Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  6

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  9

Artikel 3      Wonen  9

Hoofdstuk 3      Algemene regels  15

Artikel 4      Anti-dubbeltelregel 15

Artikel 5      Algemene bouwregels  15

Artikel 6      Algemene gebruiksregels  15

Artikel 7      Algemene ontheffingsregels  16

Artikel 8      Algemene procedureregels  16

Artikel 9      Overige regels  17

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  19

Artikel 10    Overgangsrecht 19

Artikel 11    Slotregel 20

 



Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Vrijstaande woningen Cluster H, Huurlingsedam 1e fase’ van de gemeente Wijchen.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0296.HUURclusterh-DFBP met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten:

het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke/kunstzinnige -geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan

worden uitgeoefend.

 

aan huis verbonden beroep:

een beroep, waarvan de activiteiten niet publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

 

aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.

 

achtergevelrooilijn:

de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd.

 

afhankelijke woonruimte:

een (gedeelte van een) bijgebouw dat dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

 

bestaand:

a      bij gebruik: aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan;

b      bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijgebouw:

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, zonder directe verbinding met dat hoofdgebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw (zoals een garage, bergruimte of

hobbyruimte).

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.


bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 

carport:

een overdekte stallingsruimte van lichte constructie die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is. Horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen.

 
escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

hoekwoning:

een woning, waarvan zowel de voorgevel als een zijgevel op de bestemming ‘verkeer’ of ‘groen’ dan wel op een andere openbare ruimte is gericht.

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen niet tot het hoofdgebouw worden gerekend.

 

mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

 

ondergeschikte bouwdelen:

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen.

 

ondergronds:

beneden peil.

 

peil:

a      de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van een gebouw;

b      voor overige bouwwerken geldt de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende terrein.

 

prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice.

 

seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, met dien verstande dat onder seksinrichting in elk geval wordt verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

voorgevel:

de meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw, doorgaans gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.

 

voorgevelrooilijn:

een als zodanig op de plankaart aangegeven begrenzing van het bouwvlak, waarop de voorgevel van het hoofdgebouw zijn georiënteerd.


vrijstaand:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.

 

woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

 

zijerf:

het gedeelte van het bouwperceel voor zover gelegen naast de zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.

 

In deze regels wordt mede verstaan onder:

 

gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

 

 


Artikel 2                   Wijze van meten

 

afstand van een bouwwerk tot de grens van het bouwperceel:

tussen de (zijdelingse) grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de zijgevels.

 

dakhelling:

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

 

Dit betekent dat in voorkomende gevallen de druiplijn wordt bepaald overeenkomstig het hieronder staande:

A         zadeldak / tentdak

B        gecombineerd dak

C        platdak

D        variabel gecombineerd dak / lessenaarsdak

E         dak met terras / loggia

F         platdak met dakopbouw

G        gebogen dak

 

horizontale diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

 


Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                   Wonen

 

3.1            Bestemmingsomschrijving:

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen;

b      aan huis verbonden beroepen;

c       tuinen en erven;

d      parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren’;

e      bijbehorende voorzieningen.

 

3.2            Bouwregels

 

3.2.1        Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

b      De voorgevel van het hoofdgebouw dient in de voorgevelrooilijn of niet meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn gebouwd te worden.

c       Ter plaatse van de aanduiding:

‘vrijstaand’,

mag uitsluitend het aangeduide type worden gebouwd.

d      De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer dan 65°.

e      De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.

f        De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.

 

3.2.2        Aan- en/of uitbouwen alsmede bijgebouwen voor de voorgevelrooilijn

Voor het bouwen van ondergeschikte aan- en/of uitbouwen alsmede bijgebouwen voor de voorgevelrooilijn gelden de volgende bepalingen:

a      Ondergeschikte aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend aan de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd.

b      De horizontale diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

c       De breedte mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.

d      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouwd vermeerderd met 0,5 m en niet meer dan 4 m.

e      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 8 m².

f        De afstand tot het openbaar gebied mag niet minder bedragen dan 2 m.

g       In afwijking van het bovenstaande is per woning maximaal één bijgebouw toegestaan, uitsluitend in de vorm van een voertuigstalling voor minder validen met een oppervlakte van niet meer dan 3,5 m² en een hoogte van niet meer dan 1,5 m.

 

3.2.3        Aan- en/of uitbouwen voor de voorgevelrooilijn tezamen met een overkapping/lui-fel

In afwijking van het bepaalde in 3.2.2 mogen aan- en/of uitbouwen voor de voorgevelrooilijn gebouwd worden tezamen met een overkapping/luifel, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a      De horizontale diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

b      De gezamenlijke breedte van aan- en/of uitbouwen en overkappingen/luifels mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.

c       De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouwd vermeerderd met 0,5 m en niet meer dan 4 m.

d      De gezamenlijke oppervlakte van aan- en/of uitbouwen mag niet meer bedragen dan 8 m².

e      De oppervlakte van de overkapping/luifel mag niet meer bedragen dan 4 m².

f        De gezamenlijke oppervlakte van aan- en/of uitbouwen en overkapping/luifel mag niet meer bedragen dan 10 m².

g       De afstand tot het openbaar gebied mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

3.2.4        Aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen achter de voorgevelrooilijn

Voor het bouwen van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen achter de voorgevelrooilijn gelden de volgende bepalingen:

a      Aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd, met inachtneming van het bepaalde onder b.

b      Aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

c       Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen tegen de achtergevel en één zijgevel of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw worden gebouwd.

d      De overschrijding van de achtergevelrooilijn met aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de afstand tot de achterste grens van het bouwperceel niet minder mag bedragen dan 2 m.

e      De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 110 m².

f        De gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m².

g       Het bebouwingspercentage van de gronden met de aanduiding ‘bijgebouwen’ en de zijerven binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50%.

h      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

i        De goothoogte mag niet meer bedragen dan:

1      de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,5 m tot niet meer dan 4 m;

2      uitsluitend voor vrijstaande bijgebouwen 3 m.

