeologie en cultuurhistorie 12
PARAGRAAF 3.7 Kabels, leidingen en straalpaden 12
PARAGRAAF 3.8 Overige uitgangspunten 12
4 Beleidskader 13
PARAGRAAF 4.1 Inleiding 13
PARAGRAAF 4.3 Provinciaal beleid 16
PARAGRAAF 4.4 Regionaal beleid 19
PARAGRAAF 4.5 Gemeentelijk beleid 19
5 Milieu- en waardenaspecten 21
PARAGRAAF 5.1 Geluid 21
PARAGRAAF 5.2 Luchtkwaliteit 22
PARAGRAAF 5.3 Bodem 22
PARAGRAAF 5.4 Externe veiligheid 23
PARAGRAAF 5.5 Bedrijven en milieuzonering 26
PARAGRAAF 5.7 Flora en fauna 30
PARAGRAAF 5.8 Archeologie en cultuurhistorie 31
PARAGRAAF 5.9 Kabels, leidingen en straalpaden 33
6 Wijze van bestemmen 34
PARAGRAAF 6.1 Algemeen 34
PARAGRAAF 6.2 Hoofdstukopbouw van de regels 35
PARAGRAAF 6.3 Beschrijving per bestemming en aanduiding 37
7 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 39
PARAGRAAF 7.1 Economische uitvoerbaarheid 39
PARAGRAAF 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 39
8 Procedure 43
PARAGRAAF 8.1 Overleg 43
9 Conclusie 44
Bijlagen bij de toelichting 45
1. Situering plangebied
2. Rapport Witteveen+Bos, ons kenmerk I13.4497
3. Vooroverleg reacties
- Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
- VROM Inspectie
- Provincie Gelderland
- Rijkswaterstaat
- Waterschap Rijn en IJssel
4. Vergunning PPC opbouw Giese Pan 1974
HOOFDSTUK 1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de achtergronden en de locatie van het plangebied. Daarnaast geeft het een overzicht van de opbouw van dit bestemmingsplan.
PARAGRAAF 1.1 Aanleiding
Aan de rand van Giesbeek en het recreatiegebied het Rhederlaag, in de gemeente Zevenaar, bevindt zich het complex Giese Pan. Het is buitendijks aan het water gelegen. Het betreft een wooncomplex met in totaal 28 wooneenheden en een voormalige dienstwoning. Voor het gebied geldt een bestemmingsplan uit 1989. De gemeente Zevenaar heeft het voornemen om van het gehele gemeentelijke grondgebied recente bestemmingsplannen beschikbaar te hebben. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening moet om de tien jaar het bestemmingsplan worden herzien. Het bestemmingsplan voor de Giese Pan is inmiddels ouder dan tien jaar en er is in 2004 een legalisatieproces opgestart. Om deze redenen is de gemeente voornemens het bestemmingsplan te herzien.
Hiernaast is gebleken dat, alhoewel het complex is bestemd voor verblijfsrecreatie, de woningen binnen het complex in de praktijk reeds sinds jaren in gebruik zijn als permanente woning. Het vigerende bestemmingsplan sluit permanente bewoning expliciet uit. De gemeente wil daarom de planologische regeling in overeenstemming brengen met de feitelijke situatie. Een bestemming voor (recreatie)woningen doet in de ogen van de gemeente meer recht aan de bestaande situatie, zonder daarbij de waterhuishoudkundige belangen van de locatie (gelegen aan de rand van de uiterwaarden van de IJssel) in het gedrang te brengen. In onderhavige toelichting wordt de inhoud van de plannen toegelicht.
PARAGRAAF 1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied
Het plangebied is gelegen aan de uiterst westelijke rand van de kern Giesbeek. Het ligt tevens aan de rand van het recreatiecomplex het Rhederlaag. Het Rhederlaag is een recreatiegebied met in totaal 300 ha aan wateroppervlak. Het recreatiegebied is ontstaan als gevolg van ontgrondingen en een verlegging van de rivier de IJssel. In de vroegere situatie lagen Giesbeek en onderhavig plangebied direct aan de IJssel. Het recreatiegebied Rhederlaag bevat onder meer diverse stranden, jachthavens, campings, horeca en een bungalowpark.
Het complex de Giese Pan is gelegen aan het water en ligt direct naast een jachthaven. Aan de andere zijde van het complex bevindt zich een jachtwerf (stalling en reparatie van boten). Het complex wordt ontsloten via de Rhedense Veerweg, een straat die aansluit op de Kerkstraat en verderop doodloopt (c.q. verboden is voor gemotoriseerd verkeer).
PARAGRAAF 1.3 Vigerend bestemmingsplan
Algemeen
Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan ‘Rhederlaag, recreatie appartementen’. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Angerlo d.d. 19-12-1988 en goedgekeurd door GS d.d. 23 maart 1989.
Complex Giese Pan
In dit bestemmingsplan is het complex gelegen binnen de bestemming ‘Recreatie appartementen’. Deze gronden zijn bestemd voor recreatieappartementen, een dienstwoning en de daarbij behorende voorzieningen, waaronder horecavoorzieningen. Recreatieappartementen zijn gedefinieerd als woningen voor bewoners die hun hoofdverblijf elders hebben.
Onder verboden gebruik wordt onder meer verstaan: een gebruik ten behoeve van permanente bewoning, uitgezonderd in de dienstwoning. Vrijstelling kan worden verleend indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Gebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak en ten behoeve van recreatieappartementen met een maximale bouwhoogte van 10 m. Er is maximaal één dienstwoning toegestaan met een maximale inhoud van 600 m³ en een maximale goothoogte van respectievelijk 4,5 en 7,5 m. Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 25%. Binnen de gehele bestemming, dus ook buiten het bouwvlak, zijn andere bouwwerken (bouwwerken, geen gebouw zijnde) toegestaan met een maximale hoogte van 2 m.
Daarnaast is de bestemming ‘landschapsverzorging’ van toepassing ten behoeve van de groenstroken. Hier zijn geen gebouwen mogelijk. Ook zijn er enkele bestemmingen opgenomen die specifiek van toepassing zijn op het water en waterstaatkundige doeleinden (‘water’, ‘waterkering’, ‘rivieroever’). Ten slotte is er nog sprake van de dubbelbestemming ‘waterstaatdoeleinden’. Deze gronden zijn bedoeld voor de afvoer van hoog opperwater, sediment en ijs, voor de waterhuishouding en voor verkeer te water. Deze gronden mogen alleen worden gebruikt ten behoeve van deze bestemming. Bebouwing is, behoudens in de vorm van andere-bouwwerken t.b.v. bebakening, niet toegestaan.
Jachtwerf
Binnen het bestemmingsplan ‘Rhederlaag, recreatie appartementen’ is ook de naastgelegen jachtwerf opgenomen. Er is niet gedefinieerd wat onder een jachtwerf wordt verstaan. De jachtwerf is niet binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan opgenomen, aangezien deze al is opgenomen binnen het bestemmingsplan ‘Ruimte voor de Rivier’. Binnen dit bestemmingsplan heeft het bedrijf de bestemming ‘mobiele bootservice’. De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
de waterhuishouding;
de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
een servicestation voor het verkeer te water;
één dienstwoning.
Er is niet specifiek gedefinieerd wat wordt verstaan onder een ‘servicestation voor het verkeer te water’.
Jachthaven
De aangrenzende jachthaven is gelegen in het bestemmingsplan ‘Ruimte voor de Rivier’. De gronden zijn bestemd als ‘Jachthaven’. Hier is onder meer een jachthaven als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder e van de (inmiddels ingetrokken) Wet op de openluchtrecreatie toegestaan, met een capaciteit van maximaal 480 plaatsen.
PARAGRAAF 1.4 Opzet van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is opgesteld binnen de vigeur van de Wet ruimtelijke ordening, die sinds 1 juli 2008 van kracht is. Hierin is een wettelijke verplichting opgenomen om bestemmingsplannen en andere ruimtelijke besluiten in digitale vorm vast te stellen. In de Wro zijn nadere regelingen opgenomen om het betrouwbaar beschikbaar stellen en vergelijkbaar maken van ruimtelijke plannen en besluiten te bevorderen. Dit door het gebruik van standaarden voor de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling en voor de opzet en inrichting van de regels die bij een bestemmingsplan worden gegeven.
Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en in die vorm vastgesteld. Een volledige verbeelding daarvan op papier wordt gelijktijdig vastgesteld. De volledige verbeelding op papier voor dit bestemmingsplan omvat deze toelichting, de bijlagen bij de toelichting, de regels, de bijlagen bij de regels en een plankaart (verbeelding). Indien na vaststelling de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan en die van de verbeelding daarvan op papier tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstgenoemde vorm bepalend.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
PARAGRAAF 1.5 Leeswijzer
Het volgende hoofdstuk omvat de beschrijving van de huidige situatie, waarna het derde hoofdstuk een omschrijving van de uitgangspunten van dit bestemmingsplan bevat.
Het vierde hoofdstuk geeft een korte omschrijving van het geldende beleid van de diverse betrokken overheden en de conclusies van een toetsing aan dit beleid weer.
In het vijfde hoofdstuk vindt toetsing plaats van de milieu- en waardenaspecten. Het zesde hoofdstuk bevat de juridische toelichting, met een beschrijving en onderbouwing van hoe de plankaart en de regels opgebouwd zijn.
Het bestemmingsplan dient ook financieel en maatschappelijk haalbaar te zijn, dat is het onderwerp van hoofdstuk zeven. Hoofdstuk acht omvat een beschrijving van de procedure en ten slotte geeft hoofdstuk 9 een conclusie.
HOOFDSTUK 2 Beschrijving bestaande situatie
In dit hoofdstuk is de bestaande situatie van de Giese Pan beschreven en hoe deze verankerd is in het bestemmingsplan.
PARAGRAAF 2.1 Inleiding
Bij de beschrijving van de bestaande situatie is uitgegaan van de bij de gemeente beschikbare informatie. Ingegaan is op de voorgeschiedenis, het legalisatieproces, een algemene gebiedsbeschrijving van de huidige situatie en een beschrijving van de toekomstige situatie.
PARAGRAAF 2.2 Voorgeschiedenis
In 1988 is het bestemmingsplan "Rhederlaag, recreatie appartementen" vastgesteld ten behoeve van de bouw van 28 recreatieappartementen. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de toenmalige gemeente Angerlo en vervolgens in 1989 door Gedeputeerde Staten van Gelderland goedgekeurd. Pas later, vanaf 2002 zijn de appartementen gerealiseerd, nadat door de eigenaar van het terrein pogingen waren gedaan om de bestemming ‘recreatieappartementen’ te vervangen door een woonbestemming voor enkele woningen. De appartementen waren in ieder geval gerealiseerd voor 31 oktober 2003, de datum die door Provinciale Staten wordt aangehouden bij het wel of niet meewerken aan legalisering. Vanaf de realisatie werd een aantal appartementen gebruikt voor permanente bewoning. Ook in het recreatiewoningencomplex Riverparc deed deze zich situatie voor. Dit was aanleiding voor de gemeente om een onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden om te komen tot legalisering van de onrechtmatige bewoning van beide complexen. Conclusie uit het onderzoek was dat handhaving nagenoeg onuitvoerbaar was.
Door de raad van de gemeente Angerlo is op 20 december 2004 besloten om onder voorwaarden medewerking te verlenen aan een functiewijziging waarbij permanente bewoning van de recreatiewoningen op Riverparc en de Giese Pan planologisch mogelijk zou worden gemaakt. Ter uitvoering van dit beleid is op 21 december 2006 een intentieovereenkomst gesloten tussen de Stichting Woonbelangen Rhedermeer, Vereniging van eigenaren Giese Pan en de gemeente Zevenaar. De gemeente Zevenaar omdat de gemeente Angerlo inmiddels was opgegaan in de gemeente Zevenaar. Doel was de voorwaarden te beschrijven waaronder de gemeente Zevenaar bereid was over te gaan tot deze gewenste planologische aanpassing. Tijdens de voorbereiding van de planherzieningen bleken de belangen van Giese Pan en Riverparc zodanig anders te liggen dat besloten werd tot een gescheiden aanpak. Riverparc is qua schaal en uitvoering een min of meer zelfstandig complex terwijl de Giese Pan ruimtelijke/stedenbouwkundig een geheel vormt met het dorp Giesbeek.
De permanente bewoning van de recreatiewoningen op Riverparc is inmiddels afgerond met vaststelling van het bestemmingsplan ‘Riverparc’ door de gemeenteraad op 18 april 2012. Dit bestemmingsplan is inmiddels onherroepelijk geworden.
PARAGRAAF 2.3 Argumentatie legalisering
De gemeente Zevenaar heeft al spoedig nadat de voormalige gemeente Angerlo was overgegaan naar de gemeente Zevenaar het dossier ‘permanente bewoning recreatiewoningen’ van de toenmalige gemeente Angerlo opgepakt en besloten om mee te werken aan legalisering van de woonfunctie van beide complexen.
Het complex Giese Pan maakt in stedenbouwkundige en morfologische zin deel uit van het dorp Giesbeek. Bouwtechnisch zijn de appartementen te beschouwen als woningen. Ze voldoen alle aan het Bouwbesluit uit 2003. Daar komt bij dat legalisatie geen of nauwelijks gevolgen zal hebben voor de rivierfuncties zoals bergingscapaciteit of beperkingen van de mogelijkheden voor rivierverruiming. Het gaat immers om bestaande bebouwing en een bestaand gebruik. De functiewisseling is feitelijk alleen maar een administratief-juridische functiewijziging en geen feitelijke. Voor de gemeente Zevenaar vormen deze gegevens voldoende argumenten om mee te werken aan een adequate planologische regeling van de Giese Pan.
