Bestemmingsplan BAT-terrein
|
Datum |
|
November 2012 |
|
Gemeente |
|
Zevenaar |
|
Webadres gemeente |
|
www.zevenaar.nl |
|
Contactpersoon |
|
Dhr. W. Geurts |
|
|
|
|
|
Opdrachtgever |
|
|
|
Contactpersoon |
|
|
|
|
|
|
|
IDN bestemmingsplan |
|
NL.IMRO.0299.BP01BATTERREIN-VA01 |
|
|
|
|
|
Plan gemaakt door |
|
Projectburo BV |
|
Contactpersoon |
|
Mevr. L. Timmermans |
In dit plan
wordt verstaan onder: 1.1 plan: het
bestemmingsplan "BAT-terrein" van de gemeente Zevenaar. 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch
bepaalde planobjecten als vervat in het bestand GML-bestand
NL.IMRO.0299.BP01BATTERREIN-VA01 met de bijbehorende regels . 1.3 aanduiding: een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar in
gevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden. 1.4 aanduidingsgrens: de grens
van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 archeologische verwachtingswaarde: de aan een
gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van
archeologische relicten. 1.6 archeologische waarde: de aan een
gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische
relicten. 1.7 bebouwing: ιιn of meer
gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.8 bebouwingspercentage: de
oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan,
het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat
vlak. 1.9 bestemmingsgrens: de grens
van een bestemmingsvlak. 1.10
bestemmingsvlak: een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.11
bijbehorend bouwwerk: een
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op
de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met dak. 1.12
bodemingreep: grondwerkzaamheden,
waartoe onder meer worden gerekend: a.
het afgraven van grond, waaronder ook wordt begrepen
het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven,
verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen
van drainage; b.
woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen
van gronden; c.
het verlagen van het waterpeil; d.
het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van
boor- en pompputten; e.
het uitvoeren van hei- en/of boorwerken en/of indrijven
van scherpe voorwerpen in de bodem; f.
het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van
bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; g.
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-,
ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van
andere oppervlakteverhardingen; h.
het aanleggen van nieuwe en/of het vervangen en/of het
uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur. 1.13
bouwen: het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
vergroten van een bouwwerk,
alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van
een standplaats. 1.14
bouwgrens: de grens
van een bouwvlak. 1.15
bouwlaag: een
gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op
gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen (hoogteverschil per vloer of
balklaag maximaal 1.16
bouwperceel: een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.17
bouwperceelgrens: de grens
van een bouwperceel. 1.18
bouwvlak: een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.19
bouwwerk: elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect
steun vindt in of op de grond. 1.20
bruto vloeroppervlakte: de
vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een
gebouw. 1.21
evenement: voor het
publiek toegankelijke activiteiten van kunst, ontwikkeling, ontspanning of
vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen. 1.22
gebouw: elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.23
hoofdgebouw: gebouw, of
gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende
of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het
perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 1.24
horeca: een bedrijf
waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren
voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt
verstrekt, zoals bijvoorbeeld een cafι, restaurant, hotel, pension, en naar
de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander
al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een
erotisch getinte vermaaksfunctie. 1.25
kantoor: een gebouw,
zonder of met ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de
uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband
houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het
bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven
en instellingen. 1.26
landschappelijke beplanting: beplanting
in de vorm van singels bestaande uit inheems plantgoed, waaronder struwelen
van mei- en sleedoorn afgewisseld met bomen van de soorten elzen, eiken,
essen of iepen. 1.27
m: meter. 1.28
maatschappelijke voorzieningen: voorzieningen
zoals bijvoorbeeld ten behoeve van religie, het verenigingsleven, cultuur,
onderwijs, opvoeding, kinderopvang, gezondheidszorg, bejaardenzorg, woonzorg
en openbare en bijzondere dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel
en horeca ten dienste van deze voorzieningen. 1.29
mantelzorg: zorg die
een persoon, zonder dat die persoon daarvoor betaald wordt, meer dan 8 uur
per week of langer dan 3 maanden, draagt voor een chronisch ziek, gehandicapt
of hulpbehoevend familielid. 1.30
minder traditionele woonvorm: een groep
personen die gezamenlijk een woning bewoont en waarbij sprake is van een
onderlinge emotionele band en/of van een situatie waarin de woning (mede)
wordt gebruikt om haar bewoners professionele begeleiding of zorg te bieden. 1.31
onderkomen: een voor
verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of
voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te
merken, alsook een tent. 1.32
peil: a.
voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een
weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b.
indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van de
waterbodem; c.
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende terrein waarbij dat aansluitende terrein wordt opgedeeld in
vlakken van 10m² en de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein per te
onderscheiden vlak van 10m² bepaald wordt. 1.33
seksinrichting: een
inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten
ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele
handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard
plaatsvinden. Onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval
verstaan: a.
een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal,
escortbedrijf; b.
sekswinkel, sekstheater, parenclub en erotische
massagesalon; c.
al of niet in combinatie met elkaar. 1.34
spoorweg: weg bestemd
voor verkeer over spoorstaven of geleiderails. 1.35
voorgevel: de naar de
weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer
dan ιιn naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet
worden aangemerkt. 1.36
voorgevelrooilijn: de lijn
die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de voorgevel loopt, welke lijn
in geval van een bouwgrens waarnaar de voorgevel is gekeerd, wordt
verondersteld te liggen ter plaatse van die bouwgrens. 1.37
voorzieningen voor cultuur en ontspanning: het
bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op kunst en cultuur, spel,
vermaak en ontspanning, waaronder: filmhuis, muziekscholen, muziektheater,
cultureel centrum, ateliers, galeries, musea, studio, theater en daarbij
horende facilitaire ruimten, zoals werkplaatsen, decorbouw en naaiateliers. Een
en ander met inbegrip van ondergeschikte horeca en kantoren ten dienste van
deze voorzieningen. 1.38
weg: weg als
bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet (alle voor
het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin
liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of
zijkanten). Onder weg wordt niet verstaan achterpaden bij woningen, waaronder
brandgangen. 1.39
wijziging/wijzigen: een
wijziging/het wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet
ruimtelijke ordening. 1.40
woning: een complex
van intern met elkaar in verbinden staande ruimten, in een (gedeelte van een)
gebouw, bestemd voor de huisvesting van ιιn huishouden, danwel voor een met
een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm. 1.41
woonzorg: een woning
waarin ondersteuning voor de dagelijkse levensbehoefte en/of zorg op maat
wordt verleend aan hulpbehoevenden zoals ouderen, mensen met een
lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking of daarmee vergelijkbare
categorieλn. |
Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de dakhelling: langs het
dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2 de goothoogte van een
bouwwerk: a.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q.
de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel; b.
in afwijking van het onder a gestelde, geldt dat bij
toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk dakkapellen /
dakopbouwen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen /
dakopbouwen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de
breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf
het peil tot aan de goot van de dakkapel / dakopbouw. 2.3 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde
van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4 de bouwhoogte van een
bouwwerk: vanaf het
peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen. 2.5 de oppervlakte van een
bouwwerk: tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk. 2.6 ondergeschikte onderdelen: a.
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het
bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van de bebouwings- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan b.
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het
bouwen van plaatselijke verhogingen, zoals liftschachten, lichtkappen en
installatieonderdelen van de koude warmteopslag buiten beschouwing gelaten,
mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet zichtbaar is
vanaf de openbare ruimte of dat deze ontworpen elementen in samenhang met het
gevelontwerp zijn bepaalt. 2.7 diepte: vanaf het
peil tot aan het diepste punt van de ingreep waarbij de diepte bij toepassing
van begrip 1.32 onder c gemeten dient te worden per te onderscheiden vlak van
10m². 2.8 de oppervlakte van een
bodemingreep: het gebied
binnen de buitenwerkse grens van de grondwerkzaamheden opwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk. |
3.1 bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd - 1' aangewezen
gronden zijn, bestemd voor: a.
bewoning in grondgebonden en niet-grondgebonden woningen met de
daartoe nodige gebouwen en bijbehorende bouwwerken, groen- en
verkeersvoorzieningen, alsmede ondergrondse parkeervoorzieningen,
geluidafschermende voorzieningen en voorzieningen voor regenwaterretentie; b.
het uitoefenen van een beroep aan huis, met dien verstande dat de
gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een
aan huis gebonden beroep binnen een woning, in voorkomend geval, niet meer
mag bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende
woning en in ieder geval niet meer dan c.
