Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
a. plan:
het bestemmingsplan 48 inch aardgastransportleidingen (Noord-Zuid Project Gasunie);
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0296.BGBGASLEIDINGPIEK-DFBP met de bijbehorende regels.
Artikel 2 Relatie met het vigerende bestemmingsplan
Deze regels betreffen een partiële herziening van:
1. het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld door de raad op 26 maart 1998 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 10 november 1998;
en dienen in samenhang te worden gelezen met de plankaart en de voorschriften van het vorengenoemde bestemmingsplan, met dien verstande dat:
- de vigerende bestemmingsregelingen van het genoemde bestemmingsplan een aanvullende regeling in de vorm van de toegevoegde bestemmingen Leiding – Gas, Bedrijf – Reduceerstation en Leiding - Hoogspanning krijgen. De regels van de toegevoegde bestemmingen zijn in artikelen 3, 4 en 5 verwoord;
- de anti-dubbeltelbepaling, zoals weergegeven in artikel 6, dient te worden gehanteerd;
- het overgangsrecht, zoals weergegeven in artikel 7, dient te worden gehanteerd.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Leiding - Gas
3.1 Bestemmingsomschrijving
De als toegevoegde bestemming Leiding - Gas aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van twee ondergrondse hogedrukhoofdaardgastransportleidingen (diameter 48 inch, werkdruk 80 bar), overeenkomstig het profiel opgenomen in het plan, in het plangebied.
De minimale gronddekking van de leiding ten tijde van de aanleg bedraagt 1,20 m.
3.2 Voorrangsregels
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
3.3 Bouwregels
Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden met de bestemming Leiding - Gas mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd.
3.4 Aanlegvergunning
Het is verboden op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), ter plaatse van de in lid 3.1 bedoelde gronden, de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
- het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels drainage, leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- diepploegen;
- het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
3.5 Uitzonderingsregels
Het verbod als bedoeld in lid 3.4 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- normaal onderhoud betreffen.
3.6 Toetsingscriterium bij vergunningverlening
De werken en/of werkzaamheden bedoeld in lid 3.4 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover dit niet strijdig is met de belangen van de leidingen.
3.7 Adviesprocedure
Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning (lid 3.4) te beslissen, wint het college van burgemeester en wethouders tijdig schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Artikel 4 Bedrijf - Reduceerstation
4.1 Bestemmingsomschrijving
De als toegevoegde bestemming Bedrijf - Reduceerstation aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een gasreduceerstation met afsluiters, bijbehorende gebouwen en bouwwerken;
b. groenvoorzieningen;
c. verkeersvoorzieningen;
d. water.
4.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 250 m2 bedragen.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 5 Leiding - Hoogspanning
5.1 Bestemmingsomschrijving
De als toegevoegde bestemming Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding; een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan.
5.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mist hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen ebzwaar bestaat; dienaangaande wordt door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betroken leidingbeheerder.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel Regels deel uitmakende van het bestemmingsplan 48 inch aardgastransportleidingen (Noord-Zuid Project Gasunie).
Vastgesteld in de raadsvergadering van .......
, voorzitter
, griffier