Omdat niet alle appartementen permanent bewoond worden heeft de gemeente gekozen voor de bestemming “Wonen” met een functieaanduiding “Recreatiewoning”. Deze manier van bestemmen doet het meest recht aan de feitelijke situatie.
PARAGRAAF 2.4 Beschrijving bestaande situatie
Tussen de IJssel en de Rivierweg bevindt zich het uitgestrekte plassengebied Rhederlaag. Het Rhederlaag vormde vroeger een uitgestrekt uiterwaardengebied, gelegen in een bocht van de IJssel. In de afgelopen decennia is de sterk meanderende IJssel hier verlegd en heeft in het Rhederlaag op grote schaal zand- en grondwinning plaatsgevonden. Als gevolg hiervan zijn grote waterplassen ontstaan, die samen met de aangrenzende oevers nu het recreatiegebied Rhederlaag vormen. Midden in het plassengebied is eind jaren negentig van de vorige eeuw een schiereiland aangelegd.
De noordoever, de zone direct langs de IJssel, maakt onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur. In deze zone ligt een drietal campings. Ter hoogte van de campings zijn strandjes en ligwateren voor boten gesitueerd. De noordoever is nauwelijks bebouwd en is bestemd voor extensieve recreatie.
Aan de zuidoever van de Rhederlaag wordt het beeld van het gebied bepaald door de groene oevers met bossages en kleine stranden en de verspreidt liggende jachthavens, botenloodsen, en parkeerterreinen. Aan de Rhedense Veerweg liggen een aantal woningen.
Ten zuiden van Riverparc, in de bocht van de dijk bevindt zich het braak liggende terrein van de voormalige steenfabriek “de Bahrsche Pol” met aan de rand daarvan een aantal botenloodsen. Deze loodsen hebben met hun gesloten gevels van damwandprofielen een weinig aansprekend gezicht. Het terrein is een beoogde locatie voor het uitbreiden van de recreatieve voorzieningen aan de Rhederlaag. Centraal in het gebied ligt een jachthaven met botenloods en een clubhuis van Watersportvereniging Giesbeek. Zowel de loods als het clubhuis hebben een sobere architectuur; een eenvoudige massa op een rechthoekig grondvlak onder een zadeldak. Aan de entree van de haven ligt een zeer in het oog springend complex geschakelde recreatieappartementen van de Giese Pan. Deze bebouwing bestaat uit gekoppelde volumes uit twee lagen met een lessenaarsdak en drie lagen onder een zadeldak. De daken zijn gedekt met felrode gebakken pannen en de gevels zijn opgetrokken uit lichtbruine baksteen.
PARAGRAAF 2.5 Beschrijving toekomstige situatie
Zoals eerder is aangegeven heeft de gemeente Angerlo besloten om de legalisatie van de Giese Pan onder een aantal voorwaarden planologisch mogelijk te willen maken. Allereerst is daar het argument dat de Giese Pan in stedenbouwkundige zin een eenheid vormt met het bestaande dorpslichaam. Daarnaast het gegeven dat er sprake is van permanente bewoning in appartementen die voldoen aan het Bouwbesluit. Uiteraard dient de planologische regeling te voldoen aan het bestaande beleid op rijks- en provinciaal niveau.
Omdat de Giese Pan buitendijks is gelegen moet zorgvuldig worden gekeken naar de belangen van de bewoners van de Giese Pan. Met het oog daarop is in opdracht van het college door Witteveen&Bos advies uitgebracht. Zo is in de technische beoordeling geconstateerd dat om tot een toetsoordeel voldoende te komen, er verbeteringen nodig zijn (pag. 7 van het adviesrapport W+B) alsook in de aanbevelingen (pag. 11 van het adviesrapport W+B) en dat een dergelijke verbetering zou kunnen bestaan uit het verhogen van de kruin met circa 1 meter. De andere aanbeveling is om het gebied Giese Pan aan te merken als buitendijks gebbied en uitgaan van een risicobenadering vanuit het perspectief dat het gebied veilig is. De Gemeente Zevenaar heeft de tweede aanbeveling overgenomen. Het is geenszins de bedoeling om het terrein van de Giese Pan op te hogen. Uitgegaan wordt van de situatie zoals die nu is.
Als gemeentelijk beleid houdt de gemeente Zevenaar ook aan dat er geen financieel nadelige gevolgen mogen ontstaan voor de gemeente. Dat heeft zowel betrekking op de kosten voor het opstellen van de planologische regeling als op de kosten die voortvloeien uit het feit dat de Giese Pan als een openbaar gebied beschouwd moet worden. Uit onderzoek is gebleken dat zowel de ontsluiting van de Giese Pan als de overige infrastructurele voorzieningen voldoen aan de eisen die hieraan gesteld kunnen worden. Overigens zijn ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan er tussen de Vereniging van eigenaren en de gemeente afspraken gemaakt voor onder ander het onderhoud van het openbaar groen.
Van groot belang acht de gemeente het ook dat er in de sfeer van aansprakelijkheid door de functiewijziging geen extra claims voor eventuele schade bij de gemeente terecht kunnen komen. De appartementen zijn indertijd met vergunning, ook van de rivierbeheerder gebouwd. Dat de appartementen in het winterbed van de rivier zijn gelegen betekent dat ze wettelijk niet beschermd zijn tegen calamiteiten. De keuze om in het winterbed te gaan wonen, betekent dat de bewoners/eigenaren van deze (recreatie)woningen het risico van eventuele schade aanvaarden.
Om zoveel mogelijk risico’s te voorkomen vindt de gemeente het van belang dat de kwaliteit van de oever voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Omdat de oevers voor een groot deel in bezit zijn van de eigenaren van de Giese Pan is afgesproken dat er een controle zal plaatsvinden naar de technische staat van de oever en de hoogteligging daarvan, waarbij uitgegaan zal worden van de norm van een overstromingskans van 1: 1250 jaar. Omdat dit een uitvoeringszaak is zal een en ander buiten het kader van het bestemmingsplan om plaatsvinden. Dit is vastgelegd in de transitieovereenkomst, waarin de afspraken zijn opgenomen tussen de Vereniging van Eigenaren van de Giese Pan en de Gemeente Zevenaar.
Afbakening plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan heeft alleen betrekking op legalisering van de 28 recreatieappartementen, de voormalige dienstwoning en de ruimte die daarbij hoort. De jachtwerf en het perceel ten zuiden van het plangebied aan de Rhedense Veerweg zijn geen onderdeel van de legalisatie en zijn derhalve dus niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Er is geen planologische samenhang tussen de appartementen met de jachtwerf, noch met het perceel ten zuiden van het plangebied. Beide worden wel meegenomen bij de actualisatie van het bestemmingsplan ‘Ruimte voor de Rivier’, naar verwachting wordt de actualisatie begin 2014 opgestart.
HOOFDSTUK 3 Uitgangspunten
In 2004 is begonnen met het legalisatieproces ten behoeve van de Giese Pan. Er is een werkgroep ingesteld, bestaande uit een vertegenwoordiging van de Vereniging van Eigenaren van de Giese Pan en vertegenwoordigers van de Gemeente Zevenaar. De werkgroep heeft samen met de gemeente het bestemmingsplan zorgvuldig voorbereid.
PARAGRAAF 3.1 Bestemmingssystematiek
Om te beginnen is de bestemmingssystematiek bepaald. Het bestemmingsplan is in beginsel opgesteld conform de geldende standaarden: IMRO2012, PrBp2012 (Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen), SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen) en STRI2012 (Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten). De opbouw van een plankaart begint altijd met een recente (digitale) kadastrale ondergrond en het bepalen van de plangrenzen. De plangrenzen sluiten aan op andere bestaande bestemmingsplannen of omvatten een concreet project. In dit geval betreft het een concreet project, namelijk de Giese Pan.
PARAGRAAF 3.1 Bestemmingssystematiek
Om te beginnen is de bestemmingssystematiek bepaald. Het bestemmingsplan is in beginsel opgesteld conform de geldende standaarden: IMRO2012, PrBp2012 (Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen), SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen) en STRI2012 (Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten). De opbouw van een plankaart begint altijd met een recente (digitale) kadastrale ondergrond en het bepalen van de plangrenzen. De plangrenzen sluiten aan op andere bestaande bestemmingsplannen of omvatten een concreet project. In dit geval betreft het een concreet project, namelijk de Giese Pan.
PARAGRAAF 3.2 Bouwvlak en bebouwingspercentage
Bouwvlakken zijn bedoeld om de situering van de hoofdbebouwing te regelen. Het vlak geeft aan waar bebouwing wordt toegestaan. In het bouwvlak is een bebouwingspercentage opgenomen. Het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is om de bestaande bebouwingspercentages zoveel mogelijk te handhaven. Kenmerkend voor de Giese Pan is dat slechts binnen het bouwvlak gebouwen mogen worden opgericht. Dit geldt ook voor de bijbehorende bouwwerken. Dit heeft alles te maken met de gewenste ruimtelijke opzet van de Giese Pan, maar vooral omdat het buitendijks gelegen is.
PARAGRAAF 3.3 Maximale bouwhoogte
Er is in het geldende bestemmingsplan een maximale bouwhoogte van 10 meter opgenomen. Deze bouwhoogte is overgenomen in dit bestemmingsplan.
PARAGRAAF 3.4 Beeldkwaliteit
Soms is het gewenst om voor een bepaalde wijk of bedrijventerrein een beeldkwaliteitplan te maken en vast te stellen. Dit beeldkwaliteitplan legt de beoogde beeldkwaliteit vast ter ondersteuning van de onderliggende stedenbouwkundige visie voor een specifieke locatie. Eisen omtrent beeldkwaliteit kunnen ook worden vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota. Voor Zevenaar is de Nota Ruimtelijke Kwaliteit 2012 uitgewerkt, deze bevat eisen en uitgangspunten voor de hele gemeente.
De beeldkwaliteit voor de Giese Pan is hier ook in meegenomen. Hierin is bepaald dat voor het gebied kan worden volstaan met een regulier welstandsniveau. Daaronder wordt verstaan dat dit gaat om een gebied waarvan de basiskwaliteit gehandhaafd moet worden. Plannen worden beoordeeld op de relatie met de omgeving, bouwmassa en op hoofdlijnen de materialen en kleuren.
PARAGRAAF 3.5 Milieuaspecten
Diverse milieuaspecten, zoals geluid, luchtkwaliteit, bodem en externe veiligheid zijn nader uitgewerkt in hoofdstuk 5 van deze toelichting. Het betreft een consoliderend bestemmingsplan, dus onderzoeken voor geluid, lucht en bodem zijn niet noodzakelijk. Voor wat betreft externe veiligheid is er wel nader onderzoek gedaan en is in dit bestemmingsplan een verantwoording van het groepsrisico gegeven.
PARAGRAAF 3.6 Archeologie en cultuurhistorie
Archeologie
Op 31 maart 2010 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan “Archeologie” vastgesteld. Dit bestemmingsplan is een parapluplan waarmee het gemeentelijke archeologiebeleid is doorvertaald in alle bestemmingsplannen van de gemeente Zevenaar. Met de in werking treding van dit plan is aan alle bestemmingen een extra bestemming toegevoegd: de archeologische waarde. Deze is daarom ook als dubbelbestemming opgenomen in dit bestemmingsplan.
De aanduidingen SWR-HAV, SWR-OW en SWR-OAV zijn van toepassing voor de Giese Pan. SWR-HAV staat voor “specifieke vorm van waarde – hoge archeologische verwachting” en geeft aan dat archeologisch onderzoek nodig is voor bodemingrepen groter dan 200m² en dieper dan 0,5m. SWR-OW staat voor “specifieke vorm van waarde - oppervlaktewater” en geeft aan dat archeologisch onderzoek nodig is voor bodemingrepen groter dan 2.500m² en dieper dan 0,50m, waarbij geldt dat gebieden waar de waterdiepte groter is dan 1,50m buiten beschouwing blijven. SWR-OAV staat voor “specifieke vorm van waarde – onbekende archeologische verwachting”, wat aangeeft dat archeologisch onderzoek nodig is voor bodemingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,50m. Dit is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.
Cultuurhistorie
Voor cultuurhistorie is in hoofdstuk 5 de wijze beschreven waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. In de regels en op de plankaart is geen specifieke richting gegeven voor de cultuurhistorische waarden en monumenten.
PARAGRAAF 3.7 Kabels, leidingen en straalpaden
Alle kabels, leidingen en straalpaden die in het plangebied zijn, zijn beschreven in hoofdstuk 5 van deze toelichting.
PARAGRAAF 3.8 Overige uitgangspunten
De dubbelbestemming “Waterstaat-Waterstaatkundige functie” is overgenomen van het vigerende bestemmingsplan.
De zone ten behoeve van de waterkering is als aanduiding “waterkering” overgenomen van het vigerende bestemmingsplan.
De bestemming “Recreatieappartementen” is omgezet naar “Wonen” met een aanduiding “recreatiewoning”.
De gronden die in het vigerende bestemmingsplan waren bestemd als “Jachtwerf” en “Recreatieappartementen” zijn in het nieuwe bestemmingsplan deels bestemd als “Verkeer-Verblijfsgebied”. Dit geldt voor de ontsluiting en het ‘binnenterrein’.
De gronden die in het vigerende bestemmingsplan waren bestemd als “Water” en “Rivieroever” zijn in het nieuwe bestemmingsplan deels bestemd als “Groen” en “Water” met de aanduiding “steiger” waar deze zich momenteel bevinden.
De aanduiding voor een dienstwoning (Rhedense Veerweg 3, Giesbeek) ten noorden van het plangebied is er afgehaald, omdat hier zonder meer geen sprake meer van is. Hier is de bestemming “Wonen” met de aanduiding “recreatiewoning” opgenomen.
HOOFDSTUK 4 Beleidskader
Onderzocht is in hoeverre beleidskaders van de overheid, de provincie, regionale samenwerkingsverbanden en het gemeentelijk beleid alsook externe ontwikkelingen gevolgen heeft voor het voorliggende bestemmingsplan.
PARAGRAAF 4.1 Inleiding
Door middel van beknopte samenvattingen van relevante beleidsnota’s en beleidsplannen is een overzicht verkregen en daaruit zijn conclusies getrokken.
PARAGRAAF 4.2 Rijksbeleid
PARAGRAAF 4.2 Rijksbeleid
4.2.1 Beleidslijn grote rivieren
Voor alle activiteiten in het winterbed is een vergunning vereist op grond van de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken. Het toetsingskader wordt gevormd door de Beleidslijn Grote Rivieren. Bij de opstelling van de beleidslijn is gekozen voor een rivierkundig en een ruimtelijk spoor. Dat laatste betekent dat er binnen de ruimtelijke procedure een toetsing dient plaats te vinden aan de beleidslijn.
Doel van de beleidslijn is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Er gelden twee concrete doelstellingen:
De beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit behouden;
Ontwikkelingen tegengaan die de mogelijkheden tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.
In de beleidslijn wordt een onderscheid gemaakt tussen bergend vermogen en stroomvoerend vermogen. Aan beiden worden een aantal voorwaarden gesteld waaraan ontwikkelingen binnen het rivierbed moeten voldoen. De Giese Pan moet gezien worden als een niet riviergebonden functie. Voor ontwikkelingen geldt een ‘NEE- tenzij principe’. Activiteiten worden alleen toegestaan als er sprake is van een groot maatschappelijk belang, een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang, een functieverandering binnen de bestaande bebouwing of dat de activiteit per saldo meer capaciteit voor de rivier oplevert.
Plangebied
De voorgenomen bestemmingswijziging is te beschouwen als een functieverandering binnen de bestaande bebouwing, immers uitbreiding van bebouwing is niet voorzien. Omdat er sprake is van een zodanige situering dat uitvoering het veilig functioneren van het waterstaatswerk niet belemmert en er geen sprake is van een afname van het bergend vermogen van de rivier zou de beleidsregel geen belemmering hoeven te vormen voor deze voorgenomen functiewijziging. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing toelaat, sterker nog, de bestemming Jachtwerf wordt deels vervangen door de bestemming ‘Groen’ vormt ook dit geen belemmering voor de nu voorziene bestemmingswijziging.
Over de interpretatie van de Beleidslijn Grote Rivieren heeft uitvoerig overleg plaatsgevonden tussen gemeente en Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat stelt dat de functiewijziging van recreatieappartementen naar een bestemming wonen niet past in de Beleidslijn. Het voorstel van de gemeente was om te kiezen voor een bestemming die recht doet aan de feitelijke situatie, zowel wonen als een recreatief gebruik. Dit is tijdens het overleg met Rijkswaterstaat niet op de voorhand afgewezen. Uiteindelijk staat Rijkswaterstaat er positief in en vraagt om enkele aanpassingen in het bestemmingsplan op te nemen.
In feite is er sprake van een dubbelbestemming. Deze bestemming doet recht aan het feit dat de Giese Pan beschouwd kan worden als dorpsbebouwing en doet recht aan het feit dat een deel daarvan gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden. Met deze constructie wordt zo goed mogelijk aangesloten bij de Beleidslijn Grote Rivieren en heeft daar in ieder geval geen strijdigheid mee.
Conclusie
De voorgenomen legalisatie van de Giese Pan is niet in strijd met de Beleidslijn Grote Rivieren.
4.2.2 Rijksbeleid ten aanzien van permanente bewoning van recreatiewoningen
Het beleid ten aanzien van deze problematiek is het meest duidelijk af te leiden uit de brief die de voormalige minister van VROM, mevrouw Dekker op 21 november 2003 aan de Tweede Kamer hierover schreef. Doel was de betreffende gemeenten bewegen duidelijkheid te verschaffen aan belanghebbenden. Daarbij maakte zij een onderscheid in woningen die al voor 31 oktober 2003 permanent werden bewoond en woningen waarbij dat pas later het geval was. In dat geval zou de gemeente altijd tot handhaving moeten overgaan.
Voor de gevallen waar permanente bewoning bestond voor de genoemde datum stonden volgens de minister drie mogelijkheden open:
Legaliseren;
Een permanente gedoogbeschikking afgeven;
Handhavend optreden.
Conclusie
Voor elk van de gevallen is een aantal voorwaarden opgenomen. Een latere uitwerking van dit beleid in de nota Ruimte heeft niet plaatsgevonden. Door de recente wetswijziging van de Wet ruimtelijke ordening waarbij veel bevoegdheden zijn overgeheveld naar het gemeentelijk niveau is dit ruimtelijk beleid van het rijk ook minder relevant.
4.2.3 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en de ruimtelijke doelen, belangen en opgaven tot 2018. In de SVIR is het aantal nationale ruimtelijke belangen teruggebracht en wordt in regels en procedures geschrapt. Zo krijgen provincies en gemeenten meer bewegingsruimte op het gebied van ruimtelijke ordening. Het uitgangspunt in de SVIR is dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burger genomen worden en dat het Rijk zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten moet gaan zitten, omdat mensen zelf het best weten hoe ze moeten inspelen op de eigen situatie. In de SVIR geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die het Rijk in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de structuurvisie maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door het Rijk worden ingezet.
Voor het bevorderen van zorgvuldig ruimtegebruik bij stedelijk ontwikkeling wordt een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is gebaseerd op de zogenaamde ‘SER-ladder’, die in het huidige beleid alleen wordt toegepast op bedrijventerreinen. In de structuurvisie wordt de SER-ladder toegepast op alle vormen van verstedelijking. De stappen van deze ladder zijn achtereenvolgens:
Een beoordeling of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale vraag;
Een beoordeling of deze vraag ook binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd;
Een beoordeling of – indien het voorgaande niet het geval is – de locatie buiten bestaand bebouwd gebied wel multimodaal ontsloten is of kan worden.
Conclusie
De Giese Pan betreft het legaliseren van het permanent bewonen van de bestaande recreatieappartementen. Dit betekent dat er een planologische verandering plaatsvindt in bestaand stedelijk gebied. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2011 heeft derhalve geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.2.4 AMvB Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Op 1 oktober 2012 is de eerste aanvulling op het Barro in werking getreden. Gesteld wordt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen, maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) rekening moeten houden met het Barro.
In het Barro wordt een aantal projecten genoemd die van rijksbelang zijn en die met behulp van digitale kaartbestanden exact zijn ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. Nieuwe of gewijzigde regels moeten binnen drie jaar in de bestaande bestemmingsplannen worden verwerkt. In het Barro zijn de volgende zes ‘projecten’ beschreven waarvoor regels zijn gesteld:
Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
Kustfundament;
Grote rivieren;
Waddenzee en waddengebied;
Defensie;
Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Het Barro is met de eerste aanvulling uitgebreid met de volgende onderwerpen:
Rijksvaarwegen;
Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
Elektriciteitsvoorziening;
Ecologische hoofdstructuur;
Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
Veiligheid rond rijksvaarwegen;
Verstedelijking rond rijksvaarwegen;
Verstedelijking in het IJsselmeer;
Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
Conclusie
Het Barro heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.
4.2.5 Natura 2000-gebieden
De Europese Unie (EU) wil de biodiversiteit in Europa beschermen met Natura 2000. Dat is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Natura 2000-gebieden is een overkoepelende naam voor de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden.
De Giese Pan grenst direct aan het Natura 2000-gebied “Uiterwaarden IJssel”. Dit gebied is in het ontwerp-aanwijzingsbesluit aangewezen als Natura 2000-gebied in september 2008. Het Natura 2000-gebied “Uiterwaarden IJssel” omvat een vrijwel aaneengesloten keten van buitendijkse natuurgebieden in het rivierdal van de IJssel. Vrijwel het gehele gebied is aangewezen onder de Vogelrichtlijn, een beperkter deel is aangemeld onder de Habitatrichtlijn. De Giese Pan ligt gedeeltelijk binnen het Vogelrichtlijngebied.
De uiterwaarden bestaan uit een afwisseling van weinig vergraven, reliëfrijke uiterwaarden en daarnaast grote, nattere, laaggelegen delen, waar klei is gewonnen. De droge uiterwaarden zijn van groot belang voor sterk bedreigde graslandtypen als stroomdalgrasland en Glanshaverhooiland en herbergen op enkele plekken hardhoutooibos.
Bescherming van de aanwezige waarden binnen het gebied vormen het uitgangspunt. De beoogde ontwikkeling, inhoudende dat reeds permanent bewoonde recreatiewoningen een woonbestemming krijgen mag daarmee niet in strijd zijn.
Conclusie
Onderhavig plan betreft in essentie de omvorming van een recreatiecomplex naar een reguliere woonfunctie. Er wordt niet gebouwd en het gebruik en de activiteiten ter plaatse veranderen als gevolg van dit bestemmingsplan niet, aangezien de meeste woningen reeds op permanente basis worden bewoond. Om die reden zijn negatieve effecten op de Natura2000 gebieden en de EHS niet te verwachten en kunnen negatieve effecten op beschermde planten- of dierensoorten worden uitgesloten. Het voorliggend bestemmingsplan zal de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet aantasten. Het opstellen van een passende beoordeling is dan ook niet noodzakelijk. Een en ander wordt nader toegelicht in paragraaf 5.7 van deze toelichting.
4.2.6 Waterwet
De Giese Pan ligt in het rivierbed waar de Beleidslijn grote rivieren (Waterwet, sinds december 2009) van toepassing is. De Giese Pan valt niet onder de uitzonderingsgebieden: artikel 2a Wbr-gebieden. Artikel 2a Wbr-gebieden zijn gebieden die weliswaar deel uitmaken van het rivierbed, maar waar geen vergunningplicht inzake de Wbr op rust. Deze gebieden zijn uitgesloten van de toetsing aan de Beleidslijn grote rivieren. De aanduiding betekent dat de betreffende gebieden vanuit rivierkundig oogpunt (vanuit het rivier- en stroombelang) minder van belang worden geacht. Bescherming van dat belang door middel van een vergunningstelsel is daarmee niet noodzakelijk. De artikel 2a-gebieden blijven wel deel uit maken van het rivierbed. Dit betekent dat sommige van deze gebieden bij hoogwatersituaties onder water kunnen staan. Bouwen in deze, in het rivierbed gelegen artikel 2a -gebieden, geschiedt net als elders in het rivierbed op eigen risico.
Conclusie
De Waterwet heeft geen directe gevolgen voor het bestemmingsplan. Een waterwetvergunning in het kader van dit bestemmingsplan is niet opportuun, omdat een verdere uitbreiding van de bestaande situatie nu niet aan de orde is. Het gebied blijft onder de werking van de Beleidslijn Grote Rivieren en de Waterwet.
PARAGRAAF 4.3 Provinciaal beleid
4.3.1 Structuurvisie Gelderland 2005
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Het provinciale streekplan is vervangen door de provinciale structuurvisie. De provincie Gelderland heeft geen nieuwe provinciale structuurvisie gemaakt, maar het streekplan van rechtswege, beleidsneutraal, omgezet. Hierdoor is het beleid, zoals opgenomen in het streekplan, nog steeds van toepassing. De provinciale denkbeelden met betrekking tot de gewenste toekomstige ontwikkeling van het grondgebied van de gemeente Zevenaar zijn neergelegd in de Omgevingsplannen Gelderland, de verzamelnaam voor het Streekplan Gelderland 2005. Ter versterking van de ruimtelijk-economische hoofdstructuur wordt in beginsel gekozen voor het beter, efficiënter en hoogwaardiger benutten van het bestaand stedelijk gebied en van de reeds geplande uitbreidingen.
Het beleid ten aanzien van het permanent bewonen van recreatiewoningen is neergelegd in het Streekplan van 2005. Bij besluit van Provinciale Staten van 2 juli 2008 heeft de provincie besloten om het streekplan beleid ten aanzien van recreatiewoningen meer in lijn te brengen met het kabinetsbeleid. Dat houdt in dat legalisatie toegestaan wordt in niet kwetsbare gebieden, behoudens concentratiegebieden intensieve teelten, en voor zover niet in strijd met de waardevolle landschappen en het Natura 2000 beleid. Legalisatie van buitendijkse parken dient te passen binnen de Beleidslijn Grote Rivieren. Voorwaarde is dat permanente bewoning dateert van voor 31 oktober 2003 en het merendeel van de woningen permanent bewoond wordt.
Conclusie
Als de feitelijke situatie van de Giese Pan hieraan wordt getoetst, dan is de conclusie dat voornoemde legalisering geen strijd oplevert met dit provinciale beleid. Het Streekplan / De Structuurvisie Gelderland 2005 heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.
4.3.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland
De Ruimtelijke Verordening Gelderland is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 15 december 2010, nr. PS2010-780. In de provinciale verordening zijn toetsingskaders aangegeven waaraan nieuw op te stellen bestemmingsplannen moeten voldoen. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.
Voorgeschiedenis provinciaal beleid inzake permanente bewoning op recreatieparken
Op 8 april 2008 heeft een overgrote meerderheid van de Tweede Kamer een motie aangenomen, waarin de regering wordt opgeroepen de provincie Gelderland te bewegen het beleid ten aanzien van permanente bewoning van recreatiewoningen in overeenstemming te brengen met de intentie van het kabinet. De provincie Gelderland heeft daartoe op 2 juli 2008 besloten. De provincie Gelderland heeft de minister van VROM vervolgens geïnformeerd over haar besluit.
Onderdeel van dat besluit was onder andere om permanente bewoning van recreatie in het groenblauwe raamwerk niet toe te staan. Onder voorwaarden wordt legalisatie van permanente bewoning toegestaan in niet kwetsbare gebieden conform het Streekplan, behoudens de concentratiegebieden intensieve teelten en voor zover niet in strijd met de waardevolle landschappen en het Natura 2000-beleid. Legalisatie van buitendijkse parken dient te passen binnen de Beleidslijn grote rivieren. Voorwaarde voor legalisatie van parken is dat de recreatiewoningen voor het grootste deel permanent worden bewoond.
Dit beleid heeft inmiddels haar vertaling gekregen in de Ruimtelijke Verordening van de provincie Gelderland. De provincie heeft gebieden aangewezen waar permanente bewoning van recreatieparken onder voorwaarden is toegestaan (artikel 9.2 van de Verordening). De Giese Pan is gelegen in een dergelijk gebied. Een woonbestemming wordt toegestaan, indien de permanente bewoning van recreatiewoningen reeds dateert van op of vóór 31 oktober 2003 en deze recreatiewoningen niet gelegen zijn binnen het groenblauwe raamwerk, de weidevogel- en ganzengebieden en concentratiegebieden voor intensieve teelten. Tevens dient minimaal de helft van het totale aantal recreatiewoningen op het park te worden bewoond.
Verstedelijkingsvisie - Kwalitatief woningbouwprogramma
Op 19 juni 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Zevenaar de Bestuurlijke Overeenkomst Verstedelijking en Mobiliteit van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen ontvangen. Onderdeel hiervan zijn de ‘subregio afspraken Liemers’, waarin staat beschreven hoe de gemeenten in de Liemers de komende twee jaar de afspraken uit de Verstedelijkingsvisie nader gaan invullen alsook de onderdelen die specifiek voor één gemeente gelden. Onder ‘Betaalbaar bouwen’ zijn de recreatiewoningen Zevenaar opgenomen.
Ecologische hoofdstructuur
De EHS bestaat uit drie onderdelen: EHS-natuur, EHS-verweving en ecologische verbindingszones. Voor het behoud en herstel van biodiversiteit in Gelderland zijn deze drie onderdelen van de EHS onlosmakelijk met elkaar verbonden. Soorten die gebonden zijn aan grotere natuurgebieden, vinden vooral een plek in EHS-natuur; EHS-verweving is van belang voor soorten die gebonden zijn aan gebieden waarin veel natuurelementen en natuurkwaliteiten verweven zijn met agrarisch en ander gebruik van het cultuurlandschap. Met de ecologische verbindingszones neemt de versnippering van de natuur af en ontstaan meer migratiemogelijkheden voor planten en dieren.
Op de kaart ‘EHS Herbegrenzing 2009’ die is opgenomen in de Ruimtelijke Verordening Gelderland is te zien dat een deel van de Giese Pan valt binnen ‘Verweven’. EHS-verweving omvat landgoederen, landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen. Door natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer wordt de natuurwaarde van de EHS-verweving als geheel versterkt. Soorten binnen de EHS-verweving zijn vaak gebonden aan een combinatie van natuur en cultuurgrond. Daarom is het geheel van natuur-, bos- en landschapselementen en het (agrarisch) cultuurlandschap waarin de elementen zijn ingebed, van belang voor de aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden. Binnen EHS-verweving speelt grondgebonden landbouw blijvend een belangrijke rol in het beheer van de cultuurgrond en de daarmee verweven natuurwaarden.
Water
De Giese Pan is niet gelegen binnen een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.
Conclusie
De Ruimtelijke Verordening Gelderland heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan. Een en ander omtrent flora en fauna wordt nader toegelicht in paragraaf 5.7 van deze toelichting.
PARAGRAAF 4.4 Regionaal beleid
4.4.1 Regionaal plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen 2005-2020
Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen (voorheen KAN) op een klein onderdeel na goedgekeurd. In oktober 2006 besloot de KAN-raad al positief over het Regionaal Plan (RP). Het goedgekeurde RP heeft de status van een regionaal structuurplan.
Het RP vormt het richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Met het RP wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In het Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen.
Conclusie
Het Regionaal Plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen 2005-2020 heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.
PARAGRAAF 4.5 Gemeentelijk beleid
4.5.1 Structuurvisie Gemeente Zevenaar 2010-2030
De Structuurvisie van de gemeente Zevenaar is vastgesteld op 20 februari 2013 en doet uitspraken over de ontwikkeling van Zevenaar in de periode 2010-2030. In het algemeen richt de gemeente zich (vanuit regionaal perspectief) met de structuurvisie op het ‘(ruimtelijk) faciliteren van welvaart en welzijn in Zevenaar en het bevorderen van (ruimtelijke) kwaliteit als onderdeel van de leefkwaliteit van Zevenaar’. Tijdens het structuurvisieproces is onderzocht wat daarvoor wenselijk, noodzakelijk en ook daadwerkelijk mogelijk is. Het gaat hierbij om onderwerpen op allerlei terreinen, zoals wonen, zorg, welzijn, voorzieningen en werken, maar ook over recreatie, natuur, cultuurhistorie en infrastructuur.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de beleidskaders.
4.5.2 Gemeentelijk geluidbeleid 2008
De Structuurvisie van de gemeente Zevenaar is vastgesteld op 20 februari 2013 en doet uitspraken over de ontwikkeling van Zevenaar in de periode 2010-2030. In het algemeen richt de gemeente zich (vanuit regionaal perspectief) met de structuurvisie op het ‘(ruimtelijk) faciliteren van welvaart en welzijn in Zevenaar en het bevorderen van (ruimtelijke) kwaliteit als onderdeel van de leefkwaliteit van Zevenaar’. Tijdens het structuurvisieproces is onderzocht wat daarvoor wenselijk, noodzakelijk en ook daadwerkelijk mogelijk is. Het gaat hierbij om onderwerpen op allerlei terreinen, zoals wonen, zorg, welzijn, voorzieningen en werken, maar ook over recreatie, natuur, cultuurhistorie en infrastructuur.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de beleidskaders.
4.5.3 Beleidsvisie externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de risico’s die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich zowel voor rondom risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen waarover c.q. waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
De gemeente Zevenaar wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente op 23 mei 2012 de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Bij onder andere de verantwoording van het groepsrisico dienen de uitgangspunten van de beleidsvisie externe veiligheid in acht te worden genomen.
Conclusie
De Beleidsvisie externe veiligheid heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.
4.5.4 Milieubeleidsplan 2012-2030
De gemeente Zevenaar is gestart met een Milieubeleidsplan met een doorkijk tot 2030 voor het hele grondgebied van de gemeente. Het Milieubeleidsplan geeft aan op welke wijze (milieu)kwaliteit kan bijdragen aan de visie op de toekomst van Zevenaar.
De Giese Pan valt binnen het Milieubeleidsplan in het deelgebied “IJsselzone”. Dit gebied wordt globaal gegrensd door het oorspronkelijke stroomgebied van de IJssel dat tegenwoordig door de aanwezige bandijken sterk is beperkt. Het is een gebied waarin de diversiteit van het IJsseldal goed is te ervaren. In zuidelijke richting is zicht op het vlakke komgebied. In noordelijke richting heeft men een prachtig zicht op de heuvelrug van de Veluwe. De IJssel zelf valt hier grotendeels samen met de gemeentegrens en maakt deel uit van Natura 2000. Ook liggen hier de kernen Lathum, Giesbeek en Angerlo, elk met een eigen identiteit. De kernen worden afgewisseld met kleinere woonclusters zoals buurtschap Bahr en lintbebouwingen langs de dijk, historische landgoederen en agrarische gronden. De rust en ruimte van dit landschap met haar dorpjes is waardevol en vormt een sterk contrast met de Stedelijke zone waarin de kern Zevenaar ligt.
Milieuprofiel: De IJsselzone is een gebied met dorpen, uiterwaarden en (water)recreatie. De dynamiek is hier overwegend laag en de ecologische en milieuhygiënische kwaliteit hoog. Dit is ook een kwaliteit dat kenmerkend is voor dit type landschap. Er zijn enkele activiteiten die invloed hebben op de milieuhygiënische kwaliteit in dorpen en het buitengebied. Zo zorgt de provinciale weg voor een verhoogde geluidbelasting. Vooral de milieuhygiënische kwaliteit van de relevante dorpsranden worden hierdoor nadelig beïnvloed. De minimale kwaliteit wordt echter overal gehaald en de dorpen hebben (aan de kant van het water) een min of meer luwe zijde voor rust en ruimte. Er zijn nauwelijks ‘milieuhinderlijke’ bedrijfsactiviteiten. De steenfabriek Koppenwaard is gesloopt. De bedrijfsactiviteiten zijn uit de lagere milieucategorieën en geconcentreerd op bedrijventerreinen in Giesbeek en Angerlo. De (water)recreatie zorgt nauwelijks voor hinder. Wel wordt bij piekdagen hinder ondervonden van het parkeren in of nabij de dorpen. De aanwezigheid van waterrecreatie en bedrijven in de dorpen zorgt voor beschikbaarheid van recreatie en werkgelegenheid. Dit met voordelen voor de fietsbereikbaarheid. Een deel van de IJsselzone maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De ecologische en landschappelijke kwaliteit is echter ook in de randen van de dorpen en in het overige hogere komgebied terug te vinden.
Conclusie
Het Milieubeleidsplan 2012-2030 heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.
HOOFDSTUK 5 Milieu- en waardenaspecten
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid, landschap en ruimtelijke ordening. De milieu- en landschapskwaliteit vormen een belangrijke afweging bij de ontwikkeling van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van ruimtelijke functies en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, moet worden onderzocht welke milieuhygiënische en waterhuishoudkundige aspecten daarbij een rol spelen. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, bedrijven- en milieuzonering, water, flora en fauna (ecologie), archeologie en cultuurhistorie, kabels, leidingen en straalpaden.
PARAGRAAF 5.1 Geluid
Wet geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden. Het betreft wegverkeer-, spoorweg- en industrielawaai. De Wet geluidhinder regelt de mate waarin het geluid veroorzaakt door het spoor- en wegverkeer het woonmilieu mag belasten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen ‘geluidsgevoelige objecten’ en ‘niet geluidsgevoelige objecten’. Indien geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting een akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van wegen. Ook kent de Wet geluidhinder een onderzoeksplicht bij de aanleg van nieuwe wegen of een reconstructie van wegen. Bij deze situatie is onderzocht in hoeverre de geluidshinder afkomstig van deze weg acceptabel is bij de nabij gelegen woningen.
Onderhavig plan betreft de legalisatie van permanente bewoning van bestaande recreatieappartementen. Reguliere woningen zijn in tegenstelling tot recreatiewoningen geluidsgevoelige objecten. Om die reden kan akoestisch onderzoek benodigd zijn. Echter, de wegen in de nabijheid van de projectlocatie hebben slechts een zeer beperkte verkeersfunctie. De Rhedense Veerweg waar het complex aan is gelegen, is een doodlopende straat met zeer lage verkeersintensiteiten. Daarom is akoestisch onderzoek naar deze weg niet nodig. De Kerkstraat, waar de Rhedense Veerweg op aansluit, kent eveneens relatief lage verkeersintensiteiten. Hiernaast is deze weg gelegen binnen een 30 km/u regime. Formeel is om die reden naar deze weg geen onderzoek vereist. Ten slotte ligt het plangebied op een dermate grote afstand van deze weg af, dat er geen geluidshinder valt te verwachten.
Gemeentelijk geluidbeleid
De gemeente Zevenaar heeft op 1 juli 2009 gemeentelijk geluidbeleid vastgesteld. Het geluidbeleid is gebiedsgericht en voor elk gebied is het ambitieniveau vastgesteld. Het doel van het gemeentelijk geluidbeleid is het behouden van de goede kwaliteiten en het benutten van kansen om voor de gebieden de geluidskwaliteit te verbeteren.
De geluidsambities voor de woonwijken en dorpen in Zevenaar zijn weergegeven in onderstaande tabel. De woonwijken liggen tussen de centrumgebieden, de historische linten en het buitengebied. Elk van deze gebieden heeft als hoofdfunctie wonen, maar daarnaast zijn nevenfuncties zoals werken en recreëren mogelijk. De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in het gebiedstype woonwijken is “redelijk rustig”. Het verkeerslawaai als gevolg van de ontsluiting van deze gebieden is dominant.