kantoren en voorzieningen
voor cultuur en ontspanning, met bijbehorende, daaraan ondergeschikte
horecavoorzieningen; d.
verkeersvoorzieningen, waaronder wegen, paden, bermen,
parkeerplaatsen, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen en overige
voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen. e.
het parkeren voor de in dit in lid 3.1 bedoelde functies dient op
eigen terrein plaats te vinden. 3.2 bouwregels 3.2.1 gebouwen Gebouwen
moeten voldoen aan de volgende kenmerken: a.
gebouwen ten behoeve van de in lid 3.1 sub a, b en c bedoelde
doeleinden mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak; b.
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 35; c.
de goothoogte en bouwhoogten van hoofdgebouwen mogen niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte
(m), is aangegeven; 3.2.2 bijbehorende bouwwerken Bijbehorende
bouwwerken bij een grondgebonden woning moeten voldoen aan de volgende
kenmerken: a.
de goothoogte mag niet meer bedragen dan b.
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan c.
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen op het
zijerf van de naar de weg gekeerde zijgevel van een woning mag niet meer
bedragen dan d.
de gezamenlijke oppervlakte van vergunningplichtige bijbehorende
bouwwerken mag bij elke woning niet meer bedragen dan 3.2.3 bouwwerken, geen
gebouwen zijnde Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken: a.
de bouwhoogte van palen, masten, verkeerstekens,
technische installaties mag niet meer bedragen dan b. de bouwhoogte van erf- of
perceelafscheidingen op ten minste c.
de bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan d. de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3.3 specifieke
gebruiksregels Tot een
gebruik strijdig met de regels van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval
begrepen: a.
het gebruik van de gronden voor bewoning, als bedoeld in
lid 3.1 sub a, en voor de doeleinden als bedoeld in lid 3.1 sub c, voor 1
januari 2015; b. het gebruik van gronden voor
bewoning, als bedoeld in lid 3.1 sub a, indien niet is voorzien in een
geluidwerende voorziening die er voor zorg draagt dat de woningen voldoen aan
de geldende wettelijke geluidnormen ten aanzien van de zuidelijk van het
plangebied gelegen spoorweg. 3.4 afwijken van de
gebruiksregels Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in
lid 3.1 sub c, indien strikte toepassing van deze bepalingen zou leiden tot
het gebruik van gronden voor een zodanig aantal parkeerplaatsen, dat daardoor
de werkelijke behoefte ver zal worden overschreden. 3.5 wijzigingsbevoegdheid Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door op de in lid 3.1.
bedoelde gronden tevens detailhandel toe te staan waarbij in elk geval
aangetoond moet worden: a.
dat uit een daartoe opgesteld onderzoek blijkt dat de
bestaande detailhandelsstructuur niet onevenredig wordt benadeeld. b. dat de belangen van de eigenaren
en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig
worden geschaad; c.
dat het straat- en bebouwingsbeeld en de
verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad; d. dat het verhaal van de
gemeentelijke (plan)kosten zeker is gesteld. |
4.1 bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd - 2' aangewezen
gronden zijn, bestemd voor: a.
kantoren, maatschappelijke voorzieningen en voorzieningen voor cultuur
en ontspanning, met daarbij behorende, daaraan ondergeschikte
horecavoorzieningen; b.
verkeersvoorzieningen, waaronder wegen, paden, bermen,
parkeerplaatsen, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen en overige
voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen; met dien
verstande dat: c.
ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van
verkeer - verbindingspad de gronden mede zijn bestemd voor
voetgangersverkeer. 4.2 bouwregels 4.2.1 gebouwen Gebouwen
moeten voldoen aan de volgende kenmerken: a.
gebouwen, ten behoeve van de in lid 4.1. sub a bedoelde
bestemming, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b.
het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag, per
bouwvlak, ten hoogste 100% bedragen of indien en ten hoogste zoveel als
aangegeven ter plaatse van de aanduiding maximum
bebouwingspercentage (%); c.
de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen
dan ter plaatse van de aanduiding maximale
bouwhoogte (m), is aangegeven; d.
de goothoogte en bouwhoogten van hoofdgebouwen mogen
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m), is aangegeven; e.
van bijbehorende bouwwerken mag de goothoogte niet meer
bedragen dan 4.2.2 bouwwerken, geen gebouwen
zijnde Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken: a.
de bouwhoogte van palen, masten, verkeerstekens,
technische installaties mag niet meer bedragen dan b.
de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen op ten
minste c.
de bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan d.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde mag niet meer bedragen dan 4.3 afwijken van de bouwregels 4.3.1 grotere bouwhoogte Burgemeester en wethouders
kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het plan om een grotere
bouwhoogte dan 4.3.2 voorwaarden voor de afwijking Een omgevingsvergunning
als bedoeld in lid 4.3.1 kan slechts worden verleend, mits: a.