 

3.2.5        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn of het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 m.

b      De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn of het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m.

c       in afwijking van het bepaalde onder c mag bij hoekwoningen de hoogte van terreinafscheidingen, voor zover deze zich situeren naar het openbaar gebied uitsluitend mogen worden uitgevoerd met een constructie die vanaf 1 m hoogte voor minimaal 90% open is.

d      De hoogte van speeltoestellen en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 8 m.

e      De hoogte van pergola’s mag niet meer bedragen dan 2,50 m.

f        Voor carports en overkappingen anders dan bedoeld in 3.2.3 geldt dat:

1      deze 1 m voor of minimaal 0,5 m achter de voorgevel worden gebouwd;

2      de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;

3      de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.

 

3.2.6        Zwembaden

Voor het bouwen van zwembaden gelden de volgende bepalingen:

a      Zwembaden mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’.

b      De hoogte mag niet meer bedragen dan 1 m.

c       De afstand tot de grens van het bouwperceel mag niet minder bedragen dan 2 m.

d      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².

e      De gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van die aanduiding.

 

3.3            Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:

a      Van het bepaalde in 3.2.1 onder d teneinde een andere dakhelling toe te staan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

1      De verandering mag niet leiden tot een aantasting van het bebouwde karakter in de directe omgeving; er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving.

2      Er vindt geen toename plaats van het aantal woningen op het bouwperceel.

3      Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.

4      Het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.

b      Van het bepaalde in 3.2.4 onder e voor het toestaan van een gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij woningen tot maximaal 75 m², uitsluitend in verband met het gebruik van het vrijstaande bijgebouw als afhankelijke woonruimte in verband waarmee tevens ontheffing als bedoeld in 6.2 dient te worden verleend.

c       Van het bepaalde in lid 3.2.4 onder g teneinde een hoger bebouwingspercentage toe te staan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

1      Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.

2      Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische en archeologische waarden.

3      Het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

4      Voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.

 

3.4            Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1        Aan huis verbonden beroep

Gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      Het (mede) ten behoeve van een aan huis verbonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak bedraagt niet meer dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijgebouwen met een maximum van 50 m².

b      Degene die de activiteiten in de woning en/of de bijgebouwen uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn.

c       De activiteit mag niet leiden tot gebruik van extra parkeerruimte binnen het openbaar gebied.

d      Er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden. Hieronder worden niet begrepen handelsactiviteiten via het internet.

e      Vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

 

3.4.2        Parkeren

Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren’ dienen per bouwperceel minimaal twee opstelplaatsen voor motorvoertuigen te worden gerealiseerd.

 


3.5            Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a      Het ten behoeve van de aan huis gebonden (bedrijfs)activiteit in gebruik te nemen vloeroppervlak bedraagt maximaal 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijgebouwen met een maximum van 50 m².

b      Degene die de activiteiten in de woning en/of de bijgebouwen uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn.

c       De noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat geen onevenredige parkeerdruk ontstaat in het openbaar gebied.

d      Het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving.

e      De activiteit mag niet milieuvergunningplichtig zijn.

f        Er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit alsmede handelsactiviteiten via het internet.

g       Vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

 

 

 


Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 4                   Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 5                   Algemene bouwregels

 

5.1            Ondergronds bouwen

De regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan gelden, voor zover van toepassing, ook in geval van ondergronds bouwen en met dien verstande, dat:

a      alleen ondergronds mag worden gebouwd waar bovengrondse bebouwing aanwezig is;

b      de verticale diepte niet meer mag bedragen dan 5 m;

c       in afwijking van het hierboven bepaalde onder a mag, waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, maximaal 25 m² ondergronds worden gebouwd in aansluiting op de onder a bedoelde ondergrondse bebouwing.

 

 

Artikel 6                   Algemene gebruiksregels

 

6.1            Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in elk geval verstaan:

a      een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

b      een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

c       een gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan ingevolge deze regels;

d      een gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan ingevolge deze regels;

e      een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel een escortbedrijf.

6.2            Ontheffing mantelzorg

a      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het toestaan van het gebruik van aan- of uitbouwen of bijgebouwen bij woningen, als afhankelijke woonruimte, mits:

1      een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

2      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.

b      Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing als bedoeld onder a in, indien de ten tijde van het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

 

Artikel 7                   Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in het plan:

a      voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden.

In afwijking van het bepaalde hierboven is dit op de (bouw)hoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend van toepassing indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1      Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.

2      Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige stedenbouwkundige en/of architectonische waarden.

b      om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is geregeld niet meer dan 2,5 m bedraagt;

c       om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is geregeld niet meer dan 2,5 m bedraagt.

 

 

Artikel 8                   Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

Artikel 9                   Overige regels

 

9.1            Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

 


Hoofdstuk 4            Overgangs- en slotregels

Artikel 10              Overgangsrecht

 

10.1       Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2       Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


Artikel 11              Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan Vrijstaande woningen Cluster H, Huurlingsedam 1e fase.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, juni 2010                                                     vastgesteld: 14 oktober 2010