6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het behoud, herstel en de versterking van de cultuurhistorische waarden;
b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarden’ en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – archeologische waarden’;
c. erven;
d. tuinen;
e. bermen;
f. toegangswegen en -paden tot de bijbehorende woning;
met de daarbijbehorende andere bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1. Gebouwen mogen niet worden gebouwd;
6.2.2. bouwhoogte van andere bouwwerken, maximaal:
a. bouwwerken met een horizontale doorsnede van
niet meer dan 0,5 x 0,5 m, 6,0 m;
b. pergola’s 2,5 m;
c. andere bouwwerken vóór (het verlengde van) de
voorgevel van het hoofdgebouw 1,0 m;
d. andere bouwwerken achter (het verlengde van) de
voorgevel van het hoofdgebouw 2,0 m.
6.2.3. de aanvrager van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid van de Woningwet dient voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 30 m² voor zover het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarden’ een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van het terrein dat gelet op de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Geen rapport hoeft te worden overlegd indien:
a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut en geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,40 m onder maaiveld;
b. reeds met archeologisch onderzoek naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
6.2.4. de aanvrager van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid van de Woningwet voor zover het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – archeologische waarden’ dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van het terrein dat gelet op de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Geen rapport hoeft te worden overleg indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut en geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,40 m onder maaiveld;
6.2.5. in het belang van de archeologische monumentenzorg kan worden bepaald dat aan de reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid van de Woningwet de volgende voorschriften worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen,of;
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeoloog.
6.3 Aanlegvergunning
6.3.1. Het is gelet op het behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende andere werken uit te voeren:
a. het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
b. het ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
c. het wijzigen van het profiel van sloten dan wel het graven of dempen daarvan;
6.3.2. Het is gelet op het behoud en de bescherming van archeologische waarden verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarden’ en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – archeologische waarden’ de volgende andere werken uit te voeren:
6.3.3. een aanlegvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 en 6.3.2 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het andere werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de betrokken waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
6.3.4. geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 en 6.3.2 is nodig:
a. voor werkzaamheden tot een maximale diepte van 40 cm;
b. voor het aanleggen van de binnen de bestemming te realiseren verkeersontsluiting;
c. voor andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
d. voor andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
e. in het geval het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarden’, indien reeds met archeologisch onderzoek naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
6.3.5. alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 6.3.2 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij een archeoloog met betrekking tot de vraag of door het verlenen van de vergunning de archeologische waarden in het gebied worden aangetast, en welke voorwaarden aan de vergunning moeten worden gesteld;
6.3.6. aan de vergunning als bedoeld in lid 6.3.2 kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden gesteld:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen,of;
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeoloog.