Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1     Begrippen  1

Artikel 2     Wijze van meten  6

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  7

Artikel 3     Agrarisch  7

Artikel 4     Wonen  8

Artikel 5     Waarde - Archeologie 3   12

Hoofdstuk 3      Algemene regels  15

Artikel 6     Anti-dubbeltelregel 15

Artikel 7     Algemene bouwregels  15

Artikel 8     Algemene gebruiksregels  16

Artikel 9     Algemene afwijkingsregels  16

Artikel 10   Algemene wijzigingsregels  17

Artikel 11   Overige regels  17

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  19

Artikel 12   Overgangsrecht 19

Artikel 13   Slotregel 20

 



Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                Begrippen

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Woeziksestraat 454 te Wijchen’ van de gemeente Wijchen.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 0296.WOEZIKSESTRAAT454-DFBP met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten:

het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke/kunstzinnige - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan

worden uitgeoefend.

 

aan huis verbonden beroep:

een beroep, waarvan de activiteiten niet publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

 

aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.

 

afhankelijke woonruimte:

een (gedeelte van een) bijgebouw dat dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg.

agrarisch grondgebruik:

gebruik van de grond, dat is gericht op het voorbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

bed and breakfast:

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselende gasten dat voor een korte periode, met een absoluut maximum van 7 overnachtingen, ter plaatse verblijft, niet zijnde het verblijf ten behoeve van seizoensgebonden werkzaamheden, er mogen maximaal 8 slaapplaatsen zijn.

 
bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

 

bestaand:

a     bij gebruik: aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan;

b     bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijgebouw:

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, zonder directe verbinding met dat hoofdgebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw (zoals een garage, bergruimte of

hobbyruimte).

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 
bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 
bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 
cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is. Horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen.

 
duurzame energie:

energie die is opgewekt met behulp van bronnen die hernieuwbaar zijn of niet uitputbaar, energie uit bronnen die niet op kunnen raken én niet vervuilen.

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

 

extensief recreatief medegebruik:

die vormen van recreatief gebruik waarvoor geen specifieke inrichting (m.u.v. marginale toevoegingen zoals bankjes, schutsboom, speelvoorzieningen, wegbewijzering e.d.) van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen niet tot het hoofdgebouw worden gerekend.

 

kleine windturbine:

windturbine bedoeld voor het leveren van elektriciteit aan de op hetzelfde perceel gelegen woning of bedrijf, waarbij de restenergie aan het elektriciteitsnet doorgeleverd kan worden.

 

landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

 

mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

 

omgevingsvergunning voor het aanleggen:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

 

omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

 


omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

 

ondergeschikte functie:

een functie die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming.

 

overkapping/carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden, dan wel aan maximaal 3 zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

 

prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice.

 

seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, met dien verstande dat onder seksinrichting in elk geval wordt verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg, die:

a     gelijk is aan de afstand van gebouwen uit de voorgeschreven afstand van de as van de weg op het betreffende bouwperceel;

b     kleiner is dan de afstand bedoeld onder a voor bestaande bebouwing.

 

vrijstaand:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

 
woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden, bestaande uit een hoofdgebouw met aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.

 

Artikel 2                Wijze van meten

 

afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

dakhelling:

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

peil:

a     voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter hoogte van de hoofdtoegang van het perceel;

b     voor overige bouwwerken geldt de gemiddelde hoogte van het aan het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                Agrarisch

3.1          Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1       Algemeen

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     agrarisch grondgebruik;

b     tuin, openbare groenvoorziening, erfbeplanting, volkstuinen en natuurvirendelijke oevers;

c      extensief recreatief medegebruik;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

 

3.2          Bouwregels

 

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. De bouwhoogte mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat deze hoogte niet geldt voor speelvoorzieningen en schutbomen.

 

 

 

 


Artikel 4                Wonen

 

4.1          Bestemmingsomschrijving

 

4.1.1       Algemeen

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     wonen;

b     aan-huis-verbonden beroepen;

c      aan-huis-verbonden bedrijven met omgevingsvergunning;

d     recreatieve voorzieningen in de vorm van bed & breakfast dan wel kleinschalig kamperen met omgevingsvergunning;

e     de opwekking van duurzame energie in de vorm van windenergie, zonne-energie alsmede warmte-koude opslag;

f       waterhuishoudkundige doeleinden;

g      bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en ervan en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering.