Gebiedstype woonwijken |
Geluidsklasse (ambitie) |
Geluidsklasse (bovengrens) |
Weg- en railverkeer |
Redelijk rustig |
Zeer onrustig tot lawaaiig¹ |
Bedrijven |
Redelijk rustig² |
Redelijk rustig |
¹ bij vervangende nieuwbouw ² geluidsluwe zijde of geluidsluwe binnenterreinen 1 of 2 geluidsklassen stiller De ambitiewaarden zijn niet lager dan 40, 35 en 30dB in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. |
Plangebied
In het kader van geluid is er geen belemmering voor dit plan. Een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.
PARAGRAAF 5.2 Luchtkwaliteit
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen.
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
Een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
Een project draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtverontreiniging;
Een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Wat betreft onderhavig plan kan worden gesteld dat het aspect ‘blootstelling aan luchtverontreiniging’ niet nader hoeft te worden onderzocht, aangezien een gemeentelijk luchtkwaliteitsonderzoek (Rapport Luchtkwaliteit 2006, onderdeel wegverkeer, gemeente Zevenaar,
26 juni 2007, opgesteld door E. Lemmers, RU-Han) reeds aantoont dat er geen overschrijdingen zijn. Ook betreft het plan geen ‘gevoelige bestemmingen‘.
Het bestemmingsplan kan worden aangemerkt als een plan dat niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. De NIBM-grens is gesteld op een verslechtering van 3% of meer van de luchtkwaliteit in Nederland. De ministeriële regeling geeft aan dat het projecten betreft van 1.500 woningen en 10 ha. aan kantoren. Onderhavig plan betreft alleen de omvorming van een recreatiecomplex met 28 appartementen tot een regulier wooncomplex. Er worden geen nieuwe woningen gerealiseerd. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is daarom niet nodig.
Plangebied
Binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een extra verkeersaantrekkende werking zouden hebben of de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen die bijdragen aan de verontreiniging van de luchtkwaliteit. In het kader van de luchtkwaliteit is er geen belemmering voor dit plan.
PARAGRAAF 5.3 Bodem
De kwaliteit van zowel de bodem en het (grond)water, zijn van invloed op de kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Wanneer er sprake is van verontreiniging kan dit de volksgezondheid negatief beïnvloeden. Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is een beoordeling van de haalbaarheid van een plan verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name het onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Hierbij wordt gekeken of de kwaliteit van de bodem fysiek, dan wel kwalitatief geschikt is voor een eventuele ontwikkeling. Daar waar maatregelen genomen moeten worden, zoals een sanering, dienen de financieel-economische consequenties hiervan in beeld gebracht te worden.
Plangebied
Onderhavig bestemmingsplan legt de bestaande situatie grotendeels vast. Er is alleen sprake van een nieuwe planologische regeling van een bestaand complex met omliggende gronden. Derhalve hoeft geen bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Verwezen wordt naar de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), waarbij bij concrete aanvragen om een omgevingsvergunning gecontroleerd wordt of er een bodemonderzoek aangeleverd moet worden.
PARAGRAAF 5.4 Externe veiligheid
Bij het opstellen of wijzigen van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de risiconormeringen ten aanzien van de externe veiligheid. Bij externe veiligheid gaat het om de risico’s die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich zowel voor rondom risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen waarover c.q. waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
De mate van het risico is afhankelijk van twee aspecten, namelijk de kans op en het mogelijke effect van een ongeval.
RISICO = KANS X EFFECT
Onder de kans verstaan we de mogelijkheid dat zich een situatie voordoet waarbij bijvoorbeeld in een opslag van gevaarlijke stoffen een grote brand ontstaat. Onder effect verstaan we binnen de externe veiligheidswetgeving uitsluitend het aantal dodelijke slachtoffers van een ongeval. Dat daarnaast ook een groot aantal gewonden kunnen vallen, wordt bij het bepalen van externe veiligheidsrisico’s niet meegenomen. Uiteraard is dit aantal gewonden voor de hulpdiensten (bijvoorbeeld brandweer, ambulancediensten, etc.) wél relevant. Daarom wordt dit aspect meegenomen bij de verantwoording van het groepsrisico.
Beleid en regelgeving
Externe veiligheid gaat over de veiligheid van personen die zelf niet direct betrokken zijn bij risicovolle activiteiten (risicobronnen), maar als gevolg van die activiteiten wel risico kunnen lopen. De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven:
het plaatsgebonden risico (PR)
het groepsrisico (GR)
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op het overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten vastgesteld, uitgedrukt in de maximale toelaatbare overlijdenskans van een persoon 1x10-6 /jaar. Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten tussen de 10-6 PR-contour en de transportroute bevinden.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt weergegeven als een grafiek met het aantal personen op de horizontale as en de cumulatieve kans op overlijden op de verticale as (de fN curve, zie figuur 8).
Het groepsrisico, dat wordt bepaald door het aantal personen binnen het invloedsgebied rondom een risicovolle inrichting of transportas, wordt gezien als een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit.
De oriëntatiewaarde is een lijn waarbij de cumulatieve kans dat een aanwezige groep mensen komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen maatschappelijk acceptabel wordt geacht. De oriëntatiewaarde is géén norm.
Verantwoording groepsrisico
Ten aanzien van transportassen is elke toename van het groepsrisico, ook al is het risico lager dan de oriëntatiewaarde, gebonden aan een verantwoordingsplicht. Ten aanzien van inrichtingen moet het groepsrisico altijd verantwoord worden ongeacht of deze toe- of afneemt.
Bij de verantwoording van het groepsrisico wordt de kans op het overlijden van x aantal mensen door een ongeval met gevaarlijke stoffen geaccepteerd. Ook wordt het restrisico geaccepteerd. Het restrisico heeft te maken met de methodiek waarop het risico wordt benaderd, risico = kans x effect. Hierdoor zijn de berekende risico’s altijd kleiner dan als er daadwerkelijk wat gebeurd. Dit heet het restrisico. Hoe goed externe veiligheid ook wordt verantwoord het is geen garantie op absolute veiligheid
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Zevenaar
Naast de landelijk geldende wetgeving heeft de gemeente Zevenaar een beleidsvisie externe veiligheid opgesteld en vastgesteld op 23 mei 2012. Hierin staan de ambities en uitgangspunten op het gebied van externe veiligheid in de gemeente Zevenaar. De gemeente dient onder andere bij de verantwoording van het groepsrisico de uitgangspunten van beleidsvisie externe veiligheid in acht te nemen.
Beoordelingskader
Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico’s moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaarbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering.
Het gaat in de eerste plaats om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden. In de tweede plaats gaat het over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, ofwel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn.
Voor transportassen zijn de regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het omgevingsbesluit.
Risicokaart
Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In figuur 8 is een uitsnede opgenomen van de risicokaart.
Uit de risicokaart blijkt dat in de omgeving van het plangebied op geruime afstand is gelegen van de snelweg A348 (circa 1.700 m) en de spoorlijn Arnhem Deventer (circa 2 km). Deze liggen daarmee op ruim voldoende afstand. Hiernaast is het plangebied gelegen binnen het gebied dat is aangeduid (gearceerd met diagonale rode lijnen) als buitendijks gebied.
Onderzoek Witteveen+Bos
Omdat de Giese Pan buitendijks gebied is, is er sprake van overstromingsgevaar. Om die reden is nader onderzoek uitgevoerd door Witteveen+Bos. Het betreft een beoordeling van de hoogwaterveiligheid nabij Giese Pan en is voornamelijk een risicobenadering. Een risicobenadering wil zeggen dat men naast de kans op falen, ook kijkt naar de gevolgen.
De woningen op de Giese Pan zijn in 2003 gebouwd op het terrein van een oude steenfabriek. De woningen worden ontsloten door de Rhedense Veerweg die deels de primaire waterkering vormt. De Giese Pan is hoogwatervrij terrein en wordt door Rijkswaterstaat aangemerkt als ‘droog’ oevergebied. Om de veiligheid van de Giese Pan te waarborgen is het nodig dat de oever/waterkering van voldoende kwaliteit is. Omdat er geen toetskader bestaat voor buitendijkse gebieden, wordt een dubbele ‘toetsing’ uitgevoerd: een technische toetsing en een beschouwing van de waterveiligheid.
Het buitendijkse gebied Giese Pan voldoet niet aan de eisen van een waterkering met een waterstandsoverschrijdingsfrequentie van 1/1.250 jaar (de normfrequentie van de naastgelegen dijkring 48). De waterkering voldoet niet aan de norm, omdat het gebied te laag is en de grasbekleding als onvoldoende erosiebestendig is beoordeeld. De waterveiligheid is wel voldoende als men vanuit een risicobenadering kijkt met de volgende voorwaarden: als het aantal slachtoffers laag is en evacueren goed mogelijk is/blijft in geval van inundatie. Er is in feite sprake van wateroverlast en materiële schade. Het volgende is geadviseerd:
“Bewoners en toekomstige bewoners dienen op de hoogte te zijn (en te blijven) van de bijzondere situatie van het gebied met betrekking tot waterveiligheid. Er wordt uitgegaan van voldoende zelfredzaamheid van de bewoners, hierbij zou men zich moeten vergewissen van bewoners die hulpbehoevend zijn bij een eventuele evacuatie. Men is zelf beheerder en verantwoordelijk voor de staat van de waterkering. Het advies is om deze zaken (kennis, evacuatie en staat van onderhoud) met regelmaat met elkaar te delen en waar nodig actie te nemen”.
Een tweede ontsluitingsweg zoals bij Riverparc is voorzien vanwege de buitendijkse ligging, is hier niet aan de orde. Op pagina 9 van het rapport van Witteveen+Bos (13 maart 2013, Beoordeling hoogwaterveiligheid Giese Pan) wordt gesteld dat er bij dreigend hoogwater een goede ontsluiting is naar het achterland. De wegontsluiting naar de dijk ligt boven toetspeil, namelijk NAP +12,3 m. De bewoners kunnen eenvoudig evacueren (of geëvacueerd worden).
Plangebied
De informatie van de risicokaart levert samenvattend de volgende inzichten op: in de omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen, transportroutes of buisleidingen aanwezig waarvan de effectafstanden over het plangebied reiken. Er is geen noodzakelijkheid om in te gaan op het groepsrisico, de mogelijkheden voor rampenbestrijding en de zelfredzaamheid in het plangebied omtrent externe veiligheid. Dit is onderschreven in het advies van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden van 16 maart 2011 (kenmerk: HGM/PPP/2011/30) in een reactie op het voorontwerp bestemmingsplan Giese Pan.
PARAGRAAF 5.5 Bedrijven en milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een ruimtelijke relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten, wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woongebieden. Daarnaast is de milieuwetgeving van toepassing.
Als door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan moet worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met het plan mogelijk worden gemaakt en mogen omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast.
Plangebied
Onderzocht is of dit bestemmingsplan hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving. Onderhavig plan betreft feitelijk de legalisatie van recreatiewoningen naar reguliere woningen. Bepaald moet worden of deze functies hindergevoelig zijn. Gevoelige functies worden bepaald door een langdurige aanwezigheid van mensen. Hindergevoelige functies zijn met name woningen, maar ook winkels, ziekenhuizen, scholen, sportterreinen en accommodaties voor verblijfsrecreatie. Gesteld kan worden dat zowel de huidige functie (recreatiewoningen) als de toekomstige functie (permanente woningen) hindergevoelig is. Er is dus feitelijk geen sprake van een verandering van de hindersituatie. Verwacht kan worden dat in de bestaande situatie reeds rekening is gehouden met de aanwezigheid van de (bedrijfs-) woningen.
Er zou kunnen worden gesteld dat de nieuwe functie (permanente woningen) hindergevoeliger is dan de huidige functie (recreatiewoningen). Aangezien dit in principe betekent dat mensen langduriger in de woningen verblijven, is de onderhavige situatie nader bekeken.
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich een jachthaven en een scheepswerf. Wat betreft de milieuzonering van bedrijven en andere hindergevende functies kan gebruik worden gemaakt van de indicatieve hinderzones zoals die worden genoemd in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ uit 2009:
De jachthaven kan geschaard worden onder de bedrijfscategorie ‘Jachthavens met diverse voorzieningen’ (SBI-code2008: 932). Het betreft milieucategorie 3.1 met een indicatieve zone van 50 m op het aspect geluid;
Voor de jachtwerf is geen passend bedrijfstype is opgenomen in de VNG-publicatie. De bedrijfscategorie die het meest van toepassing lijkt is ‘Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)’ (SBI-code2008: 952). Deze valt onder categorie 1 en kent een indicatieve zone van 10 m op het aspect geluid.