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van
betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b. het straat- en
bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de verkeersveiligheidsbelangen niet
onevenredig worden geschaad; c.
door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met
betrekking tot de (plan)kosten; d. de afwijking voorzien wordt
van een ruimtelijke motivering. 4.5 specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik strijdig met de regels wordt in ieder geval
begrepen het gebruik voor bowlingcentrum, biljartcentrum, indoorspeeltuin en
bioscoop. 4.4 afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken
van het plan door de aanduiding specifieke
vorm van verkeer - verbindingspad te verplaatsen over een afstand van
ten hoogste |
6.1
bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
groenvoorziening
, plantsoen en park, ecologische beplantingen daaronder mede begrepen; b.
voet- en
fietspaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen; c.
wegen voor
autoverkeer; d.
speelvoorzieningen; e.
voorzieningen
ten behoeve van de waterhuishouding, de regenwaterretentie daaronder mede
begrepen; met dien verstande dat: f.
ter plaatse van
de aanduiding geluidwal, de gronden
tevens zijn bestemd voor een geluidwerende voorziening; g.
ter plaatse van
de aanduiding water de gronden
tevens zijn bestemd voor het bovengronds brengen van de in het plangebied aanwezige
A-watergang waarbij het oppervlak aan water ten minste h.
ter plaatse van
de aanduiding natuur de gronden
tevens zijn bestemd voor instandhouding danwel herstel en ontwikkeling van
natuurwaarden en landschappelijke waarden Tot natuurwaarden en landschappelijke waarden die eigen
zijn aan de in lid 6.1.h bedoelde gronden worden gerekend: 1.
flora: opgaande
beplantingen met als meest kenmerkende boomsoorten elzen, eiken, essen en
iepen met bijbehorende onderbegroeiing en/of water- en rietvegetaties; 2.
fauna:
diersoorten die zijn gebonden aan opgaande beplantingen (zoals zang- en
roofvogels en kleine zoogdieren). 6.2
bouwregels Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1 mogen
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming
worden gebouwd. 6.2.1
bouwwerken, geen gebouwen zijnde Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken: a.
de bouwhoogte
niet meer bedragen dan b. de bouwhoogte van palen,
masten, verkeerstekens, technische installaties mag niet meer bedragen dan c.
de bouwhoogte van een geluidwerende voorziening,
inclusief een geluidscherm, mag niet meer dan 6.3
specifieke gebruiksregels Tot een gebruik strijdig met de regels van dit
bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik als bedoeld in lid
6.1 sub c met een groter oppervlak dan |
8.1 bestemmingsomschrijving De voor
'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
wegen, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en
parkeervoorzieningen; b.
bermen, groen- en speelvoorzieningen; c.
voorzieningen ten behoeven van de waterhuishouding,
zoals riolering en waterafvoer; d.
watergangen en -partijen; e.
voorzieningen
voor nutsvoorzieningen, zoals buis- en kabelleidingen; f.
bijbehorende voorzieningen, zoals lichtmasten,
informatieborden, verkeerstekens, kunstobjecten en straatmeubilair. 8.2 bouwregels Op en in de
gronden als bedoeld in lid 8.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen
zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd. 8.2.1 bouwwerken, geen gebouwen
zijnde Van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan |
9.1 bestemmingsomschrijving De voor 'Water'
aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
watergangen en -partijen met daarbij behorende taluds
en oevers; b.
