Bestemmingsplan RAADHUISPLEIN 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Datum

 

November 2012

 

Gemeente

 

Zevenaar

 

Webadres gemeente

 

www.zevenaar.nl

 

Contactpersoon

 

Dhr. W. Geurts

 

 

 

 

 

Opdrachtgever

 

 

 

Contactpersoon

 

 

 

 

 

 

 

IDN bestemmingsplan

 

NL.IMRO.0299.BP01RAADHUISPL1-VA01

 

 

 

 

 

Plan gemaakt door

 

Projectburo BV

 

Contactpersoon

 

Mevr. L. Timmermans

 


Inhoudsopgave

Regels. 3

Hoofdstuk 1                                                                                                                                                        Inleidende regels. 4

Artikel 1     Begrippen. 4

Artikel 2     Wijze van meten. 8

Hoofdstuk 2                                                                                                                                                    Bestemmingsregels. 9

Artikel 3     Centrum.. 9

Artikel 4 Waarde - Archeologie. 11

Hoofdstuk 3 Algemene regels. 12

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling. 12

Artikel 6 Algemene bouwregels. 12

Artikel 7 Algemene gebruiksregels. 12

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels. 12

Artikel 9 Overige regels. 13

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels. 14

Artikel 10 Overgangsrecht 14

Artikel 11 Slotregel 14

 

 

 


 

 

Regels


Hoofdstuk 1            Inleidende regels

 

Artikel 1          Begrippen

 

In dit plan wordt verstaan onder:

 

1.1   plan:

het bestemmingsplan "Raadhuisplein 1" van de gemeente Zevenaar.

 

1.2   bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het bestand GML-bestand NL.IMRO.0299.BP01RAADHUISPL1-VA01 met de bijbehorende regels.

 

1.3   aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar in gevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4   aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5   archeologische verwachtingswaarde:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

 

1.6   archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten.

 

1.7   bebouwing:

ιιn of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.8    bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

 

1.9   beroep aan huis:

Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde detailhandel, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.

 

1.10             bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.11             bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.12             bodemingreep:

grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:

a.        het afgraven van grond, waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

b.       woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;

c.        het verlagen van het waterpeil;

d.       het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

e.       het uitvoeren van hei- en/of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;

f.         het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

g.        het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

h.       het aanleggen van nieuwe en/of het vervangen en/of het uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

1.13             bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een

bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.14             bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

1.15             bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen (hoogteverschil per vloer of balklaag maximaal 1,5 m ), zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouwen en kappen; daarbij zijn de bovenkanten van de afgewerkte vloeren bepalend voor de hoogteligging.

 

1.16             bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.17             bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

1.18             bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.19             bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.20             bruto vloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

 

1.21             detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder niet wordt verstaan de uitoefening van een supermarkt.

 

1.22             evenement:

voor het publiek toegankelijke activiteiten van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, worden gehouden.

 

1.23             gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.24             hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

1.25             horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een cafι, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

 

1.26             kantoor:

een gebouw, zonder of met ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen.

 

1.27             lichte horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieλn, dagcafιs, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven.

 

1.28             m:

meter.

 

1.29             maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van religie, kinderopvang, gezondheidszorg of een bibliotheek, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

 

1.30             mantelzorg:

zorg die een persoon, zonder dat die persoon daarvoor betaald wordt, meer dan 8 uur per week of langer dan 3 maanden, draagt voor een chronisch ziek, gehandicapt of hulpbehoevend familielid.

 

1.31             onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

 

1.32             peil:

a.        voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.       indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van de waterbodem;

c.        in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein waarbij dat aansluitende terrein wordt opgedeeld in vlakken van 10m² en de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein per te onderscheiden vlak van 10m² bepaald wordt.

 

1.33             publiekgerichte dienstverlening:

aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureaus, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio’s, hypotheekwinkels, baliefuncties van banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie. Onder dienstverlening is hier geen detailhandel en geen horeca begrepen.

 

1.34             seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan:

a.        een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, escortbedrijf;

b.       sekswinkel, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon;

c.        al of niet in combinatie met elkaar.

 

1.35             supermarkt:

een detailhandelsbedrijf met een winkelvloeroppervlak van meer dan 500 m² en een grote verscheidenheid aan artikelen, in overwegende mate levensmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door de klanten.

 

1.36             voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan ιιn naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

 

1.37             voorgevelrooilijn:

de lijn die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de voorgevel loopt, welke lijn in geval van een bouwgrens waarnaar de voorgevel is gekeerd, wordt verondersteld te liggen ter plaatse van die bouwgrens.

 

1.38             Voorzieningen voor cultuur en ontspanning:

voorzieningen ten behoeve van een museum, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

 

1.39            weg:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten). Onder weg wordt niet verstaan achterpaden bij woningen, waaronder brandgangen.

 

1.40             wijziging/wijzigen:

een wijziging/het wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

 

1.41             woning:

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van ιιn afzonderlijk huishouden.

 

 


 

Artikel 2          Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

a.        vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

b.       in afwijking van het onder a gestelde, geldt dat bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk dakkapellen / dakopbouwen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen / dakopbouwen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel / dakopbouw.