Onderhavig plangebied grenst op minder dan 50 m van de jachthaven en op minder dan 10 m van de jachtwerf. Hierover kan echter het volgende worden geconstateerd:
Wat betreft de jachtwerf kan worden verwacht dat de hinder zeer beperkt is. De werkzaamheden vinden plaats binnen een afgesloten loods, er vinden geen buitenwerkzaamheden plaats en de entree van het bedrijf bevindt zich aan de van de Giese Pan afgekeerde zijde van het bedrijfsgebouw. Om die reden hoeven dus geen belemmeringen te worden verwacht;
Wat betreft de jachthaven kan worden gesteld dat zich in de bestaande situatie al andere woningen (bijvoorbeeld de woonbuurt De Bongerd) bevinden die zich op een gelijke afstand bevinden van de jachthaven als de Giese Pan. Verwacht kan worden dat de milieusituatie al op deze situatie is afgestemd. Hiernaast kan worden verwacht dat de hinder vooral optreedt ter hoogte van het parkeerterrein en centrale voorzieningengebouw van de jachthaven. Deze functies bevinden zich aan de verre zijde van de jachthaven, op geruime afstand (enkele honderden meters) van de Giese Pan. Om die reden hoeven dus geen belemmeringen te worden verwacht.
Gesteld kan worden dat zowel in de bestaande als de nieuwe situatie sprake is van een gevoelige bestemming. Verwacht mag worden dat de milieusituatie hierop reeds is afgestemd. Hieraan kan worden toegevoegd dat als nader wordt gekeken naar de omgeving van onderhavig plangebied, eveneens geen hinder hoeft te worden verwacht. Onderhavig plan betreft het toestaan van permanente bewoning in de bestaande recreatie)appartementen. Wonen is een niet hindergevende functie. Er is aldus geen sprake van hinder op en van de omgeving door onderhavig plan. Vanuit het aspect ‘bedrijven en milieuzonering’ worden geen belemmeringen verwacht voor onderhavig bestemmingsplan.
PARAGRAAF 5.6 Water
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland moet zijn gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. In de nota is onder ander aangegeven dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (2000) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie “vasthouden-bergen-afvoeren” staat hierbij centraal. Van belang is dat het overtollige water zoveel mogelijk wordt vastgehouden in de ‘haarvaten’ van het bestemmingsplangebied. Wanneer dit ontoereikend is moet worden gezocht naar bergingsmogelijkheden. Pas in laatste instantie is afvoer van overtollig water naar benedenstroomse gebieden aan de orde.
Provinciaal beleid
Het meest recente provinciale beleid op het gebied van water is neergelegd in het Derde Waterhuishoudingsplan Gelderland. Het Waterhuishoudingsplan schetst de mogelijkheden om de kansen van water voor mens en natuur goed te benutten in Gelderland. Naast kansen voor verbetering van de kwaliteit van onze leefomgeving zijn er ook maatregelen noodzakelijk om veiligheid te blijven bieden tegen overstroming met rivierwater en om wateroverlast na hevige regenval te voorkomen. Voor ‘stedelijk’ gebied is de inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem gericht op:
het voorkomen of beperken van wateroverlast;
de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
het voorkomen van zettingen;
het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur;
het weren van (diepe) drainage en het voorkomen van instroming van oppervlaktewater op de riolering;
het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten;
het beperken van de invloed van bronbemaling.
Uit het plan blijkt bovendien dat de provincie Gelderland het van belang acht dat water in voldoende mate in het ontwerp van nieuw stedelijk gebied wordt meegenomen. Bij stedelijke uitbreidingen wordt het afzonderlijk afvoeren van regenwater naar de bodem of oppervlaktewater als een uitgangspunt beschouwd. In de ontwikkeling van stadsranden (stedelijke uitloopgebieden en buitenplaatsen) moet rekening worden gehouden met de bergingsbehoefte van het aangrenzende stedelijk gebied.
Voor waterbeheer in stedelijk gebied geldt voorts:
vasthouden, bergen en afvoeren van water;
niet vervuilen, zuinig gebruiken, hergebruik, schoonmaken van water.
Waterschap Rijn en IJssel
Het Waterschap Rijn en IJssel werkt aan het realiseren en in stand houden van een duurzaam en aantrekkelijk watersysteem en het beschermen van het beheersgebied tegen wateroverlast en overstromingen. Het waterschap stelt de volgende doelen:
de watersystemen zijn in balans en ze kunnen tegen een stootje. Dit betekent dat perioden van grote neerslaghoeveelheden of perioden van extreme droogte geen grote, maatschappelijke, ecologische of financiële gevolgen hebben;
het water wordt zoveel mogelijk vastgehouden daar waar het valt. In extreme omstandigheden wordt het overtollige water zoveel mogelijk in het eigen systeem opgevangen;
het grondgebruik is afgestemd op de mogelijkheden en beperkingen van de grond, het watersysteem en het waterbeheer;
water, landbouw en natuur zorgen gezamenlijk voor een aantrekkelijk landschap waar het ook aangenaam recreëren is, zowel in het landelijk gebied als in de bebouwde gebieden;
het water is zo schoon dat het optimale leef- en voortplantingsmogelijkheden biedt aan planten en dieren;
de zwemwateren zijn schoon en helder zodat recreanten zonder risico een frisse duik kunnen nemen.
Zevenaar als geheel
De ontstaansgeschiedenis van Zevenaar is mede bepaald door de loop die de Rijn heeft gevolgd en vorming van de ondergrond in samenhang daarmee. De indeling in oeverwallen en kommen is daarvan het nog steeds zichtbare gevolg. Die verschillen zijn tijdens de eeuwenlange occupatiegeschiedenis versterkt door bewoning en het agrarische gebruik. In de loop van de tijd zijn er veel fluctuaties geweest in de beddingen van de Rijn en de Waal. De gevolgen van het voortdurend meanderen van de rivieren zijn nog steeds zichtbaar in het landschap, de Rijnstrangen. Door de voortdurend terugkerende overstromingen zijn de hoger gelegen oeverwallen en de lager gelegen kommen ontstaan. Het oeverwallengebied is door de mens als eerste voor bewoning in gebruik genomen. De kernen Zevenaar, Oud Zevenaar en Babberich liggen op zo’n oeverwal.
Het landschap van de noordelijke helft van de gemeente Zevenaar maakt deel uit van een open komgebied tussen de Rijn en IJssel. Doordat het gebied vroeger jaarlijks overstroomde, is het tot begin vorige eeuw een nauwelijks bewoond en schaars ontsloten gebied geweest. Nadat men het gebied waterstaatkundig beter beheersen kon, is het aantal ontsluitingswegen en bebouwingselementen groter geworden en zijn weg- en erfbeplantingen aangebracht. De openheid ten opzichte van het zand- en oeverwallengebied is echter blijven bestaan. De lage en natte kommen van Zevenaar zijn nog steeds open weidegebieden De aanwezigheid van kwelwater vanuit Montferland is een goede basis voor de ontwikkeling van bijzondere vegetaties.
Watertoetstabel
De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor ruimtelijke plannen die vallen onder de Wet ruimtelijke ordening. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBW-actueel, juni 2008) hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen onder meer opnieuw afgesproken dat de watertoets ook wordt toegepast bij waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten die niet vallen onder de Wro.
Thema |
Toetsvraag |
Relevant |
HOOFDTHEMA’S |
Veiligheid
|
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? |
Ja Nee |
Riolering en Afvalwaterketen |
1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlakte-water)
|
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? |
Nee Ja Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit
|
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? |
Ja Nee Nee |
Grondwater-kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee |
Volksgezondheid
|
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico’s met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee
Nee |
Verdroging
|
1. Bevindt het plangebied zich in een hydrologisch beïnvloedingsgebied voor natte land natuur? |
Nee |
Natte natuur |
1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte landnatuur? |
Nee Nee |
Inrichting en beheer |
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee
Nee |
AANDACHTSTHEMA’S |
Recreatie |
1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? |
Nee |
Cultuurhistorie |
1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? |
Nee |
Plangebied
Algemeen uitgangspunt is dat het winterbed van de rivieren en de waterkering met de beschermingszones vrij blijven van bebouwing en andere ontwikkelingen die het functioneren ervan kunnen belemmeren. Bij onderhavig bestemmingsplan is sprake van een bestaand complex, waarin alleen permanente bewoning toegestaan wordt. Het bestemmingsplan staat geen enkele nieuwe bebouwing toe en voorziet voor de bestaande bebouwing in een strakke regeling. Gesteld kan worden dat er dus feitelijk geen sprake is van een belemmering van het functioneren van het gebied wat betreft de waterberging. De bestaande waterkering is bestemd met een specifieke functieaanduiding ‘waterkering’, zodat het veiligheidsniveau gewaarborgd blijft. Het gaat hier om de waterkering langs de het Rhederlaag/de IJssel.
Voor de oppervlaktewaterkwaliteit is het uitgangspunt dat natte gebieden, zoals kwelgebieden en zones binnendijks bij waterkeringen, niet worden bebouwd. Hiervan is geen sprake. Onderhavig bestemmingsplan gaat alleen uit van een bestaand complex, dat binnen strakke planologische kaders wordt gelegd, zodat verdere uitbreiding wordt uitgesloten.
PARAGRAAF 5.7 Flora en fauna
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening gehouden worden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur, denk aan invloeden op de natuurwaarden en beschermde soorten. Door de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet krijgt de natuurtoets een sterker accent in de totale beoordeling van de milieu- en waardenaspecten in de bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat er geen sprake is van een negatief effect, danwel dat daarvoor afwijking is verkregen.
Gebiedsbescherming
In het kader van de Natuurbeschermingswet (NB-wet) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) moet er getoetst worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op de beschermde gebieden. Het plangebied ligt direct naast een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel) en in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (kernkwaliteit verweving).
Natuurbeschermingswet 1998
Het plangebied is in circa 2002 gebouwd en in 2004 is begonnen met legalisatie van permanente bewoning. Deze woningen werden destijds dus al permanent bewoond. Dit betekent dat permanente bewoning valt onder bestaand gebruik in het kader van de NB-wet. Onder bestaand gebruik worden alle activiteiten verstaan die op het moment van het inwerkingtreden van de Natuurbeschermingswet 1998 (01 oktober 2005) in of rondom een Natura 2000-gebied plaatsvonden en sindsdien niet of niet in betekende mate zijn gewijzigd. Deze activiteiten zijn totdat er een beheerplan voor dat gebied is vastgesteld niet vergunningplichtig.
Het gebruik van het plangebied in de toekomstige situatie wijkt niet af van de huidige feitelijke situatie. In de huidige situatie is bewoning van de woningen ook jaarrond mogelijk, zolang het geen permanente verblijfslocatie betreft. De activiteiten vallen onder bestaand gebruik en negatieve effecten op de instandhoudingdoelstelling van het Natura 2000-gebied zijn derhalve niet te verwachten. Voor de legalisatie van 28 permanente woningen is geen vergunning in het kader van de NB-wet vereist.
Ecologische Hoofdstructuur
De EHS op deze locatie is aangewezen op basis van het natuurdoeltypen (kernkwaliteit) plas en nat bos op klei. In de huidige situatie is het plangebied bebouwd en zijn dergelijke natuurdoeltypen niet aanwezig in het plangebied. Ruimtelijke ingrepen in de EHS vinden niet plaats en het gebruik wijkt niet af van de bestaande situatie. Geconcludeerd kan worden dat met de toekomstige plannen de kernkwaliteiten van de EHS niet aangetast worden. Negatieve effecten op de EHS zijn niet te verwachten.
Soortenbescherming
In het kader van de Flora- en faunawet moet worden getoetst of ter plaatse van de ruimtelijke ingrepen sprake is/kan zijn van negatieve effecten op beschermde planten en dieren. Ontwikkelingen kunnen biotoopverlies of verstoring (indirect biotoopverlies) tot gevolg hebben. Met de toekomstige legalisatie van bestaand gebruik worden geen ruimtelijke ingrepen mogelijk gemaakt die negatieve effecten op strikt beschermde soorten kunnen veroorzaken. Negatieve effecten op strikt beschermde planten en dieren zijn met het legaliseren dan ook niet te verwachten. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet wordt niet noodzakelijk geacht.
Zorgplicht
Bij de plannen moet rekening worden gehouden met een tweetal algemene voorwaarden vanuit de Flora- en faunawet. Deze voorwaarden zijn altijd van toepassing:
in het broedseizoen van vogels (globaal half maart tot half juli) mogen de vegetatie, bosjes en opstallen in het plangebied niet worden verwijderd. Werkzaamheden tijdens deze periode zouden leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. Alle vogels zijn beschermd. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren;
op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving.
Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Zo dienen maatregelen te worden getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood. Dit kan door:
voortijdig maaien van het plangebied zodat dieren wegtrekken;
het beperken van verlichting tijdens de avonduren in zomer, voorjaar en herfst ten behoeve van vleermuizen en andere nachtdieren;
het slopen en rooien starten buiten het voortplantingsseizoen en het winter(slaap)seizoen. Zodat het plangebied ongeschikt is voor dieren.
Plangebied
Onderhavig plan betreft in essentie de omvorming van een recreatiecomplex naar een reguliere woonfunctie. Er wordt niet gebouwd en het gebruik en de activiteiten ter plaatse veranderen als gevolg van dit bestemmingsplan niet, aangezien de meeste woningen reeds op permanente basis worden bewoond. Om die reden zijn negatieve effecten op de Natura2000 gebieden en de EHS niet te verwachten en kunnen negatieve effecten op beschermde planten- of dierensoorten worden uitgesloten.
PARAGRAAF 5.8 Archeologie en cultuurhistorie
5.8.1 Archeologie
Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico’s op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007, welke een onderdeel vormt van de Monumentenwet 1988.