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding,
zoals riolering en waterafvoer; c.
overige voorzieningen zoals duikers, bruggen,
kademuren, beschoeiingen en kunstobjecten; uitgezonderd zijn steigers en
andere aanlegplaatsen. 9.2 bouwregels Op en in de
gronden als bedoeld in lid 9.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen
zijnde worden gebouwd. 9.2.1 bouwwerken, geen gebouwen
zijnde Van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan |
10.1 bestemmingsomschrijving De voor
Woongebied a.
grondgebonden woningen met de daartoe nodige gebouwen
en bijbehorende bouwwerken, groen- en verkeersvoorzieningen,
nutsvoorzieningen alsmede geluidafschermende voorzieningen en voorzieningen
voor regenwaterretentie; b.
woningen voor minder traditionele woonvormen (woonzorg)
waarbij het aantal woningen maximaal 25% van het totaal aantal woningen mag beslaan; c.
het uitoefenen van een beroep aan huis, met dien
verstande dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de
uitoefening van een aan huis gebonden beroep binnen een woning, in voorkomend
geval, niet meer mag bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte
van de betreffende woning en in ieder geval niet meer dan 10.2 bouwregels 10.2.1 algemeen Gebouwen
moeten voldoen aan de volgende kenmerken: a.
gebouwen ten behoeve van
de in lid 10.1 sub a en b bedoelde doeleinden mogen uitsluitend worden
gebouwd binnen een bouwvlak; b.
het aantal woningen mag
niet meer bedragen dan 60. 10.2.2 hoofdgebouw ten behoeve van
bewoning Hoofdgebouw
ten behoeve van bewoning moet voldoen aan de volgende kenmerken: a.
de maximale bouwhoogte /
goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale
bouwhoogte / goothoogte (m)' is aangegeven; b.
de afstand van het
hoofdgebouw tot de perceelsgrenzen mag nergens minder dan c.
de oppervlakte van het hoofdgebouw mag
maximaal 10.2.3 bijbehorende bouwwerken bij een woning Bijbehorende bouwwerken bij een woning moeten
voldoen aan de volgende kenmerken: a.
bijbehorende bouwwerken
mogen op ten minste b.
de goothoogte mag niet
meer bedragen dan c.
de bouwhoogte mag niet
meer bedragen dan d.
de bouwhoogte van
bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen op het zijerf van de naar de weg
gekeerde zijgevel van een woning mag niet meer bedragen dan e.
de gezamenlijke
oppervlakte van vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken mag niet meer
bedragen dan: 1.
2.
10.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken: a.
de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen op ten
minste b.
de bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan c.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde mag op ten minste 10.2.5 bouwwerken, niet behorende bij een woning Bouwwerken
niet behorende bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken: a.
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10.3 afwijken van de bouwregels Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten
behoeve van het bouwen van ιιn voor bewoning bestemd gebouw in een compacte
bouwvorm voor niet grondgebonden woningen met een maximum bouwhoogte van Een
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits: a.
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van
betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b.
het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de
verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad; c.
dat het verhaal van de gemeentelijke (plan)kosten zeker
is gesteld; d.
de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke
motivering. 10.4 specifieke gebruiksregels Tot een
gebruik strijdig met de regels van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval
begrepen: a.
het gebruik van de gronden voor bewoning, als bedoeld
in lid 10.1 sub a, voor 1 januari 2020; b.
het gebruik van gronden voor bewoning, als bedoeld in
lid 10.1 sub a, indien niet is voorzien in een geluidwerende voorziening die
er voor zorg draagt dat de woningen voldoen aan de geldende wettelijke
geluidnormen ten aanzien van de zuidelijk van het plangebied gelegen
spoorweg; c.
het gebruik van de gronden voor bewoning over meer dan
80% van het bestemmingsvlak, groenvoorzieningen dienen zoveel mogelijk
aansluitend aan de bestemming Groen te worden gerealiseerd. 10.5 wijzigingsbevoegdheid Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door op de in lid 10.1.b
bedoelde gronden een gewijzigd percentage minder traditionele woonvormen toe
te staan waarbij in elk geval aangetoond moet worden: a.
dat het stedenbouwkundig beeld van het masterplan wordt
gerespecteerd; b. dat de belangen van de eigenaren
en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig
worden geschaad; c.
dat het straat- en bebouwingsbeeld en de
verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad; d. dat het verhaal van de
gemeentelijke (plan)kosten zeker is gesteld. |
11.1 bestemmingsomschrijving De voor
Woongebied a.
