Bestemmingsplan RAADHUISPLEIN 1
|
Datum |
|
November 2012 |
|
Gemeente |
|
Zevenaar |
|
Webadres gemeente |
|
www.zevenaar.nl |
|
Contactpersoon |
|
Dhr. W. Geurts |
|
|
|
|
|
Opdrachtgever |
|
|
|
Contactpersoon |
|
|
|
|
|
|
|
IDN bestemmingsplan |
|
NL.IMRO.0299.BP01RAADHUISPL1-VA01 |
|
|
|
|
|
Plan gemaakt door |
|
Projectburo BV |
|
Contactpersoon |
|
Mevr. L. Timmermans |
Inhoudsopgave
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs-
en slotregels
Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de dakhelling: langs het
dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2 de goothoogte van een
bouwwerk: a.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q.
de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel; b.
in afwijking van het onder a gestelde, geldt dat bij
toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk dakkapellen /
dakopbouwen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen /
dakopbouwen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de
breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf
het peil tot aan de goot van de dakkapel / dakopbouw. 2.3 de inhoud van een bouwwerk: tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4 de bouwhoogte van een
bouwwerk: vanaf het
peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen. 2.5 de oppervlakte van een
bouwwerk: tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk. 2.6 ondergeschikte onderdelen: a.
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het
bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van de bebouwings- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan b.
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het
bouwen van plaatselijke verhogingen, zoals liftschachten, lichtkappen en
installatieonderdelen van de koude warmteopslag buiten beschouwing gelaten,
mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet zichtbaar is
vanaf de openbare ruimte of dat deze ontworpen elementen in samenhang met het
gevelontwerp zijn bepaalt. 2.7 diepte: vanaf het
peil tot aan het diepste punt van de ingreep waarbij de diepte bij toepassing
van begrip 1.32 onder c gemeten dient te worden per te onderscheiden vlak van
10m². 2.8 de oppervlakte van een
bodemingreep: het gebied
binnen de buitenwerkse grens van de grondwerkzaamheden opwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk. |
Bestemmingen 3.1 bestemmingsomschrijving De voor 'Centrum' aangewezen
gronden zijn bestemd voor: a.
detailhandel tot niet meer dan 2.600 m² bruto
vloeroppervlakte; b.
publiekgerichte dienstverlening; c.
hotel waarbij het parkeren voor de hotelgasten op het
eigen terrein dient plaats te vinden; d.
lichte horeca tot niet meer dan 350 m² bruto vloeroppervlakte; e.
maatschappelijke voorzieningen en voorzieningen voor
cultuur en ontspanning; f.
ondergrondse parkeren; g.
voorzieningen ten behoeve van de stalling van fietsen
en sanitaire voorzieningen; h.
ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van verkeer - inrit
tevens een toegang tot een parkeervoorziening; i.
wonen tot maximaal 20 appartementen waarbij het
parkeren voor de bewoners van de appartementen op het eigen terrein dient
plaats te vinden; j.
het uitoefenen van een beroep aan huis, met dien
verstande dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de
uitoefening van een aan huis gebonden beroep binnen een woning mag, in
voorkomend geval, niet meer bedragen dan 30% van de totale bruto
vloeroppervlakte van de betreffende woning, en in ieder geval niet meer dan
75m². 3.2 bouwregels Op en in de gronden als bedoeld in
lid 3.1 mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten
dienste van de bestemming worden gebouwd. 3.2.1 gebouwen Gebouwen moeten voldoen aan de
volgende kenmerken: a.
gebouwen mogen
uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b.
de bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde bijbehorende
bouwwerken, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is
aangegeven; c.
het
aantal woningen mag niet meer bedragen dan 20. 3.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
moeten voldoen aan de volgende kenmerken: a.
de bouwhoogte
van palen, masten, verkeerstekens en technische installaties mag niet meer
bedragen dan b.
de bouwhoogte van
erf- of perceelafscheidingen op ten minste c.
de bouwhoogte
van overige erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan d.
de bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3.3 specifieke gebruiksregels Tot een gebruik strijdig met de regels van dit
bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen: a.
het gebruik van
de begane grond voor wonen, met uitzondering van entrees en bergingen; b.
het gebruik van
de bouwlagen boven de begane grond voor detailhandel / publieksgerichte
dienstverlening. 3.4
afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouder (bevoegd gezag) kunnen met een
omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.3 sub b indien uit de
ruimtelijke motivering daartoe is gebleken dat het gebruik niet zal leiden
tot onevenredige verstoring van en/of negatieve gevolgen voor de overige
bestemmingen zoals benoemd in lid 3.1 waarbij geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de woon- en leefkwaliteit in de omgeving en de parkeerbalans in
evenwicht blijft. |
Dubbelbestemmingen Artikel 4 Waarde - Archeologie 4.1 bestemmingsomschrijving De voor
Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de
vastgestelde en verwachte archeologische waarden. 4.2 omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.2.1 begrenzing Ter
plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is om een
bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze
gronden van toepassing zijnde bestemmingen: a.
specifieke vorm van waarde
vastgestelde hoge archeologische waarde: voor bodemingrepen groter dan b. specifieke vorm van waarde hoge archeologische
verwachting: voor
bodemingrepen groter dan 4.2.2 verlenen van de
omgevingsvergunning De
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 4.2.1
genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van
deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van
archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in
relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische
belang daarbij voldoende is gewaarborgd. 4.2.3 onderbouwing van de aanvraag Om de
aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen, kan het noodzakelijk
zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de
gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 4.2.4 verbinding van voorschriften Aan de omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a.
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
of b. de verplichting tot het doen
van opgravingen; of c.
de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring
leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg. 4.3 wijzigingsbevoegdheid Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door: a.
de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in lid 4.2.1
betrekking op hebben te vergroten en/of te veranderen indien dat op basis van
nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is; of b. de oppervlaktes en/of dieptes
als genoemd in lid 4.2.1 te veranderen en/of hier desgewenst een extra
aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen
archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is. |
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing. 6.1 afwijkingen bestaande
bouw In die
gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of
afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in
overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in
hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan,
geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in
afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan. 6.2 bestaand
bebouwingspercentage In die
gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met
het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is
gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is
voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als
maximaal toegestaan. Artikel 7 Algemene gebruiksregels 7.1 vormen van verboden gebruik Tot een gebruik strijdig met de regels
van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten
gebruiken van gronden en/of de opstallen te behoeve van: a.
een seksinrichting; b.
als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband
houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden; c.
als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en
andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit
gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de
gronden. Artikel 8 Algemene afwijkingsregels 8.1 afwijken van de regels Het bevoegd gezag kan bij een
omgevingsvergunning afwijken van deze regels: a.
indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van
wegen en paden en ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen, grenzen van
woningvlakken en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het
plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits
die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2 m
bedragen; b.
ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 8.2 voorwaarden voor
afwijking Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1 kan slechts worden verleend, mits: a.
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van
betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b. het straat- en
bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de verkeersveiligheidsbelangen niet
onevenredig worden geschaad; c.
door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met
betrekking tot de (plan)kosten; d. de afwijking voorzien wordt
van een ruimtelijke motivering. 9.1 van toepassing
verklaring bouwverordening De voorschriften van de bouwverordening
ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig
het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens
ten aanzien van de volgende onderwerpen: a.
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; b.
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c.
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse
hoofdtransportleidingen; d.
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden voor zover hierin niet wordt voorzien in de betreffende bestemming; e.
de ruimte tussen bouwwerken. |