 

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.6 ondergeschikte onderdelen:

a.        bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bebouwings- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

b.       bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van plaatselijke verhogingen, zoals liftschachten, lichtkappen en installatieonderdelen van de koude warmteopslag buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet zichtbaar is vanaf de openbare ruimte of dat deze ontworpen elementen in samenhang met het gevelontwerp zijn bepaalt.

 

2.7 diepte:

vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep waarbij de diepte bij toepassing van begrip 1.32 onder c gemeten dient te worden per te onderscheiden vlak van 10m².

 

2.8 de oppervlakte van een bodemingreep:

het gebied binnen de buitenwerkse grens van de grondwerkzaamheden opwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 


 

Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Bestemmingen

 

Artikel 3          Centrum

 

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.        detailhandel tot niet meer dan 2.600 m² bruto vloeroppervlakte;

b.       publiekgerichte dienstverlening;

c.        hotel waarbij het parkeren voor de hotelgasten op het eigen terrein dient plaats te vinden;

d.       lichte horeca tot niet meer dan 350 m² bruto vloeroppervlakte;

e.       maatschappelijke voorzieningen en voorzieningen voor cultuur en ontspanning;

f.         ondergrondse parkeren;

g.        voorzieningen ten behoeve van de stalling van fietsen en sanitaire voorzieningen;

h.       ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - inrit’ tevens een toegang tot een parkeervoorziening;

i.         wonen tot maximaal 20 appartementen waarbij het parkeren voor de bewoners van de appartementen op het eigen terrein dient plaats te vinden;

j.         het uitoefenen van een beroep aan huis, met dien verstande dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep binnen een woning mag, in voorkomend geval, niet meer bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning, en in ieder geval niet meer dan 75m².

 

3.2 bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

3.2.1 gebouwen

Gebouwen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

a.        gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.       de bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;

c.        het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 20.

 

3.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

a.        de bouwhoogte van palen, masten, verkeerstekens en technische installaties mag niet meer bedragen dan 12 m;

b.       de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m van de weg of het openbaar groen mag niet meer bedragen dan 2 m;

c.        de bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;

d.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

3.3 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de regels van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

a.          het gebruik van de begane grond voor wonen, met uitzondering van entrees en bergingen;

b.         het gebruik van de bouwlagen boven de begane grond voor detailhandel / publieksgerichte dienstverlening.

 

 

 

3.4 afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouder (bevoegd gezag) kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.3 sub b indien uit de ruimtelijke motivering daartoe is gebleken dat het gebruik niet zal leiden tot onevenredige verstoring van en/of negatieve gevolgen voor de overige bestemmingen zoals benoemd in lid 3.1 waarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woon- en leefkwaliteit in de omgeving en de parkeerbalans in evenwicht blijft.

 

 


 

Dubbelbestemmingen

 

Artikel 4 Waarde - Archeologie

 

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vastgestelde en verwachte archeologische waarden.

 

4.2 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.2.1 begrenzing

Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

a.        ‘specifieke vorm van waarde – vastgestelde hoge archeologische waarde’: voor bodemingrepen groter dan 30 m² en dieper dan 0,3 m;

b.       ‘specifieke vorm van waarde – hoge archeologische verwachting’: voor bodemingrepen groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m.

 

4.2.2 verlenen van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 4.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

 

4.2.3 onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen, kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

 

4.2.4 verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

a.        de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of

b.       de verplichting tot het doen van opgravingen; of

c.        de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

4.3 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door:

a.        de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in lid 4.2.1 betrekking op hebben te vergroten en/of te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is; of

b.       de oppervlaktes en/of dieptes als genoemd in lid 4.2.1 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.

 

 


 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 6 Algemene bouwregels

 

6.1 afwijkingen bestaande bouw

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

6.2 bestaand bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

 

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

 

7.1 vormen van verboden gebruik

Tot een gebruik strijdig met de regels van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of de opstallen te behoeve van:

a.        een seksinrichting;

b.       als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

c.        als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

 

 

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

 

8.1 afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels:

a.        indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen, grenzen van woningvlakken en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2 m bedragen;

b.       ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 15 m vanaf peil.

 

8.2 voorwaarden voor afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1 kan slechts worden verleend, mits:

a.        de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

b.       het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

c.        door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;

d.       de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivering.

 

Artikel 9 Overige regels

 

9.1 van toepassing verklaring bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a.        de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

b.       de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

c.        het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

d.       de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden voor zover hierin niet wordt voorzien in de betreffende bestemming;

e.       de ruimte tussen bouwwerken.

 

 


 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

 

10.1     overgangsrecht bouwwerken

10.1.1    een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning , en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

                a.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

                b.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

10.1.2    het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

10.1.3    lid 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2     overgangsrecht gebruik

10.2.1    het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

10.2.2    het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

10.2.3    indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

10.2.4    lid 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 11 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Raadhuisplein 1" van de gemeente Zevenaar.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 november 2012.

 

 

 

De voorzitter,                                                                      De griffier,

 

 

………………………………………..                            …………………………………………..