grondgebonden en niet-grondgebonden woningen met de
daartoe nodige gebouwen en bijbehorende bouwwerken, groen- en
verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen alsmede geluidafschermende
voorzieningen en voorzieningen voor regenwaterretentie; b. woningen voor minder
traditionele woonvormen (woonzorg) waarbij het aantal woningen maximaal 25%
van het totaal aantal woningen mag beslaan; c.
het uitoefenen van een beroep aan huis, met dien
verstande dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de
uitoefening van een aan huis gebonden beroep binnen een woning, in voorkomend
geval, niet meer mag bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte
van de betreffende woning en in ieder geval niet meer dan 75m². 11.2 bouwregels 11.2.1 algemeen Gebouwen
moeten voldoen aan de volgende kenmerken: a.
gebouwen ten behoeve van
de in lid 11.1 sub a en b bedoelde doeleinden mogen uitsluitend worden
gebouwd binnen een bouwvlak; b.
het aantal woningen mag
niet meer bedragen dan 45. 11.2.2 hoofdgebouwen ten behoeve van
bewoning Hoofdgebouw
ten behoeve van bewoning moet voldoen aan de volgende kenmerken: a.
de maximale bouwhoogte /
goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale
bouwhoogte / goothoogte (m)' is aangegeven; 11.2.3 bijbehorende bouwwerken bij een woning Bijbehorende bouwwerken bij een woning moeten
voldoen aan de volgende kenmerken: a.
bijbehorende bouwwerken
mogen op ten minste b.
de goothoogte mag niet meer bedragen dan c.
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan d.
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken voor zover
gelegen op het zijerf van de naar de weg gekeerde zijgevel van een woning mag
niet meer bedragen dan e.
de gezamenlijke oppervlakte van vergunningplichtige
bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan: 1. 2. 11.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken: a.
de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen op ten
minste b.
de bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan c.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde mag op ten minste 11.2.5 bouwwerken, niet behorende bij een woning Bouwwerken
niet behorende bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken: a.
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan b.
nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel-
of transformatorruimten, telefooncentrales, en abri's, tot een bouwhoogte van
11.3 specifieke
gebruiksregels Tot een
gebruik strijdig met de regels van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval
begrepen: a.
het gebruik van de gronden voor bewoning, als bedoeld
in lid 11.1 sub a, voor 1 januari 2020; b.
het gebruik van gronden voor bewoning, als bedoeld in
lid 11.1 sub a, indien niet is voorzien in een geluidwerende voorziening die
er voor zorg draagt dat de woningen voldoen aan de geldende wettelijke
geluidnormen ten aanzien van de zuidelijk van het plangebied gelegen spoorweg. 11.4 wijzigingsbevoegdheid Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door op de in lid 11.1.b
bedoelde gronden een gewijzigd percentage minder traditionele woonvormen toe
te staan waarbij in elk geval aangetoond moet worden: a.
dat het stedenbouwkundig beeld van het masterplan wordt
gerespecteerd; b. dat de belangen van de eigenaren
en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig
worden geschaad; c.
dat het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen
niet onevenredig worden geschaad; d. dat het verhaal van de
gemeentelijke (plan)kosten zeker is gesteld. |
Artikel 12 Waarde - Archeologie 12.1 bestemmingsomschrijving De voor
Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de
vastgestelde en verwachte archeologische waarden. 12.2 omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 12.2.1 begrenzing Ter
plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is om een
bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op
deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen: a.
specifieke
vorm van waarde vastgestelde hoge archeologische waarde: voor bodemingrepen groter
dan b. specifieke vorm van waarde hoge archeologische
verwachting: voor
bodemingrepen groter dan c.
specifieke
vorm van waarde middelmatige archeologische verwachting: voor bodemingrepen groter
dan d. 'specifieke vorm van waarde - oppervlaktewater': voor bodemingrepen groter
dan 12.2.2 verlenen van de
omgevingsvergunning De
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 12.2.1
genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van
deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van
archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in
relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische
belang daarbij voldoende is gewaarborgd. 12.2.3 onderbouwing van de aanvraag Om de
aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen, kan het
noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische
waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het
oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 12.2.4 verbinding van voorschriften Aan de
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden
verbonden: a.