 

4.1.2       Nadere detaillering

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1

a     Duurzame energie: het opwekken van duurzame energie is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie.

 

4.2          Bouwregels

 

4.2.1       Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a     Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

b     Het bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

 

4.2.2       Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

a     Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mag uitsluitend één vrijstaande woning worden opgericht;

b     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

c      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

d     De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 800 m3.

 

4.2.3       Bijgebouwen bij een woning

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen bij een woning gelden de volgende bepalingen:

a     De oppervlakte mag in totaal niet meer bedragen dan 75 m2, indien de bestaande oppervlakte groter is dan 75 m2 dan geldt de bestaande oppervlakte als maximum.

b     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

c      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

4.2.4       Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a     De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b     De bouwhoogte van carports c.q. overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

c      De oppervlakte van carports c.q. overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

d     De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6 m.

e     De oppervlakte van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 800 m2.

 

4.2.5       Herbouw van bestaande woning

Voor het herbouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

a     De herbouw dient grotendeels op de bestaande, voor zover aanwezig, fundamenten plaats te vinden.

b     De voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning.

c      Het bebouwingstype is identiek aan de oorspronkelijke woning.

 

4.3          Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1       Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke  woonruimte.

 

4.3.2       Aan-huis-verbonden beroep

Gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     het (mede) ten behoeve van een aan huis verbonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak bedraagt niet meer dan 40%  van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijgebouwen met een maximum van 80 ;

b     degene die de activiteiten in de woning en/of de bijgebouwen uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;

c      De activiteit mag niet leiden tot gebruik van extra parkeerruimte binnen het openbaar gebied;

d     er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden. Hieronder worden niet begrepen handelsactiviteiten via het internet;

e     vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

 


4.4          Afwijking van de gebruiksregels

 

4.4.1       Afwijking bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.1 onder d teneinde een bed & breakfast op te richten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     de nevenactiviteit in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend;

b     de nevenactiviteit tijdelijk van aard is;

c      de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2;

d     permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;

e     een nachtregister wordt bijgehouden;

f       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt althans het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;

g      het gebruik geen extra belemmeringen oplevert voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving;

h     er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

i       er op eigen terrein in parkeerbehoefte wordt voorzien;

j       er zijn maximaal 8 personen in maximaal 4 kamers toegestaan.

 

4.4.2       Afwijking mantelzorg

a     Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.3.1 teneinde toe te staan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1     een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

2     geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;

3     de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen;

4     er gebruik wordt gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw, tenzij uit doelmatigheidsoverwegingen een ander op het perceel gelegen bijgebouw geschikter blijkt;

5     de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door de degene(n) die de zorg behoeven;

6     de voorziening dient te voldoen aan het Bouwbesluit;

7     zakenrechtelijke splitsing is niet toegestaan;

8     de afhankelijke woonruimte mag niet zelfstandig ontsloten zijn;

9     er op eigen terrein in parkeerbehoefte wordt voorzien.

b     Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning als bedoeld onder a in, indien de ten tijde van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

4.4.3       Afwijking aan huis verbonden bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder c voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     het ten behoeve van de aan huis gebonden (bedrijfs)activiteit in gebruik te nemen vloeroppervlak bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijgebouwen met een maximum van 80 ;

b     degene die de activiteiten in de woning en/of de bijgebouwen uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;

c      de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat geen onevenredige parkeerdruk ontstaat in het openbaar gebied;

d     het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;

e     de activiteit mag niet milieuvergunningplichtig zijn;

f       er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit alsmede handelsactiviteiten via het internet;.

g      vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

 


Artikel 1                Waarde - Archeologie 3

1.1          Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar

voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van

waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om

gebieden met een middelhoge archeologische verwachting.

 

1.2          Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

a     Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 1000 dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

b     In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien:

1     de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder bestaande ondergrondse kelders), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;

2     de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;

3     de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld;

4     naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

c      Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:

1     de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2     de verplichting tot het doen van opgravingen;

3     de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;

4     de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.