Zevenaar heeft een rijke historie en kent mede daarom een rijke archeologische historie, die ver teruggaat in de tijd waardoor ook in de ondergrond veel sporen hiervan te vinden kunnen zijn. Vanuit het voornoemd Verdrag en vanuit de Monumentenwet heeft Zevenaar archeologisch beleid gemaakt. Dit beleid vormt de onderlegger voor het zogenaamde paraplubestemmingsplan “Archeologie” van de gemeente Zevenaar.
Plangebied
Het plangebied heeft de volgende archeologische (verwachting)waarden: een hoge archeologische verwachtingswaarde (zalmroze aangeduid op de plankaart), een onbekende archeologische verwachtingswaarde (lichtgrijs aangeduid op de plankaart) en de archeologische waarde oppervlaktewater (blauw aangeduid op de plankaart). De bestemming “Archeologie” is als dubbelbestemming opgenomen, in de regels is opgenomen bij welke oppervlakte én diepte van een bodemingreep nader onderzoek moet worden uitgevoerd. Vanuit het aspect ‘archeologie’ zijn er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
5.8.2 Cultuurhistorie
De rijksoverheid verbindt de zorg voor het cultureel erfgoed sterker met andere ruimtelijke vraagstukken en ontwikkelingen. Samen met provincies, gemeenten, waterschappen en particuliere organisaties neemt het rijk initiatief om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. Het kabinet richt de eigen inzet van het rijk op een selectief aantal gebieden en ruimtelijke opgaven. Dat staat in de visie Kiezen voor karakter. Het kabinet geeft met deze visie invulling aan zijn verantwoordelijkheid voor een goede omgang met het onroerend cultureel erfgoed van nationale betekenis, bij integrale ruimtelijke afwegingen.
Zo verbindt het kabinet de zorg voor het cultureel erfgoed met andere ruimtelijke ontwikkelingsopgaven op het gebied van onder andere economie, veiligheid en duurzaamheid. Het kabinet verwacht dat de visie overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijk ontwerpers er toe zal aanzetten om de waarde van het cultureel erfgoed als kans te zien bij de ontwikkeling van gebieden en het realiseren van economische en maatschappelijke doelen. Het kabinet kiest voor de komende jaren vijf prioriteiten in zijn gebiedsgerichte erfgoedbeleid:
Werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten.
Eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren.
Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp.
Levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie.
Wederopbouw: tonen van een tijdperk.
Plangebied
Er bevinden zich binnen het plangebied of in de nabijheid geen cultuurhistorisch waardevolle elementen. Er is geen sprake van karakteristieke bebouwing, rijks-, provinciale of gemeentelijke monumenten in het plangebied. Er zijn derhalve geen ‘cultuurhistorische waarden’ opgenomen. Vanuit het aspect ‘cultuurhistorie’ zijn er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
PARAGRAAF 5.9 Kabels, leidingen en straalpaden
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, hoogspanningslijnen, hoogspanningskabels, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden. De algehele conclusie is dat ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving daarvan geen kabels, leidingen en straalpaden bekend zijn die belemmeringen opleveren voor dit bestemmingsplan.
Kabels
Bij het roeren van de grond moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele kabels.
Leidingen
Op een klein deel, maar vooral langs het plangebied bevindt zich een drukriolering. De riolering op het plangebied kenmerkt zich als ‘gescheiden of verbeterd gerioleerd’.
Straalpaden
Er zijn geen straalpaden in het plangebied.
HOOFDSTUK 6 Wijze van bestemmen
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar is niet het enige instrument. Andere wetten en regels zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de bouwverordening zijn ook belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijk beleid. Meer informatie over de rol en de betekenis van het bestemmingsplan is te vinden op de site van de gemeente en op www.ruimtelijkeplannen.nl.
PARAGRAAF 6.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang
voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is een middel waarmee gebruiksmogelijkheden aan gronden worden toegekend. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder, etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:
De grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren;
De grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsregels zijn hierbij mede van belang).
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan, zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van ‘werken’ (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
Het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen).
En een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het bebouwen van de gronden;
Het verrichten van werken (aanleggen).
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één ‘enkel’ bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de plankaart. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels ‘iets’ geregeld. Dat ‘iets’ kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.
PARAGRAAF 6.2 Hoofdstukopbouw van de regels
De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (regel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (regel 2);
Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik. Ten slotte zijn (eventuele) omgevingsvergunningenstelsels en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Waaronder algemene procedurebepalingen, maar ook regels met betrekking tot mogelijke afwijkingen. Het zijn allemaal belangrijke regels die voor het gehele plan gelden.
Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).
6.2.1 Inleidende regels
Begripsbepalingen
In de begripsbepalingen zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
De wijze van meten bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, diepten, breedtes en dergelijke waarmee op een eenduidige manier uitleg wordt gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.
6.2.2 Bestemmingsregels
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat het gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning heeft verleend. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien zij voldoet aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
Bestemmingen
Allereerst komen alle (enkel)bestemmingen aan de orde. Het betreft een indeling van bestemmingen in hoofdgroepen waarin de meest voorkomende functies kunnen worden ondergebracht. De indeling in hoofdgroepen maakt het raadplegen van een bestemmingsplan en het zoeken naar bepaalde functies eenvoudiger.
De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsels als volgt uit:
Bestemmingsomschrijving;
Bouwregels;
Nadere eisen;
Afwijking van de bouwregels (ontheffing);
Specifieke gebruiksregels;
Afwijking van de gebruiksregels (ontheffing);
Wijzigingsbevoegdheid.
Hieronder volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving. De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
Bouwregels. In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen (eventueel gesplitst in hoofd- en bijgebouwen) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Nadere eisen. Nadere eisen zijn gesteld ten behoeve van bepaalde kwalitatief omschreven criteria, zoals woonsituatie, straat- en bebouwingsbeeld en verkeersveiligheid. De nadere eisen-regeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden.
Afwijking bouwregels (ontheffing). Door het opnemen van een dergelijke regeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Afwijkingen van bouwregels worden niet opgenomen voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze in (bijna) alle gevallen worden verleend. Dan dienen de bouwregels hierop te voorzien. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan afgeweken kan worden, de maximale afwijking die kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder deze plaatsvindt. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Als afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, worden ze geplaatst in hoofdstuk 3 (de algemene regels).
Specifieke gebruiksregels. In dit onderdeel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig zijn met de bestemming. Hier worden niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.
Afwijking gebruiksregels. Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat uitsluitend een afwijking van de gebruiksregels kan plaatsvinden ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Met andere woorden: de regeling is opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Echte bestemmingswijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid.
Wijzigingsbevoegdheid. Door de opgenomen wijzigingsbevoegdheden is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming, maar deze wijziging kan eventueel ook gebruikt worden om de bouwmogelijkheden op een perceel te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Als wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, dan zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).
6.2.3 Algemene regels
Algemene regels zijn regels die gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben. Het betreft:
De anti-dubbeltelregel;
Algemene bouw-, gebruiks-, aanduidings-, wijzigings- en procedureregels;
Overige regels.
Hieronder volgt per algemene regels een korte toelichting.
Anti-dubbeltelregel. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels. In deze regels zijn algemene regels ten aanzien van het gebruik opgenomen, zoals het algemene gebruiksverbod, het strijdig gebruik, vormen van verboden gebruik, maar ook het toegestane gebruik en de algemene afwijkingsmogelijkheden.
Algemene gebruiksregels. In deze regels zijn algemene regels ten aanzien van het ondergronds bouwen opgenomen met bijbehorende maatvoering. Daarnaast zijn regels opgenomen ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten ingeval van strijdigheid met de nieuwe bestemmingsregels. Ook is hierin geregeld wanneer overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwdelen is toegestaan.
Algemene afwijkingsregels. In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Algemene wijzigingsregels. In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Algemene procedureregels. In deze bepaling staat aangegeven welke procedure moet worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van een afwijkings- en wijzigingsbevoegdheid. Hierbij wordt verwezen naar procedures die zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet ruimtelijke ordening.
Overige regels. In bepaalde gevallen wordt de bouwverordening van toepassing verklaard.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
De overgangs- en slotregels zijn algemeen van aard en gelden voor alle bestemmingen. De volgende slotbepalingen zijn opgenomen in dit laatste hoofdstuk.
Overgangsrecht
In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Aangesloten is bij het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.
PARAGRAAF 6.3 Beschrijving per bestemming en aanduiding
Het voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende (dubbel)bestemmingen en aanduidingen:
Groen
Verkeer-Verblijfsgebied
Water
Wonen
Waarde-Archeologie (dubbelbestemming)
Waterstaat-Waterstaatkundige functie (dubbelbestemming)
Recreatiewoning (aanduiding)
Waterkering (aanduiding)
Steiger (aanduiding)
6.3.1 Groen
Het groen met een structureel karakter en waarvan het behoud gewaarborgd dient te worden, is specifiek bestemd tot ‘Groen’. Er is geen bebouwing toegestaan. Aanlegsteigers zijn specifiek aangeduid met een functieaanduiding.
6.3.2 Verkeer-Verblijfsgebied
Voor de bestaande wegenstructuur in het plangebied is de bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ opgenomen. Zowel de inrit, de weg, de parkeermogelijkheden zijn binnen deze bestemming opgenomen.
6.3.3 Water
Het water waarvan het behoud gewaarborgd dient te worden, is specifiek bestemd tot ‘Water’. Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan. Aanlegsteigers zijn specifiek aangeduid met een functieaanduiding.
6.3.4 Wonen
De bestemming ‘Wonen’ is aangewezen voor de gronden die bestemd zijn voor woningen, met dien verstande dat er ten hoogste 28 wooneenheden zijn toegestaan. In de bestemming ‘Wonen’ is een bouwvlak opgenomen. In dat bouwvlak mag het hoofdgebouw en eventuele bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Er is een maximale bouwhoogte van 10 meter opgenomen voor het hoofdgebouw. Binnen deze bestemming is ook de aanduiding ‘recreatiewoning’, wat betekent dat de gebouwen ook als recreatiewoning mogen worden gebruikt.
Het inrichten en gebruiken van de woning met bijbehorende bouwwerken (zoals aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen) als praktijkruimte voor zogenaamde aan huis gebonden beroepen (zoals arts, tandarts, administrateur, verzekeringstussenpersoon, kunstenaar, notaris), wordt in de jurisprudentie als meest doelmatig gebruik aangemerkt en als recht toegestaan. Voorwaarde is dat de op wonen gerichte functie van de betreffende bebouwing in redelijke mate intact blijft. Voor bedrijfsactiviteiten aan huis is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, mits aan een aantal specifieke voorwaarden is voldaan.
6.3.5 Waarde-Archeologie
Om de aan de gronden gegeven archeologische verwachtingswaarde te beschermen, is een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ opgenomen. De onderscheiden verwachtingen zijn door middel van een nadere aanduiding aangegeven. Via dit artikel is een aanlegvergunningstelsel opgelegd voor het verrichten van bodemingrepen. Al naar gelang de diepte en omvang van een ingreep en afhankelijk van de mogelijke waarde van die locatie op het gebied van archeologie, is een omgevingsvergunning nodig.
6.3.6 Waterstaat-Waterstaatkundige functie
Om de aan de gronden gegeven waterstaatkundige functie te beschermen, is een dubbelbestemming ‘Waterstaat-Waterstaatkundige functie’ opgenomen. De dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ geldt voor het gehele plangebied. De regeling komt er kortweg op neer dat het gehele plangebied is bestemd voor de berging van water en dat pas mag worden gebouwd na goedkeuring van Rijkswaterstaat. In deze bestemming is een ‘omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken’ van toepassing.
6.3.7 Waterkering
Deze aanduiding is gericht op de bescherming van de waterhuishoudkundige functie binnen het gebied. De aanduiding ‘Waterkering’ geldt voor de beschermingszone van de dijk, die voor een deel in het plangebied is gelegen. De regeling komt er in het kort op neer dat niet mag worden gebouwd nadat schriftelijk advies is gevraagd van Rijkswaterstaat én van de waterbeheerder (de keur van het waterschap). In deze bestemming is een ‘omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken’ van toepassing.
HOOFDSTUK 7 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
PARAGRAAF 7.1 Economische uitvoerbaarheid
Het plan betreft een in principe beheergericht plan, waarbij de bestaande situatie van de permanente bewoning van de woningen in het complex de Giese Pan wordt gelegaliseerd. Er is een anterieure overeenkomst gesloten tussen de Vereniging van Eigenaren van de Giese Pan en de Gemeente Zevenaar. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is derhalve geen exploitatieplan beoogd.
PARAGRAAF 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.2.1 Artikel 3.1.1 Bro vooroverleg
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat het bevoegd gezag bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voert met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd.
Rijkswaterstaat
Het bestemmingsplan "Giese Pan" heeft naast actualisatie tevens tot doel de legalisering van permanente bewoning van recreatieappartementen. In het vigerende bestemmingsplan "Rhederlaag - recreatieappartementen" is permanente bewoning niet toegestaan. In het bestemmingsplan "Giese Pan" wordt de bestemming "Recreatie, bestemd voor recreatie, wonen en een bedrijfswoning" opgenomen.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening kunnen bij permanent bewoonde woningen meer bouwwerken worden gerealiseerd dan bij recreatieve woningen. Gezien de ligging van het complex in het rivierbed van de IJssel dienen bestemmingsplanwijzigingen te voldoen aan de Beleidslijn grote rivieren. De toename van bouwmogelijkheden is daarmee in strijd.