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
of b. de verplichting tot het doen
van opgravingen; of c.
de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring
leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg. 12.3 wijzigingsbevoegdheid Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door: a.
de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in lid 12.2.1
betrekking op hebben te vergroten en/of te veranderen indien dat op basis van
nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is; of b. de oppervlaktes en/of dieptes
als genoemd in lid 12.2.1 te veranderen en/of hier desgewenst een extra
aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen
archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is. |
Artikel 13 Anti-dubbeltelbepaling Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 14 Algemene bouwregels 14.1 afwijkingen bestaande
bouw In die
gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of
afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in
overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in
hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan,
geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in
afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan. 14.2 bestaand bebouwingspercentage In die gevallen dat een bestaand
bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk
2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in
afwijking daarvan als maximaal toegestaan. Artikel 15 Algemene gebruiksregels 15.1 vormen van verboden
gebruik Tot een gebruik strijdig met de regels
van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten
gebruiken van gronden en/of de opstallen te behoeve van: a.
een seksinrichting; b.
als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband
houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden; c.
als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en
andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit
gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de
gronden. 15.2 toegestaan gebruik Het
volgende gebruik is niet in strijd met het bestemmingsplan: a.
het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten
behoeve van kortstondige en incidentele evenementen, festiviteiten en
manifestaties onder de volgende voorwaarde: niet meer dan 3 per jaar per
locatie en per keer een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement,
het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement
hieronder begrepen; b. het aanleggen of het laten
aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening,
de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de
datacommunicatie, met uitzondering van: 1. aardgastransportleidingen met
een diameter van meer dan 2. transportleidingen voor
brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van
meer dan 3. hoogspanningsleidingen; 4. buisleidingen voor het
transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van c.
het bestaande bedrijf/de bestaande bedrijven, waarvan de
activiteiten bestaan uit de opslag van tabak en daarvan vervaardigde
rookwaren met bijbehorende activiteiten zoals kantoren met de daarbij
behorende voorzieningen, waaronder wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen,
groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen en overige voorzieningen, zoals
nutsvoorzieningen; d. mantelzorg. Artikel 16 Algemene afwijkingsregels 16.1 afwijken van de regels Het bevoegd gezag kan bij een
omgevingsvergunning afwijken van deze regels: a.
ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken
van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen,
bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, tot een
bouwhoogte van b.
indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van
wegen en paden en ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen, grenzen van
woningvlakken en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het
plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits
die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan c.
ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van d.
ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties
voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van e.
ten behoeve van het bouwen van reclameborden: 1.
tot een bouwhoogte van 2.
met reclamevlakken met een oppervlakte van ten hoogste 3.
voor zover dit is gelegen binnen de bestemming Verkeer dan wel
maximaal f.
ten behoeve van het plaatsen van lichtreclames aan lichtmasten op de
grote toegangswegen op een minimale bouwhoogte van 16.2 voorwaarden voor
afwijking Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.1 kan slechts worden verleend,
mits: a.
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van
betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b. het straat- en
bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig
worden geschaad; c.
door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met
betrekking tot de (plan)kosten; d. de afwijking voorzien wordt
van een ruimtelijke motivering. Artikel 17 Algemene wijzigingsregels 17.1 geringe veranderingen
bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
tot het wijzigen van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van
aanduidingen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging
betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de
grenzen daarbij met niet meer dan 20 m worden verschoven. 17.2 geringe veranderingen
bestemmingsgrenzen De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan
als bedoeld in lid 17.1 moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk
geval aangetoond moet worden: a.
dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en
nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b.
dat het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen
niet onevenredig worden geschaad; c.
dat het plan voorzien is van een watertoets; d.
dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is; e.
dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma
(indien dat relevant is voor het plan); f.
dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is; g.
dat het verhaal van de gemeentelijke (plan)kosten zeker is gesteld; h.
dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is; i.
dat het wijzigingsplan voorzien is van een ruimtelijke motivatie. 18.1 van toepassing
verklaring bouwverordening De voorschriften van de bouwverordening
ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig
het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens
ten aanzien van de volgende onderwerpen: a.
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de
stedenbouwkundige bepalingen; b.
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; c.
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d.
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse
hoofdtransportleidingen; e.
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, voor zover hierin
niet wordt voorzien in de betreffende bestemming; f.
de ruimte tussen bouwwerken. |