 

 

 

1.3          Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

1.3.1       Omgevingsvergunningsplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden op of in de in dit

artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het

bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit

te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

a     grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, diepploegen, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard, boom- of fruitteelt of diepwortelende beplanting.

b     graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c      aanleggen van leidingen;

d     verlagen van de waterstand.

 

1.3.2       Uitzonderingen

Het onder 5.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

a     In het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een ter zake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

b     voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen, kabels, leidingen en beplantingen voor zover deze werkzaamheden zich beperken tot reeds geroerde gronden;

c      voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik, waaronder de aanleg van teeltondersteunende voorzieningen;

d     voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld;

e     voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 1000 .

f       voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

g      voor werken en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering zijn of legaal kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;

h     ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist.

 

1.3.3       Verlening

a     De onder 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;

b     Indien het rapport of andere beschikbare informatie daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.

 

1.3.4       Voorwaarden

Overeenkomstig het in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kunnen zij voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

 

1.4          Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde:

a     de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 3’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;

b     de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 1’ op te nemen, indien uit nader onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 2                Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 3                Algemene bouwregels

 

3.1          Ondergronds bouwen

De regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan gelden, voor zover van toepassing, ook in geval van ondergronds bouwen en met dien verstande, dat:

a     alleen ondergronds mag worden gebouwd waar bovengrondse bebouwing aanwezig is;

b     de verticale diepte niet meer dan 5 m mag bedragen;

c      in afwijking van het hierboven bepaalde onder a mag, waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, maximaal 25 ondergronds worden gebouwd in aansluiting op de onder a bedoelde ondergrondse bebouwing.

 

3.2          Afwijking ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1 onder a ten behoeve van het ondergronds bouwen in verband met de aanleg van waterbergende voorzieningen met dien verstande dat:

a     de verticale diepte maximaal 5 m mag bedragen;

b     de bebouwde oppervlakte per aan te leggen voorziening maximaal 700 mag bedragen;

c      deze voorzieningen uitsluitend worden gesitueerd binnen het openbaar gebied;

d     er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;

e     het woon- en leefklimaat niet onevenredig mag worden aangetast.

 


Artikel 4                Algemene gebruiksregels

 

4.1          Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

a     Een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.

b     Een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.

c      Een gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan ingevolge deze regels.

d     Een gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan ingevolge deze regels.

e     Een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel een escortbedrijf.

 

Artikel 5                Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in het plan:

a     voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden.

In afwijking van het bepaalde hierboven is dit op de (bouw)hoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend van toepassing indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1     Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.

2     Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige stedenbouwkundige en/of architectonische waarden.

b     om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is geregeld niet meer dan 2,5 m bedraagt;

c      om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is geregeld niet meer dan 2,5 m bedraagt;

d     het plaatsen van een antenne-opstelpunt ten behoeve van de mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

1     Het antenne-opstelpunt wordt geplaatst op of aan een als zodanig op aangeduide antennemast, dan wel op of aan een bouwwerk, niet zijnde een woning.

2     Het antenne-opstelpunt is aantoonbaar noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie.

3     De hoogte van de antennespriet bedraagt niet meer dan 6 m.

 

Artikel 6                Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde een aanduiding op te nemen ten behoeve van de plaatsing van een antennemast voor mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a     De antennemast wordt geplaatst binnen een bestemmingsvlak waarin geen woningen aanwezig zijn.

b     De antennemast leidt ook overigens niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu in de omgeving.

c      De antennemast is aantoonbaar noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie en site-sharing behoort aantoonbaar niet tot de mogelijkheden.

d     De antennemast is niet hoger dan noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie met een maximum van 40 m.

 

Artikel 7                Overige regels

 

7.1          Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.


Hoofdstuk 4            Overgangs- en                               slotregels

Artikel 8                Overgangsrecht

 

8.1          Overgangsrecht bouwwerken

a     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2     na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b     Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

8.2          Overgangsrecht gebruik

a     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c      Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d     Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 9                Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘Woeziksestraat 454 te Wijchen’.