Het voorontwerpbestemmingsplan Giese Pan in combinatie met uw brief van 19 juli 2011 waarin de bestemming "Recreatie" wordt beperkt tot de hoofdgebouwen en de voorzijde van de appartementen geeft mij voldoende aanleiding in te stemmen met een bestemmingsplanwijziging ten behoeve van de Giese Pan. Hierbij verzoekt Rijkswaterstaat de Gemeente Zevenaar de volgende aanpassingen in het bestemmingsplan nog op te nemen:
De mogelijkheden tot bouwen worden ook aan de voorzijde van de appartementen op enigerlei wijze beperkt (voorgesteld was bestemming Verkeer). Dit is als zodanig bestemd op de plankaart.
In de toelichting wordt expliciet opgenomen dat de appartementen ook na de bestemmingsplanwijziging gelegen zijn in het rivierbed van de IJssel. Het rivierbed is primair bestemd voor de afvoer van water. Schade als gevolg van hoogwater is en blijft ook na de bestemmingsplanwijziging voor eigen risico van de bewoners/eigenaren. Dit hebben we opgenomen.
De gemeente is voornemens nader onderzoek te verrichten naar de civieltechnische voorwaarden. Uit een al uitgevoerde quick-scan komen vooralsnog geen nieuwe activiteiten/bouwwerken naar voren. Rijkswaterstaat wil de Gemeente Zevenaar er op voorhand op wijzen dat uitbreiding van de aanwezige ophoging waarop de appartementen en overige gebouwen uit dit bestemmingsplan zich bevinden, uitgesloten is. Dit geldt eveneens voor aanpassingen aan het talud, zoals wijziging steilheid, die niet het normale beheer en onderhoud betreffen. Zoals al aangegeven blijft het volledige gebied onder de werking van de Beleidslijn grote rivieren en de Waterwet. Hiervan is kennis genomen.
VROM-Inspectie Oost
De VROM-Inspectie heeft op 2 mei 2011 in het kader van het vooroverleg een negatief advies verstrekt.
Ruimte voor de rivier 10a/36. Het voorontwerpbestemmingsplan voorziet voor de aanwezige bebouwing in een functiewijziging van “Recreatie-appartementen” naar “Recreatie” bestemd voor wonen. De locatie is gelegen in het rivierbed van de rivier de IJssel waar de Beleidslijn grote rivieren van toepassing is. Van elke activiteit waaronder ook functiewijziging dient de toelaatbaarheid in het rivierbed aan de Beleidslijn grote rivieren getoetst te worden. Toetsing vindt plaats via het rivierkundige spoor (waterwetvergunning) en het ruimtelijk spoor (bestemmingsplan).
In het bestuurlijk overleg van 28 januari 2010 over dit onderwerp is besproken dat de bovengenoemde functiewijziging niet mogelijk is op basis van toetsing aan de Beleidslijn grote rivieren. De mogelijkheid van een functieverandering is in de Beleidslijn grote rivieren opgenomen om leegstand en verwaarlozing van behoudenswaardige gebouwen te voorkomen. Daar is in dit geval geen sprake van. Onder andere het Besluit omgevingsrecht biedt voor de bestemming “wonen” ook meer bouwmogelijkheden dan aan de bestemming “recreatiewoning”. Hierdoor vindt er een toename van de feitelijke belemmering voor de afvoer van hoogwater plaats. Sinds het bovengenoemde overleg heeft er geen aanpassing in het beleid plaatsgevonden die tot een andere conclusie leidt. Daarom wordt verzocht de functiewijziging niet op te nemen.
In artikel 4 Recreatie is opgenomen dat de inhoud van de toegestane bedrijfswoning 1000 m³ mag bedragen. De gezamenlijke oppervlakte van aan-/uit- en bijgebouwen mag 100 m² bedragen. Op grond van de Beleidslijn grote rivieren kan een gebouw zowel qua oppervlakte als inhoud 10% uitbreiden op de bestaande bebouwing. Onduidelijk is of hier de mogelijkheid wordt geboden om meer dan deze 10% uit te breiden. Verzocht wordt de bestaande bebouwing van zowel de dienstwoning als de recreatieappartementen als bijlage bij de planregels op te nemen en zo nodig bovengenoemd artikel aan te passen. Daarnaast wordt verzocht aan te geven waarom het gebouw aan de achterzijde van de dienstwoning als woning wordt bestemd.
Toeristische recreatieve voorzieningen (recreatiewoningen) 21. Het complex met 28 recreatieappartementen wordt al jaren gebruikt voor permanente bewoning. Alhoewel het vigerende bestemmingsplan dit gebruik expliciet uitsluit, wil de Gemeente Zevenaar het bestemmingsplan aanpassen aan de feitelijke situatie. Gesteld wordt dat de Gemeente Zevenaar de functiewisseling niet ziet als een feitelijke wijziging, maar alleen als een administratief-juridische wijziging. Handhaving van het vigerende bestemmingsplan wordt gezien als een onmogelijke opgave die ook financieel gezien nogal wat consequenties kan hebben. In de Nota Ruimte staat het beleid in welke gevallen tot een bestemmingswijziging kan worden overgegaan.
Nota Ruimte, volgens paragraaf 3.4.5.3, Ruimtelijk kader voor recreatiewoningen, hebben provincies en gemeenten de ruimte om in bepaalde gevallen de recreatiefunctie van bestaande recreatiewoningen te wijzigen, mits aan de gebruikelijke voorwaarden voor woningbouw is voldaan. Deze verruiming biedt gemeenten de mogelijkheid om bestemmingswijzigingen door te voeren voor situaties waar op 31 oktober 2003 (of eerder) onrechtmatig in een recreatiewoning werd gewoond. Deze beleidsruimte is niet van toepassing op recreatiewoningen die zich bevinden in de VHR-, NB- wet en EHS-gebieden. Het is bovendien niet de bedoeling dat complexen waar thans niet of nauwelijks permanent wordt gewoond (dus grotendeels recreatief gebruikt) worden omgezet. Bij de afweging om eventueel tot een bestemmingswijziging over te gaan, spelen op lokaal en regionaal niveau vele ruimtelijke en regionaal economische factoren een rol, waaronder het belang van borging van voldoende verblijfsrecreatief aanbod en de borging en ontwikkeling van kwaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied.
De VROM-Inspectie heeft het voorontwerp bestemmingsplan Giese Pan beoordeeld aan de hand van de Nota Ruimte. Dit heeft geleid tot de volgende opmerkingen:
De Gemeente Zevenaar geeft aan dat de appartementen vanaf 2002 zijn gerealiseerd, maar in ieder geval voor 31 oktober 2003. Opmerking VROM-Inspectie: Er wordt niet aangegeven welke appartementen voor 31 oktober 2003 onrechtmatig werden bewoond. De verruiming geldt voor situaties waar op 31 oktober 2003 of eerder onrechtmatig in een recreatiewoning werd gewoond. De Gemeente Zevenaar is van mening dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan. De laatste woning is opgeleverd op 10 oktober 2003, op dat moment werd ruim 60% van de 28 appartementen permanent bewoond.
De Gemeente Zevenaar geeft aan dat het plan in de EHS ligt en dat er geen ruimtelijke ingrepen in de EHS plaatsvinden. Het gebruik dat het plan beoogt toe te staan (permanente bewoning) wijkt volgens de Gemeente Zevenaar niet af van de bestaande feitelijke situatie. Opmerking VROM-Inspectie: De verruiming is niet van toepassing op recreatiewoningen, die zich bevinden in EHS-gebied. Hiervoor verwijzen we naar hoofdstuk 4 van deze toelichting.
Opmerking VROM-Inspectie: Verder geeft de Gemeente Zevenaar niet aan of voldoende verblijfsrecreatief aanbod van recreatiewoningen in de regio geborgd blijft. Binnen de gemeente Zevenaar is een zeer ruim recreatief aanbod aanwezig. Globaal zijn de volgende accommodaties beschikbaar: kamperen (1575 jaarplaatsen en 597 toeristische plaatsen), groepsaccommodaties (overnachtingsmogelijkheden voor 300 personen), 1930 ligplaatsen in de jachthavens, 150 hotelplaatsen/pensions/bed&breakfast. Het onttrekken van 28 recreatiewoningen aan de recreatieve bestemming zal op deze markt geen invloed hebben, temeer omdat deze woningen al niet beschikbaar waren voor de recreatieve markt. Overigens heeft zich aan de vraagzijde de afgelopen jaren geen vraag voorgedaan die wijst naar een behoefte aan recreatieappartementen.
Gezien vorenstaande opmerkingen werd door de VROM-Inspectie geadviseerd het bestemmingsplan niet verder in procedure te brengen.
Provincie Gelderland
Op 7 september 2011 heeft de Provincie Gelderland gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan Giese Pan.
De Provincie geeft aan dat het voorontwerp aanleiding geeft om te adviseren ten aanzien van het onderstaande provinciale belang. De provinciale afdelingen wijzen erop dat de consequentie van voorliggend plan is, dat op het woningbouwprogramma voor Zevenaar, dat overeen moet stemmen met de regionale afspraken, 28 woningen in mindering moeten worden gebracht. In het Kwalitatief Woonprogramma 2010 tot en met 2019 (KWP3) zijn eind 2009 afspraken gemaakt met de Gelderse gemeenten en woningcorporaties over te bouwen woningen en de woningdifferentiatie op regionaal niveau. De provincie verzoekt duidelijk te maken in hoeverre dit plan aansluit bij de gemaakte regionale afspraken en in hoeverre hierover overleg c.q. afstemming is geweest met de regio en/of zorg te dragen voor aansluiting bij de gemaakte afspraken. In de Ruimtelijke Verordening Gelderland is in artikel 3 bepaald dat ruimtelijke plannen dienen te passen in de het KWP3.
Op 19 juni 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Zevenaar de Bestuurlijke Overeenkomst Verstedelijking en Mobiliteit van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen ontvangen. Onderdeel hiervan zijn de ‘subregio afspraken Liemers’, waarin staat beschreven hoe de gemeenten in de Liemers de komende twee jaar de afspraken uit de Verstedelijkingsvisie nader gaan invullen alsook de onderdelen die specifiek voor één gemeente gelden. Onder ‘Betaalbaar bouwen’ zijn de recreatiewoningen Zevenaar opgenomen: “De netto in het woningbouwprogramma van de Liemers is exclusief de legalisatie van recreatiewoningen op Riverparc en Giesepan (circa 370 woningen)”.
Door de Provincie wordt geadviseerd vorenstaande opmerkingen te verwerken in het plan. Gelet op het provinciale belang moet de Gemeente Zevenaar de terinzagelegging van het ontwerp opnieuw aan de provincie kenbaar te maken. Dit wordt onderschreven.
Waterschap Rijn en IJssel
Op 4 mei 2011 heeft het Waterschap Rijn en IJssel per mail gereageerd op het voorontwerp. Aangegeven is dat de zoneringen voor water niet juist zijn ingetekend op de plankaart. Dit is bij het ontwerp aangepast op de plankaart.
Daarnaast is een opmerking gemaakt over de stelling dat ‘het bestaande complex Giese Pan op peilhoogte van de dijk is gerealiseerd’. Het Waterschap geeft aan dat de Giese Pan lager ligt dan de dijk en dat voor hoogwaterveiligheid buiten de hoogte ook de stabiliteit van de oever van belang is. Gevraagd is hoe dit in stand wordt gehouden en of hier afspraken over zijn gemaakt tussen bewoners en gemeente. De Gemeente heeft samen met de Vereniging van Eigenaren van de Giese Pan onderzoek laten uitvoeren door Witteveen+Bos naar de hoogwaterveiligheid van Giese Pan. Dit is uitgewerkt in een risicobenadering. Deze is aan deze toelichting toegevoegd. Voorts zijn afspraken tussen bewoners en gemeente vastgelegd in een anterieure overeenkomst.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
De Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM) heeft op 14 maart 2011 in het kader van het vooroverleg een positief advies verstrekt.
7.2.2 Overleg omwonenden en andere belangstellenden
Inspraak is in de Wet ruimtelijke ordening niet verplicht gesteld. Dit neemt niet weg dat het gemeenten vrij staat toch inspraak te verlenen. Het is uiteraard van groot belang dat burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden betrokken bij de totstandkoming van een bestemmingsplan.
Het (voor)ontwerp bestemmingsplan is voortijdig toegezonden aan de externe werkgroep bestaande uit leden van de Vereniging van Eigenaren van de Giese Pan. Ook de eigenaren van de Giese Pan hebben het plan toegezonden gekregen en de mogelijkheid gehad om er voortijdig op te reageren.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 26 juli 2013 tot 6 september 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen deze termijn had een ieder de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. De zienswijzennota is als bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.
HOOFDSTUK 8 Procedure
PARAGRAAF 8.1 Overleg
Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg toegezonden aan de desbetreffende instanties.
PARAGRAAF 8.2 Van ontwerp naar vaststelling
Op het ontwerp van dit bestemmingsplan kunnen zienswijzen worden ingediend. In het vaststellingsbesluit wordt verslag gedaan van de mogelijke zienswijzen en van de mogelijke wijzigingen die bij vaststelling worden doorgevoerd.
HOOFDSTUK 9 Conclusie
Het bestemmingsplan is opgezet volgens artikel 3.1.6 van het Bro, waardoor geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan beleidsmatig gezien inpasbaar is in het beleid, voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is.